Streven. Jaargang 59
(1991-1992)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
Het Midden-Oosten na de Golfoorlog
| |||||||||||||||||
ImperialismeImperialisme is volgens Morgenthau een politiek die het status-quo wil doorbreken en de machtsrelaties tussen twee of meer landen omkeren. Een oorlog die defensief begon krijgt een imperialistisch karakter als de overwinnaar zich niet langer tevreden stelt met het herstel van het status-quo maar b.v. gebied van de oorspronkelijke agressor aanhecht. Dit kan dan op zijn beurt aanleiding geven tot een imperialistische politiek van de overwonnene. Een situatie die volgens Morgenthau gemakkelijk leidt tot het voeren van een imperialistisch beleid, is het bestaan van onverdedigbare staten of van een machtsvacuüm (p. 49 e.v.). In het Midden-Oosten probeert Israël zo'n toestand te vermijden. De onderliggende filosofie luidt dat alleen een land dat zich overbewapent en geen concessies doet, in staat is het imperialisme van een vijandige omgeving af te wenden. Tijdens de Golfcrisis werd deze afschrikkingsdoctrine zwaar op de proef gesteld. In de beginfase van de oorlog weigerden de VS met Israël te onderhandelen en toen Iraakse Scudraketten de Israëlische steden bedreigden mocht het leger niet ingrijpen. De feitelijke politieke machtsverhoudingen - de noodzaak de internationale coalitie in stand te houden - | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
ontkrachtten de Israëlische doctrine. Er kon geen verrassingsaanval worden uitgevoerd en de strijd kon niet worden verschoven naar vijandelijk gebied. Vanzelfsprekend heeft Israël uit de Golfoorlog de nodige lessen getrokken. De komende jaren zal het zwaar investeren in de eigen defensieïndustrie. Meer dan ooit houdt het vast aan de bezette gebieden die het land strategische diepte bezorgen bij een eventuele vijandelijke aanval. De Israëlische afschrikkingsdoctrine heeft na de Golfoorlog dus weer aan politieke geloofwaardigheid gewonnen. Het sterkst bewapende Arabische land is verslagen. De Arabische landen hebben nogmaals het bewijs gekregen van de superioriteit van westerse (dus gedeeltelijk ook Israëlische) technologie en van het feit dat, in laatste instantie, de VS Israël niet in de steek laten. Israëls aartsvijand, de PLO, heeft veel aan gezag ingeboet. De inwijking van joden uit de USSR heeft duidelijk gemaakt dat het zionistisch ideaal nog springlevend is. Op diplomatiek vlak wenst Israël daarom geen concessies te doen. De Israëli's geloven niet dat de Arabieren uit zijn op een herstel van het status-quo. Dat zij de terugkeer van de Palestijnen eisen getuigt van imperialistische beweegredenen. Als Israël moet kiezen tussen twee mogelijke antwoorden, in dit geval afkopingspolitiek (‘appeasement’) of indijking (‘containment’) opteert het voor het laatste. Volgens Morgenthau stoelt elk beleid op een juiste en tijdige inschatting van de politieke motieven van de tegenstrever. Men kan dit als volgt schematiseren.
Voor land A zijn alleen een compromis- of indijkingspolitiek rationele antwoorden omdat het daarmee de motieven van land B juist heeft onderkend. Als land A een imperialistische politiek van B beantwoordt met een status-quo-beleid dan handelt het zoals eertijds het Verenigd Koninkrijk t.o.v. Nazi-Duitsland. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het ‘appeasement’-syndroom in grote mate het Amerikaans buitenlands beleid bepaald. Een compromispolitiek daarentegen veronderstelt altijd dat het andere land uit is op het handhaven van het status-quo. Indien land A het status-quo-verlangen van land B verkeerd inschat als imperialistisch dan komt men in een spiraal van bewapening en koude oorlog terecht. Zo voorgesteld lijkt de situatie eenvoudig te beoordelen. De realiteit van de internationale betrekkingen is evident heel wat complexer. Toegepast op de Golfcrisis waren de VS van meetaf geneigd de Iraakse politiek als imperialistisch te bestempelen. Het was inderdaad moeilijk vol | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
te houden dat de aanval op Koeweit zou ingegeven zijn door een status-quo-motief, zeker in het licht van de door Saddam Hoessein gevoerde politiek uit het recente verleden (cfr. de agressie tegen Iran in 1980, het gebruik van gifgas tegen de Koerden, het bewapeningsprogramma, het verbaal geweld en de ideologie van de Baathpartij). Was de indijking dus wellicht het gepaste Amerikaanse antwoord, dan volgt daaruit volgens Morgenthau niet dat die indijking van militaire aard moet zijn. Een beleid moet zich namelijk aanpassen aan het antwoord van de tegenpartij. Dit was niet het geval in de Golfoorlog. Want waarom werd Operatie Woestijnstorm uiteindelijk ontketend? Om de verdreven emir terug op de Koeweitse troon te brengen, om de