| |
| |
| |
Agathotopie's derde economische weg
James E. Meade
De bewoners van Agathotopië (een plaats waar het goed leven is) beweren een economie te hebben ontworpen die de goede eigenschappen van socialisme en kapitalisme verenigt. Wat kunnen we van hen leren?
Wil men in een vrije samenleving, waar concurrentie mogelijk is, een behoorlijk produktieapparaat creëren, dan zal dit beter gelukken met een markt met vrije prijsvorming dan met een gecentraliseerde planning en controle.
Maar een concurrerende particuliere instelling hoeft niet noodzakelijk een kapitalistische onderneming te zijn, met kapitaalbezitters die: (1) werkkrachten inhuren tegen een vast loon en een eventueel winstaandeel, (2) zelf het bedrijf leiden of daarvoor managers aanstellen. Een alternatieve aanpak is de coöperatieve vereniging, eigendom van de arbeiders die het bedrijf leiden en kapitaal aantrekken. De Agathotopiërs hebben een eigen vorm ontwikkeld: een arbeids- en kapitaalvennootschap waarin de arbeiders en de eigenaars van het risicodragend kapitaal samen, als vennoten, het bedrijf leiden. De geldschieters hebben kapitaalaandelen in de zaak, zoiets als de gebruikelijke aandelen in een naamloze vennootschap. De arbeiders hebben arbeidsaandelen die recht geven op hetzelfde dividend als de kapitaalaandelen maar die op naam zijn van de individuele arbeidende vennoot en die vervallen wanneer hij/zij uit de vennootschap treedt.
Telkens als een deel van het bedrijfsresultaat niet als dividend wordt uitbetaald, maar dient voor de uitbouw van het bedrijf, worden voor een zelfde bedrag kapitaalaandelen toegekend aan al wie reeds arbeidsaandelen of kapitaalaandelen bezit. Deze afspraken binnen de vennootschap reduceren in belangrijke mate de wrijvingspunten tussen arbeiders en geldschieters: iedere beslissing die de ene groep meer dividend bezorgt, verschaft automatisch ook meer dividend aan de andere groep.
| |
| |
| |
I
Zo'n structuur van samenwerking binnen een concurrerend particulier bedrijf roept vragen op in verband met drie echt fundamentele zaken:
- risico dragen;
- het inkomen verdelen;
- zorgen voor een stabiele, hoge graad van tewerkstelling (volledige tewerkstelling).
Risico dragen. In door arbeiders bestuurde coöperatieven, in arbeids- en kapitaalvennootschappen en in kapitalistische ondernemingen waar iedereen deelt in de winst, moeten de werknemers het risico dragen van een gedeelte of het geheel van het bedrijf. Als zij willen inspraak hebben in de besluitvorming, zullen ze noodgedwongen hun deel moeten dragen van de gevolgen van de beslissingen en bovendien (in een of ander van deze bedrijfsstructuren) ook het risico dragen dat een beslissing faliekant uitkomt. In de arbeids- en kapitaalvennootschappen van Agathotopë delen zij zo met de eigenaars van het kapitaal het risico van schommelingen in het dividend dat uitgekeerd wordt op hun aandelen. Maar om een heel eenvoudige reden zijn de eigenaars van het kapitaal, die hun aandelen en dus ook hun risico kunnen spreiden over een groot aantal bedrijven, beter beveiligd dan de werknemers, die hun hele inkomen betrekken uit één enkel bedrijf. Is er minder vraag naar een produkt, dan zal in een arbeids- en kapitaalvennootschap, in een arbeiderscoöperatieve of in een maatschappij met winstdeling het inkomen van de werknemers dalen, maar in een kapitalistische onderneming met constant loon zou de tewerkstelling teruglopen. Voor de werknemer is nu dus wel het risico van loonderving groter, maar het risico van werkloosheid is kleiner. Niettemin blijft het de vraag of werknemers bereid zullen zijn - en of ze wel moeten worden aangespoord om - een schommelend dividend te verkiezen boven een constant arbeidsloon, tenzij dit loon kan samengaan met een constant gewaarborgd inkomen uit een andere bron.
De verdeling van het inkomen. Hoe het inkomen te verdelen over werknemers en kapitaal is een vraag die rijst in ieder produktiesysteem met vrije concurrentie in een vrije markt.
