Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |
Op genenjacht in de Noord-Peruaanse Andes
| |
Op expeditieAls botanicus werd ik in die ‘germoplasmabank’ tewerkgesteld. Ik zou de voedingsgewassen op onze proefvelden moeten beschrijven en selecteren. Ook zou ik in de uitgestrekte regio, die zowel uit laagland (Costa) als hoogland (Sierra) bestaat, op ‘genenjacht’ moeten trekkenGa naar eindnoot1. Op een dag werd ik door een collega antropoloog van CIPCA uitgenodigd om deel te nemen aan een reeks expedities in een van de afgelegen en onontsloten | |
[pagina 336]
| |
cuencas - valleicomplexen - in de noord-Peruaanse Andes. Voor een nieuw project van het Centro was een veelzijdige studie van dit specifieke cuencasysteem nodig. Er werd namelijk gezocht naar een nieuw Sierra-beleid. Ik zou de ecosystemen bestuderen. Deze zending zou ik laten samengaan met een zaadinzameling, een genenjacht dus, van de lokale voedingsgewassen, met het oog op onze germoplasmabank. Hoe kom je in contact met de plaatselijke bevolking in deze geïsoleerde Andesvalleien? Deze mensen krijgen maar zelden onbekenden op bezoek. Na eeuwen van onderdrukking en uitbuiting door de grootgrondbezitters is de angst voor vreemden en vooral voor blanken groot. Mijn gezel, zelf een serrano - hooglander -, loodst ons echter veilig door alle rituele kennismakingen heen, zodat de argwaan snel omslaat in gemoedelijkheid en diepgemeende gastvrijheid. De deuren van de lemen hutten gaan voor ons open, we eten bij de campesinos, we slapen onder hetzelfde dak. Voor mij was het een sprong in de ‘middeleeuwen’, en tevens een sprong in de wondere wereld van de Andes, die de Peruanen zelf El Perù Profundo noemen. Over de steile, stoffige helling brengt Cardemio, de twaalfjarige zoon van Don Demesio Guamàn ons naar een van de kleine bevloeide akkers dicht bij de bergstroom. Het lijkt eerder op een bosschage dan op een akker. Alle mogelijke struikachtige en kruipende nutsplanten staan er kriskras door elkaar. We moeten er ons een weg door banen. Pompoenen en verschillende soorten bonen slingeren en kruipen tussen de frijol de palo - een houtige, meerjarige bonensoort -, de bananenplanten, de maniok (die hier ‘yuca’ genoemd wordt) en de rietsuiker. Iets analoogs hadden we ook al ontmoet in de maïsakkers hoger in de bergen. Daar is bevloeiing niet mogelijk. Bij het begin van regenseizoen wordt er maïs gezaaid in associatie met allerhande bonensoorten en komkommerachtigen. Cardemio is trots ah hij merkt dat we bijzondere interesse aan de dag leggen voor de landbouwgewassen: de trots van elke campesino. | |
AssociatielandbouwIn de Andes wordt nog steeds associatielandbouw bedreven. Het basisprincipe is simpel: op één akker worden verschillende verenigbare soorten geteeld. Die traditionele landbouw steekt schril af tegen de moderne intensieve landbouw die vooral in de westerse wereld beoefend wordt en die we ook grootschalig terugvinden in de vruchtbare kustvalleien in Peru. Marktrendabel kun je die associatielandbouw niet noemen, maar hij biedt heel wat voordelen. Hij onderhoudt en bevordert een complexe interne en externe ecologische wisselwerking. Intern: binnen de akker zelf als antropogeen ecosysteem; extern: tussen de akkers en de omgevende (semi-)- natuurlijke ecosystemen. Er wordt bijgevolg niet bemest, en het gebruik van pesticiden is al evenmin nodig. Marktrendabiliteit is echter niet het oogmerk | |
[pagina 337]
| |
van de meeste Andes-campesinos. Door het isolement en de afwezigheid van een lokale markteconomie streven zij in de eerste plaats naar auto-sufficiëntie.