oliebevoorrading veilig te stellen, om het internationaal recht te herstellen maar vooral ook had deze oorlog een preventief karakter. Het kwam er op aan te beletten dat Saddam Hoessein de Arabische wereld zou verenigen onder de scepter van de Baathpartij. Zijn regime is immers afhankelijk van de Baathideologie die zonder buitenlandse successen niet kan leven, en die het mogelijk maakt dat 200.000 sunnieten een bevolking van 18 miljoen onder de knoet houden. Kan men de radicalisering van Irak sinds het begin van de jaren tachtig verklaren, dan kan men alleen maar gissen naar Saddams beweegredenen voor de annexatie van Koeweit. De concrete geschilpunten met Koeweit bieden slechts een partiële verklaring. Een veel belangrijkere rol speelde de val van het communisme in Oost-Europa die de democratiseringstendensen in Irak nieuw leven heeft ingeblazen en tot een gevoelige inkrimping leidde van de Sovjetrussische militaire steun aan het regime. Ook mag men niet blind blijven voor de chronische moeilijkheden waarmee de Iraakse economie sedert een aantal jaren te kampen had. De Amerikaanse indijkingspolitiek heeft weinig oog gehad voor deze factoren. Die had van in den beginne een militair karakter. Toch heeft het fiasco van hun interventie in de Viëtnamese burgeroorlog de Amerikanen enkele diplomatieke lessen geleerd. Zo werden de doelstellingen van Operatie Woestijnstorm nauwkeurig omschreven: de bevrijding van Koeweit en de uitschakeling van Iraaks offensief vermogen. In tegenstelling tot wat gebeurde tijdens de onzalige Viëtnamperiode zocht het beleid van de president de steun van zowel het Congres, de publieke opinie als de belangrijkste bondgenoten. Tenslotte hoorden alle middelen te worden ingezet met het oog op de totale militaire overwinning. Het doel van het indijkingsbeleid werd dan ook bereikt. De VS slaagden erin de Veiligheidsraad te overtuigen sancties uit te vaardigen tegen Irak. Toen de Veiligheidsraad er zelf niet in slaagde een VN-troepenmacht naar het gebied te sturen, machtigde hij de lidstaten, met name de VS, dat in zijn plaats te doen. Nog steeds vanuit het besef dat de Iraakse dictator niet mocht worden ‘afgekocht’ besloten de VS tot een indrukwekkende machtsontplooiing. Probeerden zij weliswaar de Amerikaanse troepen in te schakelen in een zgn. multinationale strijdmacht dan konden de VS toch niet verhullen dat deze strijdmacht over- | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
wegend een Amerikaans-Brits karakter had. In zekere zin werden de VS op hun beurt slachtoffer van het gevolgde indijkingsbeleid. Omwille van de zwakke cohesie binnen de coalitie die voortdurend door het sluwe Irak op de proef werd gesteld, de technische onmogelijkheid troepen gedurende lange tijd in een woestijn te legeren alsook de noodzaak niet geëerbiedigde ultimata gewapenderhand af te dwingen, konden de geallieerden niets anders dan op de voorziene datum tot de actie over te gaan. De kwalitatieve voorsprong van de westerse legers, die bovendien binnen de NAVO reeds de ‘Airland Battle’-doctrine hadden ontwikkeld, maakte het succes van de operatie al bij voorbaat zeker. Uiteindelijk hadden ze gestreden tegen een derderangsleger dat in de voorbije tien jaar er zelfs niet in was geslaagd het slecht getrainde Iraanse leger klein te krijgen. Ook na de Iraakse capitulatie konden de VS, de Veiligheidsraad dwingen eensgezind op te treden. Vanuit het motief van ‘vrees’ i.p.v. ‘compromisbereidheid’ legde de overwinnaar een harde vrede op. Irak diende o.a. zijn voorraad atoom- en chemische wapens te vernietigen. Het embargo op inen uitvoer werd voorlopig gehandhaafd. Tegelijk diende de agressor een zware oorlogsschatting te betalen en moest hij lijdzaam toezien wanneer d.m.v. de oprichting van veiligheidszones ten behoeve van de Koerden een inbreuk werd gepleegd op zijn territoriale soevereiniteit. ‘Militair imperialisme is een waagstuk’, zegt Morgenthau. Misschien bestond Saddams grootste misrekening er wel in te denken dat de USSR of de Europese Gemeenschap zich zouden afkeren van de Amerikaanse indijkingsstrategie. Sedert het aantreden van het duo Gorbatsjov-Sjevardnaze in 1985 lag de klemtoon van het Sovjetrussisch buitenlands beleid op de toenadering tot de VS. Daaraan werden alle bondgenootschappen met derde landen ondergeschikt. Hoezeer Irak het tegendeel verhoopte, de Golfcrisis heeft de Koude Oorlogsrivaliteit tussen de supermachten geen nieuw leven ingeblazen. Het Kremlin steunde alle VN-resoluties, al werd daar sinds het aftreden van Sjevardnaze, telkens expliciet aan toegevoegd dat die resoluties niet te ruim mochten worden geïnterpreteerd. Sovjettroepen mochten niet deelnemen aan een VN-strijdmacht, laat staan een Amerikaans interventieleger. Irak mocht niet worden