Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 426]
| |
Astronomie versus astrologie
| |
[pagina 427]
| |
te voorspellen. In dit geval suggereert -logie (van legein = lezen) dat de astroloog de menselijke toekomst in de stand van de hemellichamen ‘leest’. Om het verband tussen astronomie en astrologie - met name de nu eens aanwijsbare en dan weer volstrekt onwaarschijnlijke en fictieve invloed van hemellichamen op de aarde - te begrijpen, zetten wij hier een aantal relevante astronomische feiten op een rijtje, met bijzondere aandacht voor de grootte-orde van afstanden en massa's in de besproken fenomenen. En, aangezien de astrologie uitsluitend individuele, met hun (eigen) naam benoemde hemellichamen (planeten, sterren, sterrenbeelden...) viseert, noteren ook wij in de rest van ons betoog de voornaamste acteurs van het gebeuren, nl. de Zon, de Aarde en de (aardse) Maan - tegen de gebruikelijke schrijfwijze in - eveneens met een hoofdletter. | |
Het zonnestelsel: realiteit en fictieZonnestelsel noemen wij dat gedeelte van de kosmische ruimte waarin de Zon, de Planeten met hun Manen, de Kometen en de Kleine Planeten of asteroïden zich bevinden. De diameter van deze, in feite sterk afgevlakte ruimte bedraagt tweemaal 7.500 miljoen km: de verst verwijderde planeet Pluto draait rond de Zon op 7.500 miljoen km. Nog verder daar vandaan bewegen miljoenen kometen zich in de zo geheten Oortgordel. Enkele daarvan zien wij ieder jaar in de nabijheid van de Zon en de Aarde verschijnen. De kern van een komeet is vrij klein, van de orde van 10 tot 30 km en bestaat uit een conglomeraat van ijs en rots. De ijle staart ontwikkelt zich onder invloed van de verhitting door de Zon. Een komeet heeft minstens 80 jaar nodig om vanuit de Oortgordel de nabijheid van de Zon te bereiken. Alle planeten, de Aarde en de Zon draaien in dezelfde zin om de as van de Zon, tegen de wijzers van de klok in, gezien vanuit het noorden (de richting van de Poolster). Het zonnestelsel en al wat het bevat is ontstaan - en bestaat nog steeds - uit een enorme draaikolk van materie. Het grootste gedeelte van deze materie, meer dan 330.000 maal de massaGa naar eindnoot1 van de Aarde, is in de kern van de draaikolk gevallen en vormde er de Zon, die de nodige druk en temperatuur ontwikkelde om een ster te worden: d.w.z. dat ze enorme hoeveelheden warmte uitstraalt. Kernenergie, de omzetting van waterstof in helium die energie vrij maakt, is de bron van de zonnewarmte... en van het leven op Aarde. Mocht de in twee seconden in alle richtingen uitgestraalde energie niet in de ruimte verloren gaan maar geheel door de Aarde opgevangen worden, dan zou het water van de oceanen onmiddellijk verdampen. Het oppervlak van de Zon heeft een constante temperatuur van 5.600o. In het inwendige van de Zon bedraagt de temperatuur minstens 15 miljoen graden. Omdat de massa van de Zon zo groot is, ontploft zij niet (vindt er geen implosie plaats). De Zon is even oud als de Aarde en het zonnestelsel zelf: 4.600 miljoen jaar. Ze heeft voldoende waterstof om nog 4 miljard jaar | |
[pagina 428]
| |
