Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Streven
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Europa: welk antwoord van welke christenen?
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke Europese identiteit?Centraal- en Oost-Europa komen, zonder overgang, terecht in de ideologische leegte van het post-marxisme. Na de feodaliteit en na het nazisme had een groot aantal intellectuele en politieke leiders in het marxisme een soort | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wereldomvattend heilsmodel gezien. Aanvankelijk was er zelfs een sterke ‘missionaire geest’: duizenden partijleden, voorzien van literatuur en wapens, trokken naar Centraal-Afrika, Zuid-Oost-Azië en Latijns-Amerika om met een socialistische maatschappijvisie de kapitalistische invloed te bedwingen. Echte of opportunistische idealisten - soms ook behorend tot leidende kringen in de kerken - steunden de dubbelzinnige pacifistische indoctrinatie van Moskou. Na de korte Praagse Lente werden de ogen van velen geopend. Een minderheid reageerde bewust. De doorsnee Oosteuropeaan bleef fatalistisch en trachtte te overleven te midden van een groeiend geestelijk vacuüm. Dan kwam de snelle bevrijdingsfase van 1989-1991. Doch even snel werd duidelijk hoezeer de homo sovieticus het hele ethos van de bevolking had getekend. Op vele plaatsen, en niet alleen in de Sovjetunie, was een echt sociaal verantwoordelijkheidsgevoel verdwenen. Zoals de vooraanstaande Hongaarse socioloog Elemer Hankiss vaststelde: Niemand vertrouwt niemand meer. Velen blijven zich vastklampen aan vodka en seks. Corruptie is even verspreid als vroeger. Vergeleken met West-Europa liggen de cijfers van echtscheiding, abortus en zelfdoding hoog, ook in landen met katholieke meerderheid (zoals Polen, Hongarije en Litouwen). Christenen (en ook agnostici) reageren in kleine groepen en nemen dikwijls de leiding van de wederopbouw. Polen met zijn massaal optreden, gedragen door de kerk, is een uniek fenomeen. Nu het communisme dood is, blijft voor velen de leegte. Niet alleen Gorbatsjov of Jeltsin, ook bezorgde agnostici, die veel vroeger met het communisme hadden gebroken, verwachten van de kerken hulp inzake zingeving, onder meer om de snel woekerende sekten met hun anarchie in te dijken en om het moeizame herstel van een publieke ethiek te ondersteunen. De vraag blijft in hoever de kerken toegerust zijn om meer dan religie en ritueel te biedenGa naar eindnoot1. De orthodoxe kerken dreigen terug te vallen in nationalisme en hebben een enorm tekort aan een geschoold kader. De katholieke plaatselijke kerken hebben nauwelijks kans gehad om Vaticanum II creatief te integreren, worden zelf bedreigd door nationalisme en klerikalisme (Polen, Slowakije). Zij zijn bevreesd, niet enkel voor het ‘westers materialisme’, waarvan zij toch economisch heil verwachten, maar ook voor de mentaliteit van de westerse kerken, met hun accent op participatie, hun waardering voor het positieve in de secularisatie, hun sociaal bewustzijn, hun gevoeligheid voor de emancipatie van de vrouw en hun tolerantie tegenover pluralisme in de theologie. Doch ook West-Europa staat voor een identiteitsvraag. Economisch en politiek moet aan de nieuwe kandidaat-leden van de Gemeenschap gastvrijheid worden geboden. Dit impliceert grote offers, onder meer een radicaal opgeven van het protectionistisch beleid inzake landbouw en textiel. Velen zijn bevreesd voor het openkomen van de binnengrenzen van de Twaalf voor Oosteuropeanen en willen ten allen prijze een mogelijke volksverhuizing af- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grendelen. Ook de centrale instellingen, zoals de Commissie, het Parlement, de Raad van Europa met hun duizenden functionarissen, moeten worden aangepast: Westeuropeanen dienen plaats te ruimen voor Oosteuropese