| |
| |
| |
Los Angeles: racisme of klassenstrijd?
Ludo Abicht
Zijn Michael Schwerner, Malcolm X, Martin Luther King en tientallen andere zwarte en blanke militanten van de burgerrechtenbeweging en onbekende inwoners van de dorpen in het Zuiden of de getto's van het Noorden tevergeefs gestorven? Tevergeefs, niet ‘gratis’, want die strijd heeft mensenlevens gekost en carrières, letterlijk ‘blood, sweat and tears’, en die tranen werden jammer genoeg niet alleen veroorzaakt door de politie-charges met mace en elektrische veeprikkels (cattle-prods). Ik denk hier in het bijzonder aan de idealistische gemengde huwelijken en de kinderen ervan, die een generatie lang tussen twee werelden kwamen te staan. Ook dat behoort tot de geschiedenis van de strijd tegen het racisme en maakt deel uit van de hoge prijs die tienduizenden Amerikanen bereid waren voor de emancipatie te betalen. En zou dat nu allemaal zinloos want zonder blijvend resultaat geweest zijn?
Alleen al het feit dat we de vraag kunnen en moeten stellen, is symptomatisch voor het klimaat in de VSA vandaag, 25 jaar na de Beweging voor de Burgerrechten en de rassenrellen in de grote steden van 1965 tot 1967. In 1966 sprak ik in Harlem, New York, met een zwarte militant (civil rights activist) die me toen zei: ‘Civil rights one can give us; but nobody can give us our human rights’. In het beste geval kunnen burgerrechten (het algemeen stemrecht voor alle Amerikaanse staatsburgers, het recht op juridische gelijkwaardigheid, het recht op een degelijk onderwijs en opleiding, het recht op een leven zonder officiële of publieke discriminatie) door een welwillende of opgeschrokken blanke meerderheid verleend worden. Het fundamentele mensenrecht op waardigheid en een zinvol bestaan, die de inhoud moeten vormen van die wettelijke gelijkberechtiging, moet men altijd veroveren, met of zonder bondgenoten buiten de eigen groep. Daar deze waardigheid geen abstracte titel is, maar concreet moet wortelen in de kans op een redelijk betaalde job en een minimale levensstandaard en, uiteraard, op het respect waarop elk mens recht heeft, kunnen we de beperktheid van de juridische overwinningen van de jaren zestig aan de realiteit van vandaag afmeten.
| |
| |
| |
The sixties: black and white together
In 1968 werd het presidentiële Kerner Report gepubliceerd, dat een balans opmaakte van de situatie van de zwarten in de Verenigde Staten en tot de weinig verrassende vaststelling kwam dat er twee naties in Noord-Amerika woonden, gescheiden en ongelijk (separate and unequal). Er werd toen niet alleen gepleit voor de afschaffing van alle vormen van segregatie of ‘color bar’, maar ook voor het tot stand komen van echte gelijkwaardigheid, ook in de gewone omgang. Niet alleen de wettelijke, maar ook de economische en de mentale ‘color bars’ moesten worden afgeschaft, voor men van echte resultaten in de emancipatiestrijd kon spreken. De opstand tegen de discriminatie groeide uit tot de Movement, de beweging die steeds meer geleid werd door een spontane coalitie van alle groepen die hun voile bestaansrecht begonnen op te eisen. Eerst was er de Zwarte Beweging voor de Burgerrechten, maar die viel op haar hoogtepunt samen met de Vredesbeweging tegen de oorlog in Vietnam en de opkomende tweede feministische beweging.
‘No Vietcong ever called me a nigger. Hell no, we won't go!’, riepen Stokeley Carmichael en de radicale jongerenvleugel van Dr. Kings organisatie (SNCC). De band tussen de Vredesbeweging en de zwarte strijd was voor alle deelnemers uit die tijd vanzelfsprekend.
‘The woman as nigger’, schreven de feministen uit de jaren zestig, en ook hier werd gepleit voor een bondgenootschap tussen de vrouwenstrijd en de zwarte beweging. Zo vonden al heel vlug de belangrijkste componenten van die Movement elkaar en kon je bijvoorbeeld blanke ecologisten (die toen nog ‘conservationists’ heetten) vinden die je heel fier een alternatieve identiteitskaart toonden waarop ze als ‘honorary black’ (ere-zwarten) vermeld stonden. Vandaag klinkt dat al vreemd en naïef, zelfs in de oren van iemand die erbij was, maar het drukt de tijdgeest uit: ‘Black and white together, we shall not be moved!’ Het is wellicht ook de vaststelling dat ze helaas toch al een paar keer opzij geduwd werden die de nieuwe segregatie van de jaren tachtig en negentig heeft aangewakkerd. Maar dat is slechts een oppervlakteverschijnsel.