onverminderd te stralen. Vergeleken met de Zon zijn de planeten zeer klein: hun gezamenlijke massa bedraagt 450 maal de massa van de Aarde en slechts l/738ste van de massa van de Zon. Jupiter, de grootste planeet, is 318 maal massiever dan de Aarde en 1.038 maal minder massief dan de Zon. Jupiter bevindt zich op 780 miljoen km van de Zon, meer dan vijf maal de afstand Aarde-Zon. De door de planeten uitgestraalde warmte is bijna uitsluitend afkomstig van de ontvangen zonnestraling: het licht van een planeet is weerkaatst zonnelicht. Dat geldt ook voor de aardse Maan; ‘aardse’ want de meeste planeten hebben ook manen. Aan de niet verlichte kant is de Maan ijskoud (-100°C); aan de verlichte kant loopt de temperatuur op tot 100°C. De massa van de Maan is vrij klein: l/81ste van de massa van de Aarde. De maanschijf is kleiner dan het oppervlak van Europa. De grotere massa van de Aarde houdt de kleinere Maan in een elliptische baan op ongeveer 384.000 km van de Aarde. Een lichtstraal, weerkaatst door de spiegels die door Amerikanen en Russen op de Maan zijn neergezet, heeft ongeveer 1 seconde nodig om naar de Aarde terug te keren. Men kan zeggen dat de Maan zich op één ‘lichtseconde’ van de Aarde bevindt. De Zon bevindt zich op 150 miljoen km, zegge 500 lichtseconden of ongeveer 8 lichtminuten van de Aarde. Vindt er op de Zon een uitbarsting plaats, dan duurt het 8 minuten vooraleer radiocommunicaties of scheepskompassen op Aarde erdoor verstoord worden. Iedere planeet ontstond in de grote draaikolk van het zonnestelsel als de kern van een kleinere draaikolk. En, zoals in het geval van de Zon neemt ook de massa van planeten en manen nog toe door materie die erop neerstort. Op de Aarde inslaande brokken materie heten vanouds ‘vallende sterren’. Een vallende ster is gewoonlijk niet meer dan enkele gram zwaar. De lichtste gassen, vnl. waterstof, verdampen uit de atmosfeerGa naar eindnoot2 van de planeten. De Maan heeft geen atmosfeer, terwijl Mars een ijle atmosfeer heeft behouden. Omdat de draaikolk van het zonnestelsel alleen in een min of meer plat vlak kan bestaan, cirkelen alle planeten ongeveer in hetzelfde platte vlak: de Ecliptica. Dat vlak ligt nagenoeg vast in de ruimte: wij zien de ecliptica op het hemelgewelf geprojecteerd als een grote cirkel, de zo geheten Dierenriem, waarop de Zon, de Maan en de Planeten zich verplaatsen. Met het blote oog, zonder telescoop dus, kan men vijf planeten langs de ecliptica zien bewegen: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus, en natuurlijk ook de Zon en de Maan. In feite nemen wij enkel hun projectie op de ecliptica waar. Als we daar dus twee planeten in elkaars ‘onmiddellijke omgeving’ zien voorbijschuiven, dienen wij te bedenken dat de afstand tussen beide ook dan nog altijd verschillende tientallen miljoenen km bedraagt. De ‘ontmoeting’ van twee planeten tijdens een zo geheten conjunctie is een optische illusie. De andere drie planeten, Uranus, Neptunus en Pluto staan te ver af en zijn te zwak lichtend om zonder telescoop waargenomen te worden: het licht | |
[pagina 429]
| |
Mens en maanOp mens, dieren en planten oefenen de wisselende maangestalten geen andere invloed uit dan op levenloze dingen als rotsen... Bij volle maan is het zichtbaar oppervlak van de maan bijzonder helder doordat zon, aarde en maan zich dan op een rechte lijn bevinden en geen enkele van de tienduizenden maankraters in dat geval een schaduw heeft. Men mag bovendien niet vergeten dat de zo geheten schijngestalten van de maan dezelfde zijn over heel het aardoppervlak: als de maan in België vol is, dan is ze dat eveneens in Siberië of Canada. Doet zich bij volle maan een belangrijke gebeurtenis voor - zoals b.v. de geboorte van een kind - dan wordt die gebeurtenis daar vaak mee in verband gebracht. Statistisch onderzoek heeft evenwel bewezen dat het aantal