bezet. Saddam Hoessein moest zoveel mogelijk gezichtsverlies worden bespaard. Gorbatsjov ondernam zelf een bemiddelingspoging van het laatste uur en deed aan Irak beloften die echter door de VS werden afgewezen. De Golfcrisis heeft dus alleen geleerd dat de USSR bereid is de Amerikaanse diplomatie in het Midden-Oosten te steunen, voor zover haar eigen belangen ermee gediend zijn. De bekommernis om de binnenlandse politieke en de economische toestand alsook de vrees voor het islamitisch fundamentalisme spelen daarbij een voorname rol. Passieve steun aan de Amerikaanse indijkingspolitiek werd ook door de Europese Gemeenschap verleend. Het conflict in het Midden-Oosten werd sedert het begin van de jaren zeventig door de Gemeenschap beschouwd als | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
een van de belangrijkste testcases voor de Europese Politieke Samenwerking. Deze Europese Politieke Samenwerking verkreeg in 1986 een juridische basis en bestaat onder meer in de coördinatie van de standpunten van de Twaalf m.b.t. diverse internationale vraagstukken en de zending van de zgn. trojka naar conflictgebieden. Gedurende de periode augustus 1990 - januari 1991 is echter ten overvloede gebleken dat de EG geenszins in staat was de gebeurtenissen in de Perzische Golf daadwerkelijk te beïnvloeden. Om haar initiatieven uit te voeren hangt zij af van de goodwill van de diplomatiek sterke lidstaten. Indien die goodwill ontbreekt zullen bepaalde besluiten weliswaar gedurende korte tijd de aandacht van de publieke opinie trekken maar zonder veel praktisch gevolg blijven. Tijdens de Golfcrisis stonden Groot-Brittannië, Nederland en na enige aarzeling ook Frankrijk achter de indijkingspolitiek van de VS, terwijl andere lidstaten voor een meer genuanceerde aanpak hebben gepleit. Van een eigen Europees beleid kon dan ook geen sprake zijn. Dat is jammer wanneer men bedenkt dat een verenigd Europa misschien in staat was geweest een genuanceerder indijkingsantwoord te geven op de Iraakse agressie, wellicht een dat minder leed zou hebben toegebracht aan de Iraakse burgerbevolking. Een buitenlands beleid moet volgens Morgenthau derwijze flexibel zijn dat, indien de motieven van de tegenstander veranderen, een soepele overgang mogelijk wordt van een indijkings- naar een compromispolitiek. | |||||||||||||||||
De vredesconferentieVolgens Morgenthau streeft een conservatief buitenlands beleid een status-quo-politiek na in de internationale betrekkingen (p. 44 e.v.). Het middel om een status-quo-politiek te implementeren in een gebied verscheurd door interne tegenstellingen, is een vredesverdrag tussen de belangrijkste tegenstanders. In het Midden-Oosten proberen zowel de VS, de USSR als de EG het status-quo te handhaven. Ofschoon de grenzen in dat gebied getekend werden door de koloniale heersers mag er volgens hen niet aan getornd worden, wil men niet opnieuw geconfronteerd worden met een spiraal van geweld. Een vredesverdrag is echter tot nog toe onmogelijk gebleken. Het jongste initiatief dateert van eind 1973 toen een door de VS en de USSR georganiseerde conferentie hooguit anderhalve dag duurde. De VS hebben zich sedertdien verzet tegen het idee van een vredesconferentie omdat een eventuele mislukking de spanningen in het gebied alleen maar kan intensifiëren en de Amerikaanse machtspositie aantasten. Benevens het onderlinge opbod tussen de Arabische deelnemers m.b.t. de Palestijnse kwestie, vreest Washington de diplomatieke bemoeizucht van de EG en de USSR die z.i. onvoldoende oog hebben voor de belangen van Israël. De Bushadministratie gelooft trouwens dat een vredesconferentie weinig zin heeft als het succes niet verzekerd is. Tijdens de Golfcrisis heeft zij echter aan haar Arabische coa- | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
litiepartners moeten beloven een globaal vredesoverleg te organiseren zodra de vijandelijkheden tegen Irak zouden zijn gestaakt. Dit roept enkele bedenkingen op. Allereerst schijnt er dus toch een verband te hebben bestaan tussen de crisis in de Perzische Golf en het Israëlisch-Arabisch conflict. Irak had dat steeds beweerd, de VS hadden het steeds ontkend. Ten tweede wordt een gevaarlijk diplomatiek precedent gecreëerd wanneer de VS duidelijk toegeven dat enkel een crisissituatie het raderwerk van de Amerikaanse diplomatie in beweging kan brengen. Natuurlijk meenden sommigen, in de euforie van de snelle overwinning op Irak, dat de voorwaarden effectief waren gecreëerd om het Israëlisch-Palestijns conflict op te lossen. Waren bepaalde Arabische landen niet plotseling bereid de economische boycot tegen Israël op te heffen? Waren sommige Israëlische ministers niet bereid te onderhandelen over het lot van de bezette Golanhoogvlakte? Na een aantal missies