Daaronder speelde zich een heel andere sociaal-economische beweging af: in de jaren zeventig, toen de Burgerrechtenbeweging de ene juridische en morele (of mediatieke?) overwinning na de andere behaalde, verhuisde de zwarte middenstand, mede als gevolg van de nieuw verworven wetten, samen met de blanke middenklasse naar de rijkere voorsteden, de suburbs. Dat wil zeggen: ze verhuisden samen, maar trokken elk in min of meer gesegregeerde secties van die randsteden in. En als je dan weet dat in de VSA de belastingsinkomsten gedeeltelijk lokaal gebruikt worden, zodat een rijke stad of wijk (b.v. Simi Valley in Californië, waar de blanke jury onlangs die politieagenten vrijsprak) veel betere diensten kan aanbieden, van onderwijs tot reinigingsdiensten en politiebewaking, dan begrijp je hoe rampzalig die uittocht van de zwarte middenklasse uit de binnensteden voor de rest van de
| |
| |
zwarten was. Het belastingsinkomen daalde drastisch en de jongeren hadden geen of weinig voorbeelden van een geslaagde zwarte carrière (role models). Behalve dan het succes van een paar entertainers en sporthelden, en vooral het tastbare voorbeeld van de drugshandelaar, de ‘million dollar man’ van de wijk, de arme halfgeletterde zwarte die het zichtbaar ver geschopt had. Tegen de evidentie van zo'n boodschap kon geen enkel pedagogisch of voorlichtingsproject het halen, met alle bekende gevolgen vandien.
| |
De situatie vandaag, voor en na de revolte in Los Angeles
Voor de zwarte middenklasse ziet het er helemaal niet zo slecht uit:
1967 |
4% van de zwarte gezinnen hadden een inkomen van 50.000 dollar en hoger |
1990 |
8% |
1967 |
12% van de zwarten leefden in de suburbs |
1990 |
25% |
1967 |
5% van de zwarten hadden een hogeschooldiploma (vergelijkbaar met A1 tot universiteit) |
1990 |
10% |
Hetzelfde geldt voor de toename van zwarte ambtenaren, politici en beoefenaars van vrije beroepen, voor zwarten in het zakenleven op alle niveaus van de firma, zelfs voor zwarten in de hogere hiërarchie van het leger en het Pentagon, zoals we waarschijnlijk gemerkt hebben tijdens de Golfoorlog.
Deze mensen stellen het goed, in ieder geval veel beter dan een kwarteeuw geleden. Nog is de mentale color bar niet helemaal verdwenen - er zijn bij voorbeeld meer gemengde huwelijken of paartjes in de lagere inkomensklasse dan hier - maar het is een modus vivendi geworden: blanken en zwarten op dit niveau respecteren elkaar, de zwarten zijn uitstekend georganiseerd om echte of vermeende discriminaties juridisch te bestrijden, maar ze leven comfortabel en geïsoleerd van zowel de blanke middenklasse als van de rest van de zwarte bevolking. Ook zij bezoeken het oude getto zo weinig mogelijk, ook zij verschuiven hun politieke loyauteit voorzichtig in de richting van de Republikeinse Partij en zijn op veel terreinen conservatief. Vaak zullen ze zich zelfs verzetten tegen de ‘affirmative action’, de wetgeving die wij iets brutaler maar waarschijnlijk correcter als ‘positieve discriminatie’ vertalen. Want zolang deze wetgeving blijft bestaan, kan een succesrijke zwarte academicus of rechter in een dispuut verweten worden, een beroepsneger te zijn, hoewel deze beschuldiging in de meeste gevallen, en dat is in wetenschappelijke onderzoeken aangetoond, totaal ongegrond is. Zij zijn de zwarten die de beroemde droom van King waargemaakt hebben. de ambassadeurs van de
| |
| |
American Way of Life in het buitenland, de meest overtuigende verdedigers van de Amerikaanse democratie en het morele recht tot interventie uit naam daarvan. In veel opzichten gelijken zij op andere succesrijke immigrantengroepen die alle redenen hebben om het systeem te danken.