Groot is mijn verwondering als ik de verschillende planten op de akker van Don Guamàn van dichterbij bestudeer. Elke soort is er vertegenwoordigd door een veelzijdigheid van vormen. De genetische diversiteit binnen elke soort is er buitengewoon groot. Men spreekt van een brede genetische basis. Ik neem zaadstalen van elke plant en noteer de belangrijkste morfologische kenmerken. De stalen zullen later grondig bestudeerd worden in onze ‘germoplasmabank’, die we ook gewoon ‘zaadbank’ noemen. Ze worden er bewaard in een speciale koele kamer, zodat ze hun kiemkracht niet verliezen.
Het ecologisch succes van de traditionele associatielandbouw is niet uitsluitend te verklaren door de rijke ecologische wisselwerkingen. Landbouwgewassen met een brede genetische basis dragen er evenzeer toe bij. Genetische diversiteit uit zich ondermeer in veelheid van vormen of in fenologische en produktieve verschillen, maar uiteraard ook in ziekteresistentie en ecologische aangepastheid aan een bepaald milieu. Een ziekte of een plaag zal zelden of nooit alle planten aantasten als het gewassen betreft met voldoende genetische diversiteit. Genetische diversiteit is dus een natuurlijke verdediging tegen uitwendige ‘vijandige’ factoren, biologische of fysische. Als er daarenboven een rijke ecologische wisselwerking bestaat tussen de akkers en hun natuurlijke omgeving, dan zijn letale plagen om zo te zeggen uitgesloten, en wordt de schade tot een minimum beperkt. | |
Moderne intensieve landbouwDe moderne intensieve landbouw met zijn kenmerkende monoculturen bedrijft landbouw met gewassen op smalle genetische basis. Die genetisch ‘arme’ gewassen zijn dus van nature kwetsbaarder voor uitwendige ‘vijandige’ factoren. Van dit gevaar werden de rijke geïndustrialiseerde landen zich pas bewust na het rampzalige maïsjaar 1971 in de VS. Een speciale onderzoekscommissie toonde toen aan hoe de Noordamerikaanse landbouw werd uitgebouwd op een zeer smalle genetische basis. Men had de landbouwgewassen dus breedschalig blootgesteld aan onvermijdelijke ziekten en plagen.
Na de succesvolle inzameling op de akker van Don Guamàn keren we terug naar zijn lemen huisje. Bij een fles cañazo, uit suikerriet gedestilleerde rum, keuvelen we over koetjes en kalfjes. Don Guamàn stelt zijn hoop op de aanleg van een weg die de cuenca op middellange termijn zal ontsluiten. Vaag vermoedt hij dat het leven ‘anders en beter’ kan worden als het gebied ontsloten wordt. De handel met lager gelegen stadjes zal toenemen, zodat ze geneesmiddelen en kerosene voor hun lampen zullen kunnen kopen. Hij zou vooral ook voor zijn vele kinderen | |
[pagina 338]
| |
een betere toekomst willen. Velen van hen trokken al weg naar de kuststeden op zoek naar een beter bestaan... 's Nachts proberen we te slapen. We liggen bij de kinderen in een hoekje van het huis, op de grond. We worden geplaagd door vlooien. Na een heel stevig ontbijt, mote (gekookte maïs) en kaas, ons bereid door de vrouw des huizes, vertrekken we naar het volgende gehucht, Silahua. Don Guamàn leent ons zijn ezel, en Cardemio, zijn zoon, wijst ons de weg. Onze zadeltassen zitten al vol met tientallen stalen van de meest verscheiden landbouwgewassen: het hedendaagse goud van de Inca's. | |
Genetische grondstofDe mislukte maïsoogst in de VS had de aandacht gevestigd op het belang van de genetische wereldvoorraad van de voedingsgewassen. De marktrendabele teelten bestaan namelijk uit veredelde variëteiten die men bekomt door ‘genetical engeneering’ (selectie, hybridisatie,...). Ze zijn genetisch uniform en bij voorkeur stabiel. Met als gevolg dat zij niet langer in staat zijn zich aan te passen aan veranderende klimatologische omstandigheden of aan nieuwe plagen of ziekten. In de strijd tegen dit ‘vijandige’ milieu is men verplicht om gecreëerde variëteiten genetisch bij te werken, of