Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |||||
Sade: dood of levend?
| |||||
De markiesMeer dan in zijn boeken bleef de markies leven in een begrip dat niet eens van hem afkomstig is: het sadisme, ‘een afwijking waarbij (seksuele) lustgevoelens worden ondervonden door het lichamelijk of geestelijk pijnigen van anderen’ (Van Dale), dat in 1891 door de Duitse psychiater Krafft-Ebing werd beschreven in het werk Psychopathia sexualis. De markies de Sade leed weliswaar aan algolagnie, een neurose die wellust paart aan wreedheid, maar strikt genomen heeft zijn leven niets te maken met de term sadisme - even weinig als het woord machiavellisme met Machiavelli. Alle excessen in het werk zijn fantasieën van de auteur. Sade plaatst zichzelf in de traditie van het 18e eeuwse libertinisme, maar nog sterker dan Diderot, die naast publiceerbare ook ‘infame’ boeken (La religieuse, Le rêve de d'Alembert) schreef, profileert hij zich in twee persoon- | |||||
[pagina 231]
| |||||
Op een betwistbaar jeugdportret na zijn er van de markies geen portretten bewaard (tekening Van Loo, 1760).
lijkheden: de vrijdenkende ‘homme de lettres’ die filosofische verhalen en toneelstukken schreef en de schaamteloze pornograaf. De markies verwerkt in het carnavaleske vuurwerk van zijn oeuvre alle grote vragen van de 18e eeuw en maakt brandhout van het hele ‘discours’ van die eeuw. Ondanks de voorliefde van de markies voor maskers en theatrale poses, zijn er, op een betwistbaar jeugdportret na, geen portretten van hem bewaard. Elk portret van de markies is een imaginair portret. Sades leven (1740-1814) lijkt op een 18e eeuwse schelmenroman. Na een aantal seksuele schandalen en avontuurlijke achtervolgingen belandt de Provençaalse edelman in de gevangenis en blijft daar jaren (1777-1790) opgesloten op last van een ‘lettre de cachet’, een koninklijk bevelschrift tot inhechtenisneming. In de gevangenis gaat zijn gezondheid zienderogen achteruit. Hij houdt | |||||
[pagina 232]
| |||||
zich onledig met lezen en schrijven, eerst toneelstukken, daarna filosofische geschriften (waarvan Dialogue entre un prêtre et un moribond het beroemdste zal worden). Alle werken, zowel romans als verhalen, illustreren Sades sterk libertijnse filosofie: 1. er is geen god, 2. de natuur is dynamisch en wreed want er is een keuze mogelijk tussen goed en kwaad en 3. zowel pijn als leed zijn opwindende elementen. In 1782 begint hij met de compositie van een roman, Les cent vingt journées de Sodome. In zijn correspondentie noemt hij dit verhaal ‘le récit le plus impur qui ait jamais été fait depuis le monde existe, pareil livre ne se rencontrant ni chez les anciens ni chez les modernes’. In februari 1784 wordt de markies overgeplaatst naar de Bastille en opgesloten in de ‘Tour de la Liberté’. Daar werkt hij in 1785 de Cent vingt journées de Sodome af. Het manuscript is een lange rol papier, opgeborgen in een merkwaardige koker die hoogstwaarschijnlijk als seksueel instrument dienst deed. Het boek heeft iets weg van een wetenschappelijke publikatie; een haast exhaustieve lijst van alle mogelijke seksuele perversies. Sade gaat op dezelfde manier te werk als Boccaccio in de Decamerone en Geoffrey Chaucer in de Canterbury Tales. De personages uit het verhaal vertellen elk op hun beurt een scabreus verhaal. Vier libertijnen sluiten zichzelf op in een burcht in het Zwarte Woud - het kasteel als afzonderingsplaats is een leidmotief in de meeste werken van Sade en verwijst indirect naar het aartsvaderlijke slot La Coste - samen met 4 koppelaarsters en 42 onschuldige slaven. Gedurende 120 dagen vertellen de 4 vrouwen 150 perverse verhalen, die de 4 libertijnen dan onmiddellijk uittesten op de 42 slachtoffers. Niets of niemand wordt gespaard. Het boek heeft een ongewone theatrale dimensie: de verhalen worden verteld vanop een troon, het perverse verhaal wordt daarna in alle werkelijkheid uitgebeeld. Wanneer het manuscript 150 jaar na de dood van de schrijver, plots opduikt en gepubliceerd wordt krijgt het onmiddellijk de status van ‘meest verdoemde boek’ uit de geschiedenis. In 1787 schrijft Sade in een tijdsbestek van 16 dagen de novelle Les infortunes de la vertue, de oerversie van zijn latere roman Justine. | |||||
Homme de lettresTerwijl Sade in zijn cel schrijft en taartjes eet - de markies is een luxe-gevangene -, verandert de wereld. In het pre-revolutionaire Frankrijk krijgt de burcht-gevangenis van de Bastille een ongewilde symbolische betekenis. Op één van de laatste dagen van juni 1789 schreeuwt de markies - niemand weet waarom - vanuit zijn getralied raam met alle kracht dat de overheid bezig is alle gevangenen te vermoorden. Toen hij dit bleef herhalen, zag de gouverneur van de Bastille, de markies de Launay, zich gedwongen Sade over te brengen naar het klooster van Charenton. Zijn cel met daarin al zijn ma- | |||||