naar het Midden-Oosten is het de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, J. Baker, intussen wel duidelijk geworden dat de Israëlische en Arabische standpunten nog mijlenver van elkaar liggen. En dat is ook het geval voor het concept zelf van de vredesconferentie. De Arabische landen pleiten voor een vredesconferentie in de klassieke betekenis van het woord, alsof Israël een verslagen land was. Israël moet in hun ogen immers voldoen aan een aantal voorwaarden om een plaats te krijgen in de nieuwe internationale orde opgelegd door de coalitie. Israël daarentegen wenst een regionale veiligheidsconferentie naar het model van de Conferentie voor Europese Veiligheid en Samenwerking. De Arabische landen moeten er de territoriale realiteit in het Midden-Oosten erkennen. Nadien wil Israël met zijn Arabische buurlanden stapsgewijs een vertrouwensrelatie opbouwen. Dit proces, dat verscheidene decennia in beslag kan nemen, zal slechts met succes worden bekroond indien de Arabische wereld haar intern evenwicht heeft weten te vinden. Landen van buiten het gebied mogen het verloop van de gebeurtenissen niet forceren. | |||||||||||||||||
PrestigepolitiekVolgens Morgenthau wordt prestigepolitiek slechts zelden erkend als een factor in de machtsstrijd op het internationaal toneel. Nochtans is prestige een courant middel in een status-quo-beleid. Diplomatiek ceremonieel, vragen als wie er mag deelnemen aan een vredesconferentie, in welke stad ze moet worden gehouden, welke vorm de tafel moet hebben e.d. lijken op het eerste gezicht triviaal, maar ze weerspiegelen de machtsverhoudingen tussen landen. Hetzelfde geldt voor militair machtsvertoon, een geliefkoosd Amerikaans prestigewapen in de psychologische voorbereiding op een oorlog of als afschrikking (p. 77 e.v.). Het woord van Dean Acheson indachtig dat het doel van diplomatie niet de oplossing van problemen inhoudt, maar wel het ermee leren leven, pro- | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
beert de Bushadministratie de indruk te geven dat er een zekere vooruitgang wordt geboekt in het vredesproces op gang gebracht door minister Baker. Ze verschilt daarin niet van alle vorige Amerikaanse administraties die tussen Israël en de Arabische landen probeerden te bemiddelen. Het uiteindelijk doel van het Amerikaans beleid is echter altijd de handhaving van het machtsevenwicht in het Midden-Oosten. Het concept ‘machtsevenwicht’ bezit minstens drie dimensies. Allereerst dient de vrede te worden gewaarborgd tussen de verschillende staten van het gebied d.m.v. een aanvaardbaar niveau van bewapening en zo mogelijk een systeem van verdragen. Verder moeten de regimes van die landen worden beschermd tegen de interne oppositie. Tenslotte moeten de strategische en economische belangen van de VS in het gebied gewaarborgd blijven. Op geregelde tijdstippen wordt het machtsevenwicht in het Midden-Oosten evenwel verbroken door conflicten, niet alleen tussen Israël en de Arabische staten maar ook en vooral tussen die staten onderling. Westerse steun kan bovendien leiden tot nieuwe verstoringen van het machtsevenwicht in de toekomst (cfr. de westerse hulp aan Irak tijdens de oorlog met Iran). Het ‘conflict management’-beleid dat de reële ondergrond vormt van de Amerikaanse prestigepolitiek, wordt bovendien doorkruist door overwegingen van binnenlandse politieke aard. De joodse gemeenschap bezit in de VS nl. een economisch-financiële macht en een interne samenhang die het haar mogelijk maken invloed uit te oefenen op het beleid van Huis en Senaat. Deze instellingen kunnen de uitvoerende macht dwarsbomen, b.v. met betrekking tot de toekenning van militaire of financiële steun aan Arabische landen. De bewegingsvrijheid van de Amerikaanse diplomatie wordt verder ingekrompen doordat de populaire literatuur, de media en de amusementsindustrie het beeld verspreiden van het democratische Israël, natie van overlevenden, dat in zijn bestaan belaagd wordt door de dictatoriale Arabische wereld. Deze beïnvloeding van de Amerikaanse publieke opinie heeft wellicht een belangrijker effect dan de zgn. joodse lobby, al bestaat tussen beide natuurlijk een verband. Tenslotte is het potentieel voor verstoring van het machtsevenwicht permanent aanwezig omdat de VS zich associëren met elk Arabisch regime dat bereid is de Amerikaanse leiderspositie te erkennen. | |||||||||||||||||
Cultureel imperialismeVolgens Morgenthau werkt cultureel imperialisme heel subtiel omdat het de controle beoogt over de geesten van de mensen. Stel dat staat B besluit de politieke ideologie van staat A over te nemen dan heeft staat A een culturele overwinning geboekt die de militaire imperialist hem alleen maar kan benijden. Cultureel imperialisme verzwakt de oppositie van binnenuit en bereidt de militaire overwinning of de economische penetratie voor. Het is van alle tijden maar de techniek die het aanwendt was nooit zo geperfectioneerd | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
