| |
| |
| |
Zelfbeschikking in Joegoslavie
Geert van Dartel
Verwarrend en tegenstrijdig. Zo mag je de berichten over het oorlogsgeweld in Joegoslavië wel noemen. De politieke leiders van de afzonderlijke republieken ondertekenen het memorandum van de EG over een wapenstilstand, de oorlog zelf echter is er geen moment door opgehouden. Over en weer schuiven de partijen, het Joegoslavische leger, de Kroatische nationale garde, de Servische milities en de politieke leiders elkaar de zwarte piet toe. Iedereen zegt voor vrede te zijn, de oorlog echter gaat onverminderd voort. De verwarring wordt er door de EG-vredesinitiatieven niet minder door en op korte termijn is er geen doorbraak ten goede te verwachten.
Wie zijn hoop in deze oorlog baseerde op de resultaten van de Euro-diplomaten kwam telkens bedrogen uit. De situatie van dit moment is een weifelend Europees beleid en een heksenketel in Joegoslavië die steeds verder wordt opgestookt. De strijd om de erfenis van Joegoslavië is bovendien niet beperkt tot een conflict tussen Servië, Kroatië en Slovenië, maar strekt zich ook uit over Bosnië-Hercegovina, Macedonië, Montenegro en Kosovo. En naarmate nieuwe fronten in de overige republieken worden geopend zullen de omringende landen steeds nadrukkelijker bij deze oorlog worden betrokken.
De Joegoslavische crisis is onthutsend niet alleen vanwege de bruutheid en de bestialiteiten die al zijn begaan, maar ook voor wat betreft de betekenis van in Europees verband aanvaarde beginselen van mensenrecht en democratie en verdragen over veiligheid en samenwerking. Europese structuren zoals de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (CVSE), waarvan de laatste jaren na de revoluties in Oost-Europa zo hoog is opgegeven zijn volstrekt machteloos tegenover de zich ontvouwende oorlog in Joegoslavië. De CVSE heeft zich uitgesproken voor een wapen-embargo tegen alle strijdende partijen in Joegoslavië, bij mijn weten echter niet tegen de systematische schending van de mensenrechten door de machthebbers van Servië.
| |
| |
| |
Een historische terugblik
De weerloosheid van internationaal recht en mensenrecht in een situatie van oorlog vertroebelt onze kijk op een van die elementaire rechten, het recht op zelfbeschikking. Louter met een beroep op het recht op zelfbeschikking is de Joegoslavische crisis echter niet op te lossen. Dat gold vóór het uitbreken van de oorlog en dat geldt in nog sterkere mate ten tijde van de oorlog zelf. Wij moeten ons trouwens allereerst de vraag stellen of het recht op zelfbeschikking van een volk of van een mens boven alles verheven is en het criterium bij uitstek is om een rechtvaardige en vreedzame wereld tot stand te brengen. Is een mens of een volk de meester van of beschikt het over zijn eigen lot? Een terugblik op het historisch-politieke en juridische gebruik van het recht op zelfbeschikking sinds de vrede van Versailles kan ons in dit opzicht heel wat leren.
De Eerste Wereldoorlog bezegelde het einde van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie en met een beroep op het zelfbeschikkingsrecht der volkeren werd door de grootmachten van die tijd bevorderd dat Slovenië en Kroatië met het koninkrijk Servië een nieuwe staat zouden vormen. De volkeren van Slovenië en Kroatië zijn over de oprichting van deze Joegoslavische staat nooit middels referenda geraadpleegd. De eerste Joegoslavische staat is door de dominantie van Servië in tirannie ontaard. In de Tweede Wereldoorlog tierde de wraak. Een rechtvaardiging voor de wreedheden begaan tegen de Servische bevolking door Kroatische fascisten is er niet. Het Kroatische fascisme is een schandvlek op de Kroatische geschiedenis. Dat er ook Kroaten actief waren in het verzet tegen de bezetting en dat wreedheden tegen de burgerbevolking ook door anderen zijn begaan, ook tegen Kroaten, doen daar niets aan af. Wel moet duidelijk zijn, dat de scheidslijn tussen de goeden en de kwaden niet samen viel en valt met de etnische scheidslijnen.
