Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 505]
| |
De plaats van de markt in de samenleving
| |
[pagina 506]
| |
samen met economische rationaliteit en de markt verschijnt niet meer als een historische en institutionele realiteit maar als een soort spontane natuurtoestand. Het is nu precies als kritiek van deze theoretische en maatschappelijke evolutie dat Polanyi's werk vandaag zeer actueel is. Polanyi bestudeerde namelijk het ontstaan en de ontwikkeling van de marktsamenleving en de verhouding tussen het economische en het niet-economische in primitieve, archaïsche en moderne samenlevingen. Zijn conclusie is formeel: de markt is zeker niet te begrijpen als een natuurtoestand, en de economische keuzeen ruillogica vormen zeker niet de kern van elk menselijk handelen. De markt gaat natuurlijk zeer ver terug in de geschiedenis en Polanyi betwist niet de belangrijke rol die markten spelen bij het oplossen van het economisch probleem in elk historisch type van samenleving. Wel stelt hij vast dat de markten steeds ingebed zijn in een symbolisch systeem, zodat hun werking ondergeschikt blijft aan de esthetische en ethische waarden van de gemeenschap. Slechts in het 18e-19e eeuwse Europa komt het tot een marktsamenleving, waarbij een zelfregulerend systeem van markten de evolutie van de samenleving gaat bepalen in plaats van omgekeerd. Onder druk van de veralgemening van de machineproduktie en als gevolg van welbewust overheidsoptreden sluiten de verschillende markten voor goederen en produktiefactoren zich aaneen tot één zelfregulerend systeem, waardoor de economie loskomt uit haar culturele inbedding en de samenleving autonoom gaat omvormen. Volgens Polanyi zal dit proces echter leiden tot een toenemende uitholling van het cultuur- en waardenpatroon van de gemeenschap en tot haar desintegratie. Hij pleit dan ook voor een vernieuwde inbedding van het economisch proces in het culturele weefsel van de gemeenschap, zodat economische ontwikkelingen ook zouden leiden tot in ethisch en esthetisch opzicht aanvaardbare levensvormen. Deze uitdaging ernstig nemen impliceert voor ons maatschappelijk denken echter een belangrijke perspectiefverschuiving, waarbij de aandacht dient te verschuiven van de tegenstelling tussen markt en staat naar de meer fundamentele problematiek van de verhouding tussen het economische en het niet-economische. In wat volgt zullen we meer systematisch ingaan op de betekenis van Polanyi's werk op het terrein van de maatschappijtheorie, en in het bijzonder voor de actuele discussie over de verhouding tussen markt en samenlevingGa naar voetnoot1. | |
[pagina 507]
| |
We zullen eerst enkele recente ontwikkelingen in de liberale maatschappijtheorie bespreken en vervolgens de kritische relevantie aangeven van Polanyi's antropologische en historische analyses enerzijds, en van zijn methodologische stellingnamen anderzijds. | |
Van liberalisme naar libertarismeHet traditionele liberalisme leunde van bij de oorsprong aan bij de principes van de politieke economie, maar wat treft bij de lectuur van b.v. J.S. Mills' On Liberty, of Hobhouse's Liberalism, is de centrale betekenis van een kern van morele waarden als grondslag voor de uitbouw van de liberale samenleving. Van bij haar oorsprong pleitte het liberalisme voor een drastische beperking van het overheidsoptreden, voor de afbakening en bescherming van een privé sfeer, en voor een belangrijke maatschappelijke rol voor het zelfregulerend marktmechanisme. Belangrijk is echter dat al deze beleidssuggesties, en in het bijzonder de rol voor de zelfregulerende markt, niet naar voren worden gebracht als doelen op zich, maar wel als functioneel ten opzichte van een aantal fundamentele waarden, door J.S. Mill omschreven, in de Principles of Political Economy, hfdst. XI, par. 4, als ‘the higher interests of humanity in progress and development’. De traditionele liberalen waren in feite denkers begaan met de toekomst van de westerse beschaving. Geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting trachtten zij de enorme schok die Europa te verwerken kreeg met de industriële revolutie en het tot stand komen van een kapitalistische marktsamenleving, positief te interpreteren als een pijnlijke, maar noodzakelijke stap in de richting van hogere beschavingsvormen. Dit traditionele liberalisme, dat maatschappelijke ontwikkelingen axeert op het bereiken van