Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 624]
| |
Brazilië in crisis
| |
De politieke situatie van Brazilië (1989-1991)Veel Brazilianen waren ontgoocheld in president Sarney. Zij verweten hem dat hij de economie volledig had laten ontsporen. Op 15 november '89 trokken ze teleurgesteld naar de stembus. De charismatische 40-jarige Collor de Mello, voormalig gouverneur van de staat Alagoas, was de kandidaat van de centrum-rechtse PRN (Partido de Reconstrucao Nacional), nadat hij in '88 gebroken had met Sarney. Collor plaatste zich in de tweede ronde makkelijk (28%) vóór de 44-jarige voormalige rubbertapper uit het regenwoud Luis Ignacio da Silva (16,1%). Beide kandidaten staken schril af tegen de politici van de oude garde (Brizola, Maluf,...), die genadeloos werden afgestraft. Collor deed het, merkwaardig genoeg, bijzonder goed bij de inwoners van de krottenwijken en de landlozen, en ook in de zakenwereld. Lula van zijn kant bracht met de steun van de progressieve basisgroepen binnen de katholieke kerk en vakbonds- en boerenleiders, een brede massabeweging op de been. Met zijn PT (Partido dos Trabalhadores) was hij de boeman voor de zakenwereld: Op 7 december 1989 stemden de Brazilianen Collor de Mello in de presidentiële zetelGa naar eindnoot2. Dat Collor het haalde van Lula was in hoofdzaak te dan- | |
[pagina 625]
| |
ken aan zijn perfecte imago-opbouw, verzorgd door TV-Globo. De Braziliaanse zakenwereld juichte toe. De aandelenkoersen stegen fors. Fernando Collor de Mello is een telg uit een rijke familie uit de staat Alagoas (Nordeste), waar zijn vader senator was. Hij werd naar een van de beste katholieke scholen gestuurd in Rio, studeerde economie en journalistiek in Brasilia en begon zijn politieke loopbaan onder het militaire regime in '78 als burgemeester van Maceio, hoofdstad van Alagoas. Bij het herstel van de democratie in 1985, werd hij verkozen als afgevaardigde van de rechtse PDS. In 1986 werd hij gouverneur van Alagoas namens de PMDB. Uiteindelijk richtte hij in '88 zijn eigen partij op, de PRN. Als gouverneur bouwde hij zich een reputatie op als ‘kruisvaarder’ tegen de corruptie en tegen de overbetaalde overheidsambtenaren. Die reputatie buitte hij uit tijdens zijn presidentscampagne. Als centrum-rechtse populist geniet deze aristocratische visionair het vertrouwen van de zakenlieden. Maar de zakenwereld houdt wel het hart vast voor de bokkesprongen van haar favoriet. In maart '90 werd Collor beëdigd als president. Met een erfenis van 115 miljard $ buitenlandse schuld, een hyperinflatie van 2,750% (op jaarbasis) o.m. ten gevolge van massale overheidsuitgaven en een zwaar deficitaire staatssector, moest de nieuwe president wel enkele mirakels doen om de zeer verzwakte economie te genezen. De jonge vrouwelijke minister van economische zaken, Zelia Cardoso ontpopte zich tot de architect van het economische hervormingsplan. Een dag na Collors ambtsaanvaarding bevroor zij de prijzen, blokkeerde de spaartegoeden, hief nieuwe belastingen en voerde een munthervorming door. Deze drastische noodmaatregelen waren nodig om de voorthollende inflatie een halt toe te roepen. Daarnaast maakte de Braziliaanse regering bekend dat ze buitenlands particulier kapitaal ging aantrekken. Om de noodlijdende staatsbedrijven in de sectoren staal, energie, telecommunicatie en transport te saneren. De regering wilde zelfs een ambitieus privatiseringsprogramma opstarten om het grootste deel van de 188 overheidsbedrijven te verkopen. Als voorstander van de vrije markteconomie wenste Collor zoveel mogelijk prijscontroles te ontmantelen en de