als tijdens de 20e eeuw (pp. 64-67). In de aanloopperiode tot de oorlog deed een ontelbaar aantal bemiddelaars Bagdad aan, deels om in de schijnwerpers van de internationale actualiteit te staan. Cable News Network bracht nieuws rond de klok: ‘War in the Gulf’ werd alleen door commercials onderbroken. Op nauwkeurig georchestreerde persconferenties ondernamen de geallieerde opperbevelhebbers indrukwekkende pogingen de censuur op de militaire berichtgeving te verdoezelen. Oorlog werd voorgesteld als een Hollywood spektakelfilm en als een gigantisch videospel, onbloedig en live te genieten. Kortom, de nederlaag van het Iraakse leger en de overwinning van de geallieerden waren niet enkel van militaire maar ook van culturele aard. Het ging om de triomf van het westers technologisch vernuft en om de vernedering van de Arabische natie wier culturele rijkdom niet opgewassen bleek tegen het geperfectioneerde cultureel imperialisme van het Westen. | |||||||||||||||||
OntwapeningMilitaire macht dient volgens Morgenthau een politiek doel. De vijand moet worden gedwongen bepaalde concessies te doen zodat het gebruik van de militaire macht overbodig wordt (p. 32). Die stelling vormt de basis van elke afschrikkingsdoctrine, ook de nucleaire. Aangezien een nucleaire aanval zou leiden tot vernietiging van beide partijen, kan alleen de dreiging met het gebruik van kernwapens een instrument zijn in de buitenlandse politiek. In het Midden-Oosten werd dit instrument door de USSR aangewend tijdens de Suezcrisis van oktober 1956 en door beide supermachten tijdens de Grote Verzoendagoorlog van oktober 1973. In het Midden-Oosten heersen echter leiders die de eer belangrijker achten dan het leven van hun burgers en die het geduld van de tegenstrever tot het uiterste durven testen. Dit irrationeel gedragspatroon zou het Westen er al moeten toe aanzetten de bewapeningswedloop in dat deel van de wereld te beperken. Eind mei 1991 nam president Bush hiertoe een initiatief. In het Midden-Oosten zouden alle atoom- en chemische wapens worden vernietigd. Producentenlanden zouden niet langer de technologie leveren. Consumentenlanden zouden afzien van de aankoop. De VN zouden richtlijnen verstrekken m.b.t. de handel in conventionele wapens. Is dit nieuwe plan praktisch haalbaar? Ik vrees van niet. Het gaat uit van een dosis politieke wil die vooralsnog niet aanwezig is. Vanuit de traditionele visie dat alle staten het recht op zelfverdediging bezitten, gingen de VS zelf na de Golfoorlog onverminderd door met de massale bewapening van Israël en bepaalde Golfstaten wat dan weer andere staten ertoe heeft aangezet eveneens hun bewapening op te drijven. Er bestaan reeds verdragen over de beperking van de verspreiding van atoom- en chemische wapens maar, in het verleden is reeds voldoende gebleken dat de controleprocedures inefficiënt zijn. De bevriezing van de nucleaire bewapeningswedloop | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
in het Midden-Oosten bevoordeelt bovendien Israël dat reeds over de vereiste technologie beschikt. Israël zelf beschouwt nucleaire wapens als een onontbeerlijk tegengewicht voor de zeer grote hoeveelheid conventionele wapens in het bezit van de Arabische landen. Die argumenteren dan weer dat die wapens alleen dienen ter verdediging van het eigen territorium en dat niet alleen tegen Israël. Bovendien heeft de Golfoorlog juist geleerd dat moderne wapentechnologie een must is om in de 20e eeuw agressie te beantwoorden. Ik denk dat Morgenthau gelijk heeft als hij schrijft dat in de loop der tijden ontwapening nooit heeft geleid tot een toestand van vrede maar dat, omgekeerd, een toestand wel de nodige voorwaarden kan creëren om tot gedeeltelijke ontwapening te komen (p. 393). Dit houdt echter in dat pas ná het afsluiten van een vredesverdrag tussen Israël en de Arabische wereld kan worden gedacht aan een beperking van de bewapeningswedloop. In het andere geval spant men de kar voor de paarden. | |||||||||||||||||
