Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 399]
| |
In Bolivië, Guatemala en Ecuador
| |
BolivieIn 1986 verleende de toenmalige president van Bolivië, Victor Paz Estenssoro, grote concessies voor bosontginning. Algauw haalden de bosbouwbedrijven de kostbaarste bomen weg uit het Amazonewoud, en verwoestten daarbij uitgestrekte bossen die vanouds het woongebied zijn van een aantal Indiaanse ‘volkeren’. Die beseften onmiddellijk welk doodsgevaar hen bedreigde: wat verderop naar het zuidoosten, in de richting van Santa Cruz, werden de Ayoreo-Indianen verdreven uit de gebieden die ze sinds mensenheugenis bewoonden. Zij werden in de loop van de jaren 1970 paria's en stadsbedelaars die snel uitsterven. In 1987 werd een Confederatie gevormd van de Autochtone Volkeren van Oost-Bolivië, 35 etnische groepen, onder wie de Chimanen, Movima's, Guarani's, Yucareres, Mocetenes en Yuqui's. Haar programma: de voorvaderlijke grond weer in bezit nemen en het recht vrijwaren om in en van het bos te leven. Toen een eerste reeks acties niets opleverden, besloot de Confederatie in 1991 een voettocht te organiseren ‘voor het recht op de geërfde gronden en de eigen waardigheid’. Die tocht zou dwars door Bolivië, tot in La Paz, het protest en de eisen van de Amazone-Indianen laten horen. Tweeëndertig dagen stapten de 800 deelnemers, mannen, vrouwen en kinderen, 700 kilometer ver vanuit Trinidad, hoofdstad van de provincie Beni, naar La Paz. Het was een afmattende reis: eerst de subtropische hitte en dan de vrieskou van het hooggebergte. Maar niets kon de Indianen nog tegenhouden, geen guur klimaat, geen erbarmelijke wegen, geen pogingen van de overheid om de tocht te stoppen. Een minister verkondigde dat ‘soortgelijke eisen al eerder onderzocht wa- | |
[pagina 400]
| |
ren en dat eraan tegemoetgekomen was door de landhervorming van 1953’. IJdele woorden, oordeelden de leiders van de Indianen. ‘Wij willen doeltreffende maatregelen, zeiden ze, geen woorden die zullen vergeten zijn, zogauw wij weer in onze bossen zijn’. De mars ging verder. Toen de Indianen bijna in het zicht van de hoofdstad waren, kwamen president Paz Zamora en veertien van zijn zestien ministers hen tegemoet. In Yolosa, 90 kilometer ten noorden van La Paz, begon het gesprek. Als verzoenend gebaar zegde de president de Indianen meteen restitutie toe van twee gebieden; maar voor het derde kon daar geen sprake van zijn: de 14.700 km2 woud van de Chimanen in het zuidoosten van de provincie Beni, in 1985 voor ‘onbeperkte tijd’ in ontginning gegeven, bleven toegewezen aan de zes uitbatende maatschappijen. Stamhoofd Tomas Ticuasi, die zo fier het gesprek had ingezet, deelde mee dat de deelnemers aan de mars ‘geen halve maatregelen konden aanvaarden’. De Indianen trokken verder naar de hoofdstad waar hun een enthousiast onthaal wachtte. Het volk van La Paz zag in deze mensen uit het woud ongetwijfeld lotgenoten. De stevigste steun kregen ze van de katholieke kerk. Bij de dankmis in de kathedraal waren veel bisschoppen aanwezig. Voor het eerst werd gebeden in de talen van het woud. Mgr. Luiz Sainz Hinojosa, aartsbisschop van La Paz, verklaarde in zijn homilie: ‘Ik bewonder de Indianen en ik steun ze, want ze komen Pachamama, de Moederaarde weer opeisen, waarin we de afstraling en het spoor van de Schepper vinden... Vervloekt alwie ecologische aanslagen plegen, die de longen van de schepping uitrukken, de aarde uitbuiten en haar vruchten en schoonheid wegroven van Gods kinderen’. Uiteindelijk kregen de Indianen voldoening: de