hogere beschavingsvormen, en de uitbouw van een zelfregulerende marktsamenleving ziet als functioneel in dit opzicht, moet goed onderscheiden worden van zijn actuele libertaire variant. Waar een kern van morele principes rond beschaving en vooruitgang centraal staat in het traditionele liberalisme, verwerpt het libertarisme van Hayek en Nozick, e.a. elk supra-individueel waardenpatroon als maatschappelijk ordeningsprincipe en verschijnt de markt niet meer als een disciplinerend of efficiëntieverhogend mechanisme maar als een soort spontane natuurtoestand. De kernidee van het libertarisme is dat orde in de samenleving niet iets is dat door een geheel van sturende overheidsinterventies tot stand gebracht moet worden, maar iets dat reeds op spontane wijze bestaat. Dit liberaal | |
[pagina 508]
| |
credo is verder duidelijk een economisch credo. De samenleving waar vrijheid zelf het instrument zou zijn van sociale cohesie en waar de eenheid van het sociale weefsel juist door de absolute diversiteit van individuele doelstellingen zou worden bereikt, is de samenleving georganiseerd volgens de wetten van de zelfregulerende markt. Het is het vrij fluctuerende prijsmechanisme dat ervoor zou zorgen dat door de systematische teleurstelling van sommige verwachtingen en doelstellingen, globaal genomen de verwachtingen en doelstellingen van individuen het meest effectief worden ingelost. Markt en spontane orde zijn synoniem. Geen vrijheid buiten de markt, geen markt zonder vrijheid. Het is van belang te beseffen dat deze nieuwe appreciatie van het marktmechanisme bij auteurs als Hayek en Nozick geen utilitaristische grond heeft. De markt wordt niet verdedigd omdat ze voor meer welvaart zorgt of een grotere efficiëntie bereikt dan andere economische ordeningssystemen. Als de libertarians de lof zingen van de markt dan bevelen zij geen welbepaalde institutionele realiteit aan. De markt houdt in hun perspectief op een contingent en welbepaald ordeningsmechanisme te zijn dat werd uitgewerkt voor het oplossen van economische en sociale problemen. De markt wordt als het ware het natuurlijke verlengstuk van de rationele doel-middel structuur die in elk individueel menselijk handelen wordt aanwezig geacht. De libertaire uitgangspunten lijken tamelijk eenvoudig: 1) methodologisch individualisme: elk maatschappelijk verschijnsel is de al dan niet bewust nagestreefde resultante van individueel handelen; 2) dit individueel handelen wordt gekenmerkt door een fundamentele doel-middel rationaliteit; 3) onaantastbaarheid van de individuele preferenties. Elk individu heeft het recht om zijn persoonlijke doelstellingen na te streven, en daartoe de middelen aan te wenden waarover hij beschikt zonder gewelddadige interferentie van derden. Het principe van de absolute contractvrijheid sluit het rechtstreeks uitoefenen van dwang of geweld van individu op individu uit. Vanuit deze vooropstellingen verschijnt de markt niet meer als een politieke optie maar als een logische noodzaak: een rationeel individu kan niet op consistente wijze verwerpen wat slechts een voorwaarde is voor het succesvol nastreven van ieders doelstellingen (cfr. Hayek in Law, Legislation and Liberty). Het is duidelijk dat dit geloof in een automatische wederzijdse aanpassing van de spontane activiteiten van individuen het liberale samenlevingsconcept kenmerkt, niet als een samenleving zonder staat (een ‘minimal state’ blijft nodig om geweld te voorkomen en contracten af te dwingen), maar wel als een samenleving zonder een specifieke politieke dimensie. | |
[pagina 509]
| |
Wanneer alle preferenties en waarden kunnen worden uitgedrukt en nagestreefd binnen de homogene en transparante ruimte van de markt, is er geen behoefte meer aan een specifiek politieke sfeer waar de leden van de samenleving een open waardendiscussie zouden kunnen aangaan over de goede samenleving. Voor het actuele liberalisme is de markt geen onderdeel meer uit een breder maatschappelijk geheel, maar de uiteindelijke globale horizon van alle menselijke interactie, een spontane ‘natuurtoestand’. De relevantie van Polanyi's werk is hierin gelegen dat hij via een historische analyse de centrale concepten van de libertaire maatschappijtheorie toetst op hun consistentie. | |
