Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 342]
| |
Zestig jaar woordenboek van Verschueren
| |
[pagina 343]
| |
men. In die periode begon hij waarschijnlijk ook met de concrete uitwerking van zijn plan om een Nederlands woordenboek met encyclopedische informatie uit te geven. Eerst kreeg Verschueren echter nog een andere opdracht. In 1922 werd hij leraar aardrijkskunde in Antwerpen, met slechts enkele uren les, maar met de taak een Nederlandstalige atlas voor België samen te stellen. Toen mochten immers in het middelbaar onderwijs in Vlaanderen al enige vakken in het Nederlands onderwezen worden, o.a. aardrijkskunde, maar de nodige handboeken ontbraken. De Algemeene Atlas voor België van Verschueren verscheen in 1924. Daarna kreeg Verschueren van zijn oversten nog geen gelegenheid om aan zijn woordenboek door te werken. In 1925 kreeg hij een nieuwe aardrijkskundige opdracht. Hij werd voor zes maanden naar Rome geroepen om kaarten te tekenen van de missiegebieden van de jezuïeten over de hele wereld. Toen hij daarmee klaar was, kreeg hij van zijn algemeen overste in Rome, pater Ledochowski, toestemming om vrijgesteld te worden voor het werk aan zijn woordenboek. Zo kon hij zich vanaf 1926 geheel aan dat grote werk wijden. | |
Werkwijze van VerschuerenOm aan zijn woordenboek te werken verhuisde Verschueren in 1926 naar het Sint-Jan Berchmanscollege in het centrum van Brussel, waar hij tot zijn overlijden in 1965 zou blijven wonen. Niet alleen om een principiële reden wilde hij daar wonen - hij beschouwde Brussel als een strijdpost voor de Nederlandse cultuur in België -, maar ook om een praktische reden: in bibliotheken en bij ambassades kon hij informatie en documentatie voor zijn woordenboek verzamelen. Al stond Le Petit Larousse Illustré model voor zijn woordenboek, als bronnen gebruikte Verschueren uitvoeriger werken: het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal, grote encyclopedieën, andere naslagwerken en, voor het hedendaagse taalgebruik, kranten en tijdschriften. Hij vroeg ook raad en kreeg medewerking, niet alleen van confraters. Op de eerste uitgave staan de namen van L. Goemans, inspecteur bij het rijksonderwijs en secretaris van de Vlaamse Academie, en van L. Brounts, atheneumleraar, op de zesde en zevende uitgave die van W. Pée, hoogleraar in Gent. Met deze medewerkers, die slechts voor bepaalde onderdelen zorgden (Pée b.v. voor de fonetische aanduidingen bij de woorden) wilde Verschueren vooral de verspreiding van zijn woordenboek bij het rijksonderwijs bevorderen. Verschueren verwerkte zelf alle informatie die hij verzamelde en schreef de kopij voor zijn woordenboek op duizenden en duizenden velletjes, die hij in bakken bewaarde. Hij hield streng de hand aan een consequent systeem, met de nadruk op duidelijkheid, overzichtelijkheid en beknoptheid. Hij wilde | |
[pagina 344]
| |
ook dat alle woorden en alle eigennamen die in het woordenboek voorkwamen, zelf als trefwoord verklaard werden. Veel belang hechtte hij aan consequentie bij de verwijzingen. Hoewel pater Verschueren alleen kerkelijke hogere studies gedaan had - thomistische filosofie en theologie - slaagde hij erin allerlei wetenschappelijke gegevens beknopt en bevattelijk samen te vatten. Op taalkundig gebied gaf hij een eigen karakter aan zijn woordenboek door een overzichtelijke structuur van de woordbetekenissen. Hij rangschikte de betekenissen naar hun semasiologisch verband, naar de eigenlijke of oneigenlijke, metaforische of metonymische, uitgebreide of beperkte betekenis. Dit vergemakkelijkt het opzoeken ten zeerste. Verschueren volgde alle actuele gebeurtenissen en ook de levende taal op de voet. Soms noteerde hij wel