Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
Leven, opvattingen en sentimentele reizen van Laurence Sterne
| |
[pagina 124]
| |
over de vorige vertalingen en geven ze ridderlijk toe heel wat vondsten te hebben overgenomen. Het taalaanvoelen van zo'n 140 jaar geleden is met dit titanenwerk weer bij de tijd gebracht. Het is een erg beredeneerd en gewrochten Nederlands, maar het ligt aardig in het oor. Het motto uit de Van Dale luidt nu Landgenoten, o! - ga minutieus, - ga meticuleus om met uw taal; - en verlies nooit, nee! nooit uit het oog, van welke minieme finesses uw welsprekendheid en uw roep afhangen, (p. 119) | |
Asteriksen en gedachtenstrepenDe lezer heeft inmiddels het royale gebruik van de gedachtenstreep opgemerkt. Maar, let wel, de ene gedachtenstreep is de andere niet. Er zijn er korte, lange, middellange en heel lange. Deze Shandyaanse nuances heeft het echtpaar Starink opnieuw in ere hersteld. Maar er zijn nog andere karakteristieken die het Shandyisme tot een begrip hebben gemaakt. Bijvoorbeeld paragraafjes als: Het gaat hier niet om wat geïsoleerde gekheid. ‘Lees’ bijvoorbeeld de aanvang van het 20e hoofdstuk van het 9e deel: Even de context situeren: hoofdstuk 18 (p. 752) en 19 (p. 753) van hetzelfde deel 9 zijn twee witte bladzijden: een cruciale scène in de continuïteit van het verhaal wordt opgevuld door wit. Althans zo lijkt het, want op p. 767 (hoofdstuk 25, 15 bladzijden verder) onderbreekt Tristram (auctorieel verteller en protagonist) opnieuw de chronologie en kondigt hij aan dat we terug ‘moeten’ naar de twee blanco hoofdstukken; de lezer moet immers leren de ‘mensen hun verhaal te laten vertellen op hun eigen manier’ (p. 767). De volgende bladzijde bloklettert in een vette gotische letter ‘Het Achttiende Hoofdstuk’ en op dezelfde manier wordt op p. 771 het tweede ontbrekende hoofdstuk 19 aangekondigd. Naast de legendarische witte bladzijden zijn er ook de zwarte en de gemarmerde bladzijden 267 en 268 (‘bont emblemata van mijn werk!’ - p. 266). En dan spreek ik nog niet over de krullen: | |
[pagina 125]
| |
De linkse krul staat op p. 727 en beeldt een beweging uit die oom Toby met zijn stok in de lucht maakt; met de rechtse krullen tekent Tristram de structuur uit van de eerste vier deeltjes van zijn boek (p. 560). Sterne speelt met alle grafische aspecten van de tekst: met de voetnoten, met het lettertype, de corpsgrootte, het gebruik van vetjes, cursief, kapitalen... Maar het gaat verder dan typografische vrijpostigheden. Er komen zinnen Grieks voor, enkele bladzijden Frans en verschillende hoofdstukken Latijn (met of zonder vertaling). Al deze anarchistische ingrepen kaderen bovendien in een globale structuur die de lezer helemaal het noorden doet verliezen: de indeling in alinea's, in hoofdstukken (soms zijn ze leeg, soms bevatten ze een paar zinnen) en in 9 delen leidt niet tot structuur, maar saboteert elke poging van de lezer om greep te krijgen op dit boek. Sterne gunt zijn lezer in geen geval het plezier van de verhaalfictie. Voortdurend beraadt Tristram zich bij de lezer over schrijftechnische problemen, hij bespreekt zijn vorderingen, verantwoordt de formele aspecten van zijn boek, hij maakt een praatje, of roept de lezer op het matje: _____ Hoe kon u, Mevrouw, zo onoplettend zijn bij lezing van het vorige hoofdstuk? (...) Dan heb ik zeker een bladzij overgeslagen, Mijnheer. _____ Nee, Mevrouw, _____ u hebt geen woord overgeslagen. _____ Dan moet ik in slaap zijn gevallen, Mijnheer. _____ Mijn zelfrespect kan u die uitvlucht niet toestaan, Mevrouw. _____ Dan heb ik er overheen gelezen. _____ Dat, Mevrouw, is precies wat ik u ten laste leg... (p. 70) Deze formele, grafische en verhaaltechnische experimenten doen erg modernistisch aan - voor een roman geschreven toen de roman als roman nauwelijks bestond! - en tot vandaag wordt de auteur Sterne en het boek Tristram Shandy allereerst met deze excentriciteiten geassocieerd. Waarover het boek juist gaat, weten veel minder ‘Mevrouwen en Mijnheren’. Maar dat kan u lezen in het volgende hoofdstuk, zou Tristram Shandy zeggen. | |