Er zijn bepaalde basiswetten van de markt die in ieder systeem van vrije concurrentie mee bepalen hoeveel van de opbrengst naar de werknemers zal gaan en hoeveel naar het kapitaal. En die zijn:
- of de consumenten veel of weinig willen spenderen aan produkten die veel arbeid vereisen in verhouding tot het ingebrachte kapitaal;
- of technologische vernieuwingen arbeidbesparend dan wel kapitaalbesparend werken;
of er veel of weinig aanbod is van arbeid in verhouding tot het aanbod van kapitaal.
| |
| |
Is er een grote vraag naar goederen waarvan de produktie veel kapitaal vraagt en weinig arbeid, besparen de technische methodes eerder arbeid dan kapitaal, is er veel arbeid beschikbaar bij een beperkt aanbod van kapitaal, dan zal allicht het arbeidsloon laag zijn en het inkomen uit geïnvesteerd kapitaal hoog. Dit geldt in een markt met vrije concurrentie zowel voor arbeiderscoperatieven en arbeids- en kapitaalvennootschappen als voor kapitalistische ondernemingen. Zo zouden er b.v. in arbeids- en kapitaalvennootschappen veel kapitaalaandelen nodig zijn om een gedeelte van het beperkte vrije kapitaal aan te trekken voor een van de vele concurrerende kapitaalintensieve activiteiten tegenover relatief weinig arbeidsaandelen om enkele van de vele werkloze arbeiders te vinden voor het beperkt aantal arbeidsplaatsen. In arbeids- en kapitaalvennootschappen, arbeiderscoöperatieven of projecten met winstdeling delen de werknemers in de uitzonderlijke winsten als hun bedrijf bijzonder goed rendeert, maar de verhouding waarin de verdeling gebeurt zal toch afhangen van de verhouding van vraag en aanbod van arbeid en kapitaal. In de situatie die wij nu beleven (hoge werkloosheid en veel technische vernieuwingen die gericht zijn op het vervangen van arbeid door kapitaalgoederen) kan, bij gewaarborgd concurrentievermogen, volledige tewerkstelling leiden tot een groter deel van het inkomen dat naar de kapitaalbezitters toevloeit.
Volledige tewerkstelling in stand houden. Het probleem van de volledige tewerkstelling is dus in wezen het spiegelbeeld van het probleem van de verdeling van het inkomen over arbeiders en kapitaal. Als het reële loon of een ander inkomen uit arbeid hoog blijft, zal er geen herverdeling ten gunste van het kapitaal gebeuren, maar het aanwerven van werknemers zal toch afnemen, de produktie zal teruglopen en er zal geen volledige tewerkstelling bereikt worden.
| |
II
Noodzakelijke veranderingen in de economische regels. De ervaring van Agathotopië wijst uit dat er in de economische spelregels twee veranderingen tegelijk doorgevoerd moeten worden, wil men iets bereiken in het tweelingprobleem van de verdeling van het inkomen en de volledige tewerkstelling.
Een eerste verandering: bij het bepalen van de kostprijs van het kapitaal en van het niveau van de lonen en andere vergoedingen moet men er voortaan een gewoonte van maken flexibiliteit na te streven, en wel neerwaarts, om de tewerkstelling veilig te stellen. Ten tweede: er moet een aantal voorzieningen zijn, ruimer dan de afzonderlijke ondernemingen, om de werknemers een constant inkomen te verzekeren bovenop hun arbeidsloon. Dit moet enerzijds een lager arbeidsloon aanvullen en anderzijds de onzekerheid opvangen bij het invoeren van meer riskante, onzekere vormen van inkomen uit arbeid.
| |
| |
De behoefte aan flexibele lonen en prijzen. In Agathotopië zijn veel arbeidsen kapitaalvennootschappen. Maar in een aantal gevallen is dit niet de geschikte vorm van onderneming en dan zijn er particuliere of openbare bedrijven met vaste lonen. Voor alle vormen nu hebben de Agathotopiërs een uitgebreid stelsel voorschriften en gebruiken om de vorming van monopolies te voorkomen, de concurrentiekracht te bevorderen en - waar een monopolie niet te vermijden is - de prijzen en andere lasten in de hand te houden. Deze regels gelden net zo goed voor de arbeidsmarkt als voor andere activiteiten. Zo zijn er strikte grenzen gesteld aan de monopoliepositie van vakbonden en andere werknemersorganisaties.