nationale economie aan de internationale concurrentie te onderwerpen. Niet iedereen deelde deze visie. De opposanten tegen het hervormingsplan wilden een economische depressie voorkomen. Economen hadden berekend dat de industriële produktie in de maand maart alleen al met 20% daalde. Vooral de blokkering van de spaartegoeden voor een periode van 18 maanden (tot september 1991) zorgde voor grote problemen voor bedrijven en particulierenGa naar eindnoot3. De regering van haar kant voerde aan dat het vrijgeven van de miljarden dollars de inflatie zou aanwakkeren. Het plan werkte drie maanden en de inflatie daalde opmerkelijk. De zaak begon mis te lopen toen Braziliaanse ondernemingen erin slaagden geld los te krijgen van de banken voor het betalen van belastingen. De inflatie liep geleidelijk terug op. Verwachtingen werden in de grond geboord en sloegen om in ontgoocheling en verbittering. In mei 1991 riepen de grootste drie | |
[pagina 626]
| |
vakbonden (18 miljoen leden) een algemene staking van twee dagen uit tegen de economische politiek van Collor. Zij wilden vooral protesteren tegen de politiek van loonsverlaging, stijgende werkloosheid en verhoging van huurprijzen. Het prestige dat de flitsende nieuwkomer Collor op de politieke scène genoot bij zijn ambtsaanvaarding, was een jaar later (1991) flink getaand. Met Brazilië ging het bergaf. Zowat iedereen was ontgoocheld. Zelia Cordosa werd teruggewezen en moest aftreden. | |
De economische situatieEind '88 werd Brazilië overspoeld door stakingen voor loonsverhoging. Tienduizenden arbeiders legden het werk neer om hun looneisen kracht bij te zetten. Ondanks een diepe economische crisis, gepaard met een helse inflatie en een wijdverbreide armoede, had Brazilië tot dan toe opmerkelijk weinig te kampen gehad met ernstige arbeidsonrust. Op 15 januari '89 kondigde Sarney een ‘economisch herstelplan van nationale redding’ af. Een reeks maatregelen moest de hyperinflatie terugdringen, de binnen- en buitenlandse bedrijven aanzetten tot investeren; lonen en prijzen werden tijdelijk bevroren en de cruzado werd met 17% gedevalueerd. De president beklemtoonde dat het zgn. ‘Zomerplan’ (Plano Verao) het door inflatie en schulden geschokte vertrouwen in de eigen economie moest herstellen. Het herstelplan kende een redelijk goede start. Volgens de vakbonden hield het plan echter een fikse daling in van de reële lonen. Ze riepen op tot een algemene staking voor 14-15 maart '89. In totaal legden zo'n 1,5 miljoen arbeiders het werk neer. Alleen al door het uitvallen van de export leed het land ongeveer 100 miljoen $ schade. Na de staking waren loon- en prijsstijgingen weer legio. Het plan stierf aldus een langzame dood. Midden juni werd tenslotte het systeem van indexering weer van stal gehaald. Via indexering werden geldontwaarding en geregelde devaluaties in lonen en tarieven doorgerekend. Dit gaf de doodsteek aan het plan. Begin augustus werd gekenmerkt door een belangwekkend parlementair initiatief. De belangrijkste politieke partijen stelden president Sarney een nieuw (een tweede) reddingsplan voor. Aldus wilden zij bij de eerste rechtstreekse vrije presidentsverkiezingen sinds 29 jaar, in november, een economische chaos voorkomen. Het plan voorzag in bezuinigingen, privatiseringen, nieuwe belastingen en maatregelen ter bestrijding van de belastingontduiking. De meeste Brazilianen reageerden sceptisch. De nieuwe Braziliaanse grondwet van oktober 1989 leidde tot supplementaire overheidsuitgaven (‘demand pull inflation’) en bemoeilijkte aldus de totstandkoming van een akkoord met het IMF. Het economische noodplan van maart 1990 van de kersverse president Collor de Mello omvatte naast een prijzenstop, een munthervormingGa naar eindnoot4 en de afschaffing van subsidies, ook een erg omstreden blokkering van spaargelden. Tot september '91 mochten de spaarders slechts 50.000 nieuwe cruzado's (± BF 42.000.) van hun rekening halen. Bedrijven die hun vermogen in staatsobligaties belegden, | |