De Verenigde NatiesVolgens Morgenthau wordt de ware natuur van een politiek toegedekt door ideologische rechtvaardiging en rationalisatie. Elke politicus doet beroep op ethische en juridische beginselen teneinde zijn beleid te verantwoorden, terwijl hij goed weet dat zijn handelingen een gevolg zijn van machtspolitiek. Op internationaal niveau spelen de Verenigde Naties hierin een essentiële rol. Men dient immers een onderscheid te maken tussen legitieme en niet-legitieme macht. Een politiek die wordt gevoerd krachtens het internationaal recht, de beginselen van de VN of een andere morele basis heeft meer kans op slagen dan een die het internationaal recht met de voeten treedt. De VN vormen m.a.w. het uitgelezen ideologisch instrument om het status-quo in de internationale betrekkingen te handhaven, zoals dat na de Tweede Wereldoorlog is tot stand gekomen. De VN-ideologie wordt echter niet door alle landen op dezelfde manier beleden. Alle lidstaten citeren graag uit het handvest en zijn bereid beginselen te verdedigen als ‘zelfbeschikking’, ‘eerbied voor de territoriale integriteit’ en ‘eerbied voor de mensenrechten’. In een concrete situatie rijzen evenwel gemakkelijk meningsverschillen omdat lidstaten het niet eens zijn over de interpretatie van voormelde beginselen. De sterke lidstaten zullen gewoonlijk hun interpretatie opdringen aan de zwakke. Hun internationale rechtsorde vertoont een statisch karakter. Zij consolideert een bepaalde machtsverdeling en biedt procedures aan voor het regelen van conflicten met als vertrekpunt het bestaande status-quo. Aangezien veranderingen in het status-quo altijd gebeuren ten koste van kleine landen als Koeweit b.v., beschouwt de ideologie van het status-quo de verdediging van de rechten van kleine landen als essentieel. We hebben reeds gezien hoe tijdens de Golfcrisis de Veiligheidsraad van de VN de ideologie van het status-quo verdedigde. Wellicht werden achter de schennen com- | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
promissen afgesloten (b.v. met China) die een inbreuk maakten op andere beginselen van het handvest (b.v. de eerbied voor de mensenrechten). Ook het internationaal recht dient volgens Morgenthau de zaak van het status-quo. Tijdens de Golfoorlog beschuldigden beide partijen elkaar het internationaal recht te hebben geschonden. De conventies van Genève verbieden inderdaad de vernietiging van niet-militaire eigendommen, het terroriseren van burgers in bezet gebied, luchtbombardementen op open steden, vergeldingsacties tegen gijzelaars en krijgsgevangenen. Het probleem had echter nog een andere dimensie. Volgens een groot deel van de moslimwereld was het Iraaks-Koeweits conflict een intern Arabische aangelegenheid waarmee de VS of de VN zich niet mochten inlaten en waarop het volkenrecht niet mocht worden toegepast. Het internationaal publiekrecht vindt immers zijn oorsprong in de Europese geschiedenis en het wordt door het Westen toegepast in het eigen voordeel. Hebben de VS het internationaal recht niet aan de kant gezet wanneer hun belangen of die van bondgenoten werden bedreigd (b.v. in Panama, Nicaragua, Cyprus of Libanon)? Heeft de Veiligheidsraad niet de bouw van nieuwe joodse nederzettingen veroordeeld in de bezette gebieden en wonen daar vandaag niet enkele honderdduizenden kolonisten? Zevenhonderdvijftigduizend Koeweiti's werden bevrijd, maar geen westers land dat eraan denkt anderhalf miljoen Palestijnen te bevrijden van de Israëlische onderdrukking. Morgenthau heeft dus gelijk wanneer hij beweert dat d.m.v. ideologieën als ‘de belangen van VN’, ‘het behoud van de wereldvrede’ of ‘de eerbied voor het internationaal recht’ de schrandere beleidsman zijn tegenstrevers kan voorstellen als oorlogsstokers. Hij sust het collectief geweten van de natie en is in staat binnen de VN een coalitie te bouwen van bondgenoten die ook alle belang hebben bij de handhaving van het status-quo. Voor de tegenstander blijft het evenwel meten met twee maten. | |||||||||||||||||
Het resultaat van een militaire campanjeIn zijn boek citeert Morgenthau de stelling van Von Clausewitz dat de waarde van elke oorlog wordt bepaald door de vrede die hij mogelijk maakt. Heeft ‘Operatie Woestijnstorm’ fundamentele problemen opgelost of ze alleen maar complexer gemaakt? Ik vrees dat het laatste het geval is. Allereerst blijft Saddam Hoesseins regime overeind. Zijn bewapening is voor een deel intact gebleven. De opstanden in het noorden en het zuiden van het land hebben de macht van de Baathpartij en van haar natuurlijke bondgenoot, het leger, geconsolideerd. De positie van de minderheden blijft zeer precair. Wat de regionale machtsstrijd betreft tussen Iran en de Arabische landen, die gaat onverminderd door. Nu Irak tijdeljk is uitgeschakeld als militaire factor van betekenis, werpt Iran zich opnieuw op als regionale grootmacht. Teheran streeft naar toenadering tot Saoedi-Arabië en de Golfstaten die | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