[pagina 233]
| |||||
nuscripten wordt verzegeld. Sade is nauwelijks overgebracht of op 14 juli 1789 bestormt de massa de Bastille. De Launay wordt op een afschuwelijke manier gelyncht en de gevangenen bevrijd. Na de bestorming komen enkele notabelen de gevangenis inspecteren; zij verbreken de zegels van de cel van de markies. Een van hen vindt er het manuscript van de Cent vingt journées, opgeborgen in de fameuze koker en neemt het mee. Sade zal de rest van zijn leven geloven dat het manuscript verloren ging bij de bestorming. De markies mist zijn afspraak met de geschiedenis: hij wordt niet rondgedragen op de schouders van de revolutionairen, maar verkwijnt in een sombere kloostercel. Pas vele maanden later, in april 1790, schaft de Assemblée het onrechtvaardige systeem van de ‘lettre de cachet’ af en wordt de markies opnieuw een vrij man. Na een tijdje in de kringen van de constitutioneel-monarchisten te verblijven, bekent hij zich tot de radicale revolutionairen en vanaf dan noemt de ‘ci-devant marquis’ zichzelf ‘Monsieur Sade, homme de lettres’. Toch blijft Sade politiek een gematigd man; zijn grote ambitie is de schepper te worden van een revolutionair en atheïstisch theater. Sades stukken zijn nogal ondermaats in vergelijking met andere werken uit dezelfde 18e eeuw; zijn prozawerk is beter. Hij schrijft de historische roman Aline et Valcour en publiceert de eerste versie van Justine ou les malheurs de la vertu, geheel in de traditie van de ‘conte philosophique’. Justine is een van de drie versies van het verhaal van twee zusters. Justine en Juliette komen na de dood van hun moeder als jonge meisjes op straat te staan. Beiden gaan hun eigen weg. Juliette symboliseert de ontucht; ze verleidt mannen, pleegt vele malen abortus om haar figuur niet te bederven en gaat als een geslaagde en welgestelde dame door het leven. Justine is de exponent van de deugd, maar voor elke deugd die zij bezit wordt ze gestraft en moet ze de zwaarste vernederingen ondergaan: ze is medelijdend, een bedelares berooft haar; ze is vroom, een monnik verkracht haar; ze is eerlijk, een gierigaard ruïneert haar. Tenslotte ontmoeten de twee zusters elkaar, maar ze herkennen elkaar pas nadat Justine haar levensverhaal heeft verteld. Het geluk is echter van korte duur, want Justine wordt doodgebliksemd. Bestaat er een strengere straf van God? Justine heeft iets weg van de figuur van Assepoester, alleen is de morele les omgekeerd. Het goede in de mens leidt tot bestraffing en ondergang. In de figuur van Justine heeft Sade zijn eigen lijden geëvoceerd. Er zijn opmerkelijke verschillen tussen de achtereenvolgende versies van het verhaal. Les infortunes, de postuum gepubliceerde oerversie, lijkt een moralistisch werk. Toch plakt Sade aan het einde van het werk een venijnig staartje: ‘... si Dieu permet qu'elle soit persécutée sur la terre, c'est pour lui préparer dans le ciel une plus flatteuse récompense’. Hoe moralistisch dit ook klinkt, in het licht van Sades libertijnse filosofie krijgt dit fragment zeer ironische trekjes. Sade is hier meer de revolutionaire cynicus dan de | |||||
[pagina 234]
| |||||
pornograaf. De tweede versie van het verhaal, Justine, is een Bildungsroman. Het verhaal wordt in de derde persoon verteld en Justine is hier de willoze marionet van haar eigen deugdelijkheid. De derde versie van het verhaal, La nouvelle Justine, gaat nog veel verder in de beschrijving van het ongerijmde en het perverse. Deze versie brengt Sade opnieuw in moeilijkheden. Sade wordt niet alleen geconfronteerd met geldgebrek en armoede (waardoor hij zich gedwongen weet pornografische verhalen te schrijven); door zijn publikaties jaagt hij ook een aantal publicisten tegen zich in het harnas. Tijdens het bewind van sterke man Napoléon Bonaparte steekt een nieuwe morele orde de kop op en wordt Sade als volksbederver gebrandmerkt. De overheid vaardigt maatregelen uit om de verspreiding van La nouvelle Justine te verhinderen. In maart 1801 wordt hij in een drukkerij aangehouden en zonder vorm van proces opgesloten. Sade komt opnieuw terecht in het klooster van Charenton, nu een krankzinnigengesticht. Hij zal er tot zijn dood blijven. De 61-jarige schrijver verkrijgt wel de toelating om in het gesticht samen te wonen met zijn levensgezellin Constance, wier familie instaat voor het levensonderhoud van de markies. Deze Constance Quesnet, een actrice, blijft bij hem tot het einde van zijn leven. Sade gaat in het gekkenhuis verder met het schrijven van romans en verhalen, maar op last van de politie worden de manuscripten steeds in beslag genomen. De directeur van het hospitaal laat de geïnterneerde - deels uit bewondering, deels uit medelijden - samen met de andere patiënten van de instelling theateropvoeringen organiseren, die dan door het Parijse publiek kunnen