[pagina 627]
| |
konden daarvan slechts een klein gedeelte opnemen. Critici vreesden terecht dat het plan tot een recessie zou leiden en aldus tot een fikse toename van werkloosheid. Het brein achter dit draconisch noodplan was Zelia Cardoso de Mello. Deze 36-jarige professor in de economie was reeds Collors adviseur als gouverneur van Alagoas. Zij ambieerde de economie te hervormen door meer vrije marktprincipes te introduceren. Het plan wilde vooral de voorthollende inflatie terugdringen. Tien dagen na de afkondiging van de drastische economische hervormingen stokte de Braziliaanse economie. Werkgeversverenigingen gewaagden van een terugval tot 70% en meer al naargelang de sector. Ondernemers kloegen vooral over de extreme schaarste van de cruzeiro. Door deze schaarste geraakte de import- en exportindustrie in de verdrukking. De dollar daalde in waarde, omdat er slechts bij mondjesmaat cruzeiros werden aangeboden, die aldus relatief flink opwaardeerden. De Braziliaanse export was een stuk duurder geworden. De invoer- en uitvoerbedrijven lagen evenwel nagenoeg stil door gebrek aan geld. In twee weken tijd verloor de Braziliaanse beurs 63% van haar waarde. Wogen de effecten van Collors plan zwaar door, voor het informele en illegale circuit betekende ze een regelrechte doodklap. Alle illegaal vergaarde fortuinen stonden anderhalf jaar vast op de bank. Ondanks de pogingen van Collor om de buitenlandse investeerders te lokken bleven deze aarzelend aan de zijlijn staan. Deze afwachtende houding had niet alleen te maken met onzekerheid omtrent de politieke en socio-economische stabiliteit, maar eveneens met de internationale gebeurtenissen (Oost-Europa). Brazilië zag zich geconfronteerd met een scherpe concurrentiestrijd over de mondiaal beschikbare investeringsmiddelen. Ondertussen had de carrousel van de inflatiestijging zich weer in beweging gezet: in april nog 3,29%, reeds 8,53% in mei. Het land gleed stilaan weg in een recessiemoeras. Collors economisch programma botste op toenemend verzet. Met een golf van stakingen protesteerden werknemers tegen ontslagen en verlies aan koopkracht. De Braziliaanse ondernemers vreesden voor een verhoogde golf van faillissementen. Na een eerste poging in juni 1990 om met een nieuw ‘sociaal pact’ tussen regering, patroons en vakbonden de lonen en prijzen te controleren, ondernam Collor op 5 september er een tweede. Die leverde evenmin veel op. De vakbonden zetten onverminderd hun protest tegen de schrapping van de loonindexering verder. Sommigen vonden dat privatisering tot massa-ontslagen zou leiden, anderen dat denationalisering neerkwam op overdracht van staatsfirma's aan buitenlandse particulieren; zij bestempelden Collors beleid als anti-sociaal en antinationalistisch. Voor zijn team kwam het erop aan de produktiviteit en de concurrentiekracht te verhogen door de interne markt te openen voor buitenlandse produkten en investeringen. Aldus zou de levensstandaard verhogen. De Braziliaanse economie werkte al decennia lang ‘beschermd’. Collors economische ingreep dreef het land evenwel in een diepe recessie. In maart 1991 - precies één jaar na zijn ambtsaanvaarding - diende president Collor | |
[pagina 628]
| |
