| |
| |
| |
De memoires van Walter Janka
Kan de waarheid het socialisme in de DDR redden?
Ludo Abicht
In oktober 1989, net voor de gebeurtenissen in Oost-Europa en de Duitse Democratische Republiek in een stroomversnelling raakten, publiceerde Rowohlt Verlag in Hamburg drie hoofdstukken uit de memoires van een Oostduits dissident, Walter Janka. Nog geen twee maanden later verklaarde de DDR-uitgeverij Aufbau dat ze het hele boek ook in Oost-Duitsland zouden publiceren. Dit zou in September '89 nog ondenkbaar zijn geweest. Nog opmerkelijker was de receptie die dit fragment uit het boek van Janka in de DDR te beurt viel: beroemde auteurs en theaterdirecteurs als Heiner Müller en Dieter Mann, gerespecteerde ethische leiders als Christa Wolf en enthousiaste studenten organiseerden publieke bijeenkomsten in het hele land, waarop acteurs en actrices stukken uit deze memoires voordroegen. Op verschillende plaatsen werden toespraken erover gehouden en debatten gevoerd. In een land dat over een radio- en televisietechniek beschikt, krijgt plotseling het ouderwetse naakte woord een betekenis die het jarenlang niet meer heeft gekend. Het is juist dat de oppositie in de DDR bijna altijd van het geschreven woord gebruik heeft gemaakt, zij het meestal onder de vorm van ‘literatuur’. Waardoor dit begrip weer eens ter discussie moet worden gesteld. Want waar plaats je een duidelijk autobiografische roman als bijvoorbeeld Christa Wolfs Kindheitsmuster, waarin zowel de persoonlijke ervaringen van de auteur en haar generatie, als het debat over de overblijfselen van het racisme en antisemitisme in de DDR worden beschreven? Men kan dit ene voorbeeld zonder enige moeite op bijna alle DDR-auteurs toepassen, en niet alleen op hen. Zo ontdekte Ernst Bloch in de late jaren vijftig dat het succes van 18e eeuwse Franse satirische stukken tegen de adel te danken was aan de overeenkomst die het publiek bemerkte tussen die decadente en arrogante adel en de proletarische leiders van de nieuwe socialistische maatschappij. Het is tegelijkertijd
beangstigend dat de stellingen uit bijvoorbeeld Kindheitsmuster, die tien jaar geleden in de partijtijdschrif- | |
| |
ten heftig werden aangevallen, vandaag steeds meer door de feiten worden bevestigd. Van een begrijpelijk Duits eenheidsgevoel (Deutschland einig Vaterland!) naar nieuwe vormen van Grootduits nationalisme en de daarmee nu al bijna twee eeuwen gepaard gaande vreemdelingenhaat is de sprong helaas niet zo groot. (Ook de mobilisatie tegen de vreemdeling Napoleon tijdens de Freiheitskriege had openlijk antisemitische trekken). In de veertig jaren van de DDR hebben auteurs de discussie opengehouden en hun bedoelingen werden door het grote publiek ook begrepen. Velen van hen werden tot emigratie gedwongen of kozen voor een vrijere levens- en werksfeer in de Bondsrepubliek, Zweden of de Verenigde Staten. Anderen geloofden dat ze het zolang mogelijk in de DDR moesten volhouden. Maar voor allen die vanuit de socialistische beweging tot de oppositie gekomen zijn, geldt vandaag dezelfde vraag: betekent de ineenstorting van het ‘experiment DDR’ het definitieve einde van het socialisme als zodanig, of bestaat er toch een derde weg tussen het kapitalisme (zij het onder de vorm van de sociaal-democratie) en het onleefbaar geworden traditionele marxisme-leninisme? Omdat Walter Janka door zijn biografie en zijn politieke stellingnamen op die golflengte zit, is de discussie rond zijn ‘woord’, want hoe kan men zulke publieke voordrachten anders noemen, symptomatisch voor de oppositiekringen in de DDR.