iets te voortvarend, zoals toen men hem, voor de grap, zei dat de gebruiker van een roltrap een roltrappist genoemd werd. Dit woord staat in de zevende uitgave van zijn woordenboek! Dat Verschueren zijn persoonlijk stempel op zijn woordenboek drukte, leidde soms wel tot subjectieve uitspraken. Berucht is b.v. de vervaarlijke afbeelding van een nozem in de zevende uitgave, met een even vervaarlijke omschrijving in een ‘kaderartikel’: nozems zouden ‘baldadigheden, inbraken en zelfs moorden’ plegen. Radicaal zegt hij ook, in zijn supplement van 1965, dat de waarheid voor zigeuners niet bestaat omdat ze niet kunnen lezen en schrijven en bijgevolg geen enkel houvast hebben. Zulke uitspraken zijn te verklaren door het belang dat Verschueren aan cultuur in het algemeen hechtte. Hij wilde de Vlamingen niet alleen taalcultuur, maar ook omgangsvormen en wellevendheid bijbrengen. Daarom nam hij, nog in de ingekorte zevende uitgave, meer dan twee bladzijden Voorschriften der Wellevendheid op en vroeg hij me uitdrukkelijk om die bladzijden nog in een volgende uitgave te behouden (wat ik niet gedaan heb), ‘want ze zijn zo lomp tegenwoordig’. Subjectief was Verschueren ook wanneer hij sommige personen niet in zijn woordenboek wilde opnemen. Zo mocht kardinaal Mercier er niet in omdat hij gezegd had dat het Nederlands niet geschikt was als taal voor het hoger onderwijs, en kardinaal Van Roey en eerste-minister Lefèvre niet omdat ze, als Vlamingen, niet genoeg voor hun taal gedaan hadden. Ik merk wel op dat het hier over drie katholieke prominenten gaat en dat het vooroordeel van Verschueren veeleer op het vlak van de taal dan op dat van de ideologie lag. Met de boven al vermelde professor Pée, die een heel andere ideologie was toegedaan dan de zijne, was hij overigens heel goed bevriend. Zijn Vlaamse radicalisme bracht Verschueren ertoe in de eerste uitgave van zijn woordenboek de vlag van Vlaanderen onder de landsvlaggen te plaatsen. Hij was echter niet te fanatiek om met anderstalige vreemdelingen (weliswaar niet bij officiële diensten) Frans te spreken en ook bereid om bij zijn broer, pastoor in Waals-Brabant, parochiedienst te doen in het Frans. | |
[pagina 345]
| |
Van de eerste tot de zevende drukVan de eerste uitgave van Verschuerens Modern Woordenboek verscheen het eerste deel eind 1929. Dit deel draagt wel het jaartal 1930, maar nog in 1929 werd het besproken in Boekengids en onlangs heb ik een exemplaar gezien waarin de koper als datum had geschreven ‘december 1929’. De uitgeverij Brepols had zich gehaast om dit deel al op de markt te brengen, maar het duurde nog tot 1931 eer het tweede deel klaar was. Op het Franstalige Brusselse college waar Verschueren woonde, was er een negatieve reactie. Een van zijn huisgenoten-medebroeders ging zelfs zover dat hij een exemplaar van het eerste deel aan stukken scheurde en de stukken van de voordeur door de gang tot aan de kamer van Verschueren strooide (het verhaal dat een exemplaar door leerlingen op de speelplaats van het college werd verbrand, is waarschijnlijk niet historisch). In Nederland was de reactie gunstiger. Van een medebroeder die toen in Nijmegen studeerde, heb ik gehoord dat de Nederlanders verstomd stonden dat zo'n Nederlands woordenboek in Vlaanderen uitgegeven kon worden. Later zou C.B. van Haeringen, lange jaren de ‘nestor’ van de neerlandistiek in Nederland, overigens schrijven dat dit woordenboek ‘met recht een Nederlandse “kleine Larousse” mag heten, maar zijn Franse tegenhanger in uitvoering ver overtreft’ (De Nieuwe Taalgids). In 1936, 1937 en 1941 zagen nieuwe drukken van het Modern Woordenboek het licht, telkens bijgewerkt en aangevuld met actuele gegevens en