worden bijgewoond. De overheid ergert zich blauw aan de bewegingsvrijheid die de directie van de instelling aan de markies toekent. Men wil hem naar een andere gevangenis overplaatsen, maar dat lukt uiteindelijk niet: Sade is een gewiekst man die mensen weet te manipuleren. Wanneer in 1812 de aartsbisschop van Parijs de instelling bezoekt, schrijft - ironie van het lot - de zwaarmoedige en vetzuchtige grijsaard een gelegenheidslied. Eén keer dient hij zelfs de mis. De laatste jaren van zijn leven vermijdt hij elk contact en dwaalt als een schim uit een ver verleden door de kloostergangen van Charenton. Op 2 december 1814 sterft de markies de Sade. Tegen zijn laatste wilsbeschikking in wordt hij kerkelijk begraven. In zijn testament stipuleert hij dat er op zijn graf eikels moeten worden gezaaid. Door het opschietende kreupelbos zouden alle sporen van het graf verdwijnen en wordt elke herinnering aan hem uit de geest van de mensen gewist. | |||||
Een postuum dramaDe markies is er niet in geslaagd de herinnering aan zijn leven en werk uit te wissen. Hij is immers niet meer weg te denken uit de westerse cultuur- | |||||
[pagina 235]
| |||||
geschiedenis. Is het omdat hij de eerste was die de nachtzijde van de seksualiteit ter sprake bracht? Over verkrachting en seksueel geweld schreven Homeros en Tacitus ook al, en verhalen over prostitutie en pornografie komen in iedere ‘complexe maatschappij’ voor. Is het omdat hij een meester was in het ‘narratief’ overdrijven? Allicht, ofschoon de 16e eeuwse humanist François Rabelais zich hierin best met hem kan meten. Belangrijker dan de inhoud van zijn werk is de vormgeving ervan. Sade objectiveert de menselijke persoon in zijn meest tastbare vorm: zijn lichaam. De betekenis van de markies ligt niet in de erotiek (laat staan in de sado-erotiek), maar in de theatraliteit. De theatermaker herschept de hele wereld in een schouwspel. Sades romans zijn theaterstukken waarin de wereld slechts een decor is en elk lichaam een projectie van de fantasie van de schrijver. Is dat de reden waarom Sade en zijn werk populair zijn bij de intelligentia van onze postmodernistische tijd, voor wie de wereld ook een decor blijkt te zijn? Slaan Sades cynische vertellingen daarom juist aan bij een hedendaags publiek? Niet ten onrechte wijzen sommige auteurs op een verwantschap met Nietzsche - de profeet van het postmodernistische tijdperk. Wie David Lynchs filmisch geweldsprookje, Wild at Heart, gesmaakt heeft, herkent in Sade misschien een geestverwant. Is Sade dan een profeet? Nee, de markies was net als vele andere 18e eeuwse auteurs een exponent van die eeuw. Sade publiceerde zijn werken in de jaren '90 van de 18e eeuw, één van de keerpunten van de westerse cultuur. In zijn werk treffen wij twee belangrijke kenmerken aan van de cultuur van die periode: de rusteloosheid en de verveling. Zijn verhalen getuigen inderdaad van een hectische rusteloosheid. De vrijheid die het individu voor zichzelf opeist, benadrukt het onbeperkte karakter van het genot. De titel 120 dagen van Sodom symboliseert die onbeperktheid. De Zwitserse cultuurpsycholoog Jean Starobinski vergelijkt in dit verband Sade met Mozarts operafiguur Don Giovanni. Ook in dat werk speelt de nacht en het duistere in de mens een hoofdrol. ‘Don Juan is de man van de verkwisting en de uitspatting, de man van de vluchtige momenten en van kortstondige veroveringen. Hij leidt een leven zonder berekening: het is zijn berekende dienaar die het boek, het register van de mill'e tre, bijhoudt. Voor Don Giovanni is de maat nooit vol, omdat grenzen er slechts zijn om overschreden te worden. Zijn enige religie is de vrijheid, een godsdienst die de erotische veelvraat de vrije hand laat om van zijn bestaan een feest zonder einde te maken’Ga naar eindnoot1. De kreet van de revolutionairen ‘Vive la liberté’ is ook die van Sade en zijn personages. De verhalen en romans ontspruiten aan de passie voor het grenzeloze, die weigert de teugels van de godsdienst te erkennen en die zich evenmin kan schikken naar de scheidslijnen en beperkingen van een sociale orde. In die zin is de markies een vrijheidsstrijder. Om de sociale orde omver te werpen roept de libertijn de rede ter hulp. Hij wil de passie voor het grenzeloze niet beperken tot een bevoorrecht individu, | |||||
[pagina 236]
| |||||
De Franse auteur-illustrator R. Topor maakte in 1989 met de film Marquis een opvallende creatieve evocatie van het leven en het werk van Sade. De rode draad in de film is de semi-filosofische discussie die de markies - met het uiterlijk van een hond - voert met zijn geslachtsdeel, het enige personage in de film met een menselijk gezicht. Op het einde van de film neemt de markies noodgedwongen afscheid van zijn merkwaardig ‘genius’. Zij hebben, los van elkaar, hun eigen weg te gaan (foto Progrès-Film).