[pagina 126]
| |
UitweidingenTristram Shandy is niet alleen formeel een wirwar van 9 lukrake delen, van paragraafjes, hoofdstukken, en ander grafisch vuurwerk; inhoudelijk is de chaos zo mogelijk nog groter. De structuur van het boek is één grote cluster gedachtenstrepen: één grote feestelijke aaneenschakeling van uitweidingen en afdwalingen. Afdwalingen zijn buiten kijf de zonneschijn, _____ ze zijn het leven en de ziel van het lezen; schrap ze uit dit boek, _____ en je kunt net zo goed het hele boek schrappen; _____ eeuwige winterkou zou heersen op iedere bladzij; maar geef ze de schrijver terug, en zie, _____ hij treedt naar buiten als een bruidegom, _____ wenst iedereen jolijt, waarborgt verandering van spijs, en weert verlies van appetijt, (p. 86) Als Tristram goed gehumeurd is kan er steeds een extraatje af: Omdat ik nooit de bedoeling had de Afdwaling die ik zo omstandig inleid te beginnen voor ik bij Hoofdstuk XV ben _____ kan ik dit hoofdstuk aanwenden voor letterlijk alles wat mij dienstig lijkt _____ Ik heb zeker twintig dingen in petto _____ ik kan er bijvoorbeeld mijn Knoopsgatenhoofdstuk van maken _____ (p. 747) Tristram Shandy is geen verteller van de rechte lijn. Op p. 560 (zie hoger) tekende Tristram de structuur van enkele hoofdstukken uit. Zijn schrijverij schiet op pp. 561-562 zodanig goed op dat hij zich de volgende bedenkingen maakt: Blijf ik in dit tempo bijleren, dan is het niet uitgesloten _____ als de kwelduivels van Monseigneur van Benevento het me vergunnen, _____ dat ik ooit nog eens de perfectie bereik me voort te bewegen aldus: Tristram beleeft er plezier aan zijn lezer om de tuin de leiden. Hij houdt ervan het ontstaan van betekenis steeds weer uit te stellen. Daar slaagt hij | |
[pagina 127]
| |
in zijn bijna 800 bladzijden lange ‘biografie’ bijna in. Bijna, want een geoefend puzzelaar kan in Het Leven en de Opvattingen van de Heer Tristram Shandy toch tenminste enkele stukjes in elkaar passen. | |
KluchtHet beeld dat die samengelegde stukjes te zien geven, is dat van een frivole en barokke maar desalniettemin boertige klucht. Een zekere Tristram Shandy vertelt hoe zijn leven vanaf zijn geboorte getekend is door een aaneenrijging van tegenslagen. Volgens zijn vader Walter Shandy, is dat te wijten aan drie tragische incidenten die onuitwisbare sporen hebben nagelaten in de psyche van de jonge Tristram. Bij de onfortuinlijke geboorte stond het cerebellum - ‘de directe zetel van het verstand’ (p. 180) - tijdens de persweeën aan een geweldige druk bloot. Zijn neus - de ‘zetel van de fantasie en intuïtie’ - wordt door de verlostang platgeknepen en, ramp boven ramp, het kind krijgt door het ongelukkige toedoen van het dienstmeisje i.p.v. het verheven ‘Trismegistus’, de banale naam ‘Tristram’, hetgeen - opnieuw volgens de theorie van Walter - een even banaal leven in het vooruitzicht stelt. Naast deze drie fatale hypotheken bij de geboorte overkomt Tristram op vijfjarige leeftijd het volgende: Het dienstmeisje had geen * * onder mijn bedje gezet. _____ Kan de jongeheer misschien, zei Suzanna, ondertussen met de ene hand het raam omhoogschuivend, en mij met de andere de vensterbank op helpend, _____ kun jij niet eens voor 'n keertje, mijn hartje, *** *** **** *******? Waardoor de jonge Tristram ‘patsboem’ met de botte bijl wordt besneden. Maar dat is, volgens vader Walter, niet zo erg: Tja, zei hij, bij iedere