met nieuwe woorden. Om altijd zoveel mogelijk bij de tijd en actueel te blijven was Verschueren echter al eerder begonnen met in zijn woordenboek achteraan een bijvoegsel met aanvullingen en verbeteringen op te nemen, het eerst al in het tweede deel van zijn eerste druk in 1931, toen deze gingen tot 30 juni 1931. Van dezelfde druk is ook een oplage bekend met ‘aanvullingen en verbeteringen tot 30 juni 1933’. Vanaf 1936 heette dit bijvoegsel Cumulatief Bijvoegsel. In 1941 verscheen naast het Modern Woordenboek ook een Modern Handwoordenboek, louter taalkundig, wel geïllustreerd, maar zonder encyclopedische informatie. Blijkbaar had dit niet veel succes, want het beleefde nooit een tweede druk. Na de invoering van een aantal nieuwe spellingregels in 1946-1947 was een aanpassing van de spelling in het woordenboek nodig. Sinds 1947 werkte echter een commissie aan verdere regels, o.a. voor de schrijfwijze van de bastaardwoorden en van de tussenklanken in samenstellingen. In de hoop de nog te verwachten wijzigingen al te kunnen opnemen vroeg Verschueren aan Prof. J.L. Pauwels, lid van de commissie, welke wijzigingen deze wenselijk vond. Verschueren paste de spelling in zijn woordenboek aan die persoonlijke progressieve wensen van Pauwels aan, maar hij overschatte, zoals Pauwels me zelf gezegd heeft, diens invloed. Verschueren hoopte tevens met zijn | |
[pagina 346]
| |
woordenboek de commissie te kunnen beïnvloeden, maar hier overschatte hij zijn eigen invloed. Nadat de vijfde druk (1949-1950) van het woordenboek in Verschuerens eigen progressieve spelling verschenen was, liet hij de volgende druk (1956) aanpassen aan de spelling van de officiële woordenlijst van 1954. Hij liet dit werk uitvoeren door Dr. A. Seeldraeyers s.j., die toen zijn assistent geworden was. Deze kreeg echter de opdracht om alle verklaringen en uitleg te geven bij de progressiefste vormen uit de woordenlijst. De voorkeurvormen werden wel opgenomen, maar dan met een verwijzing naar de progressieve vormen. Omdat de uitgeverij in 1958 concurrentie vreesde, kreeg Verschueren opdracht zijn woordenboek tot ongeveer twee derde van de omvang in te korten, zodat het goedkoper verkocht kon worden. Pater Seeldraeyers voerde dit werk uit (ikzelf heb hem van 1958 tot 1960 in de vakantieperiodes geholpen), maar met tegenzin: aan iedereen raadde hij nog de oude uitgave aan, omdat daar meer in stond. Deze zevende druk (1961), in één deel, werd volledig aangepast aan de officiële spelling, dus met alle uitleg bij de voorkeurspelling. In een tabel vooraan gaf Verschueren echter nog altijd, koppig als hij was, de regels voor zijn ‘konsekwente progressieve spelling’. Vóór zijn overlijden, op 25 november 1965, bezorgde Verschueren zelf nog tweemaal, in 1963 en 1965, een Kumulatief (nu met k) Bijvoegsel op zijn woordenboek. | |
De achtste druk, grondig herzienNa het overlijden van pater Verschueren werd, begin 1966, onder leiding van Dr. L. Brouwers s.j. een werkgroep gevormd voor de herziening van het Modern Woordenboek. De meeste leden van deze groep, die uit twaalf man bestond, waren jezuïeten en verscheidenen van hen doceerden aan de Universitaire Faculteiten St.-Ignatius in Antwerpen. Ieder zou het deel van het woordenboek dat op zijn vakgebied betrekking had, nazien en verbeteren. Het grootste deel, het taalkundige, zou mijn deel worden, maar ik zou er pas volop aan kunnen beginnen na de voltooiing van mijn proefschrift. Pater Brouwers bracht in 1966 de hele tekst van het woordenboek, uitgave 1961, op systeemkaarten over door de artikelen uit het boek te knippen en op kaarten te plakken. Samenhorende artikelen werden samengeplakt, zodat er in totaal ongeveer 30.000 kaarten waren. Pater Seeldraeyers verdeelde deze kaarten onder de wetenschappelijke medewerkers. Hij gaf aan ieder de tekst van zijn vakgebied en zag zelf nog eens de hele tekst kritisch na. De louter taalkundige kopij gaf hij aan mij toen ik in mei 1968 was klaargekomen met mijn dissertatie en de leiding van de redactie overnam. Toen begon ik systematisch het hele woordenboek taalkundig na te zien en te bewerken. Sinds 1961 had ik overigens al een heel aantal noodzakelijke aanvullingen en verbeteringen genoteerd. | |