om volledig nieuwe creaties te verzinnen. Dat is alleen maar mogelijk als men beschikt over een brede basis van genetisch materiaal: de genetische grondstof. Die grondstof bevindt zich voornamelijk in enkele geprivilegieerde gebieden op aarde die men de domesticatiecentra noemt. De belangrijkste daarvan zijn: het Midden-Oosten, Noordoost China, Centraal-Amerika, en de Andes (Peru, Bolivië). De overgrote meerderheid van 's werelds voedingsgewassen ontstond er op natuurlijke wijze en werd er gedomesticeerd om van daaruit verspreid te worden over de hele wereldGa naar eindnoot2. Het is overigens geen toeval dat uitgerekend daar de grote beschavingen het licht zagen. Deze beschavingen zijn dan misschien wel verdwenen of verder geëvolueerd en geografisch verschoven, maar hun semi-natuurlijke voedingsbronnen zijn er, als getuigen van een ver verleden, nog steeds terug te vinden. Het is opvallend dat deze antieke domesticatiecentra buiten het geografisch gebied van het geïndustrialiseerde Westen liggen. Toen het Westen zich plotseling bewust was geworden van het gevaar van de genetische armoede, reageerde het o.m. met de oprichting van het CGIAR, Consultative Group on International Agricultural Research, een organisatie die verschillende landen, gespecialiseerde instituten en privé stichtingen omvat. Zij beoogt de inzameling - de genenjacht - en de bescherming van fytogenetische reserves. In 1974 zette het CGIAR in de schoot van de FAO in Rome een nieuwe | |
[pagina 339]
| |
organisatie op: IBPGR, International Board for Plant Genetic Resources. Er ontstond een internationaal netwerk van ‘germoplasmabanken’; het IBPGR coördineerde de samenwerking. Tegelijkertijd diende zij heel efficiënt de belangen van het CGIAR. Tot nu toe zijn er aldus ongeveer 420.000 zaadstalen in banken opgeslagen, en deze worden ter beschikking gesteld van de ‘genetical engeneering’. Een genetische schat, nu officieel erkend als ‘patrimonium van de mensheid’. Intussen namen vele landen en privé-bedrijven hetzelfde initiatief en richtten hun eigen germoplasmabanken op. Toen in het begin van de jaren '70 voor nieuw gecreëerde variëteiten octrooi kon worden aangevraagd (Plant Variety Protection Act, USA), raakten ook grote chemische en petrochemische multinationals economisch geïnteresseerdGa naar eindnoot3. Zij investeerden massaal in de creatie en commercialisering van nieuwe variëteiten. Die werden ook verkocht aan Derde Wereld-landen, inclusief aan die landen die beschikken over de natuurlijke genetische grondstof.
Het dorpshoofd van Silahua, Don Lisandro Carhuatocta, ontvangt ons buitengewoon hartelijk. Het gerucht van onze komst was ons al vooruitgelopen... Don Lisandro en mijn expeditiegenoot kennen elkaar al langer. Bovendien geniet ons instituut een goede reputatie bij de lokale bevolking. Don Lisandro heeft buiten ons weten een vergadering belegd met de belangrijkste autoriteiten. Ze zouden allen zaden van hun belangrijkste teelten meebrengen. Gelukkig heb ik ook een kleine voorraad zaden uit onze ‘germoplasmabank’ meegebracht. Ze zijn afkomstig uit andere Andes-cuencas. Een uitwisseling zal dus mogelijk worden. De campesinos zullen die vreemde variëteiten graag uitproberen, ze willen over zoveel mogelijk verschillende variëteiten beschikken. Als we hier later terugkomen zullen we samen de resultaten bespreken en onderzoeken. Lekker warm in onze poncho's gehuld zetten we ons allen bij valavond rond een kleine kerosene-lamp. De onvermijdelijke fles rum doet de ronde. De tongen komen los. Er wordt gepraat over duizend en één dingen: de dorpsveten, de bevloeiingskanalen en de ruzies daaromtrent met naburige dorpen, de mislukte maïsoogst in de lager gelegen gebieden waar er gebrek aan water was, de geslaagde erwtenoogst in de hoger gelegen nevelbossen. Eerbiedig gewagen ze van de beschermende encanto