nieuwe ambitieuze voorstellen in om de economie terug uit het slop te halen. De beurs reageerde negatief: de koersen daalden met 5,9%. Het vertrouwen bij de vermogende klassen leek volkomen zoek. In mei werd Zelia Cardoso ontslagen. Haar werkwijze had haar binnen en buiten Brazilië vele vijanden opgeleverd. Ze kon haar ontslag moeilijk ontlopen. De nieuwe minister, Marcilio Marques Moreira, een conservatieve functionaris, verloochende de radicale werkwijze van zijn voorgangster. De inflatiebestrijding bleef evenwel de eerste prioriteit. | |
De problematiek van de schuldaflossingIn 1987 was de buitenlandse schuld van Brazilië ten gevolge van een schuldmoratorium gestegen tot 121,3 miljard $. Deze schuldenberg zou de volgende jaren de voornaamste oorzaak blijven van moeizaam verlopende en langdurige onderhandelingen tussen Brazilië en zijn financiële schuldeisers. Niettegenstaande het moratorium in '88 officieel van kracht bleef, hervatte het land de rentebetaling, zij het in beperkte mate. Het betaalde rente over de kortlopende schulden, maar blokkeerde die op middellange en lange termijn. Om afschrijvingen te voorkomen sloten de commerciële grootbanken - onder de druk van de Amerikaanse banken vooral vanuit fiscaal oogpunt - een interimakkoord met Brazilië. Dit voorzag in een overbruggingskrediet van 3 miljard $, aangevuld met 1,5 miljard $ uit de nationale deviezenreserves om de achterstallige rentebetalingen te verrichten. Wel bedong Brazilië een lagere rente. Na maandenlange onderhandelingen slaagden Brazilië en zijn bancaire schuldeisers er toch niet in een definitief akkoord te bereiken. De vastkoppeling aan een voorafgaand akkoord met het IMF en de Wereldbank lag Brazilië bijzonder moeilijk. In 1988 daalde de buitenlandse schuld tot 114,9 miljard $, voornamelijk als gevolg van de omzetting van schuld in participaties in investeringsprojecten (cfr. infra: de schuldenstrategie)Ga naar eindnoot5. Midden '89 schortte Brazilië opnieuw zijn schuldverplichtingen aan de banken op, officieel om zijn schaarse deviezenreserves (5,6 miljard $) te beschermen. De kern van het Braziliaans probleem was het uitblijven van een akkoord met het IMF. Had Brazilië beloofd het begrotingstekort in '89 tot 2% van het Bruto Binnenlands Produkt te doen dalen, economen vreesden dat het tekort wel eens 8% zou kunnen bedragen. Het Fonds was duidelijk ontevreden over het gevoerde economisch beleid. Vooral de onmacht tot het drukken van de overheidsuitgaven en de inflatiegraad van meer dan 1000% op jaarbasis baarden zorgen. Een akkoord was onmogelijk. Brazilië kon zijn economie slechts voor een verdere inflatieversnelling behoeden door een tijdelijke stopzetting van de rentebetalingen. In afwachting van de presidentsverkiezingen en van een akkoord met het IMF draaiden de crediteurlanden de kredietkraan dicht. Voor Brazilië was zo'n akkoord met het IMF evenwel van levensbelang. Brazilië had dat geld nodig: in september '89 moest het een bedrag van 2,3 miljard $ aan rentebetalingen overmaken aan buitenlandse crediteur- | |
[pagina 629]
| |
banken. Brazilië zou dit bedrag niet overmaken. Het akkoord omtrent de nieuwe lening kwam er niet zolang de economische problemen - inflatie en de grote tekorten op de overheidsfinanciën - aanhielden en Brazilië wilde zijn deviezenreserves, die lichtjes waren opgelopen tot 6,5 miljard $, niet aantasten. Diverse diplomatieke kringen verdachten de Braziliaanse overheid ervan geen enkele betaling meer te doen zolang de nieuwe president niet geïntroduceerd zou zijn (15 maart 1990). Zelia Cardoso kondigde bij haar ambtsaanvaarding in maart '90 aan