drie gebieden die ze opeisten kregen ze toegewezen; drie bosbouwbedrijven werden eruit gezet en de andere moesten zich onderwerpen aan nieuwe, strengere voorschriften ter bescherming van het milieu. Volgens de Boliviaanse wet moet een bosbouwbedrijf binnen de 120 dagen na het verwerven van een concessie een omstandig rapport indienen over de directe en indirecte weerslag van zijn activiteiten op het milieu en het sociale leven. Na de goedkeuring ervan volgt een exploitatievergunning voor tien tot twintig jaar. Toen de Indianen hun tocht naar La Paz ondernamen was er slechts één bedrijf in orde met de wettelijke voorschriften. | |
Een nieuwe weg voor GuatemalaDe Indianen in Guatemala, die afstammen van de Maya's, hebben niet op het jaar 1990 gewacht om te laten merken dat ze bestaan en hun recht op zelfbeschikking op te eisen. Maar omdat er in dat jaar presidentsverkiezingen waren vonden ze het een geschikt moment om actie te voeren. De autochtone volkeren richtten het ‘Forum van het Mayavolk en de presidentskandidaten’ in, iets wat enkele jaren geleden nog ondenkbaar was. Alle kandidaten wer- | |
[pagina 401]
| |
den uitgenodigd om hun programma te komen verdedigen. Velen van hen kwamen niet opdagen, maar op het Forum grepen de Indianen de kans om duidelijk te maken dat ze niet weg te denken zijn uit het leven van het land, dat ze een belangrijke bijdrage leveren in de economie, maar dat ze ook voortdurend naar de rand van de samenleving geduwd worden. Zij vertegenwoordigen 50% van de bevolking van Guatemala en 44% van de beroepsbevolking. Zij leveren 98% van de tarwe, 40% van de maïs, 30% van de bonen, 25% van de rijst, enz. Maar hoe zeer zij gemarginaliseerd zijn blijkt uit de volgende cijfers: 63% van de analfabeten zijn Indianen, maar slechts 10% van de leerlingen van het middelbaar onderwijs en 5% van de studenten. Op het Forum stelden ze voor wat het nieuwe Guatemala moest worden: een samenleving in broederlijkheid en solidariteit. De staat moet het pluralisme van volkeren en culturen erkennen. Op die basis vragen de Indianen: 1. zelfbeschikkingsrecht; 2. vrijwaring van hun recht op eigen gronden; 3. een politieke en administratieve hervorming met kiesdistricten volgens de etnische streken, gewaarborgde vertegenwoordiging in alle staatsorganen, aanwerving van ambtenaren uit alle etnieën, een nieuwe structuur van het leger met Indiaanse officieren, demilitarisering van de samenleving; 4. opnieuw invoeren van de Indiaanse rechtspraak; 5. bijzondere steun voor de cultuur en de dialecten die de basis zijn van de Maya-identiteit, officiële erkenning van meer dan twintig dialecten, bicultureel onderwijs, tweetalige onderwijzers, aandacht in de lessen geschiedenis voor Maya-ambachten en -wijsheid, een Maya-universiteit, een academie voor Maya-talen, een instituut om de bedreigde talen te redden, radioprogramma's en publikaties in de Indiaanse talen. Het Forum maakte voor de Indiaanse leiders duidelijk dat geen van de kandidaten voor het presidentschap van de republiek een programma had dat ook maar enigszins tegemoetkwam aan de noden en aspiraties van de Indiaanse bevolking; er was hooguit sprake van enkele hervormingen. Zonder samenwerking met de Indiaanse organisaties kan er geen sprake zijn van een vernieuwing van de samenleving. Maar het leger - dat achter de façade van een zwak burgerlijk bewind de echte macht is in het land - heeft jarenlang die organisaties vervolgd, beroofd van hun leiders, gedecimeerd in zijn ‘antisubversieve’ campagnes en het wil ze nog steeds niet erkennen. De Indianen zijn er echter eens temeer niet voor teruggeschrokken grote risico's te nemen tegenover dit leger en een rechtvaardiger en humaner samenleving op te eisen. | |