weliswaar niet al te geneigd zijn hierop in te gaan. Net als in Iran wordt in deze landen een debat gevoerd tussen fundamentalisten en modernisten waarbij o.a. de relatie tot het Westen ter discussie staat. Het plan een Arabische vredesmacht op te richten, voorzien in de Verklaring van Damascus (maart 1991), werd alvast in de koelkast gestopt. Hetzelfde geldt voor het beloofde democratiseringsproces in Koeweit, Saoedi-Arabië en andere Arabische landen. Dat proces wordt o.a. onmogelijk gemaakt door de etnische tegenstellingen, de versplinterde ondemocratische oppositie en de militarisering van de samenleving. Wanneer men de Amerikaanse politiek t.o.v. deze landen vergelijkt met diegenen gevoerd t.o.v. Centraal-Amerika of andere landen dan is het ook in dit verband moeilijk niet te gewagen van een ‘twee maten en twee gewichten’-politiek. Evenmin heeft de Golfoorlog de situatie van grote economische ongelijkheid in het gebied verholpen. En inzake de oplossing van het probleem van de minderheden (Armeniërs, Koerden, Palestijnen) werd helemaal geen vooruitgang geboekt; de onverdraagzaamheid is eerder toe- dan afgenomen. Kortom, ‘Operatie Woestijnstorm’ heeft allerminst de vrede verzekerd in het Midden-Oosten. | |||||||||||||||||
Politieke machtInternationale politiek is voor Morgenthau de strijd om macht. Mensen worden in eerste instantie geleid door hun machtsdrift en politici zijn alleen maar gewone stervelingen. De neiging te domineren vindt men terug in alle door de mens gecreëerde instellingen, in de familie, in privaatrechtelijke en in publiekrechtelijke organisaties. Binnen het kader van deze instellingen speelt zich een permanente strijd af tussen groepen die macht willen behouden en andere die macht wensen te verwerven. In de internationale politiek bereikt dit machtsstreven een ongeëvenaard hoogtepunt. Laten we nogmaals de waarheid van Morgenthaus stelling illustreren aan de hand van de situatie in het Midden-Oosten. Een van de sleutelacteurs in het gebied is de Syrische president Hafez Assad. Sluw, cynisch, wreedaardig en machtsbelust is hij bij de grote winnaars van de Golfoorlog. Zijn gevaarlijkste tegenstander, Saddam Hoessein, is verslagen. Zijn andere aartsvijand, Jassir Arafat, heeft veel prestige ingeboet. Libanon is onder zijn controle gekomen. In de jaren tachtig had Syrië zich vervreemd van zowel de Golfstaten als de VS door Iran te steunen in de eerste Golfoorlog en door van Damascus de centrale van het internationaal terrorisme te maken. Op de USSR kan het bovendien niet langer rekenen om zijn wapenarsenaal aan te vullen. Na de tweede Golfoorlog wordt Assad op de handen gedragen door zowel de VS als Saoedi-Arabië. Nochtans is zijn doel hetzelfde gebleven: het leiderschap in de Arabische wereld. Macht is ook het voornaamste doel van de Saoedi-Arabische koning Fahd. Via een alliantie met de andere golfstaten en andere Arabische landen die | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
hij steunt met oliedollars (Marokko, Egypte en Syrië), bereidt ook Saoedi-Arabië zich voor op het leiderschap in de Arabische wereld. Niettegenstaande Fahds regime het minst democratische is van de hele regio kan hij rekenen op de steun van het Westen om zijn ambities te verwezenlijken. Die steun maakt hem echter verdacht in een groot deel van de Arabische wereld. Hetzelfde geldt min of meer voor de Egyptische president Moebarak. Als beloning voor zijn steun aan Irak in de eerste Golfoorlog werd Egypte weer opgenomen in de Arabische Liga. In ruil voor een bevriezing van het vredesakkoord met Israël hebben de meeste Arabische leiders weer vriendschappelijke betrekkingen aangeknoopt met Moebarak. Grote verliezers van de Golfcrisis zijn de PLO en Jordanië. Door haar onvoorwaardelijke steun aan Irak is de PLO in diskrediet geraakt. Toen die organisatie einde 1988 een Palestijnse staat had uitgeroepen en zich ook bereid had verklaard Israël te erkennen en het terrorisme af te zweren, waren voor de VS alle noodzakelijke voorwaarden vervuld om een dialoog met de PLO aan te vatten. Onder de druk van Israël werd die dialoog nog geen jaar later door de VS afgebroken, toen de PLO weigerde een terroristische aanlag te veroordelen. Bedreigd door de islamitische Hamas-organisatie op de westelijke Jordaanoever en onder druk van de harde kern binnen zijn organisatie, heeft Arafat dan geprobeerd zijn machtsbasis te herstellen door te opteren voor Irak. Nam Saddam Hoessein immers niet de steun van de Palestijnse zaak op zich en durfde hij geen vuist maken tegen de VS, de verdediger van Israël? Al is na de Iraakse nederlaag de machtsbasis van de PLO wel degelijk zwaar aangetast, toch denk ik dat de VS en Israël zich illusies maken wanneer ze geloven dat de rol van de organisatie is uitgespeeld. Gecreëerd door de Arabische Liga en gesteund door de overgrote meerderheid van de Palestijnen, vervult de PLO nog steeds een functie in de Arabische wereld. In de permanente machtsstrijd binnen die wereld heeft de organisatie al meermaals dienst gedaan als een alibi en als een uitlaatklep voor de Arabische frustraties jegens