dat er slechts met de schuldeisers gepraat zou worden nadat in het land orde op zaken zou zijn gesteld. Toen de strijd tegen de inflatie in april '90 enige resultaten begon op te leveren planden de Braziliaanse autoriteiten opnieuw onderhandelingen met de buitenlandse schuldeisers, met het IMF en anderen over een daling van de schuldenlast. Brazilië nam wel een hard standpunt in. De hervatting van de betalingen hing geheel af van het blijvend succes van het economisch herstelplan. Begin '91 slaagde Collor erin het gesprek met de buitenlandse geldschieters opnieuw op gang te brengen. In maart loste hij 350 miljoen $ achterstallige intresten af. Verder verklaarde hij zich akkoord 25% van de totale achterstallen, die opgelopen waren tot 8,5 miljard $, cash te betalen. De rest zou uitbetaald worden via een obligatie-uitgifte met een looptijd van 10 jaar. Dit was de allereerste intrestaflossing op de middellange en langlopende schuld aan de privé-banken sinds juli '89. Ondertussen onderhandelden Brazilië en de commerciële banken in New York over een verlichting van de schuldenlast. Beide partijen streefden een compromis na. De banken eisten een oplossing voor de achterstallen, maar Brazilië beklemtoonde dat de achterstallen deel moesten uitmaken van een alomvattend plan. | |
Het Internationaal Monetair Fonds en de WereldbankSinds '89 had Brazilië elke samenwerking met het IMF kordaat afgewezen. In een land met een al te zwaar en log ambtenarenkorps wilde het Fonds de regering dwingen tot onpopulaire maatregelen tegen het overheidspersoneel door de overheidsuitgaven drastisch te verminderen. Zijn strak opgelegd economisch bezuinigingsprogramma zou ook zware sociale gevolgen hebben voor de werkende klassen. Begin '88 zette Brazilië een eerste stap in de richting van een akkoord met het IMF met de betaling van 350 miljoen $ (rente en aflossing) aan de schuldeisersGa naar eindnoot6. Minister van Economische Zaken, Nobrega, benadrukte dat de maatregelen op eigenbelang stoelden en niet bedoeld waren om het IMF of de commerciële banken te behagen, alhoewel! Het IMF, maar ook de Wereldbank, leek op het internationaal financieel forum te worstelen met zijn imago. Beide instellingen ontvingen de laatste jaren meer geld - door terugvloeiing van rente en kapitaalaflossing - dan er aan nieuwe leningen werden uitgezetGa naar eindnoot7. Half '90 ging een nieu- | |
[pagina 630]
| |
we IMF-missie onderhandelingen aan met Brazilië. Pas als een definitieve overeenkomst was bereikt zou Brazilië bereid zijn met de particuliere schuldeisers opnieuw te onderhandelen. De strijd tegen de inflatie en de economische ontwikkeling ging voor op een akkoord met de buitenlandse schuldeisers. De Braziliaanse delegatie vatte ditmaal deze onderhandelingsronde niet aan met een minderwaardigheidscomplex. De nieuwe president Collor had immers een aantal moedige hervormingen gelanceerd om de huizenhoge inflatie en het enorme begrotingstekort drastisch in te krimpen en die vielen in de smaak van de IMF-experten. Brazilië en het IMF kwamen tot een voorakkoord over een lening van 2 miljard $ (september '90). Een vorige poging om tot een overeenkomst te komen liep eind augustus '89 op niets uit omdat - zoals bij zovele vorige pogingen - het IMF zijn steun aan de Braziliaanse economische hervormingen afhankelijk had gemaakt van de hervatting van de schuldbetalingen aan de commerciële banken. Dat standpunt had het IMF kennelijk verlaten. Was dit een pril begin van normalisatie van de betrekkingen tussen Brazilië en het IMF, al vlug zouden zij weer op gespannen voet werken. | |