Gemeten naar het gerealiseerde recht op zelfbeschikking moet de eerste Joegoslavische staat als een mislukking worden beschouwd. Bovendien, het uitroepen van de Onafhankelijke Kroatische Staat (NDH) met steun van en gelieerd aan Nazi-Duitsland in 1941 heeft het eeuwenoude streven van het Kroatische volk naar soevereiniteit immens veel schade toegebracht. Het recht op zelfbeschikking van het Kroatische volk was na de oorlog niet eens aan de orde, omdat de Kroaten in de wereld massief werden veroordeeld als fascisten die heulden met de Nazi's en gruweldaden hadden begaan.
Na de oorlog rekenden de partizanen van Tito op gruwelijke wijze af met alle mogelijke tegenstanders van een Joegoslavië onder communistische heerschappij. Het duurde tot het einde van de jaren tachtig voordat over de slachtoffers van die terreur, zoals in Bleiburg, openlijk kon worden gesproken. Het Kroatische nationalisme was één van de vijanden van de Joegoslavische communistische staat. Dat ondervonden ook de Kroatische commu- | |
| |
nisten die direct na de oorlog een nationale lijn voorstonden en werden weggezuiverd.
De communistische Joegoslavische beweging is inmiddels door de loop van de geschiedenis ingehaald. Er bestaan geen Joegoslavische communisten meer, de generaals van het Joegoslavische leger daargelaten natuurlijk. Het is onbekend wie nog voor de misdaden van dit communistisch regime tegen de eigen volkeren ter verantwoording kan worden geroepen. Het communisme is niet meer. Maar het beeld van het fascistische Kroatië blijft hardnekkig de kop opsteken. Misschien is er wel daarom in de publieke opinie zo weinig begrip voor de Kroatische wens naar onafhankelijkheid.
Voordat we de lijn verder doortrekken naar het heden moeten we nog stil staan bij de verwerkelijking van het zelfbeschikkingsrecht in de Joegoslavische socialistische staatsorde.
| |
Communisme en nationalisme
Ik behoor niet tot degenen die de socialistische Joegoslavische staat in de periode 1945-1990 in alle opzichten verketteren. De Joegoslavische idee heeft op de Balkan een lange wordingsgeschiedenis doorgemaakt en is m.i. meer dan een fictie, die in de 20e eeuw op schromelijke wijze in diskrediet is gebracht door dictatoriale regimes. En ook kan ik er niet mee instemmen de Joegoslavische staat onvoorwaardelijk af te schilderen als een totalitaire dictatuur. Voor mij zijn veel meer kenmerkend - maar misschien niet minder negatief - voor de maatschappij van die dagen de corruptie, de onbekwaamheid van de politieke leiding, de starheid van de communistische partij, de crisis van de communistische ideologie. Joegoslavië was reeds toen een staat waarin de rot zat, maar dat wil nog niet zeggen dat er niets aan die samenleving en de mensen die er hun leven trachten op te bouwen deugde.
