| |
| |
| |
Nieuwe sociale bewegingen
Op de naad van systeem en leefwereld
Phara de Aguirre
In de jaren '80 was het druk op de maatschappelijke protestscène: er werd betoogd tegen de plaatsing van kruisraketten, de aandacht voor het leefmilieu won meer en meer veld, mensen en organisaties bleven ijveren voor een rechtvaardige Noord-Zuid-verhouding. Deze tekenen van collectief protest en ongenoegen werden begeleid/gevolgd door een verhoogde wetenschappelijke belangstelling voor protestbewegingen. Het begrip ‘nieuwe sociale bewegingen’ werd in omloop gebracht om de diversiteit van thema's en bewegingen onder één noemer te brengen.
Intussen heeft onze herinnering aan de hoogdagen van de vredesbeweging of aan de spektakelacties van milieu-organisaties in eigen land het gezelschap gekregen van beelden van Oosteuropese democratiseringsbewegingen. Een blik achter de schermen van de protestscène kan onze herinnering aan of ons beeld van de sociale bewegingen verruimen. De Duitse filosoof Jürgen Habermas biedt ons daartoe een indringende analyse.
| |
Het nieuwe protestpotentieel
In de voetsporen van zijn voorgangers, de ‘vroege’ kritische theoretici Horkheimer, Adorno e.a., rekent Habermas de protestbewegingen tot een van de thema's van een kritische maatschappijtheorie. Maar terwijl zijn voorgangers zich zorgen maakten over ‘die Stillegung von Protestpotentiale’ kan Habermas zich verheugen over ‘die neue Protestpotentiale’, die sinds de jaren '60 en '70 de protestscène voeden: vredes-, anti-kernenergie-, milieu-, Derde Wereld-, vrouwenbeweging, enz.
Dat het om nieuwe sociale bewegingen zou gaan, werd op verschillende wijzen geargumenteerd. De aanhang ervan (in sociologisch jargon ‘de actoren’) zou gezocht moeten worden in de ‘nieuwe middenklasse’: hogeropgeleide, vooral in de kwartaire sector werkzame intellectuelen, overwegend 30-35
| |
| |
jaar. De waarden die men voorstond zouden meer betrekking hebben op de maatschappelijke bovenbouw, eerder op culturele vraagstukken dan op materiële thema's. Ook het optreden van de sociale ‘bewegers’ kon nieuw worden genoemd: onconventionele actiemiddelen, gericht op één specifiek thema (single-issue-oriented), anti-hiërarchische en flexibele organisatiestructuren, een afzijdige houding t.o.v. de gevestigde instituties, enz. Zo klonk in het begin van de jaren '80 het hoera-geroep van sommige sociologen over hun ontdekking: Nieuwe Sociale Bewegingen (NSB, een niet mis te verstane afkorting).
Maar niet iedereen liet zich in dit enthousiasme meesleuren. Er werd geopperd dat de nieuwe sociale bewegingen wel eens jonge sociale bewegingen zouden kunnen zijn, die gezien hun jeugd bepaalde eigenaardigheden vertonen en alleen daarom anders leken dan hun ‘big brother’, de arbeidersbeweging. Sceptici voorspelden dat de NSB met de jaren verstandig zouden worden en een aantal idealistische trekjes zouden laten vallen. De aanvankelijk wantrouwige opstelling t.o.v. het bestaande politieke systeem en andere ‘gevestigde’ instituties bijvoorbeeld, werd gezien als een puber-reflex, die na enige jaren wel plaats zou maken voor meer bereidheid tot samenwerking met de ‘boze grote-mensen-wereld’. Maar is er dan echt geen reden om de NSB nieuw te noemen? In plaats van het nieuwe te zoeken in de aard van de bewegingen, hun organisaties of deelnemers, wijst Habermas erop dat nieuwe conflicten aan de basis liggen van het hedendaagse protest. Voor we verder kunnen ingaan op deze nieuwe conflicten, moeten we - voor een goed begrip - een aantal begrippen uit Habermas' analysekader iets uitvoeriger voorstellen.
| |
Leefwereld en systeem
Aan de basis van elk sociaal handelen ligt volgens Habermas het communicatieve handelen. Men kan dit begrip omschrijven als het handelen van mensen dat gericht is op het bereiken van onderlinge overeenstemming, van gedeeld begrip of van een gemeenschappelijke definitie m.b.t. (elementen uit) de drie werkelijkheidsdomeinen:
- de objectieve werkelijkheid van dingen en gebeurtenissen;
- de sociale werkelijkheid van geldende normen;
- de innerlijke, subjectieve werkelijkheid van intenties, emoties en behoeften.