De bankenOp 29 december 1987 betaalde Brazilië opnieuw rente aan de commerciële banken (70 miljard $ schuld op een totaal van 112,7 miljard $). Het moratorium had precies 9 maanden en 9 dagen geduurd. Brazilië maakte 357,4 miljoen $ over. In een bijhorende verklaring waarschuwde de Braziliaanse Centrale Bank dat de betalingen weer opgeschort zouden worden als er geen akkoord werd bereikt over de rente die in 1988 aan de banken verschuldigd was. Begin '88 had Brazilië nog steeds geen definitieve schuldherschikkingsovereenkomst gesloten met zijn schuldeisers, maar het verklaarde zich wel akkoord 1,5 miljard $ intrestbetalingen te doen. De banken van hun kant waren bereid het land 3 miljard $ te lenen om de achterstallige intrestbetalingen te voldoen. Deze financiële overdracht was onvoldoende voor Brazilië dat minstens 7 miljard $ vroeg. Het land diende immers jaarlijks 9 miljard $ af te lossen aan intresten en kapitaal. Midden '88 werd uit een totaal onverwachte hoek zware kritiek geuit op het attentisme (de terughoudendheid) van de commerciële banken bij het verstrekken van nieuwe kredieten. De schuldenstrategie, aldus IMF-directeur Camdessus, werd duidelijk in gevaar gebracht als de financiën tekortschoten. Ook de aanpak liep gevaar wanneer een financiële regeling lang op zich liet wachten en steeds opnieuw enorme inspanningen opgebracht moesten worden om een aantal instellingen bij de aflossing te betrekken. Volgens hem was er in de jongste twee jaar bij de banken meer geld aan aflossing en rentebetaling binnengekomen, dan zij aan nieuwe leningen hadden verstrekt. Hij noemde de bijkomende kredietverlening van de banken verwaarloosbaar. Deze situatie riep ook twijfels op over de coöperatieve aard van onze strategie die georiënteerd is op de | |
[pagina 631]
| |
groei. De banken zouden slechts met nieuwe leningen over de brug komen indien de regeringen en de internationale financiële instellingen (Wereldbank, IMF) dit eveneens deden en de schuldenlanden structurele aanpassingen doorvoerden in hun land. In maart '89 werd het Brady-plan gelanceerd. Het was erop gericht bankschulden met korting (discount) op te kopen en eventueel om te zetten in obligaties of investeringskapitaal. Door dit plan kende Brazilië snel een daling van zijn totale schuld. Het plan kende - in het begin althans - enig succes. Later op het jaar maakten de commerciële banken op de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbank, Brazilië duidelijk dat het nauwelijks moest hopen op nieuwe kredieten. De banken hadden de jongste jaren enorme provisies aangelegd en een deel van de schulden afgeschreven. Toen duidelijk was geworden dat de ‘muddling-through’-strategie, waarbij men via allerlei korte termijn-ingrepen probeerde tijd te winnen, niet houdbaar was, gingen de Amerikaanse banken over tot massale afboekingen (de zgn. ‘write-off’ - strategie). De meeste Europese banken hadden reeds voordien een voorzichtige houding aangenomen zodat hun provisies op dat ogenblik reeds hoger lagen. Hadden de Belgische commerciële grootbanken een niet te verwaarlozen kredietrisico op Brazilië, begin '90 waren al hun uitstaande leningen ingedekt, o.m. door een gedeeltelijke verkoop van hun schuldpapier op de secundaire markt. In Groot-Brittannië hadden de vier grootbanken in 1987 en 1989 belangrijke voorzieningen aan de stroppenpot toegevoegd. Het geregeld bevriezen van afbetalingen (kapitaal-rente) verplichtte de banken versnelde provisies aan te leggen. Door het zuidelijk continent als hun economisch wingewest te beschouwen hadden de Noordamerikaanse banken in de beginjaren '80 enorme