| |
| |
| |
De vergeten bootvluchtelingen
Paul Begheyn
Toen in 1980 de problemen rond de Viëtnamese vluchtelingen steeds groter begonnen te worden, besloot Pedro Arrupe, destijds Algemeen Overste van de jezuïetenorde, tot de oprichting van de Jesuit Refugee Service (JRS). Zijns inziens kon de orde als internationale organisatie met deskundigheid op onder meer het gebied van onderwijs, een bijdrage leveren aan de oplossing van dit probleem. Korte tijd later werd een tweede, zeer omvangrijk project opgezet in verband met de Cambodjanen, die vanwege de burgeroorlog hun land ontvluchtten. Inmiddels werkt de JRS in drie verschillende regio's. In Midden-Amerika hoeft de hulporganisatie sinds enige tijd minder actief te zijn, omdat veel vluchtelingen terugkeren naar hun land van herkomst. In Afrika (Soedan, Nairobi) is het werk momenteel erg moeilijk, vanwege burgeroorlogen, corruptie, en tegenwerking van regeringen die voedseltransporten tegenhouden en vliegtuigen van het Rode Kruis neerschieten. In Azië en het gebied van de Stille Zuidzee zijn medewerkers van de JRS aanwezig in Thailand, Cambodja, Maleisië, Indonesië, Hong Kong, de Filippijnen en Australië.
De JRS beschikt in totaal over 270 leden, van wie een derde jezuïet is. Ze zijn hoofdzakelijk afkomstig uit West-Europa en de VS, en hebben allemaal een vak of beroep: leraar, maatschappelijk werker, schoolleider. Gemiddeld blijven zij twee jaar in een van de kampen, maar er zijn er ook die al twaalf jaar op dezelfde plek zitten. Het overgrote deel is katholiek. Doordat de JRS een sterk gemotiveerde en relatief kleine organisatie is trekt zij nogal wat mensen aan die zich niet goed thuisvoelen in grote en vaak anonieme organisaties als het Rode Kruis.
De jezuïetenorde zelf is zeer royaal met mankracht en financiële garanties, maar ook anderen zijn bij de projecten van de JRS betrokken. Zo worden de twee jezuïeten in een kamp met 20.000 Viëtnamezen in Indonesië volledig gefinancierd door de plaatselijke kerk. Voor Thailand geldt iets soortgelijks. Arrupe drong er erg op aan dat de JRS niet een organisatie op zich zou zijn, maar zou samenwerken met de plaatselijke kerken, die op hun
| |
| |
beurt het geld voor 90% ontvangen van de samenwerkende katholieke organisaties, zoals Vastenaktie, Misereor, Adveniat en Broederlijk Delen.
De JRS kan niet inspelen op noodsituaties als de Golfoorlog. Dat is voor andere organisaties als Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis. De JRS richt zich op vluchtelingen die langere tijd in kampen verblijven, of op mensen die kunnen terugkeren naar hun land van herkomst. Gezien hun achtergrond (pastorale zorg, onderwijs, opvoeding) kunnen de medewerkers van JRS juist op die terreinen veel werk doen.
Sinds een jaar werkt in het vluchtelingenkamp Pulau Bidong voor Viëtnamezen in Maleisië de Nederlandse jezuïet Jan Stuyt (geboren 1950), die al eerder gedurende enkele maanden soortgelijke ervaringen had opgedaan in de Filippijnen. Tijdens een kort verlof in Nederland werd hij geïnterviewd.
Hoe moet ik me het kamp van Pulau Bidong, waar jij werkt, voorstellen?
We zitten op een eiland van vier bij vier kilometer. De 13 duizend mensen wonen in barakken, met daken van golfplaten en muurtjes van plastic en karton. Drinkwater wordt per boot aangevoerd; voor de was gebruikt men water uit putten op het eiland. Het voedsel wordt gedeeltelijk aangevoerd, gedeeltelijk ter plaatse geteeld en bestaat voornamelijk uit rijst, vis, soms kip, en één ei per week. Het wordt centraal uitgedeeld, want de mensen koken zelf, ook al is er een kleine centrale keuken, waar 150 personen gebruik van maken.