tree waarop hij de voet neerzette de naam noemend van een andere grote natie _____ als de Egyptenaren, _____ de Syriers, _____ de Phoeniciers, _____ de Arabieren, _____ de Capadociers, - als de Colchiers en de Troglodieten het deden _____ als Solon en Pythagoras zich eraan onderwierpen, _____ wie is Tristram dan? _____ en wie ben ik, dat ik me er een ogenblik over zou opwinden? (p. 455) De meeste ‘opvattingen’ in dit boek zijn niet zozeer de opvattingen van Tristram - die schrijft immers vooral óver het boek dat hij aan het schrijven is - dan wel de opvattingen van zijn filosofische vader. Diens opvattingen handelen over van alles en nog wat en illustreren heel treffend de toonaard van het learned wit die zo typerend is voor de hele Tristram Shandy: een mengeling van geleerdheid en pseudo-geleerdheid (zolang het maar geleerd klinkt) met een stevige dosis ironie en humor. Een vernuftig spel met ont- | |
[pagina 128]
| |
zagwekkende, exotisch-klinkende woorden, ronkende volzinnen, die in een bedje van ondergravende ironie, in volgehouden ernst handelen over bagatellen en futiliteiten. Walter Shandy's vrolijke geleerdheid spitst zich vooral toe op filosofische en pedagogische problemen. Hij heeft voor zijn zoon het meest verheven mensbeeld voor ogen, maar om dat te realiseren moeten een aantal belangrijke klippen omzeild worden. Allereerst dreigen er verloskundige gevaren: met een traditionele bevalling wordt onherstelbare schade veroorzaakt; in het geval van een stuitgeboorte of een keizersnede heeft het weerloze kind nog een kans, er is immers geen duwen van het hoofdje tegen de pelvis; geen stuwen van het cerebrum in de richting van het cerebellum, hetzij door het os pubis aan de ene, hetzij door het os coxygis aan de andere kant; _____ en wat waren de gelukkige gevolgen als ik vragen mag? Juist, Mijnheer, ons aller Julius Caesar, die de ingreep een naam gaf; _____ onze Hermes Trismegistus; die op deze manier werd geboren nog voor de ingreep een naam had; _____ onze Scipio Africanus; onze Manlius Torquatus; en onze eigen Edward VI _____ die, was hij langer in leven gebleven, mijn theorie niet minder eer had aangedaan. _____ Zij, alsmede talloze anderen die hoog genoteerd staan in de Annalen van de Roem, _____ zij allen kwamen ter wereld via de zij-uitgang, Mijnheer, (pp. 181-181) Dan die ellenlange bespiegelingen over de gunstige invloed die uitgaat van namen als Trismegistus of Archimedes en de nefaste gevolgen van namen als Puk en Muk. Hoeveel mensen zijn er niet, ‘die het er in de wereld uitstekend hadden afgebracht, waren hun karakter en hun capaciteiten niet verneuteld en verNicodemust tot helemaal niets’ (pp. 63-64). ‘Uw Wimpie, Mijnheer! _____ zou u hem voor iets ter wereld Judas hebben genoemd?’ (p. 64) Voor aanstaande ouders zijn deze hoofdstukken verplichte literatuur. Om zijn opvattingen over de neus kracht bij te zetten, doet Walter Shandy beroep op een heel pandemonium van autoriteiten en op het gezag van een zekere Schlauchenbergius, die de theoretische overwegingen (De Nasis) afrondt met een Latijns verhaal (met ‘simultaanvertaling’). Deze drie punten vormen qua aantal bladzijden het hoofdbestanddeel van Walter Shandy's uiteenzettingen, maar daarnaast besteedt hij nog aan tal van andere aspecten aandacht: hij leest voor uit zijn ‘Tristra-paedia’, een groots opgevat pedagogisch systeem voor de opvoeding voor Tristram. De meest triviale aanleiding brengt hem tot de meest abstracte overpeinzingen en tot het bestuderen van de klassieke auteurs: of hij Tristrams broer (Bobby) op studiereis moet sturen of met dat geld een braakliggend stuk grond ontginnen; of Tristram een rokje of een broekje mag dragen, enz. enz. _____ Mijn vader, de Heer Shandy, Mijnheer, zag nooit iets in het licht waarin andere mensen het stelden; _____ hij belichtte alles zelf; _____ hij woog nooit iets met de gebruikelijke weegschaal; _____ nee, _____ hij was een te subtiel onderzoeker om zich een dermate grof instrument te laten opdringen, (p. 173) | |