De nationaliteitenpolitiek van de Joegoslavische communistische partij en staat is uiterst complex en nauwelijks in enkele woorden samen te vatten. Richtpunten van het beleid zijn geweest het bijeenhouden van de Joegoslavische staat en het behouden van de macht waarbij ook de communisten, overigens zelf georganiseerd per republiek en overkoepeld door de Bond van Communisten van Joegoslavië, niet blind waren voor het nationaliteitenvraagstuk. In de Joegoslavische socialistische staatsorde heeft er binnen het communistisch raamwerk een voortdurende spanning bestaan tussen centralistisch en gedecentraliseerd, d.w.z. per republiek georganiseerd bestuur. En deze spanning werd geleidelijk ten voordele van het gedecentraliseerde bestuur beslist waarbij de proclamatie van de grondwet van 1974 het hoogtepunt vormde. In de grondwet van de Federatie en van iedere afzonderlijke republiek van de Joegoslavische staat van 1974 kan men dan ook - weliswaar omkleed met de fraseologie van de socialistische ideologie en geïnspireerd op de volksbevrijdingsstrijd - lezen dat het recht op zelfbeschikking inclu- | |
| |
sief het recht op afscheiding één van de belangrijkste uitgangspunten vormt van de constitutie. De Joegoslavische rechtsgeleerden van na de oorlog beriepen zich dus op de verwerkelijking van het recht op zelfbeschikking. De decentralisatie van het bestuur van het centrum van de federatie naar de republieken lijkt materieel inhoud te geven aan het verlangen van de volkeren van Joegoslavië naar zeggenschap over hun eigen aangelegenheden. Of was dit maar schijn en waren de per republiek georganiseerde communistische partijen alleen maar een zekering van het centralistische apparaat tegenover de legitieme aspiraties van de volkeren hun onafhankelijkheid gestalte te geven. Voor dat laatste spreekt dat nationale bewegingen die de communistische staatsorde te buiten gingen hard werden onderdrukt. Dat gold met name voor de nationale
beweging in Kroatië in 1971 die op last van Tito werd neergeslagen en dat gold ook voor de Albanese beweging die voor Kosovo de status van republiek opeiste in 1981.
Aan de hand van de kwestie Kosovo kan men misschien het beste illustreren hoe de communistische partij ten gevolge van het nationaliteitenvraagstuk het spoor uiteindelijk geheel is bijster geraakt. Tot 1966 lag Kosovo in de greep van de bij Albanezen beruchte minister van binnenlandse zaken Aleksander Rankovic. Pas nadat Rankovic van het politieke toneel verdwenen was kreeg de autonomie van Kosovo inhoud en kregen de Albanezen van Kosovo de kans zich cultureel en politiek in Joegoslavië te ontplooien. Maar ook dat ging niet zonder problemen. Al in 1968 en 1970 werden demonstraties waarin geëist werd Kosovo tot republiek te verheffen de kop ingedrukt. De repressie nam weer harde vormen aan na de demonstraties in 1981. Op Servië had het dreigende verlies van Kosovo door de sterke opkomst van de Albanese nationale beweging gecombineerd met het grote demografische overwicht van de Albanezen een geweldige politieke invloed. Tot diep in de jaren tachtig is de communistische partij eerst onderhuids later openlijk verweten Kosovo voor Servië te verkwanselen. De samenhang van het multinationale communistische apparaat is door de kwestie Kosovo en de gevoelens die daardoor in Servië werden losgemaakt meer dan door welke andere factor ook ondergraven. De kwestie Kosovo creëerde Slobodan Milosevic, die in de herfst van 1987 de macht greep in de Servische communistische partij, de partij onmiddellijk van alle tegenstanders zuiverde en op basis van zijn nationaal-communistisch programma streefde naar de inlijving van Kosovo. En zo gebeurde.
Juist omdat de volkeren van Joegoslavië onder het patronage stonden van de communistische partij is er alle reden te twijfelen aan de betekenis van de grondwetsteksten waarin beweerd wordt dat het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren inclusief het recht op afscheiding van de republieken een uitgangspunt van de constitutie vormden. Evenmin zijn de volkeren van Joegoslavië tijdens de communistische heerschappij ooit geraadpleegd over de structuur van de staat. Niet voor niets werd het thema van de soevereiniteit
| |
| |
in alle republieken van Joegoslavië het belangrijkste thema van de politieke discussie zodra de communistische macht serieus begon te wankelen.