De opstanding van het volk uit de bergenIn Guatemala en Bolivië traden de Indianen kordaat en in massa op, maar machtiger nog was in mei 1990 het levantamiento van de Indianen van Ecuador. Levantamiento wordt gebruikelijk vertaald door opstand. Maar verder | |
[pagina 402]
| |
zal blijken dat de Indianen van Ecuador alleen op vreedzame en beheerste wijze geageerd hebben voor sociale rechtvaardigheid. Mensen stonden op, se levantaron, bewust van hun slechte levensomstandigheden; om die te keren gingen ze over tot de actie. De media hebben er in Europa niet over bericht, hoewel honderdduizenden Indiaanse boeren uit hun koude paramos afdaalden, uit de hoge, minder vruchtbare streken waar ze al sinds de komst van de Spanjaarden naar verdreven zijn. Zeer beheerst hielden ze tientallen steden uren lang bezet met hun optochten. Nooit eerder was zo'n mensenzee in kleurige poncho's gezien in de straten van Ecuadors ‘Europese’ wijken. Nooit eerder hadden de mensen van de stad verschrikt meegemaakt hoe onder hun raam het Indiaanse volk bijeengestroomd was, dat immense, onbekende, vergeten, gemarginaliseerde volk. Het levantamiento was helemaal geen brutaal oproer, vanuit een plotse opwelling van woede. Het was lang en zorgvuldig gepland, gegroeid uit eeuwen uitbuiting en vernedering. De aanleiding was de sloomheid en de onwil van de overheid om de geschillen over de landbouwgrond op te lossen. Begin 1990 waren er volgens de Indiaanse organisaties 72 rechtszaken over landbouwgronden in behandeling, waarbij grootgrondbezitters tegenover Indiaanse gemeenschappen stonden. Sommige ervan sleepten al jaren aan, zonder dat een uitspraak op komst leek. Maar de grond is voor de Indiaan niet alleen een kosmische en religieuze realiteit; hij is een kwestie van leven of dood. De landhervorming van 1964-1973 is vlug dood gebloed door het verzet van de bezittende klasse. In 1974 was 47,9% van de bebouwde grond in handen van de eigenaars van hacienda's van meer dan 100 hectare; de 66,7% eigenaars met minder dan 5 hectare beschikken allen samen over niet meer dan 6,4% van de bebouwde grond. Omstreeks 1985 besloegen de eigendommen van meer dan 100 hectare nog slechts 34% van de bebouwde grond en die van 20 tot 100 hectare nog 30%. Maar voor de kleine boeren was de toestand nog nauwelijks veranderd. In de hogere streken is de demografische druk toegenomen, want landbouwersgezinnen zijn altijd groot. Nu leven 3 miljoen mensen op de kleine bedrijven en slechts 200.000 op de zes maal uitgestrekter grote hacienda's. Door de opdeling onder de kinderen vervallen de kleine bedrijven tot niet levensvatbare lapjes grond. De uitwijking naar de steden is tijdelijk een uitweg geweest, maar de migranten, die van ongeschoolde arbeid moesten bestaan, werden het eerst getroffen door de economische crisis. Met het levantamiento wilden de Indianen in de eerste plaats het bewind wijzen op de ernst van het probleem van de landbouwgrond en hoe dringend er een oplossing voor moet komen; en verder eraan herinneren dat de wet aan de zijde staat van de Indiaanse boer. Artikel 42 van de wet op de grond luidt: ‘Alle grond heeft een sociale functie’ en ‘Waar er sterke demografische druk heerst zal de grond - bebouwd of niet bebouwd - verdeeld worden’. Artikel 51 van de grondwet stelt: ‘Hamsteren van grond is verboden’. | |
[pagina 403]
| |
