Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 533]
| |
Het nucleair ongeval in de Oeral
| |
Oorzaak en omvang van het Kyshtym-ongevalEr heeft zich in Kyshtym een explosie voorgedaan, niet binnen een kerncentrale of -reactor maar wel in een opslagplaats voor hoogradioactief af- | |
[pagina 534]
| |
val. Zoals bekend is een van de hoofdproblemen van zo'n opslag: de aanvankelijk nog zeer aanzienlijke produktie van warmte ten gevolge van de voortgezette radioactieve afbraak van het materiaal. De daarbij vrij komende warmte moet door gepaste koelsystemen op continue wijze afgevoerd worden. In Kyshtym, aldus het rapport, is er een (niet tijdig opgemerkt) lek in het koelsysteem ontstaan, waardoor het radioactieve afval oververhit raakte en uiteindelijk tot een ontploffing heeft geleid, die een aanzienlijke hoeveelheid radioactiviteit in de buitenwereld heeft vrij gemaakt. Het rapport schat de intensiteit of hoeveelheid van de vrij gekomen radioactiviteit op 2 miljoen curie (als maat voor de radioactiviteit van een stralingsbron, behelst 1 curie 3,7 X 1010 becquerel of even zovele kernsplitsingen per seconde). Vergeleken met de 50 miljoen van de kernramp in Tsjernobyl en het naar schatting 1 miljard van de atoombomexplosie boven Nagasaki, was 2 miljoen curie een relatief gering bedrag. Maar het was ook niet niks en het noopte de Russische overheid tot ingrijpende maatregelen. Hoe zag de geografische verspreiding van de radioactiviteit eruit? De radioactieve wolk van Kyshtym raakte verspreid (en verdund) over een maximale afstand van 300 km. Om de evolutie van de radioactieve besmetting te analyseren maten de Russische deskundigen de straling afkomstig van het strontium 90, dat met zijn halveringstijd van circa 28 jaar zeer geschikt is om het proces over een paar tientallen jaren a.h.w. op de voet te volgen. | |
[pagina 535]
| |
In een gebied van om en bij 15.000 km2 (zowat de helft van België) bedroeg de gemiddelde radioactiviteit aanvankelijk meer dan 0,1 curie per km2. Het betreft een overwegend agrarisch en dun bevolkt gebied. (van 270.000 inwoners) gelegen tussen de steden Sverdlovsk, Chelyabinsk, en Tyumen. Op grond van de tijdens de winter 1957-1958 gemeten waarden van de radioactieve besmetting van de bodem werd een afzonderlijke zone afgebakend, zo'n 108 km lang en 8 tot 9 km breed, waar nog steeds een radioactiviteit van meer dan 2 curie per km2 heerste. De 10.810 bewoners van die zone werden geleidelijk geëvacueerd, de laatste onder hen 22 maand ná het ongeval. Veel eerder, binnen 7 tot 10 dagen, waren al 600 personen geëvacueerd uit een paar kleinere zones waar de bodembesmetting 500 curie per km2 bedroeg. Deze mensen bleken te hebben blootgestaan aan een uitwendige bestraling van 17 rad, wat volgens de internationale normen manifest te veel isGa naar voetnoot2. Zelfs in de veronderstelling dat in het onderhavige geval één rad met één rem gelijk mocht worden gesteld, zouden de 600 geëvacueerden in enkele dagen tijd een dosis van 17 rem ontvangen hebben, terwijl de normen slechts 2 rem per jaar acceptabel achten voor de bevolking in het algemeen en 5 rem per jaar voor wie beroepshalve met radioactiviteit te maken hebben. Vergeleken met Kyshtym was Tsjernobyl een veel ernstiger ongeval: de radioactieve wolk verspreidde zich, over afstanden van meer dan 1.000 km, her en der over Midden- en West-Europa. Vier uur na de explosie moest Pripiat (30.000 inwoners) ontruimd worden en de daarop volgende dagen en weken nog eens tienduizenden personen (in totaal 135.000) geëvacueerd uit een gebied van ongeveer 2.800 km2 (zowat de grootte van de provincie Antwerpen), dat tot op vandaag onbewoond en ongebruikt gebleven is. | |
Gevolgen (en maatregelen) in verband met menselijke activiteiten en gezondheid.Na de evacuatie van de bevolking bleven in de regio's van Chelyabinsk en Sverdlovsk respectievelijk 59.000 en 49.000 hectaren landbouwgrond braak liggen. In de loop van 1958 en 1959 werden 20.000 ha omgeploegd om de | |
[pagina 536]
| |
radioactieve fall-out dieper te bedelven. In 1961 moesten nog eens 6.200 ha tot een halve meter diep omgeploegd worden. Uit gezondheids- en veiligheidsoverwegingen werd dan een speciale zone af gebakend (van ongeveer 700 km2) waarbinnen de (strontium)besmetting van de bodem weliswaar nog meer dan 2 curie per km2 bedroeg, maar waar men toch, onder strikt gecontroleerde voorwaarden, enige agrarische activiteit kon hervatten. Met dat doel voor ogen werden zelfs 9 speciale sovkhozes gesticht: de drie van Sverdlovsk konden vanaf 1961 onder vrijwel normale condities aan de slag gaan, maar de zes van Chelyabinsk zouden pas in 1978 het produktiepeil van voor het ongeval halen. Vandaag de dag liggen 10.000 ha nog steeds braak. Bij het