Tussen het absoluut stellen van het recht op zelfbeschikking van ieder volk, wat dit principiële recht in de multinationale samenleving op de Balkan niet hanteerbaar maakt, enerzijds, en het volstrekt onthouden van dit recht aan de volkeren van Joegoslavië, de historische ervaring, anderzijds, ligt een grote ruimte.
De inzet van de nieuwe politieke ordening op de Balkan, na het échec van de tweede Joegoslavische staat, is, of de beginselen van internationaal recht, zoals het recht op zelfbeschikking maar dan gerelateerd aan en geschraagd door de principes van democratie en mensenrechten doorslaggevend zullen zijn óf dat militair machtsvertoon en oorlog de grondslag zullen leggen voor een nieuwe statelijke constructie, hoe die dan ook verder heten mag.
Nu de oorlog in alle hevigheid woedt en Kroatië ten prooi is gevallen aan een veroveringsoorlog, lijkt het stellen van de vraag irrelevant. Maar laten we ze stellen, omdat die vraag ook raakt aan het zenuwstelsel van het westerse Europese bestel. Immers het Westen kan niet ongepermitteerd zijn politieke theorieën, waardenstelsel en beginselen van recht aan de wereld voorhouden, terwijl terzelfdertijd aan de directe buitengrenzen van het bestel blijkt dat deze principes niet alleen niet werkzaam zijn, maar ook dat ze op een brute manier kunnen worden geschonden zonder dat ‘de Gemeenschap der Verlichten’ daar iets tegen in te brengen heeft. Het zou ontluisterend zijn als pas gesproken zou kunnen worden over democratie en internationaal recht als de oorlog is uitgewoed en de slachtoffers worden geteld. Oorlog om de erfenis van Joegoslavië is daarom in elk opzicht een nederlaag voor het internationaal recht en de democratie.
| |
De rol van westelijk Europa
Hoe kunnen internationaal recht en democratie worden toegepast op de actuele situatie? Is dat wel mogelijk wanneer het ogenschijnlijk gaat om nationale conflicten, beheerst en opgeklopt door irrationele nationalismen die door rede en recht niet meer kunnen worden beteugeld? Een redenering die het Westen van zijn verantwoordelijkheid zou kunnen vrijpleiten omdat immers in dat geval geen der partijen zich nog gehouden acht aan de maatstaven van democratie en internationaal recht. Mij lijkt dat geen juiste redenering. Ten eerste, omdat de Joegoslavische staat en al zijn republieken zich middels verdragen en verklaringen hebben verplicht aan de volkerengemeenschap. Ten tweede, omdat er in heel Joegoslavië en met name in de noordelijke republieken een sterke drang bestaat aansluiting te vinden bij westelijk Europa, niet alleen om economische, maar ook om culturele en politieke redenen. En ten derde, omdat in delen van Joegoslavië wel degelijk
| |
| |
een begin gemaakt is met de democratische vernieuwing van de samenleving, hoewel dat door de oorlogssituatie weer in het geding is gekomen. Voor westerlingen is de euforie die na de verkiezingen in de republieken en de referenda over de soevereiniteit in de republieken Slovenië, Kroatië en Macedonië heeft bestaan niet goed navoelbaar. Toch mag men niet vergeten dat het de eerste keer is, dat de volkeren van Joegoslavië zich werkelijk in vrije verkiezingen konden uitspreken. Op de referenda over de soevereiniteit heeft men zeventig jaar moeten wachten.