[pagina 129]
| |
Walter Shandy is een wetenschapper. Voor hem telt alleen de rationele theoretische orde die achter de fysische dingen te ontdekken valt. Onvermijdelijk botst deze theorievorming - met als drie belangrijkste domeinen: verloskunde, namen, neuzen! - op een kluchtige manier met Tristrams materiële levensloop. De verheven intellectuele cultuur én de boertige, groteske cultuur worden gerelativeerd; er is geen scheiding tussen beide registers. Een tweede belangrijk personage uit Tristram Shandy is Tristrams oom Toby. Voor een groot deel gaat het in dit boek immers over het leven van oom Toby en niet zozeer over het leven van Tristram Shandy. Samen met zijn adjudant korporaal Trim hoort hij thuis in een hoofdzakelijk materiële wereld. Voor Toby heeft Tristram een bijzondere sympathie; hij wordt ons voorgesteld als een zachtmoedig en integer man die hoogstens een paar maten ‘lillibullero’ fluit als hij wat misnoegd is. Hij is niet de man van de rede (zoals zijn broer Walter), maar van het gevoel. We leren hem uitvoerig kennen: een op rust gestelde militair, die bij de belegering van Namen een verwonding opliep aan de lies (opnieuw het burleske register) en nog steeds gefascineerd is door militaire strategie en vestingbouw. Hij brengt dit onderwerp te pas en vooral te onpas ter sprake en zijn geliefkoosde bezigheid is het reconstrueren van historische veldslagen in de tuin. Toby's belangrijkste wapenfeit wordt pas onthuld in de twee laatste delen van het boek; daar gaat het over de belegering van een wel heel bijzondere vesting: de fameuze weduwe Wadman... | |
TristramWat komen we eigenlijk te weten over de held van deze roman, Tristram Shandy? We weten dat hij verwekt werd de eerste zondag of maandag in maart 1718. Wanneer hij juist geboren werd weten we niet - er zijn al wel meer dan 200 bladzijden voorbij vooraleer het zo ver is! -, we weten ook dat hij bij de geboorte een aantal kleine ongevallen heeft moeten doorstaan. Maar verder gaat alleen het deel 7 over hemzelf; hij schrijft een aantal reisimpressies neer die hij opdeed tijdens een trip in Frankrijk (van Calais tot Avignon). Vreemd genoeg vinden we hier enkele zwaarmoedige tot zelfs bittere bladzijden; ongetwijfeld omdat hier raakpunten met het leven van de auteur aan de oppervlakte komen. Dat leven was niet altijd een lachertje; financieel stond Sterne er zelden goed voor, hij kreeg ook niet de baantjes die hij ambieerde en zijn huwelijk met Elizabeth Lumley was niet bepaald stimulerend. Tijdens het verblijf in Frankrijk (1762-64), dat voor deze passages materiaal opleverde, was Sterne bovendien in allesbehalve goede gezondheid: hij leed aan tering en zocht hoogdringend een wat minder kil klimaat op. Verkeerde ik in de positie met de Dood een regeling te treffen, zoals ik op het ogenblik doe met mijn apotheker over waar en wanneer ik zijn zetpil zal nemen | |
[pagina 130]
| |
_____ dan verklaarde ik mij er vierkant tegen hem te ondergaan in het bijzijn van vrienden; ik denk dan ook nooit in volle ernst over het hoe en het wat van die grote laatste scène, waaraan ik over het algemeen evenveel kwellende gedachten besteed als aan de catastrofe zelf... (p. 581) Maar ook in dit deeltje vernemen we weinig over Tristram: wel over zijn geringe waardering voor het noordelijke Frankrijk; we krijgen een opsomming van het aantal straten per quartier in Parijs, een ondeugend verhaaltje van twee nonnen en twee ezels, een kort verslag van een aantal