geboorten bij volle maan volstrekt normaal is, wat vroedvrouwen ook mogen beweren... Dit soort ‘astrologisch’ volksgeloof - dat geboorten abnormaal veel voorkomen bij volle maan - is derhalve volkomen ongegrond. van Pluto b.v. is meer dan 10.000 maal te zwak om met het blote oog zichtbaar te zijn. Deze planeten werden respectievelijk pas in 1781, 1846 en 1930 ontdekt. Er zijn slechts twee hemellichamen in het zonnestelsel, de Zon en de Maan die de Aarde - aanwijsbaar en in aanzienlijke mate - werkelijk beïnvloeden: de Zon door haar grote massa en (warmte)straling, de Maan door haar zeer nabije massa. Dat Zon en Maan even groot zijn (lijken) is een optische illusie: de diameter van de Zon bedraagt ongeveer 700.000 km, die van de Maan 3.500 km. Bevond de Aarde zich niet op 150 miljoen km van de Zon maar b.v. op 100 miljoen km, dan zou de temperatuur op de Aarde minstens 300°C bedragen. Om die reden is Venus niet geschikt om er met een raket op te landen: de temperatuur bedraagt er minstens 200°C. Mars, die 1,5 maal verder van de Zon verwijderd is dan de Aarde, is niet te koud voor de mens: vandaar dat men bemande landingen op Mars voor de volgende decennia ernstig overweegt. Alle andere planeten zijn om diverse redenen ongeschikt voor de mens: o.m. omdat het hart van geen enkele mens sterk genoeg is om op dermate zware planeten nog normaal te functioneren. De massa van Jupiter is 318 maal groter dan die van de aarde, de massa van Saturnus 95 maal. Op de Maan is het dan weer ideaal voor hartlijders: het hart moet er zes maal minder hard werken dan op Aarde. De astronauten konden er met hun topzware pakken hoog springen en zes maal grotere gewichten heffen. | |
[pagina 430]
| |
Naast de planeten en manen zijn er nog miljarden kleinere vormloze blokken en blokjes die in de interplanetaire ruimte rond de Zon slingeren. Soms botsen ze tegen elkaar en vallen op de Zon of een planeet. Sommige vormen met verloop van tijd een tamelijk stabiele ring om een van de grote planeten, zoals dat met name om Saturnus het geval is. De interplanetaire ruimte is nochtans erg leeg: vooralsnog werd nog nooit een kunstmatige satelliet of een raket door een stuk asteroïde getroffen. Het is de zwaartekracht van de massa's die het zonnestelsel samenhoudt. Newton ontdekte en ‘definieerde’ deze kracht. Galileï en Kepler vonden (via waarneming en meting) de wetten ervan. De Maan is het enige hemellichaam dat, samen met de Zon, het oppervlak van de Aarde merkbaar beïnvloedt. Dat verschijnsel noemen we de getijden: ebbe en vloed. De invloed van beide hemellichamen is van dezelfde grootte-orde: de vervorming, door de Zon veroorzaakt, is ongeveer gelijk aan 2/3 van de vervorming die de Maan veroorzaakt. Springtij doet zich voor bij Nieuwe en Volle Maan, waar beide vervormingen elkaar versterken. De Zon is wel 2.700.000 maal massiever dan de Maan, maar de Maan staat 387 maal dichter bij de Aarde dan de Zon. Tijdens het Eerste en Laatste Kwartier neutraliseren beide vervormingen elkaar min of meer. | |