| |
Het servie van Milosevic
Maar waarom is het in deze in beginsel kansrijke situatie toch tot oorlog gekomen? Ik heb er reeds op gewezen dat de kwestie Kosovo Milosevic heeft gecreëerd en wel op een moment voorafgaande aan de democratische vernieuwing. In de legitimering van Milosevics strijd om de verovering van Kosovo speelden ideologische motieven gebaseerd op historische aanspraken verstaan als rechten, een belangrijke rol. Het zelfbeschikkingsrecht van de Albanezen noch de constitutie van 1974 konden de veroveringszucht van Milosevic indammen. In de jaren 1989-90 werd Kosovo op een gewelddadige wijze ingelijfd bij Servië. De staatspropaganda van de Servische republiek was een machtig middel om dit doel te bereiken. Het Servische volk werd opgezweept: enerzijds door de eigenwaarde van het Servische volk voortdurend te strelen, anderzijds door de dreiging waaraan het Servische volk bloot zou staan door de houding van de andere volkeren tegenover Servië scherp en demagogisch uiteen te zetten. Het Servische volk is gaan geloven in het beeld van de propaganda, dat het Servische volk altijd voor de goede zaak heeft gestreden, dat het nooit een agressieve oorlog heeft gevoerd, dat het altijd de rol van slachtoffer heeft gespeeld, dat Servië de grootste prijs voor de vrijheid heeft betaald, maar het minste deel heeft verkregen. En daarnaast stonden dan de beelden van het separatistische Albanese streven en het fascistoïde karakter van de Kroaten, beiden gericht op de genocide van het Servische volk.
Hier hebben we het irrationele nationalisme bij de kop, dat door Milosevic en de zijnen is gebruikt om een stevige machtspositie op te bouwen. Maar natuurlijk kon dit geen opstap zijn naar een democratische vernieuwing van de samenleving waarin respect betoond wordt voor andersdenkenden en minderheden. Milosevics systeem is anti-democratisch, totalitair, bruut en agressief tegen alles wat op zijn weg komt. Door velen is er de afgelopen jaren al op gewezen, dat Milosevic aan zijn volk weliswaar veel beloften heeft gedaan, maar er geen enkele heeft ingelost. De economie van Servië zit helemaal in het slop, Kosovo valt alleen te beheersen met behulp van voortdurende staatsrepressie en internationaal staat Servië, hoewel Milosevic zich nog steeds weet te verschuilen achter zijn Joegoslavische troefkaart, geïso- | |
| |
leerd.
De ontmaskering van Milosevic leek plaats te vinden in maart 1991 toen de studenten massaal de straat op gingen om tegen de staatspropaganda te demonstreren en Milosevic de tanks op zijn geliefkoosde volk afstuurde. Even was er hoop op een democratische doorbraak. Maar ook die crisis heeft Milosevic weten te bezweren. De democratische oppositie in Servië is geheel buiten beeld. Door de oorlogsvoering tegen Slovenië en Kroatië, gevoerd door het Joegoslavische leger en de Servische milities, of moeten we ook hier maar gewoon spreken van een leger, wordt het Servische volk op een hoop gedreven. De rolverdeling en de werkelijke machtsverhoudingen tussen de het Joegoslavische leger dominerende Servische generaals enerzijds en de garnituur rond Milosevic anderzijds is eigenlijk nog altijd in nevelen gehuld. Is Milosevic alleen maar een figuur in een groter spel of is hij de eerstverantwoordelijke, niet alleen formeel, maar ook inhoudelijk voor zowel de catastrofale Servische politiek als de oorlogsvoering tegen de rest van Joegoslavië? Voor mij is dat nog steeds niet duidelijk. Maar één ding is mij op grond van mijn studie van de Balkan wel duidelijk en dat is, dat wat hier voorgeschoteld wordt als de Servische strijd niet alleen haaks staat op alles wat democratie en internationaal recht betreft, maar ook op de Servische identiteit. Deze oorlog kan, gezien de manier waarop hij wordt gevoerd geen ander gevolg hebben dan dat in de wereld het Servische volk aan de schandpaal wordt genageld zoals dat andere volkeren in Europa die leefden onder dictatoriale, demagogische en oorlogszuchtige regimes is overkomen. Klaar gezegd, de suggestie als zou Milosevic politiek, al dan niet afgestemd op de machtshonger van de generaals, gebaseerd zijn op de Servische identiteit en traditie is een belediging van het Servische volk, juist omdat deze politiek de moord op en de verdrijving van de broeder en de naaste niet schuwt. Juist dat druist
in tegen de belangrijkste principes van de Servische traditie.