| |||||
[pagina 237]
| |||||
hij wil ze uitbreiden tot de hele mensheid. Starobinski citeert in zijn werk over de cultuur van de Revolutie de 19e eeuwse dichter Baudelaire die schreef dat de Revolutie het werk was van wellustigenGa naar eindnoot2. De ‘wellustigen’ waren volgens Baudelaire diegenen die van nature de taal van een op haar einde lopende wereld spraken. Door zich tegen die wereld af te zetten, werden zij haar gezworen vijanden, maar bleven ze tegelijk getuigen van haar wanorde, haar vrije speculaties en tegenstrijdige voorkeuren. Voor deze groep was het een passie de maatschappij van het Ancien Régime en haar normen de genadeslag toe te brengen. Het lot van de wellusteling is hard. Net zoals Don Giovanni verdwijnt de libertijn Sade in de duisternis, niet die van de hel, maar die van het krankzinnigengesticht. Elke jacht naar het grenzeloze eindigt onvermijdelijk met de dood. Dat was een les die de moraalridders uit de tijd van de Verlichting ook al verkondigden. Maar, wanneer de libertijn en zijn werk afgestraft worden, aan wie dan de overwinning? Aan de God van de openbaring? Aan de moraal van de Moderne Tijd? Of eerder aan de sterfelijkheid van de mens die tegen de duistere achtergrond van genoegens en lust zichtbaar wordt? Het tweede thema dat Sades oeuvre typeert, is de vervelingGa naar eindnoot3. De 18e eeuwse pruiken en poeders, de parmantige équipages en plichtplegingen vertellen het verhaal van een enorme ennui. Er werd, net als nu, meer veel dan goed geschreven. Het gros van de letterkundige bedrijvigheid was weinig meer dan een goedbedoeld tijdverdrijf van lieden die zich op verantwoorde wijze wensten te vervelen. Hetzelfde geldt voor Sade. Het merendeel van zijn literaire produktie schrijft Sade bij elkaar tijdens zijn jarenlange verblijf in de gevangenis. Het schrijven van obscure verhalen was voor de markies-met-seksuele-moeilijkheden wellicht een anti-dotum voor de verveling. In de 18e eeuw was er overigens geen tekort aan onfatsoenlijke lieden: de Venetiaanse avonturier-rokkenjager G.G. Casanova en de mysterieuze graaf de Saint-Germain... In geen enkele andere eeuw maakten zoveel bedriegers en psychopaten deel uit van de officiële cultuur. In de scabreuze verhalen die uit de pen vloeiden van schrijvers als Casanova, Choderlos de Laclos of Sade, is een triestheid te ontdekken die eigen is aan de verveling. De vertoonde hyper-seksualiteit is sekse-loos. Hun gevecht met het geseksueerde bestaan is een gevecht met de verveling-ten-dode. Welke toekomst is er weggelegd voor het literaire oeuvre van de markies de Sade na twee eeuwen polemiek en discussie? Als een werk tot de literatuur behoort, zo stelde de Franse literator Ph. SollersGa naar eindnoot4, dan betekent dit dat het kan worden voorgelezen, dat erover in kranten en tijdschriften kan worden verteld. Toen de werken van de markies in het midden van de 19e eeuw werden ontdekt, erkende men de grote waarde ervan voor historici, psychologen en antropologen. Dat lijkt mij nog steeds het juiste uitgangspunt om Sade te lezen en te bestuderen. | |||||
[pagina 238]
| |||||
Referenties
|
|