bezienswaardigheden in Lyon, een pastoraal danspartijtje met herderinnetjes in een Provençaalse weide... | |
YorickEr is verder nog een personage dat een heel bijzondere (intertextuele) status geniet: Yorick. Zijn naam verwijst naar de scène met de grafdelvers uit Shakespeares Hamlet (V,1): Hamlet herinnert zich de hofnar uit zijn jeugd als ‘a fellow of infinite jest’. Ook Sternes Yorick is van Deense komaf en een ‘onuitputtelijke grappenmaker’. Maar hij is ook een intellectuele dorpspriester, die gekend is voor zijn preken en blijkbaar heel wat mensen tegen zich in het harnas jaagt... Want eerlijk gezegd had Yorick een aangeboren weerzin en onoverkomelijke bezwaren tegen gewichtig doen; _____ niet tegen gewichtigheid als zodanig; _____ was gewichtigheid geboden, dan kon hij dagen en weken achtereen de gewichtigste en meest serieuze man op aarde zijn; _____ maar hij stond vijandig tegenover doenalsof, en zijn openlijke oorlogsverklaring gold uitsluitend die gevallen waarin gewichtigheid een dekmantel was voor onverstand of dwaasheid; dan, wanneer hij er ook mee in aanraking kwam, en hoezeer zij ook van hogerhand werd gedekt, kende hij zelden genade, (pp. 34-35) Het is deze Yorick voor wie Tristram bij wijze van grafschrift de zwarte bladzijde inlast, want voor ‘iedere tien kwinkslagen’ kreeg Yorick er ‘honderd vijanden’ (p. 38) bij en uiteindelijk heeft dit tot zijn dood geleid. Deze korte karakterisering van Yorick suggereert niet alleen sterke gelijkenissen met Tristram maar vooral met Laurence Sterne zelf. Ook Sterne was een plattelandsdominee, een intellectueel die geleerde preken schreef - enkele daarvan werden nog tijdens zijn leven gepubliceerd onder de titel Sermons of Mr. Yorick! - en afgaande op zijn romans was ook hij een ‘fellow of infinite jest’. Iemand die net als Yorick moeilijk kon verkroppen dat schone schijn vaak een minder fraaie werkelijkheid verbergt en dit met zijn ontmaskerende humor te lijf ging. Of nog, iemand met een bijzondere gevoeligheid voor de kloof die gaapt tussen een abstract ideaal en de concrete werkelijkheid en die met humor probeert te overbruggen. De rede is daar klaarblijkelijk niet toe in staat. Integendeel, grote constructies van het intellect (‘grote verhalen’, zouden de postmodernen zeggen) kunnen bedreigend zijn voor de rea- | |
[pagina 131]
| |
liteit; vaak vormen ze een opportunistische vermomming voor driften die weinig met rationaliteit te maken hebben. In de wereld van Tristram Shandy regeert het driftmatige: niet alleen in personages als Walter en Toby; zelfs de figuranten in het boek zijn het slachtoffer van hun tics en hebbelijkheden. _____ De gustibus non est disputandum; _____ dat wil zeggen, over Stokpaarden valt niet te twisten. Ik doe het dan ook zelden; en al was ik hun gezworen vijand, ik zou het met goed fatsoen niet eens kunnen, want aangezien ik, periodiek en op het ritme van de Maan, graag fiedel of klieder al naar het me jeukt, _____ mag u gerust weten dat ik er zelf ook een paar hitjes op na houd, waarop ik bij toerbeurt (en mij 'n zorg wie het merkt) geregeld een ommetje maak om even uit te blazen, _____ al wordt het tot mijn schande wel eens een langere rit dan een bezonnen man oirbaar zou achten, (p. 20) | |