Galaxie en sterrenbeelden: realiteit en fictieMag het zonnestelsel ons enorm groot lijken, het is uiterst klein vergeleken met een andere draaikolk, waarvan het een miniem onderdeel is: de Galaxie of, geprojecteerd op het hemelgewelf, de ons vertrouwde Melkweg. In België en Nederland is de Melkweg schier onzichtbaar geworden ten gevolge van de zware lichtbezoedeling van de hemelGa naar eindnoot3. Onze Galaxie - ‘onze’ want er zijn er vele in de kosmos - bestaat uit ten minste 100 miljard maal de massa van de Zon. Individueel kunnen sterren sterk van elkaar verschillen, zowel in grootte als in massa en in helderheid. De grootste sterren zoals b.v. Betelgeuze in het sterrenbeeld Orion hebben een diameter die groter is dan de aardbaan om de Zon. Andere daarentegen zijn zeer klein zoals de Witte Dwergen die massiever zijn dan de Aarde maar een diameter hebben van slechts enkele tientallen km. Onze Zon is een gewone dwerg, een soort ster die in de Galaxie veel voorkomt. Of andere Dwergen ook de kern van een planetenstelsel vormen is best mogelijk, maar dat blijft voorlopig een nog onopgelost probleem. Misschien zal de Hubble telescoop of de VLT 4 maal 8 meter telescoop van de ESO daarover uitsluitsel kunnen gevenGa naar eindnoot4. Van de miljarden sterren van de Galaxie zijn er slechts zo'n 5.000 die men met het blote oog kan waarnemen. Zij bevinden zich op zeer verschillende afstanden en, twee sterren die even ver van de aarde verwijderd zijn kunnen toch zeer sterk in helderheid verschillen (zelfs met een factor van 10.000). | |
[pagina 431]
| |
De reeds vermelde reuzester Betelgeuze bevindt zich op 270 lichtjaarGa naar eindnoot5 van de Aarde, terwijl de afstand tot de helderste ster aan de noordelijke hemel, Sirius in de Grote Hond, slechts 8,7 lichtjaar bedraagt. Om de helderste en derhalve meest opvallende sterren individueel te markeren hebben in de loop der tijden Grieken zowel als Chinezen en Arabieren er namen aan gegeven. Die zijn op zichzelf niets meer dan een etiket, tenzij men geloof hecht aan de mythologische verhalen die er vaak mee verbonden werden. Men gaf ook namen aan losse ‘groepen’ of ‘figuren’ van sterren: die zogenaamde sterrenbeelden zeggen ons niets omtrent de aard van de daartoe behorende sterren noch omtrent hun (eventuele en hoogst problematische) onderlinge samenhang. De sterrenbeelden zijn overigens niet stabiel: ze veranderen van vorm, omdat iedere ster in de Galaxie zich met grote snelheid beweegt. De Zon zelf beweegt zich in de richting van de ster Wega in de Lier met een snelheid van 19,7 km per sec. De sterren van eenzelfde sterrenbeeld bevinden zich in feite op zeer verschillende afstanden van de Aarde. De twee helderste sterren van het sterrenbeeld, de Tweelingen, worden Castor en Pollux genoemd: Pollux is 32 lichtjaar van ons verwijderd en Castor 44 lichtjaar. Er kan onmogelijk een (relevant) fysisch verband bestaan tussen twee sterren die ten minste 12 lichtjaar van elkaar verwijderd zijn. Alle sterren bevinden zich op dermate grote, ‘astronomische’ afstanden van de Aarde dat zij zelfs in de grootste telescopen (zoals die van Palomar) slechts als lichtende punten verschijnen. Hun massa, diameter, temperatuur en scheikundige samenstelling kennen wij slechts dank zij de analyse van hun spectrum. Sterren en planeten kan men wel met het blote oog onderscheiden: planeten twinkelen nooit, sterren doen dat wel. In een telescoop verschijnen de planeten als kleine ronde schijfjes, de sterren blijven altijd puntvormig. Buiten het zonnestelsel bevindt de dichtsbije ster Alpha Centauri zich op een afstand van 4,3 lichtjaar: dat betekent een afstand van 4,3 × 60 × 60 × 24 × 365 × 300.000 km of ongeveer 40.000.000.000.000 km (4 gevolgd door 13 nullen!). Een astronaut die daar naartoe zou reizen aan een snelheid van 20 km per seconde doet er 63.400 jaar over. Het is klaar dat zijn vrouw daartegen bezwaar zal hebben. Zoveel