quota. Men heeft nauwelijks werk gemaakt van een Europees sociaal charter, en nu moet de koek nog meer gedeeld worden. Hoe zullen vakbonden en werkgevers reageren? Nochtans heeft voorzitter J. Delors gelijk: ‘Het zou van hypocrisie getuigen de vrijheidsgolf van 1989-1991 toe te juichen, maar tegelijk een economische muur rond Centraal-Europa op te bouwen’. Er is niet enkel de druk uit het Oosten. Die uit het Zuiden houdt niet op. Het Middellandse-Zeegebied is niet enkel voor wie de noordelijke kusten ervan bewonen een Mare Nostrum, maar evenzeer voor de bevolking van de Maghreb, voor Egypte en Turkije. De demografische explosie zal er nog decennia voortduren. In 1946 had men voor elke Algerijn 4,8 Fransen; in 2025-2030 zullen Algerije en Frankrijk ongeveer dezelfde bevolking tellen. Volgens een berekening van de VN hadden in 1946 Marokko, Algerije en Tunesië samen 20 miljoen inwoners tegenover 125 miljoen voor Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal samen. In 2025 zal de verhouding 135 miljoen zijn - en met Turkije en Egypte erbij 285 miljoen - tegenover 172 miljoen. Wie door de Italiaanse en Spaanse steden wandelt, merkt vlug dat ook Zwart-Afrika overal grote gaten vindt in de lange kustlijn: honderdduizenden zwarte zwartwerkers sijpelen illegaal binnen. Men hoeft geen profeet te zijn om in te zien dat in de eerste decennia van de volgende eeuw Europa even multicultureel kan worden als de VS, waar de Spaanssprekenden in het zuiden, de Aziaten in het westen en de zwarten overal met hun hoger geboortecijfer en verdere immigratie het blanke bevolkingsdeel steeds meer terugdringen. West-Europa is hoegenaamd niet voorbereid op een soortgelijke, betrekkelijk vreedzame invasie. Intussen, niettegenstaande de recente, lichte stijging van het geboortecijfer, kent Europa, Oost en West, een steeds meer topzwaar wordende bevolkingspiramide (Polen en Ierland vooralsnog uitgezonderd). Om de bejaarden te verzorgen worden inmiddels duizenden verpleegsters, onder meer uit Azië, geïmporteerd. Tenslotte kent ook West-Europa de uitdaging van de leegte. Al neemt het druggebruik (nog) geen Amerikaanse afmetingen aan, literatuur, media en filosofische geschriften wijzen op een crisis in het zingevingssysteem. Steeds meer knutselen de Westeuropeanen elk voor zich hun eigen wereldbeschouwing in elkaar met puzzel-stukjes, bijeengeraapt uit Oost en West, waarbij Zen, islam, hindoeïsme, maar ook ecologische fantasieën, vreemde kosmologische doctrines en vermeende Keltische tradities elkaar aanvullen. De grote tolerantie in de publieke opinie heeft - gelukkig - elke ketterjacht bemoeilijkt, maar de overdracht van een coherente, samen gedeelde levensbeschouwing van één generatie naar de volgende wordt voor velen een onmogelijke opgave. Gelaten ondergaat men het relativeren van alles, ook van de eigen menselijke identiteit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het mogelijk aanbod van de kerkenOm historische redenen is Europa kerkelijk veel minder homogeen dan bijvoorbeeld Latijns-Amerika. De Europeanen zijn ook veel minder religieus, god-gelovig en praktizerend dan de Noord-Amerikanen. Zij zijn ook, in tegenstelling met deze laatsten, zwaar belast door de spanning tussen klerikalisme en anti-klerikalisme. Talen en tradities bemoeilijken het vinden van een gemeenschappelijk pastoraal project voor Europa. De verdeeldheid van de kerken hindert een creatieve ‘inculturatie’. Daarenboven dreigt de oude rivaliteit tussen katholieken en orthodoxen weer virulent te worden, terwijl de protestanten met hun staatskerken snel verzwakken en van volkskerk sterk gereduceerde vrijwilligerskerken worden. Door haar omvang en alomtegenwoordigheid wordt de katholieke kerk meer dan andere kerken uitgedaagd om haar verantwoordelijkheid in Europa op te nemen. Zij heeft eigen