Om aan deze oorlog werkelijk een einde te kunnen maken moet ten minste aan twee voorwaarden worden voldaan. Zonder dat het Joegoslavische leger aan banden wordt gelegd hebben vredesonderhandelingen in en over Joegoslavië geen schijn van kans. Een politieke dialoog binnen Joegoslavië is, ten tweede, met de huidige politieke leiding van Servië ten ene male kansloos, wat inhoudt dat pas na een democratische omwenteling in Servië een politieke uitweg gevonden zou kunnen worden. Met het huidige regime zijn geen zaken te doen.
Ofschoon de bommen nu op de Kroatische steden vallen, Bosnië-Hercegovina en Macedonië in de val zitten, en de Albanezen in Kosovo zonder ophouden worden geterroriseerd zou de ontknoping van de Joegoslavische crisis, na alle geweld en misdaden, wel eens catastrofaal voor het Servische volk kunnen verlopen. Door de strategie van oorlog en geweld te volgen houden de Servische leiders en het Joegoslavische leger Joegoslavië niet bijeen. Een confederale oplossing is niet meer bespreekbaar, niet voor Slovenië en
| |
| |
ook niet meer voor Kroatië. Bosnië-Hercegovina en Macedonië lijken nog wel belang te hebben bij het voortbestaan van een lichte confederale structuur. De Albanezen in Kosovo willen daar echter geen deel meer van uitmaken, zodat ook dit gebied indien er geen genocide wordt bedreven of de Albanezen massaal worden verdreven, voor Servië verloren zal gaan op de kortere of langere termijn. De strategie die Belgrado gekozen heeft voor het behoud van de Joegoslavische staat zal uiteindelijk het tegendeel bewerken. Internationaal werd het bestaan van de Joegoslavische staat tot vóór het uitbreken van de oorlog nauwelijks betwist. Een democratisch Servië, dat respect zou hebben betoond aan de andere republieken en volkeren in de Joegoslavische staat zou in de binnenlandse en buitenlandse politiek over sterkere troeven hebben beschikt dan het huidige militaristische Servië.
Maar die ontwikkeling is nu niet zomaar terug te draaien met als gevolg dat het militaire apparaat het heil zoekt in de vlucht naar voren en dat de andere republieken hun verdediging moeten organiseren.
| |
Collectieve schuld
Mocht u denken dat ik door de schuld voor de oorlogsvoering te leggen bij het bestuurs- en militaire apparaat in Belgrado de andere republieken geheel wil ontzien dan is dat niet juist. Er zijn door de politieke leiders van de andere republieken voorafgaande aan deze oorlog wel degelijk fouten gemaakt. Echter, niemand kan staande houden dat behalve het Servische regime één der overige republieken of autonome provincies zich heeft voorbereid op een offensieve militaire strategie. Montenegro is daarbij wellicht een geval apart omdat het al voorafgaande aan de democratisering met behulp van de door Belgrado geregisseerde ‘anti-bureaucratische revolutie’ op een niet-democratische manier horig gemaakt is aan Belgrado. Maar voor de overige republieken geldt dat ze hoe dan ook, uitgaande van de bestaande binnengrenzen tussen de republieken een democratisch proces op gang hebben trachten te brengen en dat die nieuwe democratische structuren, hoe fragiel ook, niet alleen de instemming hebben van de bevolking, maar ook nog, zij het moeilijk, functioneren.