moet intussen duidelijk geworden zijn: de uitzonderlijk grote afstanden van planeten en sterren - om het even tot welk sterrenbeeld zij behoren - maken het volstrekt onredelijk en/of onmogelijk dat hun massa, licht, warmte of magnetisme enige invloed op de Aarde kunnen uitoefenen. De wet van Newton die zegt dat de aantrekkingskracht afneemt met het kwadraat van de afstand, is eveneens op die andere verschijnselen toepasselijk. De (eventuele) invloed van Alpha Centauri is derhalve omgekeerd evenredig niet met het getal 4 (km) gevolgd door 13 nullen maar wél met het getal 16 gevolgd door 26 nullen. Over dergelijke afstanden niet alleen enige maar een | |
[pagina 432]
| |
diep ingrijpende invloed aannemen op het menselijk gebeuren, heeft niets meer met wetenschap en astronomie te maken, maar met het merkwaardig soort ‘geloof’, of juister bijgeloof, dat astrologie heet. Een belangrijke beperking schijnen astrologen niet eens te beseffen: iedere invloed of straling die uitgaat van een ster of planeet plant zich voort met de lichtsnelheid. Het licht van de sterren in het sterrenbeeld Orion heeft verschillende honderden jaren nodig om ons te bereiken. De hemelkoepel die we nu zien behoort dus tot een verleden. | |
Astrologie versus... moleculaire biologieAstrologie is wellicht zo oud als de mensheid. Mensen hebben altijd al verlangd om een verklaring te vinden voor hun succes en hun falen, voor hun onzekere toekomst en vooral voor beproevingen die hen plotseling (schijnbaar zonder oorzaak) overvallen. Als iemand hun nu de stand van de planeten en sterren kan aanwijzen als de oorzaak van hun levens- of noodlot, dan heeft die uitleg iets bevrijdends: voor het menselijk gebeuren is dan niet langer de mens verantwoordelijk, maar uitsluitend de kosmos. Daarom bloeide de astrologie vooral bij lui die veel te verliezen hadden, koningen (pausen!) en welgestelden... tot in de 17e eeuw. De astrologie gaf zich zelf de allures van een wetenschap (door o.m. gebruik te maken van echte en steeds nauwkeuriger astronomische kennis) maar slaagde er nooit in om oorzakelijke verbanden tussen de ‘hemelfiguren’ (als oorzaak) en menselijk levensverloop (als gevolg) aan te tonen. Zodra Galileï, Kepler en Newton in de 16e, 17e eeuw de wetten van de gravitatie (de aantrekkingskracht die bestaat tussen twee of meerdere massa's) als de fundamentele wet van de sterrenkunde hadden ontdekt, hielden de astronomen op aan astrologie te geloven of er zich onledig mee te houden. Niemand minder dan Kepler geeft in zijn correspondentie toe dat men met astronomie niet rijk wordt, terwijl men met astrologie uitstekend zijn kost kan verdienen. Dat is nog steeds het geval. Om astroloog te worden volstaat het een goed psycholoog te zijn, met behoorlijk wat mensenkennis. Een astroloog is iemand die er verstand van heeft het vertrouwen van de mensen te winnen en te raden wat de ander wenst te horen. De tabellen met de exacte positie van planeten en sterren kan elke astroloog zonder enige moeite ontlenen aan het werk van de astronomen. Met wat fantasie kan hij figuren op de hemelkaart tekenen (even ‘willekeurig’ als de oude sterrenbeelden) en daar de meest buitenissige conclusies uit afleiden. Aan geen enkele universiteit bestaat er een leerstoel voor astrologie en geen enkel lid van de Union Internationale d'Astronomie, die 6.000 leden telt, gelooft aan of beoefent de astrologie. De astronomen behoren nochtans tot alle levensbeschouwelijke groepen: er zijn christen-gelovigen en atheïsten bij, joden en moslims. Met astrologie wil men daar gewoon niets te maken | |