handicaps en kansen. Enig inzicht in de voortschrijdende individualisering en secularisering in West-Europa bieden de eerste resultaten van het Waardenonderzoek 1990-1991 van de EVSSG (European Value Systems Study Group)Ga naar eindnoot2. Zoals in het onderzoek van 1981 zegt ongeveer 61% ‘een religieus persoon’ te zijn, tegenover 27% ‘een niet religieus persoon’ en 5% ‘een overtuigd atheïst’. De grote meerderheid van de bevolking wil een religieuze dienst bij geboorte (69%), huwelijk (72%) en begrafenis (77%). Maar op de vraag of religie belangrijk is in het leven of nogal belangrijk, komt deze, met 49%, op de voorlaatste plaats, nl. vóór de politiek (34%), maar ver na het gezin (96%), de vrienden en kennissen (90%), het werk (87%) en de vrije tijd (82%). Ieder weet dat de regelmatige godsdienstpraktijk voortdurend en overal daalt. Maar ook het toebehoren tot een religieuze belijdenis neemt af: waar 75% van de Westeuropeanen zegt tot een godsdienst te behoren, daalt dit getal in Nederland tot 51%, in Frankrijk tot 61%, in België tot 68%. Vooral de jongere leeftijdsgroepen haken af. In God gelooft nog iets meer dan 70%. Maar zodra men doorstoot naar de meer specifieke en traditionele inhoud van het christelijk geloof, vindt men nog slechts een minderheid: geloof in een persoonlijke God (38%) - ook al zegt maar 28% nooit ‘tot God te bidden’ -, leven na de dood (43%), de hemel (41%), de verrijzenis (33,5%). Weer zijn het de jongere generaties die het minst geloven, en daarin ook de vrouwen. Dat het geloof van de gelovigen soms eigenaardige vormen aanneemt, blijkt uit de vergelijking tussen wie in de verrijzenis en wie in de reïncarnatie geloven. In West-Europa zegt 21% in de reïncarnatie te geloven (België: 13%; Nederland 14%; te vergelijken met Polen: 32%). Maar 40% van wie in de verrijzenis geloven, gelooft ook in de reïncarnatie (en 30% van wie in de reïncarnatie geloven, gelooft ook in de verrijzenis). De verschillen tussen wie in leven na de dood, hemel en verrijzenis geloven, tonen hoe incoherent | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de opvattingen van velen over het hiernamaals zijn en hoezeer ook de gelovigen een ‘nieuwe evangelisering’ behoeven. Slechts een minderheid zegt van de kerken adequate antwoorden te ontvangen inzake individuele morele vragen (36%), gezinsproblemen (32%) en actuele sociale vragen betreffende het eigen land (27%). Wel erkent een kleine meerderheid een antwoord te krijgen ‘op vragen betreffende geestelijke noden’, nl. 54%. Dit getal is overal toegenomen sedert 1981 en reveleert o.i. de blijvende behoefte aan zingeving en minstens een latente verwachting tegenover de kerken, maar wijst evenzeer op de privatisering van de religie. Op de vraag of het de kerken toekomt zich uit te spreken over bepaalde belangrijke onderwerpen, wordt in meerderheid positief geantwoord voor: derde wereld-problemen (76%), racisme (67%), euthanasie (56%), ontwapening (54%), ecologie (51%), abortus (50%) - tegenover werkeloosheid (45%), buitenechtelijke relaties (39%), homoseksualiteit (34%) en de regeringspolitiek (22%; in België: 15%; in Nederland: 28%; in Polen: 19%). Uit de antwoorden blijkt dat men haast instinctief aanvoelt dat de kerken Europa dienen te behoeden voor eurocentrisme, voor de bekoring zich in te kapselen in een fortress Europe. Men verwacht dat de kerken wijzen op de verantwoordelijkheid tegenover de arme, de vreemde - ook al wil men er zelf structureel bitter weinig aan doen. Zelfs een oppervlakkige benadering reveleert behoorlijke verschillen tussen de landen onderling, zoals bijvoorbeeld een vergelijking inzake het vertrouwen in de kerk(en).