Het kamp bestaat sinds 1977. Sindsdien zijn hier duizenden boten aangekomen die, als de vluchtelingen eenmaal van boord waren, allemaal tot zinken zijn gebracht voor de kust. De afgelopen veertien jaar zijn hier ruim 210 duizend vluchtelingen doorheen gegaan, die vrijwel allemaal afkomstig waren uit Viëtnam; slechts een klein percentage kwam uit Cambodja.
Hoe zou jij je werk omschrijven?
Er is hier een kantoor van zestig mensen, die vooral de activiteiten in het kamp organiseren. Ik moet af en toe toestemmingen geven, of een verzoek om materiaal tekenen. Namens de Maleisische Rode Halve Maan (het islamitische equivalent van het Rode Kruis) ben ik de gesprekspartner voor de Viëtnamese leiding van het kamp. De vluchtelingen hebben uit hun midden leiders voor bepaalde wijken in het kamp gekozen, en dan nog een kampleider. Dat zijn meestal oudmilitairen die Engels kennen. Ik denk dat ik minstens drie keer per week met hen spreek. Dat contact is heel vriendschappelijk en plezierig. Natuurlijk heb ik in ook mijn taak als priester (25% van de kampbevolking is katholiek). Dat wordt door de Maleisische regering getolereerd, maar niet aangemoedigd. Maar men is zeer correct. Als wij bijvoorbeeld vragen om bouwmateriaal voor de kerk, krijgen we dat altijd.
Als maatschappelijk werker draag ik zorg voor de afdeling kampactiviteiten. Daar valt een project onder, waardoor mensen gelegenheid wordt ge- | |
| |
boden om op het eiland wat zakgeld te verdienen als bakker of kleermaker bijvoorbeeld. Ook kunnen zij een van de zes naaimachines, die wij hebben, per dag, week, of maand huren. Daarmee kunnen zij kleren maken voor zichzelf, maar ook voor anderen, en op die manier geld verdienen. Een zeker percentage wordt aan ons kantoor afgedragen. Verder hebben wij een openluchttheater, waar geregeld voorstellingen worden gegeven. Want in zo'n kamp met tienduizend vluchtelingen zijn net als in de normale wereld alle beroepen vertegenwoordigd, dus ook zangers, dansers en musici. Ons kantoor verzorgt ook de maandelijkse kampkrant, en heeft de zorg voor de verschillende voorlichtingscampagnes. Die gaan over uiteenlopende onderwerpen als de traditionele religieuze feesten (geboortedag van Boeddha, kerstmis, dodenherdenking), geboortenbeperking, kamphygiene en onderwijs.
Ik doe het werk graag, vooral ook omdat het emotioneel heel lonend is. Ik krijg bij voorbaat zeer veel vertrouwen, zonder dat ik dat hoef te verdienen. En ik kan een heleboel doen. Ik kan echt veranderingen brengen in het leven van die mensen, door te praten over zoiets als rantsoenen. Als er een lagere militair van de Maleisische bewakingstroepen zijn boekje te buiten gaat, kan ik als buitenlander protesteren bij de commandant. Dat kan een Maleisische medewerker niet altijd doen. Ik zie dus resultaat van mijn werk. Dat is binnen een vluchtelingenorganisatie ook wel eens een probleem. Mensen die in Europa of de VS het noeste bureauwerk doen - studeren op de oorzaken van migratie en vluchtelingenstromen, lobbyen bij politieke partijen voor oplossingen, rapporten schrijven - hebben die emotionele beloning helemaal niet.
En hoe zit het met de andere medewerkers in Pulau Bidong?
Van de zestig medewerkers zijn er ongeveer tien buitenlanders, die vooral in het onderwijs en maatschappelijk werk actief zijn. Ze hebben allemaal hun opleiding in Europa, Australië of de VS gehad. De samenwerking met de Maleisische autoriteiten is heel plezierig. Ons stafkwartier ligt buiten het eigenlijke kamp. Daar wonen we allemaal in kleine houten huisjes, waar we kunnen koken en wassen. In de meeste Zuidoost-Aziatische landen mag de staf niet in het kamp wonen, vanwege mogelijke gevaren. Dat is het geval in Thailand, waar de kampen van de Cambodjanen 's nachts beschoten worden met granaten.
