| |
| |
| |
Belasting ontduiken, drughandel, milieudelicten...
Het gevaar van strafrechtelijk optreden tegen macrocriminaliteit
Otto Backes
I
Geregeld ergeren de mensen zich aan het feit dat burgers die er warmpjes inzitten jaarlijks miljarden belasting ontduiken, dat gewetenloze handelaars over de hele wereld verdovende middelen en wapens smokkelen zonder dat de overheid ingrijpt, dat ons biologisch areaal onverminderd verder geplunderd wordt en aangetast door produkties en produkten die gevaarlijk zijn. Wanneer de openbare moraal deze en gelijkaardige feiten aanklaagt zijn de politici er als de kippen bij om het voortouw te nemen en aan de goegemeente te verkondigen wat ze maar al te graag hoort: dat zij, de politici, de bezorgdheid van hun kiezers delen; dat men nu eindelijk eens die belastingen milieuzondaars bij hun naam moet noemen: criminelen; dat tegen hen en de gehele georganiseerde criminaliteit (die binnenkort ook ons in toestanden als in Chicago zal dompelen) moet worden opgetreden met het scherpste wapen waarover de overheid beschikt: het strafrecht. Daarom: uitbreiding van de lijst strafbare feiten, strengere straffen, meer politie, meer controle, meer geheime speurders, bijzondere brigades met uitgebreide bevoegdheden, afluisteren van telefoons, verborgen microfoons, infraroodcamera's... Zo'n taal wil men van de politici horen, wetten in die zin wil men. Zij bevestigen dat de waardeschaal waarvoor de openbare moraal opkomt de juiste is. Het inschakelen van het gerecht lijkt ook plausibel: alleen wie tegen de wet handelen moeten worden gestraft. En als de criminaliteit dan nog niet teruggedrongen is, bevestigt dit alleen maar de nood aan nog doeltreffender methoden van onderzoek en nog strengere straffen. De spiraalbeweging is ingezet.
Strafrecht zou het laatste moeten zijn waarnaar men in de sociale politiek grijpt. Maar hier lijkt het kordate en populistische grijpen naar het strafrecht het eerste te zijn waar men zijn toevlucht toe neemt. Daarom deze vragen: hoe efficiënt is het strafrecht dan wel op voornoemde domeinen? Zouden
| |
| |
andere wettelijke stappen niet efficiënter kunnen zijn? Wat is er tegen het strafrecht in te brengen?
| |
II
1. Strafrecht en belastingmoraal
Wie een vervalste of onvolledige aangifte doet van belangrijke fiscale gegevens en hierdoor te weinig belasting betaalt wordt wegens belastingontduiking met een vrijheidsberoving van maximaal vijf jaar of met een geldboete gestraft. Zo staat het geschreven. De praktijk ziet er totaal anders uit. Dit blijkt duidelijk uit een recente uitspraak van Het Constitutioneel Hof van de Bondsrepubliek (arrest van 27 juli 1991). Jaarlijks verdienen burgers miljarden interest van bankrekeningen en beleggingen. Zij moeten die - onder bedreiging met voornoemde straffen - bij de belastingdienst opgeven. Maar alleen bange, domme en een paar eerlijke belastingplichtigen doen dit. Wie het nalaat loopt nauwelijks enig risico, want de fiscus komt omzeggens nooit iets over belastingontduiking aan de weet. Zelfs als bij een controle van de banken rekeningen van beleggers ontdekt worden, verhindert het zgn. bankdecreet dat de belastingdiensten inzage krijgen van wat de controleurs gevonden hebben over deze rekeningen en hun verscholen eigenaars. Ook de poging die in 1988 ondernomen werd om de interesten meteen bij de banken te belasten en deze ‘belasting aan de bron’ rechtstreeks door de banken aan de fiscus te laten afdragen, leed deerlijk schipbreuk. Binnen het jaar is de belasting aan de bron weer afgeschaft, want al wie ze wilde ontduiken, schreef zijn geld meteen over naar het buitenland of naar de buitenlandse dochters van de binnenlandse banken, waar noch belasting aan de bron noch controle en melding aan de fiscus dreigden.
Wanneer nu het Constitutioneel Hof van de Bondsrepubliek de wetgever oplegt tegen 1 januari 1993 maatregelen te treffen die een efficiënte controle mogelijk maken op de eerlijkheid van de burgers bij het opgeven van hun inkomsten uit kapitaal, dan strookt dit met onze opvatting. Voor deze efficiënte controle wordt immers niet een strenger strafrecht gevraagd maar middelen zoals het invoeren van de belasting aan de bron, doorspelen van controlegegevens of afschaffing van het zgn. bankdecreet. Er zijn ook nog maatregelen geboden om nieuwe kapitaalvlucht naar het buitenland tegen te gaan; daartoe zal de Bondsrepubliek in de eerste plaats binnen de Europese Gemeenschap en verder met Zwitserland en Oostenrijk overeenkomsten moeten afsluiten waardoor kapitaalvlucht niet langer aantrekkelijk lijkt. Deze wettelijke, niet strafrechtelijke bepalingen hebben het voordeel dat de aangifte van belastbare inkomsten niet meer van de eerlijkheid van de individuen afhangt. Dit leidt tot een dubbel resultaat: (1) het domein van de belasting op de inkomsten uit kapitaal zal ineens in zijn geheel bestreken worden i.p.v. een sporadische inning van belasting; (2) op dit domein zal het delict belastingontduiking nog nauwelijks enige inhoud hebben. Anders
| |
| |
gezegd: in plaats van erop te vertrouwen (en strafrechtelijk te urgeren) dat de mens van uit zijn individuele moraal weerstaat aan de verzoeking, is het wezenlijk sociaal draaglijker (en door aangepaste rechtsvoorzieningen na te streven) dat men de mensen niet in verzoeking brengt.