kredietlijnen voor o.m. Brazilië geopend. Geen decennium later zagen zij zich verplicht in het kader van de nieuwe schuldenstrategie een groot deel van hun vorderingen te provisioneren. De verliezen stapelden zich op en het schuldpapier in hun handen werd alsmaar minder waardevol. Brazilië van zijn kant was tot de overtuiging gekomen dat het zijn schulden niet meer integraal kon terugbetalen. Zijn financieel weerstandsvermogen was er danig door verzwakt. Discussies hieromtrent waren overbodig. De schuldenlast moest worden verlaagd. Hierdoor werd het schuldenprobleem verder op de spits gedreven. Geen wonder dat zijn ‘credit rating’ op de internationale financiële wereld verder de diepte indook. | |
De schuldenstrategieIn groeiende mate was de schuldenproblematiek een probleem van lange termijn ‘indebtedness’ geworden. In de eerste jaren na de crisis van '82 vierde de ‘muddling-through’-strategie van Dornbusch hoogtij. Door herschikkingen van looptijden en betalingsvoorwaarden moest kostbare tijd gewonnen worden. De omvang van de ‘exposure’ bleek te groot, de beschikbare winsten | |
[pagina 632]
| |
voor provisionering te klein om tot massale afboekingen over te gaan. Mettertijd slaagden de commerciële banken er in hun rendabiliteit te verhogen. Hierdoor was het klimaat rijp geworden voor een ‘write-off’-strategie, een afboekingsstrategie. Begin '88 maakte Brazilië een schuchter begin met de ruil van een deel van zijn schuld van ± 114 miljard $ in participaties in bedrijven (’debt equity’-swap). De verliezers in dit conversieprogramma waren de banken, die voor hun oude waardepapieren minder kregen dan zij oorspronkelijk hadden uitgeleend. Zij waren al blij dat zij op die manier nog enig geld terugzagen van hun uitstaande leningen. Van haar kant haalde de Braziliaanse regering voordeel uit de operatie omdat haar schuld verminderde, zij het slechts in beperkte mate omdat het bedrag slechts een fractie van de uitstaande schuld vertegenwoordigde. Buitenlandse beleggers tenslotte konden tegen een korting investeren in Braziliaanse bedrijven. De voordelen van zulke swaps zijn een vermindering van de buitenlandse schuld en van de rentelasten en een aanmoediging om het vluchtkapitaal te doen terugkeren; de bezwaren zijn dat zij inflatie bevorderden door een groei van de binnenlandse geldhoeveelheid. Ook was er een tendens om de lokale industrie te ‘denationaliseren’, omdat de eigendom - al dan niet gedeeltelijk - werd overgedragen aan buitenlanders. Bij een swap wordt de oorspronkelijke lening omgezet in een andere vorm. Zo b.v. verkoopt de bank een dubieuze lening met korting aan een bedrijf. Dat laat zich deze aanzienlijke verlaagde vordering in het schuldenland, in lokale valuta uitbetalen, onder voorwaarde dat dit geld in een nieuwe lokale fabriek wordt genvesteerd, of dat het in een ontwikkelingsproject wordt geïnvesteerd, of dat er lokale, voor de export bestemde produkten voor worden gekocht. De meest voorkomende vorm is de ‘debt-equity’-swap. De investeerder gebruikt het geld om een aandelenparticipatie te verwerven. De meest sprekende vorm van swap is heden de ‘debt for nature’: verenigingen voor natuurbehoud kopen op de secundaire markt bankvorderingen op een ontwikkelingsland en gebruiken die vorderingen, met de instemming van de plaatselijke overheid om milieubeschermingsprojecten te financieren. I.v.m. de totale uitstaande schuld gaat het hier om uiterst geringe bedragen (minder dan 100 miljoen $ voor Brazilië)Ga naar eindnoot8. Schuldenlast en natuurbehoud hebben met elkaar te maken. | |