| |
Walter Janka: een andere Duitse loopbaan
Alleen al door zijn afstamming was Walter Janka voorbestemd tot een belangrijke carrière in de jonge Duitse Democratische Republiek. Hij werd in 1914 in Chemnitz geboren als zoon van de slotenmaker Adalbert Janka. Zowel zijn vader als zijn broer sloten zich aan bij de in 1920 opgerichte Kommunistische Partei Deutschland (KPD) en de jonge Walter, die het beroep van zetter geleerd had, werd al in 1933 leider van de communistische jeugd in het Erzgebergte. 1914 en 1933, het lijkt wel of je in het Duitsland van deze eeuw onmogelijk aan symbolische data kan ontkomen. In hetzelfde jaar 1933 werd hij een paar maanden na de machtovername van Hitler door de Gestapo aangehouden, door een Sondergericht (uitzonderingsrechtbank) veroordeeld en opgesloten in de gevangenis van Bautzen, waar zijn vader intussen ook al was geïnterneerd. In 1935 werd hij overgeplaatst naar het concentratiekamp van Sachsenhausen, maar reeds datzelfde jaar door de SS naar Tsjechoslovakije gedeporteerd. Zoals de meesten van zijn partijkameraden gaat hij een paar maanden later opnieuw illegaal de grens over om het verzet tegen het nationaal-socialisme te helpen organiseren. Het laat zien wat voor een ‘voorbeeldig’ communist hij was: hij begint gewoon
| |
| |
opnieuw en riskeert deze keer zijn leven. Over die tweede illegale periode zegt hij: ‘Ik denk niet graag terug aan die gevaarlijke en totaal nutteloze ondernemingen’. Eind 1936 gaat hij met vervalste papieren naar Spanje, waar hij zich aansluit bij het overwegend communistische Thälmann-Bataillon, genoemd naar de partijleider die toen al in het concentratiekamp van Buchenwald zat, waar hij trouwens vermoord zou worden. Toen Janka wegens ‘uitzonderlijke moed in het aangezicht van de vijand’ (alle legercommuniqués lijken blijkbaar op elkaar) tot majoor van het Republikeinse Leger gepromoveerd werd, was hij 23 jaar oud. Na de overwinning van Franco krijgt hij de kans om een opleiding te gaan volgen aan de Militaire Academie in Moskou, maar hij verkiest als officier bij zijn gevangen soldaten te blijven, die drie jaar lang door de verschillende Franse regeringen van het ene kamp naar het andere worden versleept. In 1941 kan hij met anderen naar Marseille ontsnappen, waar hij in Charlotte Scholz, die ook voor het illegale Duitse verzet werkte, zijn levenspartner ontmoet. Samen vluchten ze naar Mexico, waar een groot gedeelte van de Duitse communistische leiding zich op de terugkeer voorbereidde. Walter en Charlotte Janka worden ‘Westexilanten’, in tegenstelling tot de andere Duitse communisten die als ‘Ostexilanten’ in de Sovjetunie zaten. Dit geografische verschil zal later een belangrijke rol spelen in het politieke leven van de DDR, waar de voor Stalin betrouwbare ‘Ostexilanten’ de lakens zullen uitdelen. Ook dit onderscheid is essentieel voor de analyse van de ontwikkelingen in de DDR. In Mexico wordt hij drukker en uitgever en publiceert hij onder meer de werken van Heinrich Mann, Anna Seghers en Egon Erwin Kisch. Na zijn terugkeer in 1947 wordt hij directeur van de DDR-filmmaatschappij DEFA en tenslotte hoofd van het prestigieuze Aufbau-Verlag, waar hij naast Thomas
Mann en andere grote ‘westerse schrijvers’ ook de werken van Ernst Bloch, Georg Lukacs en Arnold Zweig redigeerde en publiceerde. De Wander- en Leidensjahre die zo ongeveer de helft van zijn leven gevuld hadden, waren echter niet voorbij. Op 6 december 1956 werd Janka gearresteerd en in een ‘Schauprozess’ van 23 tot 26 juli 1957 met drie andere prominente partijleden van de SED tot tien jaar gevangenis veroordeeld. Tijdens de Hongaarse opstand had hij, toen nog op verzoek van de dichter en minister van cultuur Johannes R. Becher, getracht de door de Sovjets bedreigde Georg Lukacs te helpen. Deze poging werd na de feiten uitgelegd als ‘deelname aan het contrarevolutionaire komplot’ dat de filosoof Wolfgang Harich en de uitgever Walter Janka tegen de socialistische staat zouden hebben beraamd. De beschrijving van dit proces vormt trouwens een van de absurde en tragische hoogtepunten van zijn memoires. Na meer dan drie jaar zware gevangenisstraf moest Walter Ulbricht, onder druk van de
| |
| |
openbare opinie in het westen, de toen doodzieke Janka vrijlaten. Erika en Katja Mann, Leonhard Frank, Lion Feuchtwanger, Günter Weisenborn, Hermann Hesse en de toenmalige PEN-voorzitter Hermann Kesten hadden onophoudelijk tegen zijn veroordeling geprotesteerd. Janka weigerde ondanks alles, de DDR te verlaten en verkoos 29 jaar lang in gedwongen stilte en vergetelheid te wachten op betere tijden in een regime dat voor steeds meer van zijn vrienden en geestesgenoten alle legitimiteit had verloren. Een paar auteurs (Stefan Heym, Hans Mayer, Erich Loest en Gerad Zwerenz) waagden het, het ‘geval Janka’ in hun romans en essays indirect ter sprake te brengen, maar voor de nieuwe generaties in de DDR werd deze ‘held van de Spaanse Burgeroorlog en medestichter van de Republiek’ een volslagen onbekende.