[pagina 433]
| |
hebben. Op hun internationale congressen hebben de astronomen herhaaldelijk gezocht naar middelen om de pseudowetenschap van de astrologie te bestrijden. Men kwam echter tot de conclusie dat het onbegonnen werk was, omdat men met een geloof te maken heeft, waar wetenschappelijke argumenten geen vat op hebben. De astrologie is niet uit te roeien: mundus vult decipi, mensen willen bedrogen worden. Intussen zijn in onze 20e eeuw andere wetenschappen en met name de moleculaire biologie wél ver gevorderd in de ontdekking en kennis van aantoonbare, materiële oorzaken of determinismen, die verregaand de ‘toekomst’ van elk volwassen menselijk individu - ten goede en ten kwade - bepalen. De ontdekking van de chromosomen en genen in de menselijke cel, de ontrafeling van de structuur van de DNA-molecule en de werking van de genetische code... bieden blijkbaar de sleutels voor een verklaring van de groei van elk menselijk embryo tot een nieuwgeboren individu met zijn aparte hoedanigheden én gebreken. Met de dag blijkt alsmaar duidelijker dat fysico-chemische processen op dit niveau in hoofdzaak de lichamelijke en karakteriële problemen van de mens-in-wording zullen bepalen. De astrologen willen dit niet zien, wensen die verworven kennis te ignoreren en blijven erbij dat de precieze stand van levenloze massa's, op fantastische afstand van de Aarde, op het even precieze moment van de geboorte van een mens, de doorslaggevende factor is die de verdere levensloop van dit individu bepaalt en vastlegt! De astrologen van de middeleeuwen achtten niet het ogenblik van de geboorte maar het ogenblik van de conceptie van groot belang, wat ten minste logischer was. Al wat het geboren kind omgeeft, het bed, de wanden van de kamer, het gebouw, een nabije kerk en noem maar op... heeft voor de astroloog niet het geringste belang, ofschoon al deze ‘massa's’ een veel grotere invloed op de boorling uitoefenen dan de zich op welhaast oneindige afstanden bevindende sterren en planeten. De astroloog schijnt bovendien te vergeten dat de voor hem zo belangrijke sterrenbeelden, langzaam maar zeker, van vorm en van plaats veranderen. Het sterrenbeeld van de Ram b.v. correspondeert hoegenaamd niet meer met de plaats die het in de Oudheid innam en waarop de astrologen van toen hun ‘verklaringen’ steunden. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de eveneens aantoonbare invloeden - ten goede of ten kwade - waaraan niet alleen de boorling maar ook de bevruchte eicel en het groeiende embryo kunnen blootstaan vanwege desgevallend in de omgeving aanwezige (al dan niet kunstmatige) radioactieve stralingen. Het is best mogelijk dat sommige astrologen in hun pseudo-wetenschap geloven. Maar doorgaans zijn het alleen pientere lui die de goedgelovigheid van hun raadplegers weten uit te buiten en er goed aan verdienen. Is astrologie dan gevaarlijk? Het gevaar is niet dat men er zich mee bezig houdt (bij wijze van spel). Het eigenlijke gevaar bestaat hierin, dat mensen ertoe | |
[pagina 434]
| |
gebracht worden beslissingen na te laten die ze hadden moeten nemen. Astrologisch fatalisme kan de ondergang van de mens of van menselijke gemeenschappen tot gevolg hebben. Het is niet met uitspraken als ‘Het staat in de sterren geschreven’ of ‘Het is de wil van Allah’ dat men de Aidsepidemie of de wateren van de Ganges tegenhoudt. |
|