500 jaar Indiaans verzetEen van de slogans was: 1992 sin hacienda en Ecuador, geen grootgrondbezit meer in 1992. Maar de Indiaanse eisen reikten verder dan rechtvaardige verdeling van de grond, die overigens vaak verward wordt met de restitutie aan de gemeenschappen van de grond die hun vroeger ontnomen werd. De organisaties die tot het levantamiento hadden opgeroepen - o.m. het CONAIE, confederatie van de autochtone naties van Ecuador - wilden dat de gemeenschappen steun zouden krijgen, materieel én cultureel, om te overleven, plus waarborgen voor de volgende generaties. Met de woorden van Cristobal Tapuy, een Indiaan uit het Amazonegebied: ‘Wij hebben recht op eigen grond. Wij moeten de bestaansmiddelen die de natuur ons geeft, vrijwaren tegen onverantwoorde uitbating... Wij moeten voorkomen dat ze alleen deze generatie ten goede komen. Wij moeten de volgende generaties een toekomst bezorgen. Daarom maken wij aanspraak op eigen grond’. De volgende eisen werden aan de regering voorgelegd: 1. restitutie van de gronden die oorspronkelijk van de Indianen waren; 2. erkenning door de wet van de autochtone grondgebieden; 3. een oplossing voor de watervoorziening (bevloeiing, drinkwater, bescherming tegen vervuiling); 4. infrastructuurwerken en nutsvoorzieningen voor de Indiaanse gemeenschappen (wegen, elektriciteit, dispensaria, enz.); 5. vaste prijzen voor de industriële basisprodukten; 6. erkenning van het Quechua als officiële taal; 7. meer tweetalig onderwijs; 8. erkenning door de wet van de traditionele Indiaanse geneeskunde en financiering door de staat van de uitoefening ervan; 9. uitwijzing van het Noord-Amerikaanse linguïstische instituut voor de verspreiding van de bijbel in de volkstalen, beticht van ‘praktijken die de eenheid binnen de Indiaanse families verbreken’; 10. schadeloosstelling voor vernielingen op de Indiaanse landerijen door de petroleummaatschappijen; 11. inschrijving van het plurinationaal karakter van Ecuador in het eerste artikel van de grondwet. Overigens was het levantamiento een onderdeel van de bredere actie van het CONAIE ‘500 jaar Indiaans verzet’, ter gelegenheid van de officiële viering door Spanje en de Latijnsamerikaanse landen van de 500e verjaardag van de ontdekking van Amerika. Wie aandachtig een documentje las van niet meer dan 25 pagina's, uitgegeven in april 1988, wist duidelijk wat de organisatie voorhad. ‘In de eerste plaats een bewustmaking van wat 500 jaar Europese bezetting betekent voor het Amerika van nu’. Het zou een ‘politieke reactie zijn van het Indiaanse volk op 500 jaar uitbuiting, koloniale en neo-koloniale onderdrukking en alle vormen van etnische en culturele overheersing, veroorzaakt door het kapitalisme’. De opzet was ‘een nationale bundeling van de krachten, ter verdediging van het recht op zelfbeschikking en territoriale soevereiniteit van de Indiaanse volkeren, tegen kolonisatie en imperialistische invloeden, voor de erkenning van het pluri-etnisch karakter | |
[pagina 404]
| |
van onze samenleving’... CONAIE beloofde ook ‘een machtige politieke manifestatie, om te bewijzen dat de Indiaanse organisaties de massa in beweging kunnen brengen en strijd voeren’. De doelstellingen van ‘500 jaar Indiaans verzet’ waren bekend twee jaar vóór het levantamientoGa naar eindnoot1. De datum voor de eigenlijke grote actie was trouwens twee maanden vooraf vastgelegd. Maar niemand, zeker niemand van de bewindslieden in Ecuador had de aankondiging ernstig genomen. Toen op het einde van mei 1990 een delegatie van wel duizend