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer men echter luistert naar wat geëngageerde gelovigen verwachten, verschuift de klemtoon: men zoekt ruimte voor vitale gemeenschappen waar broederschap en zusterschap beleefd kunnen worden. Alle nationale en diocesane synoden die tussen 1969 en 1991 gehouden werdenGa naar eindnoot3, beklemtonen, zoals de Romeinse bisschoppensynoden van 1971, 1974 en 1985, de behoefte aan overzichtelijke basisgemeenschappen en aan parochies die tot zulke gemeenschappen uitgroeien. Ook kardinaal Hume heeft, toen hij voorzitter was van de Raad van de Europese bisschoppenconferenties, hiervoor gepleit. Meteen stoot men op een van de grootste impasses van de kerk in West-Europa en in de meeste landen van Oost-Europa: het snel toenemend aantal priesterloze parochies en de ononderbroken veroudering van de clerus (gemiddeld boven 60 jaar). Van de 21 Westduitse diocesen zijn er 7 met 30-40% parochies zonder residerende priester en 2 met meer dan 40% (gemiddelde voor het land: 29%). Het grote Zwitserse bisdom Basel telt voor 460 parochies 280 priesters. Men schat dat in 2000 40% van de Zwitserse parochies geen residerende pastoor meer hebben. Oostenrijk telt 665 parochies zonder priester ter plaatse. Volgens een - onvolledige - studie is het aantal Franse parochies zonder residerend priester tussen 1977 en 1987 bijna verdriedubbeld (nu meer dan 3000). Door het dalend aantal wijdingen en de veroudering van de clerus stelt men eenzelfde trend vast in Engeland en Wales, in Italië en Spanje (alleen al in Catalonië hebben 1174 op 2237 parochies geen residerende priester); daar worden steeds meer kleine parochies aan één priester toevertrouwd. Nederland telde in 1974-75 nog 2536 actieve diocesane priesters (en 1472 religieuze) tegenover 1251, respectievelijk 992, in 1990. In 1989 had Vlaanderen gemiddeld 7,7% parochies zonder residerende priester, een getal dat voortdurend toeneemt en in sommige bisdommen weldra 20% benadert. De Waalse diocesen en Waals-Brabant tellen 984 (op 2010) parochies zonder residerende priester. De toestand is nog schrijnender in Tsjechoslowakije en Hongarije. Ongetwijfeld neemt overal het aantal leken in de pastoraal toe; hun bevoegdheden blijven echter zeer beperkt. Juist omdat miljoenen erkennen inzake geestelijke noden van de kerken hulp te verwachten, liggen hier kansen voor een evangelisering. Ook de geseculariseerde Europeaan verlangt begeleiding op zijn zoektocht naar levenszin. Tot de kern van de evangelische boodschap hoort het belijden van een basisvertrouwen in het leven. De God van Jezus vertrouwt de mens, Hij is aanwezig in de geschiedenis en roept op tot meer menswording. Rechtvaardigheid, liefde, solidariteit met de arme en de vreemde, vergevingsgezindheid, hoop over onrechtservaring, lijden en dood heen horen tot het wezen van het christendom. Jezus en zijn echte volgelingen waren steeds bezorgd om wie gevangen zit, in de vele betekenissen van dit begrip (Lc 4.18). Ook lang vóór de bevrijdingstheologieën waren alle belangrijke vernieuwingspogingen in de gelovige gemeenschap bevrijdingsbewegingen. Ook in het motto van de Europese Synode staat het begrip ‘vrijheid’ centraal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De veelzinnigheid van dit begrip stemt echter ook vele eerlijk menenden, christenen of niet, achterdochtig. De geïndividualiseerde westerling wil niet dat men a priori en van buitenaf dit vrijheidsbegrip voor hem invult. Hij verwacht eerbied voor zijn intellectueel en affectief zoeken, voor zijn persoonlijk geweten, voor de grote verscheidenheid hiervan - die inherent is aan het personalisme. Hij is bevreesd dat zonder dialoog, zonder erkennen van groeiprocessen, zonder openheid voor plaatselijke toestanden en historische ontwikkelingen, opgelegd wordt wat ware en wat valse vrijheid is. Die vrees wordt gevoed door ervaringen van restauratie in de kerk en vooral door de ondoorzichtigheid van het beleid, waaronder zelfs bisschoppen en kardinalen