Hoe bereiden de medewerkers van JRS zich voor op hun taak?
Daar leg je de vinger op een zere plek. Een van de klachten van de mensen die komen is, dat ze zich helemaal niet goed voorbereid voelen. Hetzelfde horen we bij medewerkers van het Rode Kruis en de Verenigde Naties. Ervaren veldwerkers die daar tijd voor zouden hebben, blijven liever ter plaatse. En als ze worden weggeplukt om in hun eigen land een bepaalde functie te aanvaarden, staat hun hoofd er niet naar om nieuwkomers voor te lichten
| |
| |
of in te leiden. Bovendien verandert de situatie ontzettend snel, behalve de taal natuurlijk.
De kampbevolking bestaat uit bootvluchtelingen. Worden zij allemaal te zijner tijd teruggestuurd naar hun land van herkomst, of kunnen zij ook terecht in andere landen?
Het gemakkelijkst kan ik iets vertellen over de Viëtnamezen, de vergeten vluchtelingen. Als bootvluchtelingen hebben zij geweldig in de belangstelling gestaan aan het eind van de jaren zeventig. Maar ze zitten nog steeds in de kampen. In dit verband zijn twee data van belang. De eerste is 30 april 1975, de dag van de val van Saigon en de machtsovername door de communisten. De tweede is juni 1989, toen een verdrag werd ondertekend door alle landen die betrokken zijn bij de problematiek van de vluchtelingen uit Viëtnam en Laos: Viëtnam en Laos zelf, de VS, Hong Kong, het Verenigd Koninkrijk, België en Nederland als landen die deze vluchtelingen opnemen, en Maleisië als eerste asielland. Op die conferentie is besloten, dat iedereen die vóór een bepaalde datum uit Viëtnam of Laos is aangekomen, beschouwd wordt als echte vluchteling en dus mag emigreren naar een nieuw land. Alle ondertekenende landen verplichtten zich om de vluchtelingen van vóór maart 1989 op te nemen. Wie aangekomen is na die datum, wordt beschouwd als asielzoeker of illegale immigrant, en moet door een procedure heen die de status van vluchteling vaststelt. Wordt zo iemand dan beschouwd als politieke vluchteling, dan heeft hij alle rechten die vóór die datum ook golden. Wie beschouwd wordt als illegale immigrant, moet terug naar het land van herkomst.
Door die gedwongen terugkeer zal er de komende maanden veel onrust in de kampen optreden. Je kunt denken aan hongerstakingen, demonstraties en zelfverwondingen. Een deel van de mensen is echt wanhopig als ze uitgeprocedeerd zijn en dreigen te worden teruggestuurd naar degenen die ze beschouwen als aartsvijanden en vervolgers. Het verzet in de kampen wordt geleid door mannen die een functie hadden onder de vorige Zuid-Viëtnamese regering van Diem. Want het nieuwe communistische regime in Viëtnam is helemaal niet mals voor deze vroegere officieren en ambtenaren.
Een van de onderdelen van dat verdrag is ook dat ontvluchten ontmoedigd wordt via voorlichting in Viëtnam zelf. Die campagne is in Zuid-Viëtnam redelijk succesvol, maar vanuit Noord-Viëtnam kwamen alleen al in 1991 20 duizend nieuwe bootvluchtelingen naar Hong Kong. Ze waren gelokt door wilde geruchten en door gouden bergen die waren beloofd. De enigen die daar beter van geworden zijn, waren de handige jongens die de transporten over zee organiseerden. Een derde deel van de vluchtelingen over zee komt nooit aan vanwege piraterij of schipbreuk.