Indianen, mannen en vrouwen, naar Quito kwam, weigerde de president van de republiek hen te ontvangen. Zij vonden geen gehoor, hoewel ze toch 72 dorpen vertegenwoordigden waar al jaren lang uitzichtloze processen aansleepten over de eigendom van de grond. Omwille van dit flagrant misprijzen bezetten 200 Indianen onmiddellijk de kerk van Santo Domingo in het oude Quito - een symbool van de eerste jaren van de kolonisatie. En toen het zwijgen van de bewindslieden bleef voortduren, gingen enkele dagen later drie mannen en acht vrouwen, allemaal boeren, in hongerstaking. In de namiddag van 6 juni hielden ze ermee op: de regering liet weten bereid te zijn tot een gesprek. Eén van de doelstellingen was bereikt; het probleem van de Indianen was in de openbaarheid gebracht door een eensgezind optreden van de volksorganisaties. | |
Een goed gepland levantamientoDoor het levantamiento wilden de Indianen aan de halfbloeden en de blanken laten zien welke sociale en economische macht zij zijn. Het moest een waarschuwing zijn, tastbaar gemaakt door massale bijeenkomsten van Indiaanse boeren en door het stopzetten van de bevoorrading van de markt in de steden. Die markt puilt gewoonlijk uit van de produkten uit de Sierra, want de boerderijen van minder dan 20 hectare - 85,3% van het aantal landbouwbedrijven, maar niet meer dan 18,4% van de bebouwbare grond - leveren 97% van de kolen, 92% van de uien, 80% van de tarwe, 77% van de maïs... Opdat de bevoorrading zeker zou uitvallen, waren enkele ‘voorzorgen’ genomen: in één nacht werden alle wegen versperd door kuilen, omgehakte bomen of grondverschuivingen. Het leger zou er nauwelijks door opgehouden zijn als het op Indianenjacht was uitgetrokken. Toch was de ‘operatie versperring’ een groot succes: dagen achter elkaar viel de verbinding tussen de Indiaanse gebieden in de Sierra en de hoofdstad praktisch volledig uit. Hoe kort het levantamiento ook duurde (nauwelijks een week), zijn boodschap werd gehoord: wij, de armen, de vernederden, verwezen naar de marge van de samenleving, wij beschikken over een deel van de macht en het leven in dit land! Toen de eerste verbazing en schrik voorbij waren, verbroederden heel wat mestiezen en blanken met het Indiaanse volk en steunden soms zijn eisen. | |
[pagina 405]
| |
Steun van een deel van de katholieke kerkBij de eersten om steun te verlenen was het gedeelte van de kerk dat zich sinds Vaticanum II, Medellin en Puebla ondubbelzinnig inzet voor de armen en dat trouwens al lang de Indiaanse zaak genegen is. Veel bisschoppen in Ecuador zijn conservatief, een aantal van hen zijn lid van Opus Dei of zijn deze beweging genegen. Ook zijn sinds enkele jaren fundamentalistische en integristische sekten sterker geworden en hebben zich kunnen vestigen bij de Indianen, zij het in mindere mate dan in andere Zuid-Amerikaanse landen. Het is anderzijds voldoende bekend hoe Mgr. Leonidas Proano, bisschop van Riobamba van 1954 tot 1985 o.m. zijn eigen landhervorming doorvoerde: hij schonk aan de Indiaanse gemeenschappen alle gronden die het bisdom bezat. Zijn tegenstanders noemden hem de ‘Indiaanse bisschop’ en hij kreeg het aan de stok met de overheden. Maar zijn doorzettingsvermogen en de vele initiatieven die hij nam om de Indiaan zijn waardigheid en zelfstandigheid terug te geven, hebben vrucht gedragen: zij lagen zeker aan de basis van de huidige massale beweging voor vreedzaam protest. Mgr. Proano heeft een deel van de katholieke kerk ertoe gebracht mee op te komen voor de Indianen en de armen. Zijn