Dit moest hier even gezegd worden, omdat ook dat tot het totale beeld behoort van ‘de situatie van de Amerikaanse zwarten vandaag’. Maar nu een paar cijfers over de andere drie vierden van de zwarte bevolking:
Van de kinderen in de binnensteden van de grote agglomeraties zijn er 40% ondervoed.
Er zitten veel meer jonge zwarte mannen in de gevangenissen dan aan de hogescholen.
Van alle hogeschoolstudenten zijn slechts 3,5% zwart (op 12%), terwijl 40% van de gevangenen zwart zijn.
Ongeveer de helft van de zwarte kinderen (tegen 16% van de blanken) leven in een één-oudergezin, bijna altijd met de ongehuwde of verlaten moeder.
Het percentage zwarten in het Amerikaanse beroepsleger is ongeveer tweemaal zo hoog als het aandeel van de zwarten in de totale bevolking.
De kindersterfte is bij zwarte kinderen het dubbele van dat van de rest van het land (18 tegenover 8,9%).
Het gemiddelde inkomen van de zwarte gezinnen is ongeveer de helft van het nationale gemiddelde.
De werkloosheid ligt bij de zwarten 2,5 maal hoger.
Met een beetje lectuur in sociologische publikaties kan men die lijst waarschijnlijk nog verdriedubbelen, maar ik vermoed dat het reeds duidelijk is dat de situatie dramatisch is. Of gebleven is, tegen de hoopvolle verwachtingen van het begin van de jaren zeventig in.
Over de oorzaken van de malaise bestaan vele hardnekkige mythes, die des te taaier zijn, naarmate de toestand niet verbetert. In een recent onderzoek over de situatie antwoordde een grote meerderheid van de blanken dat ‘de zwarten lui zijn, dommer en minder politiek verantwoordelijk’ dan de blanken. En 30% van de ondervraagde zwarten is ervan overtuigd dat AIDS ‘een blanke uitvinding is om de zwarte bevolking uit te moorden’. Dergelijke verklaringen zijn wetenschappelijk waardeloos, maar dat betekent niet dat de politici er geen rekening mee houden, om nog te zwijgen over demagogen als David Duke en diens geestesgenoten.
Wat kunnen we echter uit de statistieken leren?
In 1980: nog 47,2 miljard dollar als federale (= nationale) hulp aan de grote steden.
| |
| |
In 1990: slechts 21,7 miljard dollar, zonder rekening te houden met de inflatie.
Gevolg: de steden, die steeds minder eigen inkomsten hebben (de vlucht van de middenstand én van steeds meer kantoren en bedrijven uit de binnensteden naar de voorsteden) kunnen de problemen steeds minder aan. Sinds 1988, na Reagan en Bush, zijn er twee miljoen (2.000.000) meer Amerikaanse burgers onder de armoedegrens gezakt; daarenboven is de armoede voor de anderen ook harder geworden, met andere woorden: de behoeften worden steeds groter en er worden steeds minder middelen vrijgemaakt (vgl. de toespraak van gouverneur Mario Cuomo op de betoging van midden mei 1992: waar halen jullie het geld voor de Golfoorlog, de ruimtevaart, de schulden aan de frauduleuze S&L, Savings and Loans instellingen?)
In 1980: 12,8 miljard dollar voor federale herscholingsprogramma's.
In 1990: meer dan gehalveerd tot 5,6 miljard, juist nu er een steeds grotere behoefte ontstaat aan dergelijke programma's en steeds meer mensen gedwongen worden te kiezen tussen de onderbetaalde en/of deeltijdse MacJobs (zie MacDonald) waar geen gezin van kan leven en de al even onvoldoende en vernederende ‘welfare’ programma's, waarbij geen spaander heel wordt gelaten van je privacy en je menselijke waardigheid.
Eén voorbeeld van de vicieuse cirkel waarin veel zwarten en andere armen zich opgesloten voelen: omdat de gemakkelijkste manier om steungeld te krijgen de ADC (Aid to Dependent Children) is, die meestal naar de moeders gaat. is het voordeliger om bijvoorbeeld niet te trouwen. Nu al noemt men in het getto de dag waarop de bijstandscheque wordt uitbetaald en de verdwenen echtgenoot en zonen opduiken ‘mother's day’, de moderne Amerikaanse versie van een maandelijkse ‘moederkensdag’.
| |
Van sub-urb naar edge city (van voorstad naar randstad)
Het succesverhaal van de zwarte middenstand laat zien dat het hier om meer en iets anders gaat dan racisme of rassendiscriminatie. We kunnen de huidige situatie moeilijk begrijpen zonder inzicht in de financiële en sociaal-economische verschuivingen die in de VSA hebben plaatsgevonden, en ook niet zonder informatie over de suburbanization (voorstedelijking) die al sinds de jaren vijftig aan de gang is en nog steeds doorgaat.