lijden. Wellicht verklaart juist de angst om nog eens ontgoocheld te worden de haast algemene desinteresse van de meeste, ook geëngageerde gelovigen voor de komende Europese Synode. Zal er een serene waarachtigheid mogelijk zijn of zal er een bepaalde ideologie over de terugkeer naar ‘de christenheid’ gedecreteerd worden? Heel subtiel had kardinaal Hume. aartsbisschop van Westminster deze vraag geformuleerd toen hij tijdens een Oost-West consultatie in de abdij van Ampleforth (1990) vaststelde: ‘Neither East nor West has a monopoly of charism, courage or wisdom’Ga naar eindnoot4. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe zal de Europese bisschoppensynode antwoorden?Een jaar voor de Europese binnenmarkt aanvangt, vindt te Rome de eerste Europese bisschoppensynode plaats (28 november - 14 december 1991). Zij was door Johannes-Paulus II op 22 april tijdens zijn bezoek aan Tsjechoslowakije aangekondigd in de symbolische stad Velehrad, waar elf eeuwen eerder de heiligen Cyrillus en Methodius het christendom introduceerden. De paus wilde de eenheid van Europa en haar christelijke wortels beklemtonen. Voortaan moet het Europese christendom weer ‘met twee longen ademen’. die van het Oosten en het Westen, ‘in één groot gemeenschappelijk huis’. Samen kan men werk maken van de ‘nieuwe evangelisering’ van dit continent, in het perspectief van het derde millennium. Maar waarom eigenlijk deze Synode? Niemand lijkt het juist te weten. Een goed ingelicht Romeins publicist zei me: ‘om te voorkomen dat sommige vooraanstaande kardinalen, die zich vragen stellen bij de bestaande restauratie, zelf een initiatief nemen’. Volgens een lid van de CCEE (Raad van Europese bisschoppenconferenties) wil men ‘Oost-Europa beschermen tegen de slechte invloed van de westerse theologen, onder meer de groep rond het tijdschrift Concilium’. Anderen zeggen dat de paus bij deze gelegenheid het ‘spiritualisme’ van Oost-Europa wil stellen tegenover het ‘materialisme’ van West-Europa. Oost-Europa zal ook relatief oververtegenwoordigd wordenGa naar eindnoot5. Het feit dat het initiatief genomen werd zonder enige ruggespraak met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de CCEE doet vragen rijzen. De CCEE wilde zelf in 1992-93 het thema van de evangelisering aansnijden, nadat dit reeds gebeurd was in haar symposium van 1982. De CCEE had overigens samen met de Konferenz Europäischer Kirchen (KEK), die 120 protestantse en orthodoxe kerken groepeert, een gemeenschappelijke ontmoeting gepland voor 13-18 november te Santiago de Compostella met als thema: ‘Missie en evangelisering in het huidige Europa’. Het is daarom vreemd dat de CCEE slechts na herhaald aandringen enkel adviserend betrokken werd bij de voorbereiding van de synode, dat bij het samenstellen van de synode-commissie de CCEE werd geweerd en dat zelfs haar voorzitter, kardinaal Martini, niet werd geïnformeerdGa naar eindnoot6, en dat in september 1991 vooraanstaande kerkleiders nauwelijks meer wisten dan de pers. De verwachtingen zijn dan ook niet hoog gespannen. In een vraaggesprek met het Franse dagblad La Croix, drukte Jean Fischer, secretaris van de KEK, zijn tevredenheid uit omdat ook ‘gedelegeerde broeders’ van de KEK uitgenodigd werden als waarnemers. Hij zei ook te hopen dat ‘zusters’ mogen aanwezig zijn en vroeg niet terug te keren naar een Europa van de ‘Christenheid’, a fortiori niet van de ‘katholieke Christenheid’. Daarom pleit hij voor een Eglise servante de l'Europe. Hij wenst dat de synode in het verlengde zal liggen van de indrukwekkende oecumenische samenkomst van Basel (mei 1989) over ‘Rechtvaardigheid, vrede en het behoud van de schepping’Ga naar eindnoot7. Vanzelfsprekend vrezen sommige niet-katholieken en niet-christenen een nieuwe toeëigening van Europa door het Vaticaan. Toen het ‘kleine Europa’ in