Tegenover het communicatieve handelen staat het doelrationele handelen, of het handelen dat gericht is op het verwezenlijken van privé-doeleinden. Daartoe behoren enerzijds het instrumentele handelen, dat te maken heeft
| |
| |
met de omgang tussen de mens en de geobjectiveerde werkelijkheid, de wereld van dingen en gebeurtenissen, en anderzijds het strategische handelen, dat slaat op de omgang tussen mensen. In het communicatieve handelen trachten de handelende personen onderlinge overeenstemming te bereiken. Strategisch handelende personen zijn niet gericht op gedeeld begrip, maar willen de andere betrokkene(n) manipuleren ten dienste van eigen, niet ter discussie staande privé-doeleinden.
Het communicatieve handelen speelt zich niet af in een vacuüm, maar wordt a.h.w. gedragen door een achtergrond van onproblematische en vanzelfsprekende uitgangspunten. Deze achtergrond noemt Habermas de leefwereld en hij onderscheidt daarin drie structurele elementen: cultureel overgeleverde interpretatiekaders, maatschappelijke instituties die zorgen voor solidariteit en samenhang, en persoonlijkheden die ‘toerekeningsvatbaar’ of communicatief aanspreekbaar zijn. Deze drie elementen zijn de hulpbronnen waaruit de communicatief handelende personen kunnen putten om tot onderlinge overeenstemming te komen. Daarom zegt Habermas dat de leefwereld het communicatief handelen draagt en mogelijk maakt.
Maar omgekeerd heeft het communicatieve handelen ook bepaalde functies ten aanzien van deze leefwereld, het houdt de leefwereld ook in stand. Gezien de leefwereld bestaat uit culturele interpretatiekaders, maatschappelijke instituties en toerekeningsvatbare persoonlijkheden, kan men de functies van het communicatieve handelen t.a.v. de leefwereld begrijpen als de culturele reproduktie, de sociale integratie en de socialisatie in de samenleving. Samen zorgen deze drie processen voor de symbolische reproduktie van de samenleving.
Een maatschappij heeft echter niet voldoende aan deze symbolische reproduktie, maatschappijen moeten ook materieel gereproduceerd worden. In vroegere tijden waren de materiële en symbolische reproduktie van maatschappijen nauw met elkaar verweven. De maatschappelijke evolutie heeft echter geleid tot een verzelfstandiging van de materiële reproduktie in een apart maatschappelijk domein, het systeem, bestaande uit het economische en politieke subsysteem. In deze subsystemen heeft het doelrationele handelen vrij spel en bepalen geld en macht de spelregels. De verzelfstandiging van de materiële reproduktie in het systeem wordt door Habermas niet uitsluitend negatief beoordeeld. Hij beschouwt dit als een evolutionaire vooruitgang die tot een toename van de efficiëntie van de materiële reproduktie heeft geleid.
Maar Habermas is niet blind voor de ongewenste neveneffecten van deze maatschappelijke evolutie. De ‘ontkoppeling’ van materiële en symbolische reproduktie in aparte maatschappelijke domeinen betekent niet dat de sym- | |
| |
bolische reproduktie nu vrij en ongestoord in de leefwereld kan verlopen. In zijn kritische maatschappij-diagnose beschrijft Habermas de kolonisering van de leefwereld, of het binnendringen van economie en staat via de media geld en macht in de leefwereld en het verdringen van communicatieve processen in de leefwereld, in domeinen waar het communicatieve handelen eigenlijk onontbeerlijk is. Die ‘inwerking’ of ‘invasie’ van het systeem in de leefwereld is mogelijk door de relaties tussen systeem en leefwereld. In de loop van de maatschappelijke evolutie hebben zich vier uitwisselingsrelaties gevormd tussen het systeem en de leefwereld: als arbeider en consument is men verbonden met het economische subsysteem, als staatsburger en cliënt (van overheidsdiensten) met het politieke subsysteem. Juist die ‘rollen’ (staatsburger, cliënt, werknemer, consument) vormen volgens Habermas het doelwit van het protest.
| |
Nieuwe conflicten
De interferentie van systeem en leefwereld heeft nieuwe conflictterreinen doen ontstaan. Of zoals Habermas het uitdrukt: de nieuwe conflicten ontstaan op de naad van systeem en leefwereld. Daarbij gaat het niet meer om verdelingsproblemen, maar om de grammatica van levensvormen (Habermas).