Israël. Jordanië is de andere grote verliezer van de Golfoorlog. Gekneld tussen de VS en de Golfstaten, zijn voornaamste geldschieters enerzijds, en zijn Palestijns bevolkingsdeel anderzijds, kon koning Hoessein niet anders dan de anti-Irak-coalitie bekritiseren, aangezien ze zijn zorgvuldig opgebouwde binnenlandse machtspositie dreigde te ondergraven. Sedertdien wordt zijn bijdrage tot het machtsevenwicht in het gebied evenwel minder hoog aangeslagen dan vóór augustus 1990. Geen staat in het gebied legt zo'n exclusieve klemtoon op het gebruik van macht als Israël. Dit land wil koste wat kost vasthouden aan de bezette gebieden en maakt dat door een politiek van nederzettingen aan de buitenwereld overduidelijk. De Intifadah dient te worden neergeslagen met harde hand. Méér dan lokale autonomie, zoals beloofd in de Camp Davidakkoorden, zal aan de Palestijnen niet worden aangeboden. Als Israël deelneemt aan een vredesconferentie dan is het alleen op zijn eigen voorwaarden. Een | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
van die voorwaarden behelst de toekenning van een miljardensteun door de VS voor de vestiging van Sovjetrussische immigranten! | |||||||||||||||||
DiplomatieDe lezer vraagt zich wellicht af of Morgenthaus relatief pessimistische analyse van de internationale betrekkingen enige hoop op wereldvrede laat bestaan. Het antwoord is positief: ‘Diplomatie heeft tot taak procedures uit te werken en instellingen op te richten zodat gemeenschappelijke belangen kunnen worden nagestreefd’ (p. 541). In het verleden zijn diplomaten erin geslaagd oorlog te vermijden. Diplomatie vraagt echter buitengewone morele en intellectuele kwaliteiten van alle deelnemers aan het onderhandelingsproces. Binnen een gemeenschap van volledig soevereine landen is de diplomatie in staat vrede te handhaven, maar volgens Morgenthau, alleen op tijdelijke basis. Eén vergissing kan fataal zijn en het verschil uitmaken tussen vrede en oorlog. Een analoog proces heeft zich vroeger voorgedaan in de nationale samenleving. Op een bepaald moment hebben mensen toen besloten de natuurtoestand op te heffen. Zo ook zal in de internationale samenleving de vrede pas op een permanente basis kunnen worden gevestigd indien alle staten een deel van hun soevereiniteit afstaan aan een hogere instantie. Daaraan zouden diplomaten van goede wil moeten werken. Vanzelfsprekend staan we in het Midden-Oosten nog ver af van dit ideaal. Zelfs indien de Amerikaanse diplomatie alleen oog mocht hebben voor het belang van de volkeren in de regio - wat duidelijk niet het geval is - kan zij in een door de conflictpartijen zelf op gang gebracht proces alleen de rol van katalysator vervullen. Helaas heeft de Golfcrisis niet gezorgd voor een versoepeling van vastgeroeste standpunten. Israëli's en Arabieren beoordelen feiten en gebeurtenissen met een 7e eeuwse mentaliteit. Israël ziet in de Golfoorlog een nieuw bewijs van de onbetrouwbaarheid van de Arabische wereld. Bij de Arabieren groeide de overtuiging nog aan dat het Westen alleen opkomt voor de verdediging van het eigenbelang en daarom steun verleent aan Israël en aan feodale potentaten. Het Golfconflict is door de Arabier heel sterk ervaren als een Noord-Zuid conflict. Door de gemiddelde westerling werd de Golfcrisis dan weer beschouwd als een strijd tegen de militante islam. Een beeldvorming die de NAVO niet ongelegen kwam nu, na de val van het communisme in Oost-Europa, diende te worden uitgekeken naar een nieuwe vijand. Het is een gevaarlijke polarisatie die herinneringen oproept aan de spanning tussen het van de Renaissance geërfd ideaal dat de westerse mens heeft bevrijd van bijgeloof en onwetendheid en het fatalisme dat typerend is voor de koran en de sha'aria. Het bestaan van Israël herinnert de Arabier voortdurend aan zijn nederlaag tegen het westers imperialisme. Hij leert ermee leven maar op crisismomenten, zoals in augustus 1990, steekt zijn frustratie weer de kop op. De confrontatie tussen de Ara- | |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
bische natie en het Westen, met als inzet Palestina, is hem het risico van een militaire nederlaag waard. In laatste instantie leert Morgenthaus analyse dat regionale conflicten niet op zichzelf staan. Zij vormen een integraal onderdeel van een globale wereldsituatie die wordt gekenmerkt door belangentegenstellingen op verschillende niveaus. Zowel de Amerikaanse, de Sovjetrussische als de Europese diplomatie is in staat een wezenlijke bijdrage te leveren tot het wegwerken van deze belangentegenstellingen. Bovenal heeft onze wereld behoefte aan nieuwe politieke, economische en sociale overlegstructuren die ons in staat moeten stellen op een georganiseerde manier een beleid voor de 21e eeuw uit te stippelen. |
|