Maar de politieke discussie die nu gevoerd wordt rond de aanmaning van het Constitutioneel Hof van de Bondsrepubliek om de opbrengsten van kapitaal te belasten lijkt zich meer toe te spitsen op de achterpoortjes waardoor men uiteindelijk de belasting weer kan ontlopen.
| |
2. Strafrecht en bendevorming
De wetgever onderzoekt momenteel een ontwerp van wet om de illegale handel in verdovende middelen en andere vormen van georganiseerde criminaliteit te bestrijden. Die criminaliteit - zo staat er in het ontwerp - is uitgegroeid tot een uitdaging voor staat en samenleving. Efficiënte bestrijding ervan moet beginnen met het afromen van de winsten, zodat de daders niet langer over het nodige kapitaal beschikken om nog meer misdaden te begaan. Door een nieuw delict te definiëren - geld wit wassen - hoopt men vat te krijgen op de structuur van de georganiseerde misdaad en het spoor van onwettige transacties te volgen tot aan de bron. Verder zouden strengere straffen voor meer afschrikking moeten zorgen. Ten slotte zouden de opsporingsdiensten meer armslag moeten krijgen, het openbaar ministerie moet kunnen infiltreren in de centrale organisatie van de misdaad; de traditionele middelen van opsporing en informatie zijn immers ontoereikend gebleken tegen criminelen die zo sterk georganiseerd en in toenemende mate professionelen zijn.
Het wetsontwerp gaat er terecht van uit dat winstbejag de eerste drijfveer is van de georganiseerde misdaad. Maar het is maar de vraag of het gebruik van het strafrecht resultaten kan opleveren. Professioneel gangsterisme is veelal streng hiërarchisch opgezet: de delicten zoals afpersing, diefstal, heling, souteneurschap, brandstichting, moord, worden door het voetvolk, de ‘soldati’ gepleegd; hun opdrachtgevers vallen niet op, leiden een schijnbaar legaal leven. Zij ageren achter het masker van de eerbare zakenman, de plichtsgetrouwe ambtenaar, advocaat of fiscaal consulent. Wie de touwtjes in handen hebben zitten op een hoger echelon; hun namen zijn ten dele bekend, maar het is niet gemakkelijk om hun enig delict ten laste te leggen. Ook de mensen van de opsporingsdiensten weten dat best. De hoger vernoemde, nu ook legale nieuwe methodes van onderzoek, werden al lang toegepast. Sinds jaar en dag infiltreren politiemensen en informanten in het drugmilieu. Maar een doorbraak heeft dit niet gebracht. Integendeel: het aantal verslaafden en dodelijke slachtoffers stijgt schrikbarend; vooral in de grootstad is er een massale toename van delicten die gepleegd worden om aan het nodige geld te komen voor het kopen van verdovende middelen. Ook als men de nieuwe opsporingsmethodes aanwendt is de strijd tegen de geor- | |
| |
ganiseerde misdaad reeds verloren voor hij goed en wel begonnen is, want aan de bendeleiders en wie de touwtjes in handen hebben kan men niet aan.
Ook het recent omschreven delict van het witwassen van geld brengt nauwelijks op het spoor van de hogere echelons. Het is immers maar bruikbaar als o.m. objectief vaststaat dat het geld voortkomt uit drughandel, diefstal of heling door een bende en dat de dader dit ook wist. Dit bewijs zal echter bijna nooit te leveren zijn.
Zeer goede resultaten zouden echter wel te behalen zijn met een methode van opsporing die niet strafrechtelijk is, althans niet in eerste instantie. Zij zou er in bestaan de kredietinstellingen (zoals reeds in Amerika het geval is) te dwingen, zonodig onder bedreiging met straf, alle grote geldbewegingen (ook in contanten) aan de opsporingsdiensten te melden. Zo'n meldingsplicht zou wél de centrale zenuw van de georganiseerde misdaad treffen, want hij zou een aanzet zijn van doelgericht onderzoek naar de herkomst van het kapitaal. Als er dan geen bewijs zou zijn voor de legaliteit van het geld of als zou blijken dat het van de georganiseerde misdaad stamt dan zou men er beslag moeten op leggen. Dan zal blijken dat de misdaad niet lonend is.