Sentimentele reizenEen andere uitweg (naast de humor) uit het spanningsveld van realiteit en rationaliteit bewandelt Sterne in een tweede boek dat nog in 1982 vertaald werd in het Nederlands, maar dat Athenaeum, Polak & Van Gennep nu opnieuw op de markt brengt in hetzelfde kleedje als de Tristram Shandy-vertaling. De volledige titel luidt veelzeggend: Een sentimentele reis door Frankrijk en Italië door de heer YorickGa naar eindnoot3. Hoewel dit boek inhoudelijk de voortzetting is van deel 7 uit Tristram Shandy - het gaat ook terug op het verblijf in Frankrijk in 1762-64 - laat Sterne in dit boek het personage Tristram achterwege en kiest hij definitief voor zijn alter-ego Yorick. Na 9 delen Tristram Shandy legt Sterne zijn leven en opvattingen even opzij (hij denkt evenwel er later nog aan verder te werken) en publiceert hij eind februari 1768 twee delen Sentimental Journey met de belofte dat delen 3 en 4 binnen het jaar zullen volgen. Zijn dood - drie weken later - beslist er anders over en maakt dat beide romans abrupt eindigen: Tristram Shandy midden in een gesprek over het kalveren van een koe; Een sentimentele reis middenin een zin uit een amoureuze scène met een fille de chambre in de buurt van Lyon (Yorick is dus nog niet in Italië geraakt). Het verschil tussen beide slotscènes is typerend voor het verschil tussen beide romans. In Tristram Shandy wordt de hoofdtoon bepaald door de humor (de ironische zelfspot, het volgehouden parodiërende karakter...). A Sentimental Journey staat of valt met het - weliswaar ook ironisch - cultiveren van emotionaliteit; het is meer biografisch en opvallend minder extravagant van grafische vormgeving. Het sluit helemaal aan bij de modieuze herwaardering van de sensibility als reactie van het gevoel in de eeuw van de rede. De romantiek is niet meer veraf. Deze optie is, na de humor hét noodventiel voor de spanning tussen rationaliteit en realiteit. _____ Geliefd gevoel! - onuitputtelijke bron van al wat waardevol is aan onze vreugde, of kostbaar aan ons verdriet! gij ketent uw martelaar vast aan zijn strobed | |
[pagina 132]
| |
_____ en gij zijt het die hem in de Hemel tilt _____ eeuwige bron van onze gewaarwordingen! (Een sentimentele reis, p. 184) Wie Tristram, Yorick en Sterne wil leren kennenGa naar eindnoot4 zonder het beschermend harnas van de humor, kan daarvoor terecht in A Sentimental Journey. Sternes ironische emotionaliteit heeft naar mijn smaak moeiteloos de tijd doorstaan. | |
Beste brave criticusTristram heeft een aantal vermakelijke bladzijden geschreven over zijn critici; hij komt wel niet bepaald zachtaardig uit de hoek: Beste brave criticus! wanneer u dit alles in aanmerking neemt, en u realiseert hoe ergerlijk uw eigen begrip, gespreksstof en betoogtrant bij tijd en wijle enkel en alleen hierdoor werden vertroebeld en ontsierd. _____ Wat een gezwam en geleuter in geleerde Genootschappen over οὐσία en ὑπόστασιζ, en in wijsgerige Scholen over vermogen en geest; _____ over essentie en quintessentie; _____ over substantie en ruimte. Wat een begripsverwarring, tot in de grootste Gehoorzalen toe, veroorzaakt door woorden even licht van gewicht als vaag van betekenis... (p. 104) Of nog: Hun koppen, Mijnheer, zitten zo vol linealen en passers, en ze hebben zo'n voortdurende behoefte die te pas en te onpas te gebruiken, dat een meesterwerk beter meteen naar de bliksem kan lopen dan zich door hen te laten mishandelen en doodprikken. (pp. 212-213, e.v.!) De criticus wordt afgevoerd; rest nog de lezer. Ook die wordt niet gespaard: hij wordt voortdurend misleid, geprovoceerd, en aan het lijntje gehouden; het lezen wordt hem niet gemakkelijk gemaakt. Maar in ruil daarvoor wordt hem een purgeermiddel aangeboden met een weldadige werking tegen iedere vorm van chagrijn, om door veelvuldiger en drastischer uitzetting en inkrimping van het middenrif en het tot lachens toe schudden van borst- en buikspieren, de gal en alle verdere bittere sappen, met alle bijbehorende schadelijke emoties, uit galblaas, lever en milt van Zijne Majesteits onderdanen af te voeren naar de twaalfvingerige darm. (p. 357) En daar heeft niet alleen Sterne en de ‘brave criticus’, maar wellicht ook u, ‘beste Mevrouw en beste Mijnheer’, wel meer dan eens behoefte aan. |
|