In zijn Theorie des kommunikativen Handelns (Bd. 2, pp. 579-581) beschrijft Habermas drie nieuwe conflictterreinen:
- groene problemen: de verstoring van ecologische evenwichten door grootschalige industriële produktie, de uitputting van niet-regenereerbare grondstoffen, de demografische ontwikkeling op wereldschaal, enz. Dergelijke ontwikkelingen tasten de organische basis van de leefwereld aan of dreigen deze zelfs te vernietigen.
- problemen van ‘overcomplexiteit’: het militair vernietigingspotentieel, kerncentrales, atoomafval, genmanipulatie, het centraal opslaan en gebruiken van privé-gegevens, enz. Al deze processen werden door de mens technisch en politiek in gang gezet, maar zijn ons boven het hoofd gegroeid, we hebben er geen greep meer op.
- de overbelasting van de communicatieve infrastructuur: het communicatieve handelen in de leefwereld wordt ook verstoord door de vanuit de subsystemen opgelegde identiteit. Mensen worden in bepaalde rollen gedwongen. In de psycho-beweging, in de nieuwe religieuze bewegingen en in verschillende alternatieve projecten bespeurt Habermas een protest tegen de culturele verarming en eenzijdige (overwegend cognitief-instrumentele) rationalisering van de leefwereld, die een gevolg is van de ‘eenzijdige’ taal
| |
| |
waarin economie en staat mensen aanspreken. Het communicatieve handelen, dat eigenlijk uit verschillende bronnen kan putten, kan zich niet langer in zijn volle rijkdom ontplooien. Daartegen groeit verzet, mensen gaan op zoek naar een hernieuwde, verruimde individuele en collectieve identiteit.
De NSB opereren in het maatschappelijke middenveld, waar de communicatieve krachten uit de leefwereld in botsing komen met de imperatieven van economie en staat. Zoals in het begin van deze eeuw de arbeidersbeweging economie en staat trachtte te temmen, zo is het nu de beurt aan de NSB om deze subsystemen aan normatieve restricties te onderwerpen. De NSB willen bijdragen aan een niet-geblokkeerde culturele en politieke openbaarheid, ‘die de enige basis vormt van waaruit het koloniale geweld vanuit economie en staat tot staan gebracht en communicatief getemd kan worden’ (Kunneman, '86, p. 416).
| |
Leerprocessen en institutionalisering
Maar waar halen NSB hun interpretatiekaders, normen en identiteitsmodellen vandaan? Hoe komen NSB aan hun nieuwe ideeën?
Habermas' hoop in de NSB berust op zijn geloof in de kracht van het communicatieve handelen, zonder daarom blind te zijn voor de feitelijke kolonisering van de leefwereld. Al zijn er duidelijk aanwijsbare koloniseringsprocessen die het communicatieve handelen blokkeren of verstoren, toch is er ook de rationalisering van de leefwereld, of het feit dat culturele interpretatiekaders, heersende normen, behoefteninterpretaties en identiteitsmodellen communicatief vloeibaar worden. In de loop van de sociale evolutie zijn de mogelijkheden om kritisch stelling te nemen tegenover de vanzelfsprekende, onproblematische uitgangspunten die de leefwereld vormen, stapsgewijs toegenomen. De elementen van de leefwereld kunnen in toenemende mate ter discussie gesteld worden en worden afhankelijk van de argumentatieve instemming van de betrokkenen. Dit rationaliteitspotentieel is met het communicatieve handelen structureel gegeven, het zit a.h.w. in de structuur van het communicatieve handelen ‘ingebakken’.
De evolutie in de richting van een toenemende rationalisering van de leefwereld blijft dus logisch mogelijk. Maar dit sluit niet uit dat de sociale evolutie feitelijk anders verloopt. Doordat Habermas een onderscheid maakt tussen ontwikkelingslogica (de mogelijke evolutie van de samenleving waarbij het rationaliteitspotentieel van het communicatieve handelen zich steeds verder kan ontplooien) en ontwikkelingsdynamica (de feitelijke evolutie van de samenleving, die afhankelijk is van toevallige factoren), vervalt hij niet
| |
| |
in een historisch-filosofisch optimisme, noch in een relativisme, waarbij het idee van maatschappelijke en historische vooruitgang wordt opgegeven. De kolonisering van de leefwereld is een feitelijke evolutie. Ontwikkelingslogisch zou het mogelijk zijn dat de leefwereld zich verzet tegen de imperatieven van het systeem en de materiële reproduktie onderwerpt aan normatieve restricties. Als signalen van dit mogelijke verzet wijst Habermas op de NSB. Die zijn volgens hem dragers van praktische leerprocessen, waarbij men op basis van communicatief handelen tot een rationele consensus komt. NSB halen hun ‘waarheid, goedheid en schoonheid’ uit het communicatieve handelen.