Een ander element is dat alle betrokken landen zich ervoor inzetten dat mensen die goede redenen hebben om Viëtnam te verlaten dat op een or- | |
| |
dentelijke manier kunnen doen, dat wil zeggen als emigrant. Die kunnen na veel papierwerk, waar ook wel eens smeergeld aan te pas komt, op een normale wijze via het vliegveld vertrekken. Als iemand bijvoorbeeld kan bewijzen dat hij meer dan drie jaar heeft gewerkt voor een Amerikaanse oliemaatschappij of voor het Amerikaanse leger, dan kan hij een pas krijgen van de huidige Viëtnamese regering. Daar zit overigens het knelpunt. Maar wie eenmaal zijn paspoort heeft, kan vrij gemakkelijk met zijn familie emigreren. Die is dan geen vluchteling, maar emigrant. Dat zijn er het afgelopen jaar ongeveer 80 duizend geweest, vooral naar de VS, maar ook naar Australië, Canada en Frankrijk. De VS zijn in dit opzicht heel erg gul, en namen in één jaar al 100 duizend vluchtelingen op, niet alleen uit Zuidoost-Azië, maar ook uit Rusland en Zuid-Amerika. Ze doen in dit opzicht méér dan hun deel, en dat mag best eens gezegd worden.
Voor de Viëtnamese vluchtelingen in de kampen geldt in het algemeen: ze willen naar een ander land, want ze geloven niet meer in de eerlijke kansen voor henzelf en hun kinderen in Viëtnam onder deze regering. Wie afgewezen werd als vluchteling of beseft dat hij kansloos is, denkt over terugkeer en móet daar wel over denken. Maar er is slechts een klein gedeelte dat die stap ook zet. Voor de Cambodjanen - meer dan 200 duizend langs de grens met Thailand - ligt dat anders. In overgrote meerderheid hopen zij terug te keren naar hun eigen land zodra de burgeroorlog voorbij is. Die terugkeer is al op gang aan het komen.
Wat dit betreft kan ik een aardig voorbeeld geven van de hulp die de JRS aan zulke repatrianten biedt. In Cambodja is de koeienbank opgezet, waar mensen een koe krijgen als ze met hun gezin teruggekeerd zijn. De voorwaarde is dat ze het eerste en vierde kalf teruggeven aan de koeienbank. Een vergelijkbaar project bestaat er voor waterbuffels. Ook is er een project waarbij mensen geld kunnen lenen voor een waterput. Als ze die gedurende lange tijd goed schoonhouden wordt de schuld voor die put kwijtgescholden.
Heeft de val van het communisme in Oost-Europa enige repercussie voor de huidige regering van Viëtnam?
Voor Viëtnam heeft dit op dit moment drie gevolgen. Op de eerste plaats zijn ze bang voor wat er in Oost-Europa gebeurd is en proberen ze die informatie tegen te houden. In de tweede plaats heeft de Sovjetunie alle steun teruggetrokken, hetgeen voor Viëtnam een geweldig probleem is omdat het nog steeds economisch wordt geboycot door de VS. Het derde gevolg is dat op het partijcongres van september 1991 er enkele meer rekkelijken gekozen zijn, die meer pragmatisch dan ideologisch denken. Niettemin hebben ze in de weken na het congres de banden met China zeer hartelijk aangehaald. Dat is heel verbazend, want de geschiedenis wijst uit dat China en Viëtnam aartsrivalen zijn. Communistisch China heeft communistisch Viëtnam nooit gesteund. Er heeft zelfs nog een grensoorlog gewoed na 1975. China en Viët- | |
| |
nam hebben elkaar op leven en dood bevochten in Cambodja, waar China de Rode Khmer van Pol Pot heeft gesteund en Viëtnam het nieuwe regime van Hon Sen. Maar gedwongen door de omwentelingen in Oost-Europa hebben ze elkaar sinds kort weer opgezocht. In China hebben de politici van de harde lijn het nog voor het zeggen.
Wat is de prognose voor de komende maanden?