[pagina 347]
| |
Met de grondige herziening van deze uitgave werd ernaar gestreefd, zowel encyclopedisch als taalkundig, objectieve en wetenschappelijke informatie te geven. Subjectieve uitspraken van Verschueren, als b.v. de bovenvermelde over nozems en zigeuners, heb ik weggelaten. Ook bij het opnemen van personen heb ik getracht objectieve normen te hanteren. Taalkundig kon ik het evenmin eens zijn met Verschueren, wanneer hij in 1956 de afkorting Z.N. niet alleen verklaart als Zuidnederlands, maar ook als zeg niet (bijvoegsel, p. 1). Volgens mij betekent deze afkorting niet dat de woorden minder goed Nederlands zijn, ik constateer alleen het feit dat ze niet algemeen gebruikt worden. De herziening van het woordenboek nam meer tijd in beslag dan oorspronkelijk voorzien was. Toen de medewerkers de tekst van hun vakgebied hadden ingeleverd, moest ik hun bijdragen nog taalkundig nazien, in overeenstemming brengen met de rest van het woordenboek en persklaar maken. De kopij, die toen op naar schatting ca. 50.000 systeemkaarten stond, kon ik, in verschillende gedeelten, van december 1974 tot mei 1976 aan de uitgever bezorgen. Om allerlei redenen moest de uitgave echter nog uitgesteld worden, wat ook meebracht dat ik achteraf nog heel wat aanvullingen en verbeteringen moest opsturen. Nadat men in maart 1978 met het zetwerk (op magneetband) begonnen was, verscheen het eerste deel van de achtste uitgave in mei en het tweede deel in oktober 1979. Na deze geheel opnieuw bewerkte uitgave schreef B. Mesotten dat zowel voor een verklarend woordenboek als voor een encyclopedie met allerhande wetenschappelijke dingen ‘een zekere traditie bijna onontbeerlijk’ is. Hij had ‘de indruk dat Verschueren de rijpe leeftijd heeft bereikt’ (Knack, 2/12/1981). Met de jaren was het woordenboek van Verschueren inderdaad uitgegroeid van een schoolboek voor collegeleerlingen tot een naslagwerk zowel voor volwassenen als voor jongeren. | |
Groot geillustreerd woordenboekIn een bijvoegsel achter in het tweede deel van de achtste uitgave werd al een reeks aanvullingen en verbeteringen, met actuele gegevens tot midden augustus 1979, opgenomen. Van toen af bleef ik de hele tijd aantekeningen maken voor een nieuwe bijgewerkte uitgave. Verscheidene correspondenten signaleerden ook onvermijdelijke vergissingen of tekorten in de tekst. Verwacht werd toen dat er na drie of vier jaar al een verbeterde en bijgewerkte druk zou kunnen verschijnen. Verscheidene wetenschappelijke medewerkers begonnen ook al in 1979 de gegevens voor hun vakgebied bij te werken. Vooral voor de exacte wetenschappen, de techniek en de computerwetenschap, waar de evolutie zo snel gaat, was dit nodig. Ook de gegevens voor biologie en afrikanistiek werden opnieuw grondig gecontroleerd. Zelf noteerde ik voortdurend nieuwe | |
[pagina 348]
| |