del cerro, de geest van de berg. De materiële en de geestelijke wereld vormt voor deze mensen één hele realiteit. Onder de indruk van wat er zich in deze ontmoeting afspeelt - ik besef dat ik oog in oog sta met ‘anderen’ -, gaan we over tot de uitwisseling van zaaigoed. Bij het schaarse licht wordt het met respect gemonsterd alsof het om een rijke verzameling edelsteentjes gaat. Voor hen gaat het om het Leven en hun verbondenheid met Moeder Aarde, ík zie er het genie van duizenden jaren domesticatie in gekristalliseerd. En mijn gedachten gaan uit naar nog onbekende mogelijkheden voor de toekomst. | |
[pagina 340]
| |
Genetische erosieDe genetische wereldvoorraad werd door de FAO wel tot het patrimonium van de mensheid uitgeroepen, maar dat patrimonium is technologisch vooral toegankelijk voor het rijke Noorden. Dat beschikt namelijk over de knowhow, de nodige infrastructuur en het kapitaal om deze potentiële rijkdom om te zetten in reële rijkdom. De vrije markteconomie reikt tot het arme Zuiden. De ‘campesino’ die zijn bedrijf afstelt op de vrije markt wordt er economisch afhankelijk van. Dat heeft onder meer specifieke gevolgen voor het voortbestaan van de traditionele teelten. De veredelde variëteiten (het resultaat van de genetical engeneering) spelen beter in op het vraag- en aanbodspel van de markt, waardoor zij de traditionele gewassen marginaliseren. Op middellange termijn worden de traditionele teelten zelfs met uitsterven bedreigdGa naar eindnoot4. Men spreekt van genetische erosie. In de plaats komen dus de verbeterde teelten. Die spelen in op de marktvraag en zijn economisch rendabel. Ze zijn echter ook zeer veeleisend. Ze vergen een complexere landbouwtechniek en hebben steeds bemesting en pesticiden nodig. Daarmee wordt ook het omgevend (semi-)natuurlijk ecosysteem zwaar belast, zodat het ecologisch evenwicht onherroepelijk verstoord wordt. Het wegvallen van de natuurlijke genetische grondstof brengt vreemd genoeg op zijn beurt de ‘genetical engeneering’ in het gedrang. Het tijdig opslaan van deze grondstof in ‘germoplasmabanken’ kan dan wel een gepast antwoord vormen op dit gevaar, doch het kan nooit de volledige rijkdom van een domesticatiecentrum vervangen. Een domesticatiecentrum is namelijk een levend geheel waar de recombinatie en genetische diversificatie ongehinderd op natuurlijke wijze voortgaat. De genetische erosie én de verloedering van omgevende ecosystemen bedreigen derhalve het voortbestaan van de domesticatiecentra. Het zal een onherstelbaar verlies worden voor de mensheid aangezien het zijn tol zal heffen op 's werelds voedselvoorziening, die nu reeds afhankelijk is van ‘genetical engeneering’. | |
BesluitWe staan dus voor complexe ethische problemen: De genetische grondstof is meestal afkomstig uit het arme Zuiden, maar wordt ontgonnen en te gelde gemaakt door het rijke Noorden. Als negatieve neveneffecten zien we de toenemende genetische erosie en het ontaarden van de domesticatiecentra (een proces dat sinds de Groene Revolutie van de jaren zestig in een versnellingsproces is terechtgekomen). De toenemende economische afhankelijkheid van de lokale landbouwbe- | |
[pagina 341]
| |
volking is een ander neveneffect dat vaak als negatief ervaren wordt vanwege de kwetsbaarheid in de economisch zeer onstabiele Derde Wereld-landen.
Als ik een dag later met mijn genetische schatten terug naar de kust afzak, zit ik vol vragen. Hoe kan deze potentiële rijkdom het beste ten goede komen aan haar rechtstreekse erfgenamen en historische beschermheren? Hoe kunnen we het beste met hen naar een goede toekomst gaan, als straks de verhoopte ontsluiting van de cuenca een feit wordt? En kunnen we de dreigende verloedering van de cuenca tegenhouden, als morgen het economische spel van vraag en aanbod de eeuwenoude landbouwtechnieken ingrijpend zal wijzigen? |
|