Waarschijnlijk laten landen als Thailand en Maleisië Hong Kong de kolen uit het vuur halen, dat wil zeggen dat Hong Kong als eerste zal beginnen met de gedwongen repatriëring van een groot aantal vluchtelingen dat als illegale immigrant wordt bestempeld. Nu gebeurt er nog niets met hen. Zij worden in kampen gehouden in Thailand en Hong Kong. Die beschikken niet over scholen en buitenlandse maatschappelijke werkers. Men neemt aan dat wegens de weinig aangename leefsituatie in die kampen de mensen vanzelf wel zullen weggaan. Het afgelopen jaar bestond er een ‘oprotpremie’ voor degenen die nu willen vertrekken. Zij ontvangen een jaar lang van de Verenigde Naties een dollar per dag. Dat is zoiets als hier 20 gulden per dag. Dat geld zou bijvoorbeeld kunnen dienen als startkapitaal voor een eigen zaakje in het land van herkomst. Daardoor is er een stroom op gang gekomen van mensen die zonder dwang terugkeren naar Viëtnam. Dat hulpprogramma wordt over enkele maanden gestopt. Redelijkerwijs kun je verwachten dat gedwongen terugkeer niet lang meer op zich zal laten wachten. Misschien zal het allemaal meevallen. Als de mensen die terugkeren goede berichten naar de kampen sturen zal het protest niet zo heftig zijn. Als de terugkerenden niet gestraft worden voor hun ontsnappingspogingen, als hun kinderen naar school mogen en als bovendien ook zij de mogelijkheid krijgen op de ‘gewone manier’ als emigrant het land te verlaten, dan zou het kunnen zijn dat de afgewezen asielzoekers hun repatriëring aanvaarden. Maar zolang ze nog rekenen op vergelding en straf, zal de meerderheid zich met geweld verzetten tegen gedwongen terugkeer. Dan komen er hongerstakingen en demonstraties in de kampen. Ongetwijfeld zullen de regeringen in Zuid-Oost-Azië dat nieuws proberen af te schermen. Dat is hun ook in januari 1991 goed gelukt, toen er een hongerstaking in Pulau Bidong was en de BBC het nieuws pas zes weken later als
eerste bracht.
Had de JRS dat nieuws niet kunnen doorspelen?
Wij wisten het wel maar het was natuurlijk zeer riskant in verband met onze verblijfsvergunning. Maar de post van de Viëtnamezen naar hun familie en vrienden in de VS en Engeland ging gewoon door en zodoende kwam het nieuws er wel door, zij het later.
Om welke redenen zijn al die mensen eigenlijk gevlucht? Was dat alleen vanwege de politieke situatie, of speelden economische motieven ook een rol?
| |
| |
Natuurlijk zijn er mensen die alleen maar gegaan zijn om het materieel beter te hebben. Maar ook dat vind ik een zeer legitieme reden om te vluchten. De meeste vluchtelingen wonen in het kamp veiliger, hebben er beter te eten en beschikken er zeker over meer politieke vrijheid. Een aantal van hen heeft echt vervolging gekend, heeft in de gevangenis gezeten, regelmatig slaag gehad. Ook zijn er die hun eigen kinderen niet mochten opvoeden omdat zij Chinees waren, of actief kerklid, of omdat ze voor de vorige regering gewerkt hadden. In een aantal van die redenen kan de Maleisische regering aanleiding vinden hen als politiek vluchteling te erkennen en bij een of andere ambassade voor te dragen voor emigratie. Maar in Maleisië ontvangt driekwart de status van vluchteling niet, en in Hong Kong 90% niet. De reden voor dat verschil is overigens heel simpel. In Zuid-Viëtnam zaten natuurlijk meer medewerkers van het oude regime, meer katholieken; zij allen vluchtten naar Maleisië en Thailand over zee. De mensen uit Noord-Viëtnam - zo'n 1500 kilometer noordelijker - kwamen vanwege andere zeestromingen en andere winden terecht in Hong Kong. Dat is geen keuze, dat zijn de getijden en de winden. Daarom is het aantal erkende vluchtelingen in Hong Kong zoveel lager; daar zit niets doortrapts achter; dat hangt af van de ‘aanvoer’.
Het bepalen van de status als vluchteling is nu een poosje aan de gang. In Maleisië is dat goed geregeld: bij ieder gesprek zit een jurist van de UNHCR (United Nations High Commissioner for Refugees), en voor elk geval komt er een schriftelijk rapport van de UNHCR. Maar in Hong Kong waren de ambtenaren die de beslissingen moesten nemen niet op hun taak berekend, en liet de assistentie en de controle door de VN veel te wensen over. Getalsmatig worden er maar heel weinig als vluchteling erkend. Toen hebben een aantal Australische katholieken op verzoek van de JRS advocaten gevonden en gefinancierd. Die zitten nu in Hong Kong, geven juridische bijstand, schrijven adviezen, en helpen de mensen om hun zaak te presenteren. Het is niet zo dat daardoor dat percentage van 10% hoger wordt. Maar het is wel zo dat diegenen die het meest recht hebben op rechtsbescherming vanwege hun vervolging in eigen land, nu een eerlijke kans krijgen.