opnieuw in gebruik nemen van de radioactief besmette bodems opteerden de Russische landbouwexperten uitdrukkelijk voor de produktie van vlees, waarmee veel geringer risico's verbonden zijn dan b.v. met zuivelprodukten. Runder-, varkens-, en schapenteelt waren toegestaan, evenals de teelt van het benodigde groenvoer. Elke andere produktie was strikt uitgesloten... althans in principe, want in de praktijk was de toepassing van deze regels geen onverdeeld succes. Dit brengt ons tot het volgende punt: de gevolgen voor de gezondheid van de betroffen bevolking. In gebieden waar men in 1958 de gamma-straling van de bodem door omploegen tot een tiende van het aanvankelijk bedrag had weten te verminderen, bleek de inwendige radioactieve besmetting van de bewoners, in dezelfde periode, slechts met de helft afgenomen te zijn. Bij nader onderzoek bleek dat de bewoners na enige tijd toch weer tot de consumptie van hun eigen landbouwprodukten - o.m. melk - waren overgegaan. Hoe jammer ook, begrijpelijk was dat wel: de mens bezit geen zintuig om radioactiviteit waar te nemen en zelfs zwaar radioactief besmette voedingswaren zien er heel gezond en normaal uit. Onder de nooit geëvacueerde bevolking in de zone met een maximale strontium-besmetting van 1 curie per km2, nam de inwendige radioactieve besmetting van de bewoners toch nog met 3% tot 12% toe. Thans na dertig jaar, bedraagt de gemiddelde besmetting 12 rad, waarvan 8 in de beenderen en 2,5 in het beenmerg gelokaliseerd zijn. Dat laatste is niet verwonderlijk: door de nauwe chemische verwantschap van strontium en calcium, concentreert dit element zich - zoals calcium - bij voorkeur in de beensubstantie. 5.000 bewoners van de zone met een radioactieve besmetting van (meer dan) 2 curie per km2 zijn doorlopend medisch onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn meestal geruststellend: geen (manifeste) vormen van stralingsziekte noch medullaire aplasie (vermindering van het beenmerg); geen toename van vaat- of hartziekten; slechts enkele gevallen van kwaliteitsvermindering van de trombocyten (bloedplaatjes) en van functionele neu- | |
[pagina 537]
| |
rologische storingen. Daartegenover staat wel dat bij 21% van de onderzochte personen enige vermindering van de witte bloedcellen is geconstateerd. De mogelijke weerslag van de radioactieve besmetting op de kindersterfte werd zorgvuldig nagegaan. Het onderzoek wees geen enkel verband aan, aangezien er in de besmette zone 28 sterfgevallen op 1.000 geboorten werden genoteerd en in de periferie van die zone 38 op 1.000 (10 méér dus). Wat de kinderen van de tweede generatie betreft (met mogelijke genetische afwijkingen) werd tussen 1980 en 1987 slechts één misvorming op 1.000 sterfgevallen van nieuwgeborenen genoteerd, wat op geen enkele correlatie wijst. Aan de hand van de sinds 50 jaar bijgehouden statistieken over de frequentie van kwaadaardige gezwellen kon evenmin enig verband aangewezen worden tussen radioactiviteit en kanker. Tussen 1970 en 1980 stierven 145 personen op 100.000 van een kwaadaardig gezwel, tussen 1980 en 1987 waren het er 160 op 100.000: een lichte stijging die, aldus het rapport, ‘overal geconstateerd wordt en die te wijten is aan de algemene ecologische verslechtering over heel de wereld’. Het rapport maakt geen gewag van doden of gewonden op het moment van (of kort na) het ongeval. Het lijkt mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat er zich inderdaad niemand in de onmiddellijke buurt bevond toen het ongeval zich voordeed. In Tsjernobyl vielen 31 doden en moesten 203 personen voor ernstige stralingsziekten behandeld worden: over de gevolgen op langere termijn zijn we uiteraard nog niet ingelicht. | |
Drie bedenkingenHet ongeval van Kyshtym roept drie bedenkingen op. Vooreerst: in westerse en zelfs vooral wetenschappelijke kringen heeft men het vermogen tot geheimhouding van een Sovjetregime zonder glasnost behoorlijk onderschat. De gedwongen evacuatie van duizenden mensen én alle hoger vermelde maatregelen konden doorgang vinden, zonder dat enige (zekere) informatie omtrent het ongeval voor ‘buitenstaanders’ toegankelijk was (afgezien dan van de door de scherpzinnige Medvedev opgemerkte publikaties in de Russische taal). Vervolgens: de relatief geringe gevolgen op het economische en menselijke vlak waren te danken aan het feit dat de (militaire) nucleaire installaties van Kyshtym zich in een dun bevolkt gebied bevinden. Tenslotte: Kyshtym bevestigt nog maar eens - wat men natuurlijk allang wist en weet - dat het debat omtrent de veiligheid van kernenergie niet beperkt kan blijven tot de veilige werking van de kerncentrales; het veilig opbergen van (alsmaar mééi?) radioactief afval stelt misschien nog grotere problemen. |
|