Dat wil ik u duidelijk maken door in te gaan op de politieke ontwikkelingen in de republiek Kroatië van het afgelopen jaar. Eén van de belangrijkste beoordelingsfouten van de Kroatische politiek is dat de Kroatische regering zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de mogelijkheid van een oorlog tegen Kroatië. De Kroatische politiek, gedomineerd door de Kroatische Democratische Unie, werd lange tijd door een euforische stemming beheerst, die niet veel méér opleverde dan een hoogdravend pathos en voluntaristische uitspraken. Gebrek aan werkelijkheidszin en gevoel voor de werkelijke verhoudingen in Kroatië en heel Joegoslavië valt de politieke leiding van Kroatië te verwijten en ís zowel in het parlement door de op- | |
| |
positie als in de media, de regering en de president van Kroatië ook ten laste gelegd. De snelle herziening van de definitie van de soevereiniteit in de nieuwe Kroatische grondwet van 1990, volgens welke de soevereiniteit in de republiek Kroatië gefundeerd is op het Kroatische volk en de overige volkeren in de republiek, waarbij echter niet meer het Servische volk expliciet als constituerend wordt benoemd, mag met een verwijzing naar grondwetsteksten van de republiek Servië gerechtvaardigd lijken. Echter, deze beslissing getuigde bij het ontbreken van inhoudelijke overeenstemming met de Servische minderheid in Kroatië voorafgaande aan de herziening van de formulering over de soevereiniteit in de grondwet en zelfs het negeren van de signalen uit de Servische gemeenschap, die zich al dan niet onder invloed van de propaganda van Belgrado bedreigd voelde, niet van grote politieke wijsheid. Dat echter de Servische minderheid in Kroatië door de herziening van de grondwet rechteloos geworden is moet ook worden bestreden.
Cruciaal in de politieke ontwikkelingen in Kroatië is geweest, dat de Servische politieke partij (SDS) zich al kort na de verkiezingen in 1990 uit het parlement heeft teruggetrokken. Dat had tot gevolg dat, ten eerste, het parlement een Kroatische aangelegenheid is geworden en ten tweede dat de militanten in de Servische gemeenschap, die hun acties al in augustus 1990 startten, de overhand kregen. De Servische gemeenschap is daardoor feitelijk losgeraakt van het democratisch gekozen parlement in Kroatië, dat zij hoe langer hoe minder ook als hun parlement beschouwde. De oprichting van een nieuwe Servische Volkspartij, die wel in het parlement van Kroatië wil functioneren en de soevereiniteit van de republiek Kroatië ondersteunt, geniet naar mijn oordeel, hoewel er nog geen verkiezingen zijn geweest waaraan deze partij heeft deelgenomen, niet het vertrouwen van de meerderheid van de Servische bevolking in Kroatië. Voor de democratische ontwikkeling in Kroatië is het daarom essentieel dat de Servische Democratische Partij terugkeert naar het parlement om daar met politieke middelen voor de belangen van de Servische gemeenschap op te komen. De Kroatische politieke partijen van links tot rechts zijn immers niet in staat om die politieke rol op zich te nemen. Maar het feit dat de oppositie in het parlement de politiek van de HDZ en de Kroatische regering t.o.v. de Servische minderheid scherp heeft bekritiseerd, wat mede geleid heeft tot grote veranderingen in de regering van Kroatië die inmiddels op grond van een brede coalitie is gevormd, pleit voor het democratisch gehalte van de Kroatische politiek. Men hoeft het alleen maar te vergelijken met de positie van de oppositie in het Servische parlement en de mogelijkheden van een vrije Servische pers om zich dat bewust te worden. De grootste zorg voor de toekomstige democratische ontwikkeling in de republiek Kroatië is dus naast het beëindigen van de
oorlog, dat de Servische gemeenschap weer een politieke stem krijgt in het parlement. Dat die stem er nu niet is, is echter niet te wijten aan de Kroatische politieke partijen.
| |
| |
Over de vraag of de republiek Kroatië tegen de agressie van het leger en Servië verdedigd moet worden bestaat vanzelfsprekend geen verschil van mening tussen de Kroatische politieke partijen. Alle partijen zijn voor de verdediging van het grondgebied van de republiek Kroatië.