Hoe ervaar je je werk onder de vluchtelingen als Europeaan? Ik vraag dat tegen de achtergrond van de verontrustende ontwikkelingen in Europa, waar men de immigranten en vluchtelingen meer en meer gaat beschouwen als zondebokken voor alle mogelijke problemen die nu spelen. Dat gebeurt niet alleen door skinheads in Duitsland, maar ook bijvoorbeeld door de Franse premier Edith Cresson die in haar uitspraken op één lijn lijkt te zitten met Le Pen, en door een groeiend aantal kiezers in België dat op Vlaams Blok stemt.
Alle Cambodjaanse vluchtelingen die ik ken, willen terug naar hun eigen land, als de burgeroorlog eenmaal voorbij is. Voor een deel van de Viëtnamezen geldt hetzelfde. Ze zijn niet voor de lol gevlucht. Als West- Europa geen vluchtelingen wil, zal het wat moeten doen aan de economische uit- | |
| |
buiting van met name Afrika, waar de mensen omkomen van de honger en elkaar naar het leven staan vanwege die honger. Je kunt wel mooi voedselrantsoenen sturen naar vluchtelingenkampen, maar de oorzaken zijn vaak van economische aard: schuldenlast, monoculturen, mensen die gedwongen worden gewassen te verbouwen ten behoeve van Europa, waardoor ze hun eigen basisvoedsel niet meer kunnen verbouwen. Het is natuurlijk heel gemakkelijk om mensen van een ander ras als zondebok aan te wijzen. Maar het gaat bij die vluchtelingen en immigranten niet om rijke bankiers, maar meestal om armoedzaaiers, handarbeiders of mensen die straathandel bedrijven. De Turken die worden aangevallen, wonen niet in de villawijken! Dit is heel dom racisme, maar racisme is natuurlijk altijd dom.
Zijn er bepaalde kwaliteiten in het leven van de mensen in de vluchtelingenkampen waar wij als Europeanen het nodige van te leren hebben?
In zo'n kamp komen natuurlijk de slechtste kwaliteiten van de mens naar boven door de slechte omstandigheden waar ze in verkeren: de strijd om het naakte bestaan. Daardoor vallen des te meer degenen op die in bijbelse zin nog de rechtvaardigen zijn. Ik bedoel mensen die niet meedoen aan het te grabbel gooien van alles wat te maken heeft met huwelijksmoraal, die niet hun geld vergokken, die de discipline opbrengen om iedere dag tenminste drie uur te studeren - ook al krijgen ze daar geen diploma voor -, om hun dag te structureren en inhoud te geven, die zich aanbieden om in onze weeshuizen te werken of secretariaatswerk te doen, ook al is de beloning maar één maaltijd per maand extra. Voor dat soort keuzes heb ik geweldig veel bewondering.
Het mooiste vind ik eigenlijk de mensen die nog gevoel hebben voor het mooie, zoals de schilders en de dichters. Een keer in de twee maanden hebben we een dichtersavond, waarbij mensen Viëtnamese poëzie voordragen die drie dagen of driehonderd jaar oud kan zijn. Dat is geweldig mooi. Ik versta geen woord van wat er gezegd wordt, maar de sfeer en de aandacht op zo'n avond is geweldig. Daar ga ik graag naar toe. Zo zijn er ook de mensen die de traditionele houtsnijkunst doorgeven aan een volgende generatie, of degenen die borduurklassen organiseren. Ik denk ook aan de Cambodjanen die in zelfgemaakte kostuums weer de traditionele tempeldansen opvoerden, waar onder Pol Pot de doodstraf op stond. Ook in een vluchtelingenkamp blijven mensen proberen om de waardigheid en de schoonheid te handhaven. Schoonheid zal de wereld redden. Die uitspraak van Dostojevski schoot mij te binnen toen ik een tijd geleden 's nachts iemand in het kamp viool hoorde spelen.
|
|