| |
De moeilijke opgave de waarheid te zeggen
De titel van Janka's boek, Schwierigkeiten mit der Wahrheit, is een voor iedere Duitse lezer herkenbare verwijzing naar het opstel van Bertold Brecht, Fünf Schwierigkeiten beim Schreiben der Wahrheit, waarin Brecht het uiteraard had over de taak van schrijvers en filosofen onder het Naziregime. Daardoor krijgt de zo vaak post factum verguisde houding van hen die in het Derde Rijk gekozen hadden voor de ‘innere Emigration’ een nieuwe en bitter-ironische betekenis. Want het gaat hier om mensen die het hartsgrondig eens waren met de hoogstaande humanistische en socialistische principes waarop de DDR beweerde een nieuwe maatschappij te bouwen. In het Derde Rijk kwam het erop aan, zijn leven en vrijheid te bewaren zonder zich met het nationaal-socialisme te compromitteren. Voor de ‘innere Emigranten’ in de DDR kwam daar nog bij dat men zich verplicht zag het socialistische ideaal te redden uit de handen van een regime dat zich voortdurend op datzelfde ideeëngoed beriep om zijn macht te bestendigen en te versterken. In dit opzicht is het boek van Janka een bijzonder interessant document. Zijn getuigenis legt het mechanisme bloot dat de legitimiteit van de DDR en verwante regimes langzamerhand intern heeft uitgehold. Toen hij vernam dat hij dodelijk ziek was, schreef Franz Kafka in zijn dagboek dat de geestelijke ziekte waaraan hij al jaren geleden had, zich nu ook fysisch had gemanifesteerd. Men zou hetzelfde kunnen zeggen van de DDR. Vanaf het moment waarop prominente burgers van dat land uit angst of opportunisme de moed verloren om tegen de verdraaiingen van de waarheid en de onrechtvaardigheden van hun regering in te gaan, was het hele bestel geestelijk verziekt. De fysische (economische, juridische en politieke) malaise zou de volgende fase zijn in de desintegratie. In zijn In-
| |
| |
leiding tot de kritiek op de Hegelse rechtsfilosofie schreef Marx, dat de
(progressieve) ideeën een materieel wapen worden zodra ze door de massa zijn begrepen en aanvaard. Men kan dit omgekeerd toepassen op onder meer de DDR: zodra de mensen hun geloof in bepaalde ideeën verliezen, wordt de ontgoocheling een subversief instrument dat de maatschappijvorm vroeg of laat in elkaar doet storten, hoe stevig georganiseerd de staatsveiligheid ook moge zijn.
De beschrijving van Janka's ‘proces’ heeft iets van een oude propagandafilm van de CIA. Helaas is alles hier pijnlijk echt. Walter Janka wordt acht dagen lang onder een hoogtezon geroosterd, zodat hij er als een gezonde welvarende vakantiegast begint uit te zien. Nieuwe kleren, een bezoek van een goede kapper, een extra scheerbeurt en hij is klaar om in het publiek op te treden. De openbare aanklager gaat meteen de ethisch-emotionele toer op: hoe is het mogelijk dat iemand die zich voor de socialistische beweging zo verdienstelijk heeft gemaakt, die een zo belangrijke positie op het culturele forum innam, zo laag gevallen is? Wanneer de beklaagde probeert te protesteren, beginnen de in burger geklede Stasi-agenten in de zaal hem verontwaardigd uit te jouwen, want zij vertegenwoordigen hier ‘het volk der arbeiders en boeren’ dat door Janka en de zijnen schandelijk werd verraden. Als getuige tegen hem treedt dan de murw getergde en verslagen vriend Wolfgang Harich op die eerst zichzelf van alle zonden van Israël beschuldigt en vervolgens alle aanklachten tegen Janka in detail bevestigt. Iedereen in de zaal weet dat het een Schauprozess is, waarvan de uitkomst al van te voren vastligt. Alleen door een deemoedige schuldbekentenis kan de beklaagde zijn straf iets verlichten, meer niet. Niemand maakt zich enige illusies over de juridische correctheid van de procedure. Janka verwondert zich noch over de rechters noch over de jouwende agenten, hij ergert zich zelfs niet al te veel aan de onwaardige houding van Harich. Wat hem het meeste treft is de lafheid (of het gebrek aan moed, wat niet helemaal hetzelfde is) van de culturele prominenten die verplicht waren, dit spektakel bij te wonen:
‘De aanwezige auteurs, van Anna Seghers, Willi Bredel tot Bodo Uhse, hadden niet deelgenomen aan het geschreeuw. Ze bleven stom. Hun gezichten werden vaalgrauw.