de jaren vijftig werd opgebouwd onder het impuls van vooral krachtige christen-democratische persoonlijkheden als K. Adenauer, R. Schuman en A. de Gasperi, werd geroepen over ‘het zwarte Europa’. In 1964 nog kon men in een brochure van de Britse conservatieve partij lezen: ‘De Gemeenschappelijke Markt startte door het Verdrag van Rome. Dit heeft niets te maken met de paus of met het Vaticaan. Het was gewoon toeval dat men het Verdrag te Rome ondertekende. De Gemeenschappelijke Markt heeft niets te maken met godsdienst’Ga naar eindnoot8. Onlangs nog heeft Karl Lehmann, bisschop van Mainz en voorzitter van de Duitse bisschoppenconferentie, erop gewezen dat de inzet van de kerk voor Europa niet mag betekenen: inzet voor een nieuwe Europese ‘Christenheid’. Europa is inderdaad geen openbaringsgegevenGa naar eindnoot9. Dit neemt niet weg dat vanaf Pius XII de pausen terecht ononderbroken de Europese eenmaking hebben bepleit, vooral omwille van het behoud van de vredeGa naar eindnoot10. Ook Johannes-Paulus II sprak krachtige taal in zijn toespraken in Gniezno, Compostella, Wenen en Straatsburg. Het is heel normaal dat, zoals voor Latijns-Amerika (Medellin, 1968; Puebla, 1978; S. Domingo, 1992), ook voor Europa een pastorale bezinning aan de kerkelijke top wordt gehouden. De korte, zeven pagina's tellende Romeinse nota over de Synode (Itinerarium om vooraf een proces van bezinning om gang te brengen) geeft als | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grondthema aan: ‘Dat wij mogen getuigen voor Christus... die ons heeft bevrijd’, een samenvoeging van citaten uit Hand. 1.8 en Gal. 4.31. Duidelijk wordt 1989-90 als een heilshistorisch bevrijdingsmoment geïnterpreteerd. De in het Itinerarium aangereikte analyse van de toestand is evenwel zeer summier en subjectief. Wat betekent, bijvoorbeeld, de volgende zin: ‘Het herstel van een democratische samenleving in Centraal- en Oost-Europa en daarbinnen van de kerk als een eigensoortige gemeenschap in de burgerlijke samenleving is vooral mogelijk op grond van de instemming die mensen betuigen met de waarden van de christelijke cultuur, zoals die op tweevoudige wijze vorm heeft gekregen in het Westen en het Oosten overeenkomstig de Romeinse en Byzantijnse traditie’? Een historicus zal doen opmerken dat de pauselijke staten nooit enige vorm van democratie hebben gekend en dat de orthodoxe kerken steeds afhingen van de nationale staten (in Rusland van de absolutistische tsaren), waar nergens ruimte was voor mensenrechten. Overigens bij de voorbereiding van de Europese synode werd, in tegenstelling met de vermelde CELAM-conferenties voor Latijns-Amerika, op geen enkele wijze rekening gehouden met inspraak ‘van onderaf’ door pastorale raden, priesterraden, theologische faculteiten. De sfeer is totaal verschillend van de sfeer die bij miljoenen gelovigen verwachtingen opriep toen, in 1962, Johannes XXIII het Concilie opende en overal ruime raadplegingen plaats vonden. De Synode schijnt moeilijk meer te kunnen bereiken dan de particuliere kerken in Europa en hun herders krachtiger bewust te maken van hun gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid, die tegelijk - de huidige paus accentueert het voortdurend - de verantwoordelijkheid impliceert tegenover de eigen nationale culturele tradities. Of zij een reële steun zal betekenen voor de CCEE zelf en voor een eigen identiteit van het Europese katholicisme binnen de wereldkerk moet men afwachten. In elk geval wordt zij een test-case voor de inculturatie van het evangelie in een post-traditionele en post-communistische samenleving. Voor deze inculturatie zal het van wezenlijk belang zijn secularisatie niet te vereenzelvigen met secularismeGa naar eindnoot11 en het pluralisme in de kerk en in de samenleving als een voor-waarde voor de vrijheid te erkennen. |
|