Particuliere en openbare ondernemingen met vaste lonen zijn verplicht in loondisputen een voorgeschreven procedure van arbitrage te volgen; de scheidsrechters moeten dan de weddeschalen zo bepalen dat de tewerkstelling bevorderd wordt. Er is ook een belasting voorzien wanneer in een onderneming het gemiddelde loon vlugger groeit dan een voorgeschreven maximum groeiritme toelaat.
Zij beseffen ook dat in arbeids- en kapitaalvennootschappen het bereiken van volledige tewerkstelling bemoeilijkt wordt door de deelname van de arbeiders aan de besluitvorming. In bedrijven met constante lonen willen de eigenaars zoveel mogelijk hun totale inkomen opdrijven: zij zullen meer arbeiders in dienst nemen tegen een afgesproken constant loon als dit het eindresultaat opvoert. Arbeiders daarentegen die delen in de winst zullen bijkomende werknemers weren zogauw dit een bedreiging vormt, niet voor de globale winst, maar voor de winst per hoofd. Het aantal hoofden beperken zal voor hen even belangrijk zijn als de groei van de globale winst. Zo zal in een arbeids- en kapitaalvennootschap of een arbeiderscoöperatieve die winst boekt, de tewerkstelling moeilijker kunnen aangroeien dan in een succesvol kapitalistisch bedrijf met constante lonen.
Om dit negatieve effect te keren, voerden de Agathotopiërs de regel in dat een extra-winst van een arbeids- en kapitaalvennootschap niet hoeft gedeeld te worden met vennoten die achteraf toegetreden zijn. Die krijgen een aantal nieuw uitgegeven aandelen, voldoende om het toetreden voor hen aantrekkelijk te maken, maar niet noodzakelijk evenveel als de andere arbeiders-vennoten al bezitten. Zo zal in een uitzonderlijk winstgevende vennootschap de bonus die andere vennoten genieten in de vorm van een hoger dividend niet noodzakelijk verdund worden door even veel aandelen te geven aan nieuwkomers. Hiermee past men dan wel niet langer de oude regel ‘gelijk loon voor gelijk werk’ toe voor oude en nieuwe werknemers. Op die manier leidt het principe van discriminatie tot een hoge graad van tewerkstelling binnen een gegeven vennootschap; en het principe van ongelijk dividend uit werknemersaandelen zorgt voor een stabiele graad van tewerkstelling, omdat de onmiddellijke weerslag van een verminderde vraag naar de produkten van
| |
| |
de onderneming een lager dividend is uit de werknemersaandelen in de plaats van het ontslag van werknemers met een constant loon.
Zo slaagden de Agathotopiërs erin de volledige tewerkstelling te waarborgen zonder inflatie in hun markteconomie met vrije concurrentie. Dit bereikten ze door het combineren van twee factoren:
1. Zij hebben een zeer doeltreffend stelsel van financiële regels ingevoerd (monetair en fiscaal) om een ononderbroken maar gematigde groei te verzekeren van de totale geldmassa die op het eiland besteed wordt aan de produktie van goederen en diensten, zonder inflatoire of deflatoire schokken.
2. Wanneer deze gestage groei van de vraag naar arbeidsprodukten verzekerd is, vertrouwen zij verder op hun voorschriften tegen de monopolievorming, op hun prijzencontrole, hun arbitrageprocedures, hun anti-inflatiebelasting en vooral het discriminatieprincipe in hun vennootschappen om te bereiken dat de groeiende vraag zoveel mogelijk de produktie en de tewerkstelling bevordert en niet leidt tot galopperende kapitaal- en loonkosten.
Dit gaat zo in zijn werk. Neem een moment van lage tewerkstelling, beperkte produktie en opgejaagde prijzen vanwege de schaarste aan goederen. Door het discriminatieprincipe wil iedere vennootschap meer arbeidende vennoten aantrekken zolang er werklozen willen toetreden tegen een vergoeding die niet hoger is dan wat het bedrijf kan verdienen met de produkten die de bijkomende arbeidende vennoot aanmaakt. De particuliere concurrerende vennootschappen zullen groeien, de produktie zal toenemen en de prijzen zullen dalen.