Leerprocessen, op basis van communicatief handelen, doorbreken gevestigde normen en waarden en maken verstarde identiteitsmodellen en behoefteninterpretaties weer vloeibaar. ‘Praktische leerprocessen zoals die gestalte krijgen in de vrouwen-, kraak-, milieu- en vredesbeweging leiden tot open plekken in het woud van de gevestigde symbolische orde. Zij vormen een tegenmacht ten opzichte van de compenserende en disciplinerende kolonisering. Hier bevindt zich met andere woorden de achilleshiel van de heersende maatschappijformatie’ (Kunneman & Keulartz, '85, p. 215 - cursivering door ons). Door die leerprocessen ontstaan nieuwe ideeën, normen, identiteitsmodellen, die in de leefwereld worden opgeslagen, maar op hun beurt ook weer ter discussie gesteld kunnen worden. In de NSB groeit op basis van communicatief handelen een objectieve en normatieve voorraad van nieuwe vanzelfsprekendheden.
Om sociale evolutie mogelijk te maken zijn dergelijke leerprocessen op zich echter niet voldoende. Ook al impliceert het communicatieve handelen een potentieel aan rationaliteit, daarmee is niet gezegd dat dit potentieel zich ook daadwerkelijk kan of zal ontwikkelen. Die ontwikkeling is ‘enerzijds afhankelijk van culturele leerprocessen, gedragen door afzonderlijke individuen en groepen, anderzijds van de institutionalisering van de resultaten daarvan’ (Kunneman, '86, p. 356). Praktische leerprocessen vormen een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor sociale evolutie. De resultaten van deze leerprocessen moeten ook algemeen beschikbaar worden, ze moeten a.h.w. tot de cultuur gaan behoren, tot de vanzelfsprekendheden van de leefwereld. Maar ook die algemene beschikbaarheid kan niet als een eindpunt worden beschouwd. Gezien de complexiteit van onze samenleving moeten de resultaten van de leerprocessen in NSB ook institutioneel werkzaam kunnen worden. De eerste vrije parlementsverkiezingen in Polen vormden bijvoorbeeld een belangrijke stap in de institutionalisering van de resultaten van de leerprocessen, die jarenlang door de vakbond Solidariteit werden gedragen.
| |
| |
Wat de algemene beschikbaarheid van de thema's van de NSB betreft, die zijn in de jaren tachtig inderdaad toegenomen. Toch blijven de meeste thema's nog al te zeer beperkt tot de institutionele kernen van de leefwereld (de media, verenigingen, vormingsorganisaties,...). De stap naar een institutionele ‘belichaming’ van de nieuwe inzichten en normen op systeemniveau (in politiek en economie) verloopt moeizaam. Het valt op dat, in vergelijking met het vredes- en Derde Wereld-thema, het milieu-thema het meest in aanmerking komt voor een institutionele verankering in de samenleving. De eigen betrokkenheid en vooral getroffenheid zal daar wellicht niet vreemd aan zijn.
We dienen echter te beseffen dat niet alle eisen die voortvloeien uit die praktische leerprocessen, geïnstitutionaliseerd kunnen worden. Eisen die te maken hebben met het communicatieve handelen, kunnen niet strategisch ‘juist’ vertaald worden. Als de mensen uit de verzorgingssector of de opvoeders ijveren voor meer maatschappelijke erkenning, meer waardering voor het werk dat zij doen, dan dekt de gebruikelijke vertaling van dit ongenoegen in meer loon en meer personeel de communicatieve lading niet. ‘Gelijk loon kan je eisen, maar dat ze van je houden is een beetje lastig hé! Dan beland je aan de grenzen van wat met de oude linkse actiestrategie te bereiken valt’ (Anja Meulenbelt over de vrouwenbeweging in De Groenen, '88, nr. 7, p. 18). Solidariteit, maatschappelijke erkenning, enz. hebben hun bron in de leefwereld, zijn dus afhankelijk van het communicatieve handelen en kunnen niet met geld worden gekocht of door macht worden afgedwongen.