Bepaald tegen de drughandel wordt op dit ogenblik een interessante alternatieve strategie besproken die er op gericht is de drugmarkt te ontwrichten. De staat zou - zonder de wet op de drughandel op te heffen - niet psychotische verdovende middelen gratis en onder strenge controle ter beschikking stellen van verslaafden. Dat zou de vraag doen instorten zodat criminele drughandelaars hun winst zien verzwinden en uit de markt stappen. Ook het aantal misdaden om aan geld te komen voor de aankoop zou teruglopen.
| |
3. Strafrecht en milieumisdrijven
De statistieken over misdrijven tegen het milieu wijzen uit dat alleen ‘kleine’ misdadigers vervolgd en veroordeeld worden, terwijl de grote vervuilers in de industrie en de openbare nutsbedrijven buiten schot blijven of hooguit kleine geldboetes oplopen. In de praktijk worden in feite alleen minuscule vergrijpen tegen milieuwetten vastgesteld, hoewel toch niemand kan beweren dat ons milieu maar minimaal belast is. De hoofdbrok van de massale bedreiging en aantasting van ons milieu is trouwens niet van criminele aard, d.i. niet door illegale vervuiling veroorzaakt. De hoofdbrok is de gezamenlijke legale, toegelaten uitstoot van industrie, nutsvoorzieningen en particulieren (auto's). Nu kan men die toegelaten belasting niet zo maar meteen terugschroeven of verbieden, maar men zou b.v. door het invoeren van een verzekering op de wettelijke aansprakelijkheid en door een belasting op de energie kunnen bereiken dat er niet zo onverantwoord met het milieu wordt omgesprongen. Net zoals autobestuurders een verzekering moeten afsluiten voor het risico dat ze veroorzaken in het verkeer, zo zouden uitbaters van
| |
| |
grote technische installaties moeten verplicht worden het veroorzaakte risico te laten verzekeren nog vóór het bedrijf mag starten. Zo zou men ook beschikken over een gegevensbank van alle lasten die kostenloos op de gemeenschap afgewenteld worden. Om de beschadiging van het milieu tot een minimum terug te brengen en met name het broeikaseffect te keren, zou men daarenboven van de verbruikers van stookolie, kolen, elektriciteit en gas, een accijns kunnen vorderen evenredig aan de schadelijkheid van de gebruikte brandstof. Om concurrentievervalsing te voorkomen zou men dergelijke accijns ineens over het gehele gebied van de Europese Gemeenschap of nog ruimer moeten invoeren.
Maar ook op dit punt is het huidige politieke beraad niet bepaald bemoedigend. Al weet men dat het strafrecht het milieu niet efficiënt beschermt, toch wordt op papier dit recht strenger gemaakt, terwijl men maatregelen wegwuift of uitholt die betere resultaten zouden opleveren, zoals de verzekering op de aansprakelijkheid en de accijns op de energie.
| |
III
Waarom niet tegelijk het strafrecht uitbreiden én andere wettelijke verordeningen invoeren op deze domeinen van de criminaliteit? Ik zie daar tweeërlei gevaar in:
1. Strafrecht treft alleen kleine delinquenten. Dit komt enerzijds door het ontbreken van aangepaste opsporingsmiddelen om door te dringen tot bij de groten in hun, achter goed sluitende juridische bijstand, afgeschermde anonimiteit; en anderzijds door de dogmatiek van het strafrecht die wil dat men bepaalde principes eerbiedigt. Zo mag men b.v. alleen iemand straffen wanneer hij individueel schuld heeft en die schuld bewezen is. Maar op de lange zoektocht doorheen kapitaalassociaties, kredietinstellingen en organogrammen binnen een bedrijf is men algauw het spoor bijster van een individu dat verantwoordelijk is voor een delict; als dan de verdenking nog blijft bestaan, volstaat dit niet voor een veroordeling. Door het strafrecht toe te passen blijft een onrecht bestaan dat de kleine man zo formuleert: kleine dieven hangt men, grote laat men lopen.
2. Politici komen zwaar in de verzoeking om zich op te werpen als bestrijders van de aangeklaagde wandaden en daartoe een strenger strafrecht te bepleiten. Zo'n politiek voldoet oppervlakkig aan de emotionele behoeften aan bestraffing die bij de bevolking leven en verschaft intussen een alibi voor een grondige oplossing. Dan staan de politici ook niet langer onder druk om te zoeken naar meer efficiënte wetten of juridische maatregelen die b.v. ook het machtsgebied van de bankinstellingen zouden begrenzen, het taboe op het bankgeheim doorbreken of de industriële vervuilers meer financieel zouden laten opdraaien voor de gevolgen. Men is bang dat deze dringend vereiste maatregelen de vraag naar strenger strafrecht zullen overstemmen. Maar stel dat men het strafrecht toch strenger maakt, terwijl men weet
| |
| |
hoe weinig doeltreffend het is en terwijl men ziet dat het ontduiken van belasting, de bendevorming en de milieudelicten hand over hand toenemen, dan wordt het publieke morele aanvoelen het slachtoffer van de dubbele moraal van bepaalde politici, die ogenschijnlijk de criminaliteit bestrijden maar de efficiënte middelen daartoe niet willen aanwenden. Dat is dan misbruik maken van het strafrecht. Dat maakt het gevaarlijk.
|
|