De behoefte aan een gewaarborgd basisinkomen. De Agathotopiërs hebben met succes schikkingen getroffen voor de nodige flexibiliteit in de lonen en andere vormen van inkomen. Zij vinden dit veruit hun moeilijkste hervorming; die zou, naar zij zeggen, niet mogelijk zijn geweest zonder doeltreffende maatregelen om de werknemers bovenop hun inkomen uit arbeid nog een inkomen uit een andere bron te waarborgen. Dit alternatieve inkomen moest zorgen voor een betere verdeling van de inkomens. Het kon ook grotendeels het risico opvangen voor werkende vennoten omdat het een volledig risicovrij inkomen was. En ten slotte: het moest maken dat de arbeiders niet uitsluitend van hun loon moesten rondkomen; anders zouden ze nooit flexibele loonschalen aanvaarden, noodzakelijke voorwaarde om een volledige tewerkstelling te bereiken en te behouden. De Agathotopiërs geven toe dat de uitbetaling van een gewaarborgd constant inkomen uit een andere bron dan betaalde arbeid soms de burger in de verleiding brengt niet te werken en uitsluitend van dit inkomen te leven. Zij vinden dit risico aanvaardbaar om volgende vier redenen:
1. Zij hebben het basisbedrag van dit gewaarborgd inkomen laag genoeg gesteld opdat niet velen verleid worden tot zo'n nietsdoen.
| |
| |
2. De uitbetaling van dit gewaarborgd inkomen is pas gebeurd vanaf het ogenblik dat de maatregelen om flexibele loonschalen in te voeren effectief de vraag naar arbeid opdreven. De resulterende terugloop van de onvrijwillige werkloosheid vinden ze opwegen tegen de toename van gekozen nietsdoen.
3. De uitbetaling van het gewaarborgd inkomen werd niet, zoals de vroegere uitbetaling van werklozensteun opgeschort wanneer de burger werk vond. In de nieuwe voorziening zal de burger dus altijd wel enigszins aangespoord worden om werk te zoeken, hoe klein de bijkomende verdienste ook mag zijn.
4. De Agathotopiërs zijn overigens immuun voor het ongebreidelde verlangen naar onbegrensde groei en onnodig consumeren. Zij willen desnoods een verlaging van het totale nationale inkomen aanvaarden als prijs voor een betere verdeling ervan.
| |
III
De noodzakelijke fiscale maatregelen. Er zijn eigenlijk drie manieren om iedere burger een inkomen te waarborgen dat niet gekoppeld is aan een loonschaal en aan de risico's van tewerkstelling.
Een eerste methode is: maatregelen te treffen opdat altijd een groot aantal burgers veel kapitaalgoederen bezitten. Dan kan iedereen beschikken over een stuk inkomen uit huur, rente of dividenden. Hij kan, om het risico van dit gedeelte van zijn inkomen te beperken, zijn vermogen spreiden over een groot aantal niet van elkaar afhankelijke bronnen. Als dan uiteindelijk het kapitaalbezit zo algemeen verspreid is over de burgers als de kans om een loon te verdienen, zal de verschuiving van het nationaal inkomen van arbeidsloon naar inkomen uit kapitaal geen nadelige weerslag hebben op de verdeling. Wat de burger zou verliezen op de schommels van het loon, zou hij/zij winnen in de draaimolen van de rente.
Een tweede methode is: de bestaande vergoedingen aan bepaalde groepen (b.v. werklozen, zieken, enz.) vervangen door één enkel basisinkomen voor iedere burger, rechtstreeks te putten uit de algemene belastinginkomsten van het land.
Een derde methode is: maken dat de staat zelf op een of andere manier eigenaar wordt van een groot deel van 's lands kapitaalgoederen, zodat hij de huur, rente, dividenden uit die goederen kan verdelen in de vorm van een gelijk sociaal dividend voor iedere burger.
De Agathotopiërs gebruiken de drie methodes.
1. Alle burgers bezitten kapitaal. De maatregelen die zij getroffen hebben opdat het kapitaal meer gespreid en gelijk verdeeld zou zijn en blijven, raakt nauwelijks aan de vrijheid van onderneming. Alle spaartegoeden zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting, er is een matige jaarlijkse heffing op grote
| |
| |
vermogens en een zware heffing op alle overdrachten van bezit boven een bepaalde grens, hetzij als schenking onder levenden, hetzij als legaat bij overlijden. Dit stelt niet bemiddelde burgers in staat een spaarpot aan te leggen die niet belast wordt; ondernemers buiten de openbare sector kunnen hun vermogen investeren en hun spaarcenten terugpompen in hun bedrijf zonder veel belastingdruk. De zware heffing op de overdracht van grote vermogens is wel een rem op de concentraties van vermogen in één hand.