Communicatieve processen in de leefwereld leiden tot een objectieve en normatieve voorraad van nieuwe ideeën, normen, identiteitsmodellen. Maar als dusdanig kan deze ‘voorraad’ geen rechtstreekse invloed uitoefenen op het economische en politieke subsysteem. Om ook in systeemcontexten gehoor te krijgen, moet deze rationele consensus, die het resultaat is van communicatieve processen in de leefwereld, ‘vertaald’ worden, d.w.z. omgezet worden in systeemprikkels. Gezien politiek en economie functioneren via de media geld en macht, moet men ze ook langs die weg benaderen. Consumentenboycots van fosfaatrijke wasmiddelen, vredesbetogingen als uitingen van collectief ongenoegen over een beleid dat wapenproduktie en -export oogluikend toelaat, kunnen de financiële basis van het economische of de machtsbasis van het politieke subsysteem aantasten. De weg van praktische leerprocessen over algemene beschikbaarheid naar institutionalisering wordt niet alleen met rationale instemming maar ook door systeemprikkels afgelegd.
| |
| |
NSB zijn dus niet alleen op communicatief maar ook op strategisch handelen aangewezen. Strategisch handelen kan verschillende vormen aannemen, gaande van de keuze van een voorzitter of woordvoerder tot het tweejaarlijks betogen. Bewegingen moeten niet ‘vies’ zijn van deze vorm van handelen want strategisch handelen is nodig om de objectieve en normatieve voorraad, die het resultaat is van de praktische leerprocessen, algemeen beschikbaar te maken en om deze ook institutioneel te verankeren in onze samenleving.
Die institutionele verankering kan echter niet als een eindpunt worden gezien. NSB moeten een volgehouden waakzaamheid ontwikkelen en erop toezien dat de ‘overname’ van hun thema's door economie en staat met ‘zuivere’ motieven gebeurt. Overigens, niet iedereen in de NSB is even blij met het vooruitzicht dat de eigen thema's een institutionele plaats krijgen. Wat integratie van nieuwe thema's in de oude politiek heet voor de een, noemt de ander inkapseling of recuperatie. De kritiek van groenen op het groener worden van de traditionele partijen verbergt soms het eigen machtsstreven: niet het groene gedachtengoed moet groter worden, maar de groene partij. Zo wordt het communicatieve handelen opgeofferd aan het strategisch handelen en aan de institutionalisering.
| |
Conclusie
Dat NSB zich op de naad van systeem en leefwereld bevinden, heeft een oorzaak en een gevolg. Als oorzaak wijst Habermas op de nieuwe conflicten. De thema's van NSB verwijzen naar problemen die voortkomen uit de groeiende inmenging van politiek en economie in de leefwereld. Terwijl de symbolische reproduktie van de samenleving afhangt van het ongestoorde verloop van communicatieve processen in de leefwereld, dringen economie en politiek langs verschillende kanalen de leefwereld binnen en onderwerpen die aan hun spelregels. NSB verzetten zich tegen deze ‘systemische’ imperatieven, die het communicatieve handelen in de leefwereld verstoren, en trachten economie en staat aan (normatieve) banden te leggen. Dat NSB er zijn, is een teken dat de leefwereld niet totaal gekoloniseerd is. Blijkbaar zijn er nog ‘bevrijde gebieden’, waar het communicatieve handelen vrij spel heeft en tot nieuwe inzichten, normen en identiteitsmodellen leidt. Maar NSB kunnen geen genoegen nemen met hun nieuwe vanzelfsprekendheden. De aard van de zaak dwingt hen ertoe hun verlangens en opvattingen in systeemtaal duidelijk te maken aan politiek en economie. Dat NSB zich op de naad van systeem en leefwereld bevinden, heeft dus ook gevolgen voor hun handelen. De resultaten van het communicatieve
| |
| |
handelen dat in NSB plaats vindt, moeten strategisch vertaald worden. NSB zijn niet alleen centra van communicatief handelen maar ook van strategisch handelen.
Aan nieuwe sociale bewegingen een communicatieve grondslag toeschrijven impliceert ook dat bewegingen onvoorspelbaar zijn. Het communicatieve handelen laat zich immers, in tegenstelling tot het doelrationele handelen, niet plannen of organiseren, maar speelt zich daar af waar mensen samen spreken en handelen (Arendt). De toekomst van nieuwe sociale bewegingen is eerder een zaak van geloof en hoop in de kracht van het communicatieve handelen, dan van harde bewijzen en betrouwbare voorspellingen.
| |
Literatuur
H. Arendt, Vita activa oder vom tätigen Leben, Piper, München, 1987 (5e druk), 1967 (1e druk), 375 pp. |
J. Habermas, Theorie des kommunikativen Handelns. (Bd. 1 & 2), Suhrkamp, Frankfurt, 1985 (3e druk), 1981 (1e druk). |
H. Kunneman, De waarheidstrechter. Een communicatietheoretisch perspectief op wetenschap en samenleving, Boom, Meppel, 1986, 426 pp. |
H. Kunneman & J. Keulartz, Rondom Habermas: analyses en kritieken, Boom, Meppel, 1985, 226 pp. |
|
|