opvolger, Mgr. Victor Corral, en de pastorale werkers van zijn diocees hebben zich van bij het begin van het levantamiento openlijk aan de zijde van de Indianen geschaard. Zij verklaarden: ‘Wij zijn blij dat de Indiaanse boerenbeweging stand houdt en nu voor de eerste keer eensgezind een actie voert om de machten van de dood te overwinnen en de Moederaarde te bevrijden, met allen die haar bewonen’. Verder gaf deze verklaring een goed overzicht van de oorzaken van het levantamiento: ‘... weinig landbouwgrond, geen enkele begeleiding van de produktiemethoden, discriminatie en onrecht bij de distributie van de produkten. Dat alles heeft de emigratie en de wanhoop in de hand gewerkt en de gezinnen de hoop ontnomen op wat meer welzijn. De bureaucratisering is hand over hand toegenomen, de magere toelagen worden alleen aan de steden en hoofdplaatsen van de kantons toegewezen, de beleidsmensen houden toespraken vol beloften, maar hebben nog geen enkele eerlijke dialoog gevoerd met de boerenGa naar eindnoot2. | |
Beheerst en vreedzaamDe beheerste, vreedzame, maar toch resolute manier waarop de boeren hun levantamiento uitgevoerd hebben, heeft hun weer wat sympathie bezorgd. Hier en daar is het wel eens uit de hand gelopen: handtastelijkheden, brutaal wakker schudden van eigenaars in hacienda's. Maar het is nooit zo erg geweest als de grote bezitters het voorstelden. Niemand was gewapend bij de samenkomsten, optochten of andere acties. Er werd geen geweld gebruikt tegen de ‘vijand’, het leger, dat van bij het begin van het levantamiento naar plaatsen gestuurd werd waar spanningen werden verwacht. Het leger heeft | |
[pagina 406]
| |
één dode en een aantal gewonden op zijn geweten. De boeren echter toonden heel veel begrip voor de soldaten, trouwens meestal rasgenoten. Op verscheidene plaatsen ‘arresteerden’ de Indianen soldaten en politiemensen. Zij legden hun de acties uit, discuteerden en lieten hen weer gaan. Alle soldaten getuigden dat ze goed werden behandeld. Op de meetings werd altijd weer herhaald dat de Indianen zich Ecuadorianen voelen en alleen verlangen dat de staat hun rechten eerbiedigt en alvast erkent dat er in het land meerdere naties en culturen zijn. Zo kon dan een dialoog beginnen tussen de regering en de Indiaanse leiders, waarbij de aartsbisschop van Quito en de bisschop van Riobamba als bemiddelaars optraden. Maar de gesprekken werden algauw afgebroken, waarschijnlijk onder de druk van het leger dat zelf veel grond bezit en dat het spookbeeld opriep van een verdeeld en verbrokkeld, machteloos Ecuador. De regering heeft, na het afbreken van de dialoog, meermaals geweld gebruikt (met name in november 1990) om Indianen te verdrijven van het land dat ze bezet hadden en om de boerenorganisaties in de Indiaanse gebieden te terroriseren en te beroven van hun leiders. In diezelfde periode heeft de katholieke kerk een financiële transactie gestart die 10 miljoen dollar moet opbrengen, te besteden aan de aankoop van grond voor Indianen, verbetering van de landbouwtechnieken en projecten van gezondheidszorg en onderwijs. | |