2. De rol van de belastingen. De Agathotopiërs geven aan alle burgers een belastingvrije basistoelage. Veel sociale vergoedingen zijn hierdoor overbodig en de uitgaven hiervoor zijn vervallen. Ook zijn alle persoonlijke vrijstellingen van belasting afgeschaft, behalve die op de spaarrente; buiten het basisinkomen zijn alle vormen van inkomen belast; er wordt b.v. een geraamd bedrag aan het belastbaar inkomen toegevoegd voor alle onroerend bezit, met inbegrip van het huis dat de eigenaar zelf bewoont. Ontduiken van belasting is voor de Agathotopiërs een heel ernstig vergrijp en zij getroosten zich grote inspanningen om het tot een minimum te beperken. Maar het uitbetalen van een behoorlijke basistoelage bleek toch een schromelijk dure zaak te zijn, zelfs na het invoeren van al deze tegenmaatregelen.
Er zou een onaanvaardbaar hoge belasting op het inkomen (buiten de spaarrente) nodig geweest zijn als geen andere bronnen waren aangesproken. Onlangs is de budgettaire druk fel afgenomen vanwege de betere betrekkingen met de buurlanden. De uitgaven voor defensie konden flink dalen. Dit ‘vredesdividend’ was heel welkom om de basistoelage tot een redelijker niveau op te trekken.
Ook is onlangs de herkomst van een deel van de rijksmiddelen veranderd omdat de milieuvervuiling die het gevolg is van de moderne produktiemethoden, werd aangepakt. Er is een commissie aangesteld om te rapporteren over het probleem en omstandig te beschrijven waar en wanneer de sociale milieukosten van de activiteiten niet zijn doorgerekend als componenten van de marktprijs van de produkten. Volgende punten werden vermeld: de luchtvervuiling door het gebruik van fossiele brandstof; overbelasting van de wegen door ze gratis ter beschikking te stellen voor het verkeer en voor het parkeren van wagens; het lozen van afval in de rivieren; het gebruik van meststoffen die indirect de watervoorziening belasten; enz. De Agathotopiërs hebben zoveel mogelijk consequent de vervuiler laten betalen. Daarvoor pasten ze drie regels toe: (1) beter de vervuiling bestrijden met een belasting dan met een reglementering die niets opbrengt aan het rijk; (2) beter de vervuiler laten betalen dan het niet vervuilend alternatief betoelagen (dus de privé wagen belasten i.p.v. het openbaar vervoer te subsidiëren om de wegen te ontlasten); (3) waar een bepaald volume vervuiling onvermijdelijk is, beter de vergunningen bij opbod verkopen dan ze gratis te verlenen volgens een of andere norm. De rijksmiddelen zijn hier wel bij gevaren,
| |
| |
ook al zijn de nieuwe inkomsten geen netto winst: als je belasting int op de vervuiling die veroorzaakt is door een bepaalde activiteit, dalen de andere belastingen op die activiteit. Bovendien moest het bedrag van de basistoelage opgetrokken worden om de ongewenste weerslag op de inkomensverdeling op te vangen. Er was namelijk een prijsstijging voor een aantal recent belaste goederen en diensten van het soort dat onontbeerlijk is voor een behoorlijke levensstandaard. Toch was er uiteindelijk een fors netto resultaat voor de fiscus.
Een belasting op de vervuiling (met de gewenste sociale stimulans die daaruit volgde) i.p.v. andere nieuwe belastingen (met de ongewenste ontmoediging voor arbeid en onderneming als gevolg) maakte het mogelijk de reële basistoelage op een goed niveau te handhaven tegen beduidend lagere sociale kosten.
De Agathotopiërs putten ook flink wat rijksmiddelen uit een belasting op dure commerciële reclame. Niet iedereen op het eiland vindt dit goed. De voorstanders achten dergelijke reclame een verspilling en een vervuiling: een verspilling omdat A geld uitgeeft om B klanten af te snoepen en B geld uitgeeft om die van A te werven, en geen van beiden daar veel profijt uit haalt; een vervuiling omdat het mensen aanzet tot ongewenst gedrag: spullen wegwerpen om er zich nieuwe aan te schaffen, goederen en diensten kopen waar niet echt behoefte aan is, met als resultaat een groter verbruik van hulpbronnen die van de gemeenschap zijn.