Na de Tweede Wereldoorlog werden terugkerende blanke oorlogsveteranen beloond met moderne huizen in nieuwe, rustige wijken buiten de stad, de zogenaamde suburbs, die op hun beurt de uitbouw van een reusachtig wegennet en de triomftocht van de auto als hét transportmiddel bij uitstek bevorder- | |
| |
den: ‘What's good for General Motors is good for America’, zoals de slogan doodernstig luidde. In de jaren zestig en zeventig, tijdens de periode van de grote beweging voor de burgerrechten, trokken steeds meer blanke en later ook zwarte middenstanders naar die suburbs, waar ze in de shopping centra en ‘malls’ een nieuwe gemeenschapskern vonden, waar consumptie, ontspanning (bioscopen), godsdienst (kerken en kapellen), begrafenisondernemingen, advocatenkantoren, liefdadigheidsacties en schoonheidswedstrijden in alle normale behoeften en in de juiste temperatuur door elkaar floreerden en nog steeds bloeien. In de jaren tachtig verhuisden ook de kantoren en kleine, nette bedrijven naar die suburbs, waar nu langzamerhand werk, woning en ontspanning geconcentreerd werden. Eén cijfer: tussen vandaag en het jaar 2010 voorziet men in de regio van Chicago een groei van de binnenstedelijke bevolking van hooguit 6%, tegen 120% voor de suburbs. In steeds meer streken spreekt men niet langer van sub-urbs, voor-steden van een of andere grote stad, maar van edge cities of totaal autonome randsteden.
Deze demografische en financiële verschuiving werd voor het eerst bewust in de verkiezingscampagne ingebouwd door Richard Nixon, die in 1968, na de rassenrellen van de voorbije jaren, het presidentschap won door speciaal op die voorstadskiezers een beroep te doen. Toen woonden er zo'n 36% van de kiezers in de voorsteden. Vandaag zijn dat er reeds meer dan 50% Dat heeft een directe weerslag op de verkiezingsplatformen: welke politicus kan het zich nu nog permitteren om met een programma voor de dag te komen waarin meer geld beloofd wordt aan de binnensteden, waar bijna alleen nog de armen wonen? Het is dus geen toeval, dat er steeds minder nationale fondsen worden vrijgemaakt voor de binnensteden, alle vrome verklaringen ten spijt.
| |
1492-1992: Naar een nieuwe Indiaanse tragedie?
Het valt op dat de meeste Amerikaanse commentatoren het erover eens zijn dat er hier veel minder sprake is van zuiver racisme, ook al blijft dit een rol spelen, dan van een toenemende klassenstrijd tussen een meerderheid van haves en een bedreigde en bedreigende minderheid van have-nots.
Het gaat hier echter niet meer om een klassieke klassenstrijd in de marxistische betekenis van die term, waarin de arbeid het gevecht over de meerwaarde aangaat met het kapitaal. Vandaag gaat het veeleer om een opstand van het Lumpenproletariat (van elke huidskleur, maar dan toch overwegend zwart en bruin) tegen de rest (eveneens van elke huidskleur, zij het met mate). De wetenschappers en de opiniemakers wijzen een genetische oorzaak voor de zwarte achterstand van de hand, maar dat belet niet dat bepaalde demagogen daar nog volop gebruik van kunnen maken, zoals bleek uit de eerder aangehaalde enquêteresultaten. Burgerlijke publikaties als Newsweek en andere onverdacht Amerikaans-kapitalistische tijdschriften gebruiken steeds meer
| |
| |
analyseschema's die uit oude en vergeten linkse blaadjes lijken te zijn overgenomen en beklemtonen de historische en materialistische aspecten van het probleem. Dat kan een magere intellectuele genoegdoening zijn, maar meer is het voorlopig niet, want tussen theorie en praktijk staan hier enorme belangen in de weg, en de ontwikkelingen in Oost-Europa maken ‘het socialisme’ minder dan ooit een aantrekkelijk alternatief.