Een bewust volk, een geinformeerd publiekDe beweging van de Indianen blijkt niet meer te stuiten. In dit opzicht is het levantamiento in Ecuador heel belangrijk: het is gesproten uit een proces dat al tientallen jaren geleden is ingezet: de langzame, maar ononderbroken groei naar eenheid van de organisaties, het veilig stellen van overgeërfde waarden, de vernieuwde waardering voor de volkstalen. De geschiedenis van Latijns-Amerika is vol Indianenopstanden, meestal zorgvuldig verzwegen, zelfs ontkend door de officiële geschiedschrijving. Het waren veelal lokale opstanden, geïsoleerd, niet gecoördineerd, en daarom vlug onderdrukt, in bloed gesmoord. Ze laaiden telkens weer op, maar waren tot mislukking gedoemd door de overmacht van de militairen in dienst van de bevoorrechte klasse en haar gevestigde orde. Maar nu treden de Indiaanse volkeren uit hun eeuwenlange afzondering. Hun cordillera's zijn niet langer grenzen in deze tijd van de radio en van handelaars en marskramers die zich op alle wegen wagen. Stilaan ontdekken de gemeenschappen hoe ze samen geschiedenis gemaakt hebben, ook al bewaren zij slechts flarden herinnering daaraan. Zij ontdekken ook hoe ze in dezelfde erbarmelijke situatie leven, dezelfde problemen hebben. Zij vormen groepen, verenigingen, zelfs politieke partijen; denk maar aan de partij die voor het eerst in Bolivië in 1979 een | |
[pagina 407]
| |
Indiaanse kandidaat voor het presidentschap voordroeg. De Indianen gaan beseffen dat zij met velen zijn (de meerderheid of een sterke minderheid in verscheidene landen) en dat zij een flink deel van de economie in handen hebben. Zij hebben zich nog niet bekwaamd in het politieke spel, maar hun wil om hervormingen door te voeren wordt krachtiger, hun zelfvertrouwen groeit, hun stem is duidelijker te horen. Niet langer meer de stem van de onderdanigheid en de berusting die eeuwen lang hun middel waren om te overleven. Hun stem klinkt misschien wat oubollig voor het Westen dat oordeelt over waarden die het niet begrijpt of niet wil begrijpen. Maar ze klinkt helder en ondubbelzinnig. De boodschap van het levantamiento in Ecuador is eenvoudig, duidelijk, overtuigend. Kort samengevat: ‘Mestiezen en blanken, mensen uit de rijke klasse, dank zij ons, die gij met misprijzen Indio's noemt, kunt gij leven en eten. Het is altijd zo geweest, maar nu pas beseffen wij het en kunnen wij het u bewijzen. Terwijl gij, op de grond die van onze vaderen gestolen is, aan niets anders denkt dan aan steeds meer geld bijeen garen, terwijl gij allerhande pollutie veroorzaakt, blijven wij, volgzame kinderen van de eeuwige Pachamama, in voeling met de elementaire levensstroom en verbouwen voor iedereen het onmisbare voedsel. Als wij niet langer uw markten en steden willen bevoorraden... dan zouden wij op de koude hoogten waar gij ons naar verdreven hebt, verder leven zoals wij het al eeuwen doen. Maar gij? Het is tijd om weer wijs te zijn en, allen gelijk voor de wet, een wereld op te bouwen in rechtvaardigheid en broederlijkheid’. Maakt deze boodschap van verzoening een kans? Het Indiaanse probleem is niet meer weg te cijferen. Het is een publieke zaak geworden, dank zij de vakbonden, de volksbeweging, de basisgemeenschappen. Maar de oplossing is blijkbaar nog niet voor morgen. Er is sterke tegenstand. Dit bleek b.v. in Ecuador toen de grootgrondbezitters bijna bereikten dat het leger ingreep, toen zij de Indianen beschuldigden van separatisme en aankondigden dat ze privé-milities zouden vormen. De Indiaanse beweging is ook van binnen uit bedreigd. In Ecuador is zij onverschrokken en eensgezind opgetreden en heeft zij duidelijk gemaakt geen afscheuring te willen, wel een rechtvaardige autonomie. Maar het idee van het herstel van een onafhankelijk Incarijk, dat sommigen verdedigen, kan veld winnen, vooral als onbegrip en vijandigheid de beweging tot radicalere standpunten zouden dwingen. Als dat het streefdoel wordt komen de Indianen opnieuw buiten de samenleving te staan. |