Nog een andere belasting gebruiken de Agathotopiërs om een behoorlijke basistoelage te financieren, een bijzondere heffing op de laagste schijf van wat iedereen naast de basistoelage verdient. Dit is eigenlijk een heffing waarmee een deel van de basistoelage teruggevorderd wordt naarmate het andere inkomen van een burger stijgt, een heffing die bovenop de gewone belasting op het inkomen komt.
Zo werd de basistoelage in Agathotopië tot iets dat het midden houdt tussen een volledig voorwaardelijke sociale toelage en een waar geen voorwaarden aan verbonden zijn. Volstrekt voorwaardelijk is de toelage die in haar totaliteit uitbetaald wordt aan een burger die geen ander inkomen heeft, maar frank voor frank gereduceerd wordt naarmate zijn ander inkomen groeit. Dit is de zuinigste manier om iedereen een gewaarborgd minimaal inkomen te bezorgen. De toelage wordt alleen uitgekeerd tot een bepaald peil van inkomen bereikt is. Maar met het bekende gevolg dat de genieter niet verlangt iets bij te verdienen omdat dit zal worden afgetrokken van de sociale toelage.
Een sociale toelage zonder enige voorwaarde heeft dit demotiverende effect niet: de belastingvrije sociale toelage blijft altijd even groot. Maar zij kost verschrikkelijk veel omdat iedereen ze ontvangt, hoe rijk hij ook is. De Agathotopische basistoelage houdt het midden tussen deze extremen. Iedere burger, rijk of arm, ontvangt hetzelfde belastingvrije bedrag, maar de bijzon- | |
| |
dere heffing op de eerste schijf van alle andere inkomen staat gelijk met een terugvordering van een deel van de basistoelage, niet frank voor frank, maar b.v. één frank voor iedere bijverdiende twee frank. De bijzondere heffing zal misschien de motivatie om meer te verdienen verzwakken, maar niet verstikken. Zij zal wel de kosten van de basistoelage enorm drukken.
Een nationaal vermogen: averechtse nationalisatie. Er is tenslotte nog de meest radicale manier waarop de Agathotopiërs fondsen vergaard hebben voor een basistoelage. Agathotopië heeft geen rijksschuld, integendeel: het beschikt over een rijkskapitaal dat ongeveer 50% bedraagt van de totale activa van het land. De regering bestuurt niet zelf de producerende bedrijven waar deze activa in geïnvesteerd zijn. Zij belegt alleen maar het kapitaal op de beurs in de vorm van aandelen in particuliere concurrerende beleggingstrusts en andere financiële instellingen. Zo is het vermogen van het rijk vermengd met het spaargeld van de particuliere economische sector in producerende bedrijven die werken in een systeem van vrije concurrentie.
Het is deze aanpak die wel eens averechtse nationalisatie genoemd wordt. Bij de nationalisaties zoals ze b.v. door de socialistische regering in Groot-Brittannië doorgevoerd zijn na Wereldoorlog II, nam de staat de eigendom en het centrale bestuur over van de staalindustrie, de spoorwegen, de elektriciteitsbedrijven, de koolmijnen, enz. Maar de staat betaalde aan de vroegere eigenaars een volledige schadeloosstelling uit en kon dan ook de winsten die uit deze bedrijven kwamen niet vrij voor eigen gebruik aanwenden: hij moest er eerst de interest mee betalen op de leningen die hij moest uitschrijven om de schadeloosstelling te kunnen uitkeren. Zo werd de staat wel eigenaar en beheerder, maar zonder het voordeel van een verhoogd inkomen. In de Agathotopische werkwijze verwerft de staat alle voordelen van een inkomen uit een gegeven vermogen, zonder enige verantwoordelijkheid verschuldigd te zijn voor het beheer van de bedrijven dat gevoerd wordt door de particuliere sector.
Wat de Agathotopische staat zo verwerft van de winsten na belasting wordt gebruikt om de basistoelage voor alle burgers te financieren. Dit staatsinkomen heeft, toen het eenmaal ingevoerd was, niet demotiverend gewerkt. De opbrengst komt rechtstreeks bij de rijksmiddelen terecht en veronderstelt geen enkele heffing op iemands inkomen of uitgaven; en aangezien de overdracht van kapitaal ten gunste van de staat niet te ver doorgedreven wordt, is hij best te verzoenen met een blijvend beheer door de particuliere concurrenten. Er zijn voldoende fondsen in particuliere handen gebleven voor de efficiënte werking van een vrije concurrerende kapitaalmarkt.