Het Braziliaans regenwoud: pasmunt waarvoor?Het tropisch regenwoud illustreert treffend de groeiende interesse van de geïndustrialiseerde wereld voor het behoud van de natuur. De ‘long van onze planeet’ is immers een uiterst belangrijk biologisch en genetisch reservoir voor onze aarde. Onder grote internationale druk had president Sarney in 1989 een vijfjarenprogramma van 100 miljoen $ aangekondigd om het Amazonegebied te beschermen tegen verdere destructie. Een peulschil! Een van de belangrijkste maatregelen was een opschorting van fiscale voordelen die | |
[pagina 633]
| |
de veeteelt stimuleerde. Het op grote schaal ontbossen voor veeteelt geldt immers als de belangrijkste oorzaak van de vernietiging van het regenwoud en van het broeikaseffect. Verder voorziet het plan in een verbod op het gebruik van kwik bij het zoeken naar goud, een belangrijke oorzaak van watervervuiling in het Amazonegebied. Tevens vroeg Sarney de westerse wereld financiële middelen ter beschikking te stellen. Categoriek verwierp Brazilië evenwel elke vorm van internationale ruilhandel waarbij westerse particuliere organisaties een deel van de buitenlandse schuld zouden overnemen in ruil voor bescherming van een stukje regenwoud. Het duldt geen inmenging van welk land dan ook in zijn binnenlandse milieuzaken. Tot half '90 bleef de Braziliaanse overheid zich halsstarrig verzetten tegen elk voorstel om ook maar een deel van de enorme buitenlandse schuld ‘af te kopen’ met een zgn. ‘debt for nature’ swap. President Collor zag evenwel onmiddellijk in dat zonder aanzienlijke financiële buitenlandse hulp Brazilië dit nooit zou kunnen klaren. Eind '90 ging Brazilië akkoord dat de VS een deel van de schulden kwijtschold in ruil voor bescherming van Braziliaans natuurgebied. Hiertoe had de Braziliaanse regering een grootscheeps plan goedgekeurd om het Amazonewoud te herbossen. Het ging om een terrein van 9000 km2. (1/3 van het grondgebied van België), wat slechts een miniem deel vormde van het totale verwoeste gebied. Krachtens de nieuwe overheidsmaatregelen worden subsidies en belastingvoordelen voor het ruimen van woudgebieden voor een andere bestemming - vooral veeteelt - definitief geschraptGa naar eindnoot9. Nieuw - en dat is een belangrijke ommekeer in het Braziliaans beleid - is de bepaling dat buitenlanders milieuprojecten voor het Amazonegebied kunnen financieren. Zo wordt bepaald dat tot 100 miljard $ van de 121 miljard $ totale schuld kan worden overgekocht in ruil voor ‘schuld tegen natuur’. Brazilië vraagt zelfs aan de G7 zulke ruilprojecten op te zetten. Aldus ligt een voorstel ter tafel, gesteund door de EG, de Wereldbank en de Braziliaanse regering, om 1,5 miljard $ uit te trekken voor de bescherming van het tropisch regenwoud. Het plan bevat eveneens een pleidooi voor de bescherming van de rechten van de Indianen. Bij zijn recent bezoek aan de VS ondervond Collor enorme druk van de kant van de Amerikaanse Congresleden. Schuldenlast, milieubehoud, mensenrechten, internationale financiële samenwerking gaan hand in hand. Zij die gehoopt hadden dat met het verdrijven van de militaire dictatuur en de komst van de democratie de economische problemen snel opgelost zouden worden, kwamen bedrogen uit. De monetaire schuldenberg en de voortwoekerende hyperinflatie blijven de socio-economische en politieke stabiliteit van het land bedreigen. Allerhande oplossingen werden voorgesteld: zeer creatief, weinig effectief. Eigenbelang en eigen gewin primeren nog steeds bij de westerse financiële instellingen. Een definitieve kwijtschelding vergt moed, politieke moed, financiële moed. Alleen voor moed is geen weg onbegaanbaar. |
|