... Ook Heli Weigel, de weduwe van Brecht, die Janka haar sympathie had laten blijken door knipogen, was bleek geworden. Dat niemand van de hier vertegenwoordigde vrienden van Lukacs zich ertoe kon brengen, tegen de onjuiste beweringen te protesteren, was voor Janka de ergste ontgoocheling tijdens het hele proces. Anna Seghers bleef stom’.
| |
| |
In het Derde Rijk kon zelfs de relatief gemodereerde Hermann Hesse het zich niet veroorloven, openlijk tegen het regime in te gaan. In de DDR lag dat anders: mensen als Johannes R. Becher, Willi Bredel en vooral de toen al bijna legendarische Anna Seghers riskeerden hoogstens een blaam, en ook dat wist iedereen in de zaal. Het is volkomen juist als Janka hun gedrag als ‘het ergste’ ervaart. Niet alleen het ergste voor hem tijdens zijn proces, maar zoals uit zijn boek blijkt ook ‘het ergste’ voor de nieuwe socialistische maatschappij waar ze, zeker toen nog, allemaal in geloofden. Terecht verwijt de oppositie in de DDR vandaag de regering (en partij) dat ze de economie en de sociale welvaart verwaarloosd hebben, dat de Staat zich totalitair heeft opgesteld en dat de leiders een hele reeks centrale problemen uit de weg zijn gegaan. Maar het is toch opvallend dat de grootste ontgoocheling (‘het ergste’) merkbaar werd toen men ontdekte dat de leiders van staat en partij zich alles bij elkaar heel erg on-socialistisch gedroegen. De voor westerse tv-kijkers relatief kleine fraude met villa's en zwembad krijgt in de DDR een heel andere dimensie, omdat hier een ethisch bedrog gepleegd werd dat de grondslagen zelf aantastte. Een maatschappij die het winstmaken, ook ten koste van anderen, min of meer stilzwijgend als normaal aanvaardt, kan door fraude nooit zo diep geraakt worden als een maatschappelijk experiment dat het winstprincipe fundamenteel beweert te verwerpen.
| |
Was nun, kleiner Mann?
Het socialisme, waaruit onder meer de officiële ideologie van de DDR is voortgekomen, was in de eerste plaats een antwoord op de niet ingeloste beloften van de Verlichting en de Franse Revolutie. De formele gelijkheid voor de wet werd de facto aan de overgrote meerderheid van de bevolking ontzegd, en terecht stelden de socialisten dat politieke democratie zonder reële sociale gelijkheid inhoudloos moest blijven. De politieke vertaling van die eis in de westerse sociaal-demoeratieën ging voor de radicale egalitaristen in het oude Rusland niet ver genoeg. Voor Lenin was een revolutionaire verandering van het hele politieke en sociale bestel de enige mogelijkheid om de idealen van de Verlichting te realiseren. Zijn theorie over vorm en praktijk van een nieuwe, revolutionaire partij, het ‘marxisme-leninisme’, was een pragmatische oplossing die er inderdaad toe leidde dat onder bepaalde omstandigheden de oude machtsstructuren werden omvergeworpen. Vandaag zien we dat ditzelfde ‘marxisme-leninisme’ er niet in geslaagd is die macht ook werkelijk door te geven aan het volk, om wie het idealiter toch te doen was.