Hoe bereikten de Agathotopiërs toch deze paradijselijke toestand van een staat met een nationaal vermogen i.p.v. een nationale schuld? Een waardevolle, zij het beperkte bijdrage kwam van de bedrijven die de staat bezat en
| |
| |
beheerde en die niet zo veel opbrachten als ze zouden gedaan hebben als particuliere concurrerende bedrijven, gespitst op maximale winst. Het was een goede zaak voor de staat toen hij ze verkocht aan particuliere ondernemers tegen het hoogste bod; met de opbrengst werd een deel van de staatsschuld afgelost en er werd zo meer rente uitgespaard dan er vroeger winst was gemaakt in die bedrijven. Natuurlijk was de verkoop van die bedrijven maar een goede zaak omdat de opbrengst besteed werd aan het delgen van een deel van de rijksschuld. Was ze gebruikt om de lopende uitgaven te financieren, dan was ze een slag in het water geweest. Het resultaat was overigens echt beperkt. Daarom keken de Agathotopiërs uit naar andere middelen om het geld bijeen te krijgen waarmee zij een nationaal vermogen konden vormen.
Zij maakten daarvoor een duidelijk onderscheid tussen een vermogensbelasting (belastingen die in hoofdzaak zouden betaald worden uit de lopende spaartegoeden of vermogens van de belastingplichtige) en de gangbare heffingen (in hoofdzaak belastingen op aankopen). Zij beseften wel dat de grens tussen de twee altijd slechts benaderend zou zijn en rekenden daarom in de praktijk met hun weeldebelasting en hun belasting op overdracht van kapitaal enerzijds en met alle andere belastingen anderzijds.
Zij berekenden hoe groot het tekort of het overschot op de ‘lopende rijksbegroting’ zou zijn als niets besteed werd aan kapitaalgoederen en niets ontvangen werd uit belasting op het vermogen. Daarop voerden zij een beleid dat er op gericht was het overschot op de ‘lopende begroting’ even groot te stellen als het bedrag dat de regering nodig achtte om, in het nationaal belang, een vermogen te vormen naast de particuliere spaargelden.
Zij stelden een commissie voor het nationale vermogen in. Ieder overschot op de ‘lopende begroting’, plus de hele opbrengst van de vermogensbelasting gingen naar die commissie. Zij gebruikte deze geldmiddelen om de staatsschuld af te lossen en een nationaal vermogen te verwerven; de belegging gebeurde via beleggingstrusts en soortgelijke instellingen op de beurs. Dividenden of andere ontvangsten uit dit vermogen werden dan afgedragen als belastingen voor de ‘lopende begroting’. Zo maakten zij van de vermogensbelasting eigenlijk een ononderbroken, matige, aanvaardbare heffing op het vermogen om geleidelijk een dotatie op te bouwen met een sociaal dividend voor het optrekken van het basisinkomen ten gunste van alle burgers. De actie werd voortgezet tot de commissie voor het nationale vermogen beschikte over ongeveer 50% van de produktiemiddelen van het land. Daarop werd de vermogensbelasting teruggebracht tot een niveau dat volstond om het nationaal vermogen op dat peil van 50% te houden.
Het was een werk van lange adem; maar het bleek een goede methode om continu en zonder gesjacher de basistoelage te verhogen.
| |
| |
| |
IV
Een internationaal perspectief. Tot hier het antwoord op de vraag of we een ‘derde weg’ kunnen leren van de Agathotopiërs. Maar er is nog de vraag wie wij zijn. Wij, is dat ook niet de landen van Oost-Europa die op dit ogenblik de hele basis van hun economische instellingen en beleid hervormen?
Voor een aantal fundamentele zaken zullen de Oosteuropeanen het veel moeilijker hebben om de Agathotopiërs na te volgen. Marktmechanismen met concurrentie en vrije prijsvorming invoeren, die de centrale planeconomie moeten vervangen in de bijzonderste produktiesectoren, is een veel grondiger ommekeer dan al wat in West-Europa nodig is. Het vergt niet alleen de opbouw van een vrije markt voor produkten, kapitaal en arbeid, maar ook nieuwe scholing, nieuwe attitudes en ervaring om bedrijfsleiders te hebben in plaats van bureaucraten.