Deze commentatoren zijn het er ook over eens dat het onzin is de schuld van de ellende in de schoenen te schuiven van de ongehuwde moeders met hun vele van bij stand levende, ongemotiveerde kinderen. Ze weten dat deze situatie eerder een gevolg is van de malaise dan een oorzaak. Ook hierin denken ze niet moralistisch, maar eerder sociaal-economisch en politiek.
Ook het nieuwe zwarte separatisme, dat aan de universiteiten en in bepaalde organisaties trekken vertoont die ons aan de lelijkste periodes van de blanke segregatie herinneren. wordt zowel door zwarte als blanke sociologen en politicologen als een valse oplossing afgewezen, alsof de Amerikaanse zwarten zich nu nog uit die vierhonderd jaar geschiedenis van de VSA zouden kunnen losmaken.
Vandaar dat de oplossing, tenminste op papier, voor de hand ligt: er moet ontzaglijk veel geld voor sociale en opvoedingsprogramma's worden vrijgemaakt, de renovatie van de steden moet zich niet richten op de culturele behoeften van een hogere middenstand, die de gevaarlijke armen uit de gerenoveerde en onbetaalbaar geworden wijken verdringt. Met andere woorden: de VSA zullen een hoge prijs moeten betalen om de totale chaos van de steden te voorkomen of terug te dringen. Als men daartoe niet bereid is. dan worden die binnensteden in feite reservaten waar geen zinnig mens nog een voet binnenzet, net zoals de meeste blanke Amerikanen op vakantie zedig buiten de Indiaanse reservaten blijven en genoegen nemen met de hun aangeboden en aan hun toeristische wensen aangepaste folklore, waarbij Indiaanse opperhoofden op zomeravonden op het besproeide gazon voor het motel een religieuze dans komen uitvoeren en daarna voor foto's en geld poseren. En die arme zwarten die met zo'n lot niet gelukkig zouden zijn en zonodig in opstand willen komen. kunnen door strengere wetten en meer politie binnen het reservaat worden gehouden. Dat is technisch haalbaar en op korte termijn minder kostelijk dan de eerst voorgestelde oplossing en met de Indianen is het grotendeels gelukt.
Zolang het regime, dat onder een enorme schuldenlast gebukt gaat en zijn leidende rol in de hele wereld, van Vladivostok tot Dar-Es-Salaam en straks tot Havana wil blijven spelen, weigert zichzelf te hervormen, ziet het er slecht uit. Niet zozeer voor de ‘zwarten’ (of de Mexicaans-Amerikanen) op zich, maar voor alien die uit de economische boot vallen, in een land waar de teloorgang van de traditionele industrie in het Noord-Oosten hand in hand gaat met een toenemende stagnatie van de nieuwe industrie van de Sunbelt in het Zuid-Westen (elektronica en genetic engineering).
| |
| |
| |
Ziet de toekomst er bleek (blank) uit?
Nog in 1976-77 zou men een dergelijke analyse kunnen afsluiten met een verwijzing naar aan de gang zijnde positieve veranderingen. Dat kunnen we ons vandaag helaas niet meer permitteren. Voor de armen in de VSA berust de bescheiden hoop op het inzicht van verlichte opiniemakers en enkele moedige politici die inzien dat de VSA zich geen tweede Indiaanse tragedie kan veroorloven zonder daar op langere termijn zelf aan kapot te gaan.
Voor ons in Europa is het belangrijk, de parallellen te zien tussen de angst van de Amerikaanse meerderheid voor de onrust in de getto's en die van onze autochtonen - wij dus ook - voor de opstand der fanatieke migrantenhorden. Het komt er dus op aan, een juiste weg te vinden tussen de idiote idealisering van de zwarte gettobewoners als onschuldige slachtoffers van ‘het racisme’ en de cynische, misdadige hopeloosheid die ons tot medeplichtigen maakt. Ook wij hebben behoefte aan harde, soms pijnlijke analyses van de situatie, aan een totaalbeeld waarin we rekening houden met alle factoren die ons in deze situatie hebben doen belanden en aan economische, demografische en politieke argumenten in plaats van moralistische aanklachten aan het adres van ieder die met ons van mening verschilt. En vooral, of het nu gaat om de VSA of Europa, het volstaat niet deze vorm van lange-termijn-denken te ontwikkelen, als we niet naar middelen gaan zoeken om dit inzicht ook efficient te propageren.
|
|