Milosevic wil weliswaar doen geloven dat de Servische minderheid in Kroatië, geterroriseerd door een neofascistisch bewind, haar eigen strijd voert, onafhankelijk van Belgrado. De feiten liggen anders. Men hoeft alleen maar te letten op het patroon dat door de militanten in de Servische gemeenschap in de verschillende republieken gevolgd wordt. Wat een jaar geleden plaatsvond in Kroatië, geschiedt nu in Bosnië-Hercegovina, waar de Servische partij dreigt het parlement te zullen boycotten en inmiddels op verschillende plaatsen door Servische militanten wegversperringen zijn opgericht en aanslagen gepleegd. Bovendien, Servische militanten in Bosnië-Hercegovina zoeken en hebben aansluiting zowel bij de Servische Krajina in Kroatië als bij Belgrado in hun streven naar een Servische nationale staat. De bezoeken aan Bosnië-Hercegovina van de Servische commandant in Kroatië, Milan Martic, zijn arrestatie en vrijlating met hulp van het Joegoslavische leger, begin september, spreken voor zich. Ook het feit dat Hrvatska Kostajnica vanuit Bosnië in as is gelegd zegt genoeg. De Servische strategie buiten Servië lijkt daarom verdacht veel op die van Milosevic bij het veroveren van macht: anti-democratisch, intolerant tegenover andere nationaliteiten en andersdenkenden en gewelddadig.
| |
De onmacht der machtigen
In deze situatie moeten de Europese landen politiek bedrijven. Neutraliteit wordt elke dag minder houdbaar. Er zijn inmiddels zoveel signalen gegeven, dat de Europese staten zich niet meer aan de oorlog kunnen onttrekken. De EG heeft het zwaar bij haar vredesinitiatieven omdat de Gemeenschap niet over effectieve middelen beschikt om de oorlog in Joegoslavië te beëindigen. De vredesconferentie, waardoor de neutraliteitspositie van de Europese Gemeenschap als geheel overeind wordt gehouden, verstrekt de oorlogszuchtige partij, iedere dag dat de conferentie duurt zonder dat de Gemeenschap een duidelijk politiek standpunt heeft ingenomen over de Joegoslavische crisis, een schitterend alibi om haar duistere plannen voort te zetten. De Europese Gemeenschap is een betekenisvolle organisatie van staten in de wereld. Die machtige gemeenschap is blijkbaar niet in staat zich over de Joegoslavische oorlog uit te spreken, de agressor te veroordelen en zich met kracht in te zetten voor de volkeren die uitgeleverd worden aan militaire overmacht in een formele non-oorlogssituatie. Het illustreert de onmacht der machtigen. Op grond van de Joegoslavische grondwet van 1974, van de democratische verkiezingen in de republieken en de daarop volgende referenda over de soevereiniteit, én tegen de achtergrond van de veroveringspolitiek van Belgrado,
| |
| |
zou de Europese Gemeenschap de soevereiniteit van elke republiek in Joegoslavië moeten erkennen en druk uitoefenen op het regime in Servië op basis van de erkenning van de politieke rechten van het Albanese volk, inclusief het recht op zelfbeschikking. Dit is wel het minste wat de EG kan doen. Dit is nodig niet alleen als een ultiem signaal aan de legerleiding van het Joegoslavische leger en aan de Servische politici om duidelijk te maken dat de Europese Gemeenschap hun niet het alibi wil verschaffen om de daden van een misdadig regime te verhullen, maar ook om duidelijkheid te scheppen in de oorlog zelf en de staten uit het voormalige Joegoslavië de politieke middelen te verschaffen om in internationaal politiek verband voor de rechten van hun bevolking op te komen. De oorlog zal er waarschijnlijk niet door ophouden. Maar zeker is, dat na alles wat er de laatste maanden is gebeurd vredesonderhandelingen over een toekomstige structuur op de Balkan zonder die erkenning geen serieuze kans maken. De Gemeenschap is nog niet zo ver, de Gemeenschap wikt, maar wie beschikt?
|
|