Maar er is een belangrijke trek van de Agathotopische samenleving die de Oosteuropese landen allicht gemakkelijker kunnen navolgen: het nationaal vermogen. De Oosteuropese landen starten met een rijksvermogen dat een zeer groot gedeelte omvat van het totale reële vermogen van het land.
Een Westeuropees land moet zien particulier actief kapitaal over te hevelen naar een rijksvermogen. Een Oosteuropees land moet actief rijksbezit overhevelen naar particuliere eigenaars. Het is niet moeilijk te gissen welke van de twee bewegingen het beste politiek verteerbaar is.
In een aantal socialistische economieën van Oost-Europa beschikken particulieren over veel binnenlandse valuta: ze hebben die opgespaard omdat er weinig mee te kopen viel. Dergelijke niet-actieve particuliere liquiditeiten hangen als een dreiging boven de markt. Als ze worden besteed kan dat een zware inflatie veroorzaken, want men start nu een markt met vrije concurrentie en laat daarvoor de prijzen vrij. Zou men deze niet-actieve tegoeden niet kunnen opslorpen door staatseigendommen te verkopen aan particuliere burgers, nu men een economie met vrije ondernemingen wil? De particulieren zouden toestemming krijgen om met dit geld een eigen woning over te kopen van de staat, of landbouwgrond of aandelen van de nieuwe particuliere ondernemingen die het beheer van de oude, centraal bestuurde bedrijven overnemen. De timing van deze hervorming kan moeilijk zijn. Mogelijk moet men een aangepast gedeelte van de particuliere liquiditeiten blokkeren en ze weer vrijgeven naarmate de verschillende vormen van staatseigendommen te koop komen volgens een vooruit bepaald schema.
Een ander element uit de Agathotopische samenleving dat bijzonder nuttig kan zijn voor de Oosteuropese landen is de structuur van de Agathotopische arbeids- en kapitaalvennootschap. In dit soort vennootschappen huurt het kapitaal geen arbeid tegen een vast loon noch huren de arbeiders kapitaal tegen een vaste rente. De twee partners besturen samen, als een soort vennoten, het bedrijf. In deze typische Agathotopische vennootschap kiezen de
| |
| |
arbeiders-vennoten en de kapitaal-vennoten elk 50% van de raad van bestuur. Die stellen op hun beurt een neutrale persoon van buiten aan als onafhankelijke voorzitter. Daarop benoemt de raad de directeur en de leden van het dagelijks bestuur en geeft hun de vrije hand om het bedrijf te leiden, met de bedoeling dat het opbrengt voor alle aandeelhouders, zowel eigenaars van arbeidsaandelen als van kapitaalaandelen. In dit soort instelling is er geen uitbuiting van de arbeiders, want er is geen eigenaar van het kapitaal die tegen een vast loon een arbeider inhuurt om te doen wat hij beveelt. De socialistische afkeer van de klassieke vorm van relatie tussen kapitalist en arbeider past dus niet bij dit soort vennootschappen.
| |
V
Besluit. De studie van het Agathotopische bestel laat zien dat er een hele waaier instellingen en beleidsopties mogelijk zijn voor de structuur van de particuliere onderneming, de sociale uitkeringen, vermogensbelasting, belasting op het inkomen en op de uitgaven, heffingen op de vervuiling, bezit van vermogen, het beheer van de rijksmiddelen. Allicht zullen niet alle Europese landen hetzelfde stelsel schikkingen kiezen. Wenst men alle Europese landen met een democratisch bestuur en een markteconomie met vrije concurrentie te verenigen in één gemeenschap, hoe ver mogen dan de experimenten binnen ieders nationale economische instellingen en beleid van elkaar verschillen opdat vrij verkeer van goederen, kapitaal en personen tussen de leden van die gemeenschap mogelijk blijft; en welke internationale instellingen kunnen dit waarborgen? Dit is een van de belangrijkste en meest dringende vragen. En er wordt bedroevend weinig ernstige studie van gemaakt.
Een uitgewerkte beschrijving van de economische instellingen en het beleid in Agathotopië is verschenen in James E. Meade, Agathotopia: The Economics of Partnership, Hume Paper nr. 16, Aberdeen University Press, 1989.
|
|