| |
| |
In de DDR kwam daar nog bij dat na 1945 het Sovjet-Russische partij- en staatsmodel met geweld door het Rode Leger werd geïmporteerd. Het Oostduitse socialisme was dus letterlijk een ‘revolutie van buiten- en van bovenaf’ die de onmogelijke taak op zich genomen had, de bevolking door propaganda, opvoeding en onder dwang van haar legitimiteit te overtuigen. Dat was in de ‘Gründerjahre’, ongeveer tot de opstand van 1953, des te gemakkelijker omdat de excessen van het nationaal-socialisme bijna iedereen verdacht maakte die zich tegen de heersende eenheidspartij durfde te verzetten. Door een overigens nogal eenzijdige voorstelling van de geschiedenis van het antifascistische verzet kregen de jongeren in de DDR de indruk dat het marxisme-leninisme de enige ideologie was die een terugkeer van het fascisme in het ‘democratische deel van Duitsland’ kon verhinderen. De koude oorlog, het revanchisme van de verschillende ‘Vertriebenenverbände’ en het opduiken van oud-Nazi's in de Bondsrepubliek versterkten die indruk. Wist men trouwens niet dat het nationaal-socialisme gebruik had gemaakt van de burgerlijke democratie om quasi wettelijk aan de macht te komen? En in welke Duitse staat hadden de kinderen van ‘arbeiders en boeren’ makkelijker toegang tot het hoger onderwijs en het openbaar ambt? De malaise ontstond toen men begon in te zien dat de prijs die men voor die sociale gelijkheid moest betalen het toenemende verlies was van die ‘burgerlijke’ vrijheden waarvan de socialisten oorspronkelijk de voorvechters waren geweest. En de economische en technologische vooruitgang die van de DDR het meest ontwikkelde land van Oost-Europa maakte, bleek na enige tijd toch maar erg relatief te zijn in vergelijking met de verworvenheden in het andere, kapitalistische Duitsland. Symbolisch zou men kunnen zeggen dat de nederlaag van het experiment-DDR begon op 13 augustus 1961,
toen de regering zich gedwongen zag tot de bouw van de Berlijnse muur en het zo hermetisch mogelijk afsluiten van de grenzen. De poging om de bevolking voor zich te winnen werd systematisch en onvermijdelijk vervangen door een verscherpen van de inwendige repressie die daarenboven slechts mogelijk was door de militaire steun van de Sovjetunie. Intussen werd de muur afgebroken en werden de grenzen geopend, zonder dat de bevolking echt van de superioriteit van het socialistische model overtuigd werd.
Walter Janka, Christa Wolf en de andere democratische marxisten staan vandaag voor een bijna onmogelijke opgave. Ze verheugen zich over het verdwijnen van de druk uit Moskou en de afbraak van het repressieve staatsapparat, waaronder zij wellicht meer dan hun politieke rivalen hebben geleden, maar ze willen in geen geval dat de DDR zich zou oplossen in een verenigd Duitsland dat in feite zou neerkomen op een uitbreiding van de
| |
| |
Bondsrepubliek en een uitverkoop van alles waar zij hun leven lang voor gestreden hebben. Men zou het zo kunnen formuleren: om het socialisme te bereiken moet men de regels van het (westerse) democratische spel aanvaarden, maar in dat spel houden die krachten de kaarten in de hand die er alles voor zullen doen om de ontwikkeling van het socialisme te beletten of te perverteren.
Als voorwaarden voor de vernieuwing van de DDR stelt Christa Wolf de zelfbevraging en zelfkritiek van elk individu, maar het is de vraag of er voldoende tijd zal zijn voor zo'n diepgaand proces. Alles wijst erop dat deze democratische marxisten ook binnen de grenzen van de DDR in de oppositie zullen worden gedrongen door een volksbeweging die steeds meer door nationale en nationalistische motieven lijkt te worden bezield. Men kan dat betreuren, omdat daardoor een heel stuk van het ethische elan dat aan de grondslag van hun engagement ligt, verloren dreigt te gaan in het materialisme, het consumentisme en de onverschilligheid waarmee wij hebben leren leven. Het westerse model van de ‘soziale Marktwirtschaft’ is er in de kernlanden inderdaad in geslaagd, de mensen te voeden, ook al blijven de sociale verworvenheden er altijd onderhevig aan de schommelingen van de internationale markt, zoals duidelijk gebleken is in de jaren tachtig. In de nabije toekomst zullen diegenen die ervan blijven dromen de mensen ook te verlossen, moeten bewijzen dat ze ook zonder militaire putschen of buitenlandse hulp in staat zijn, hun ideaal van echte gelijkheid en vrijheid democratisch te verdedigen en te realiseren. De almachtige eenheids- en voorhoedepartij is daarin mislukt. Wellicht is een ander beeld, dat van het zout der aarde, dat zonder machtsaanspraken en bijna onzichtbaar werkt, vandaag opnieuw een geschiktere metafoor?
|
|