woorden, betekenissen en wendingen. Net zoals de wetenschap staat de taal immers niet stil. Na intussen Het juiste woord nog te hebben bewerkt voor een nieuwe uitgave (die in 1988 verscheen)Ga naar eindnoot1 begon ik in 1984 de achtste uitgave van het Modern Woordenboek systematisch te herzien, bij te werken en aan te vullen. Geleidelijk schakelde ik nieuwe bijdragen van de wetenschappelijke medewerkers in de kopij in, en ook door verscheidene correspondenten gesuggereerde verbeteringen en aanvullingen. Om plaats te maken voor nieuwe gegevens moesten enige verouderde zaken, begrippen en woorden geschrapt worden. Zo proberen we met de Verschueren bij de tijd te blijven, gericht op de hedendaagse cultuur en wetenschap, met behoud toch van de historische achtergrond. Waar het standpunt van Verschueren vroeger te ‘flamingantisch’ of te ‘Grootnederlands’ was, werd dit wat gematigd. Het woordenboek staat nu meer in het perspectief van de ruimere cultuur en wetenschap, waarbij hoe langer hoe meer de hele wereld betrokken raakt. Wel wordt nog altijd bijzondere aandacht aan de Nederlanden besteed, o.a. doordat zoveel mogelijk namen van plaatsen en instellingen en ook van personen en begrippen uit Nederland en België worden opgenomen. Het algemene criterium voor de opneming in het woordenboek is de (vermoedelijke) blijvende waarde en het historische belang. Hierin verschilt een encyclopedisch woordenboek van een actualiteitenrubriek en van een jaarboek. Zowel op encyclopedisch als op taalkundig gebied proberen we ‘eendagsvliegen’ te weren. Twijfelgevallen blijven er echter altijd. De bewerking van deze tekst was nog volledig handwerk. Aanvankelijk hadden we alle toevoegingen op systeemkaarten geschreven. In 1984 bleek het voor de uitgever praktisch nog niet uitvoerbaar te zijn over te schakelen op het gebruik van de computer. Zo bezorgde ik hem in de eerste helft van 1990 een kopij die gedeeltelijk op systeemkaarten stond en gedeeltelijk op vergrote bladen van de vorige druk, die aangevuld en verbeterd waren. Omdat de magneetband met de tekst van de vorige uitgave niet meer bruikbaar was, moest de hele kopij opnieuw ingetikt worden. Dit bracht meer dan een jaar werk aan correctie van drukproeven mee. Nu werd wel de hele tekst van het woordenboek, met 20 miljoen tekens, gedigitaliseerd en in een database gestructureerd, wat het werk voor een volgende uitgave zal vergemakkelijken. Dankzij deze nieuwe werkwijze konden medewerkers van de uitgeverij nu ook tot vlak voor het drukken de laatste actuele gegevens nog aan de tekst toevoegen, met verwerking van de belangrijkste ontwikkelingen tot 1 september 1991. Ook heeft de uitgeverij gezorgd voor een groot aantal nieuwe illustraties en een vernieuwde lay-out in een hedendaagse stijl, fraaier dan tevoren. Het formaat is groter, zodat het aantal bladzijden kon verminderen, hoewel het woordenboek inhoudelijk uitvoeriger is geworden. In totaal telt | |
[pagina 349]
| |
het nu 2.304 bladzijden, ongeveer 150.000 trefwoorden en 4000 illustraties. Het woordenboek heeft nu de nieuwe titel Groot geïllustreerd Woordenboek gekregen. Hoe paradoxaal het ook is, modern klinkt nu te archaïsch. Pater Verschueren koos Modern Woordenboek als titel omdat hij zoveel mogelijk bij de tijd wilde zijn. Om dezelfde reden is de titel nu veranderd. Ook wij willen nu nog altijd bij de tijd zijn, hedendaags en actueel. Pater Verschueren is een pionier geweest. Van zijn woordenboek werden in zestig jaar tijd al een kwart miljoen exemplaren verkocht. In Vlaanderen heeft het een belangrijke invloed uitgeoefend op de culturele bewustwording. Ook in Nederland verdient het, o.a. volgens het getuigenis van J. Renkema in het Woord Vooraf bij deze druk, ruimere bekendheid. Door zijn beknopte en overzichtelijke taalkundige en encyclopedische informatie is dit woordenboek een waardevol werkinstrument voor het hele Nederlandstalige cultuurgebied. De naam Verschueren is een begrip geworden. Met recht mogen we nu ook spreken van de Grote VerschuerenGa naar eindnoot2. |
|