De markt als spontane ordeIn de kern van het actuele liberale denken staat de equatie: markt = spontane orde. Wat wordt bedoeld met dit concept van spontane orde? In de eerste plaats verwijst dit concept naar de stelling dat de markt opereert als een autonoom zelfregulerend mechanisme zonder het gebruik van dwang. De markt zou toelaten dat alle doelstellingen en waarden, vrij gekozen door individuen, kunnen uitgedrukt en nagestreefd worden met de grootste kans op verwezenlijking. Hier stelt zich dus meer specifiek het probleem van de vrijwilligheid van markttransacties en de problemen verbonden met de idee van een prijsmechanisme als een alomvattende informatieve en coördinerende code (uitdrukbaarheid van preferenties in monetaire termen, marktfalingen, symbolisch karakter van de intersubjectiviteit b.v. publiciteit, vergissing, etc). Polanyi gaat niet echt in op deze problemen hoewel zijn werk op dit punt wel een onrechtstreekse relevantie heeft. De centrale stelling die als een rode draad door The Great TransformationGa naar voetnoot2 loopt is immers dat een zelfregulerende marktsamenleving een utopie is die, wanneer men ze toch in praktijk zou brengen, niet anders kan dan het sociale en culturele weefsel van de samenleving vernietigen. Een cruciale stap wordt volgens Polanyi gezet wanneer het zelfregulerend marktmechanisme wordt uitgebreid tot de mens en de natuur met de vorming van factormarkten. Vanuit de samenleving manifesteren zich dan op spontane wijze beschermende reacties: - De arbeidersbeweging tracht te remediëren aan de desastreuze gevolgen van een zelfregulerende arbeidsmarkt: identiteitsverlies, massificatie. Ook de bloei van het nationalisme moet in deze context worden begrepen. | |
[pagina 510]
| |
- De landbouwersklassen en relicten van de adel verhinderen volledige commercialisatie van de grond en dwingen landbouwprotectie af. - Kredietverruimende maatregelen van de centrale banken waren nodig om de vernietiging van de nationale industrie te voorkomen in periodes van grote deflatoire prijsbewegingen (band natie-nationale munt). Polanyi benadrukt dat al deze beschermende reacties pragmatisch en niet-ideologisch geïnspireerd waren, en dat zij de produkten zijn van het overlevingsinstinct van de marktsamenleving. Om te kunnen voortbestaan was het voor de samenleving noodzakelijk de koopwaar-fictie m.b.t. de mens en zijn natuurlijke omgeving (m.a.w. de idee dat hun georganiseerde interactie kan gebaseerd worden op de toepassing van de koopwarenlogica op beide) te doorbreken. Maar hierdoor ontstond een economische en sociale patstelling waaruit het fascisme is ontstaan; een patstelling tussen enerzijds de functioneringsvereisten van de industrie en anderzijds de nood van individuen en groepen aan een betekenisvolle identiteit. Het fascisme loste deze patstelling op door beide te verzoenen in een nationalistisch project waaraan de individuele persoon ondergeschikt wordt gemaakt. De idee van de markt als een spontane orde betekent ook dat de markt zich spontaan zou hebben ontwikkeld, zonder expliciet te zijn ontworpen. Of de markt nu wordt opgevat als een a-historische natuurtoestand, zoals bij Nozick, of als de resultante van een geleidelijke ontwikkeling naar steeds abstracter algemene regels, zoals bij Hayek, de markt verschijnt in ‘libertair’ perspectief altijd als het ‘niet bedoelde’, spontane gevolg van het handelen van vrije individuen. Deze stelling is natuurlijk toetsbaar aan de hand van historisch en antropologisch materiaal en het is hier dat we een belangrijk deel van Polanyi's kritische relevantie moeten situeren. Ondersteunt dit historisch materiaal de stelling dat de markt coëxtensief is met de menselijke natuur en dat zij zich ontwikkelde in een continu en geleidelijk proces? Polanyi's werk bevat de volgende elementen: 1) In zijn analyse van primitieve en archaïsche samenlevingen ontdekt hij een diepgewortelde aversie tegenover het type van relaties tussen mensen onderling en tussen de mens en de dingen die constitutief zijn voor een markt-samenleving. Markten komen incidenteel voor in traditionele samenlevingen maar zij worden in hun werking beperkt door sociale reguleringen, religie en magie. Zij blijven steeds ondergeschikt aan het bredere sociale en culturele weefsel en sluiten zich nooit aaneen tot een globaal zelfregulerend systeem. Op die wijze zou het overwicht van het symbolische over het functionele aspect van de dingen in traditionele samenlevingen de veralgemening van een doel-middel logica verhinderen. | |
[pagina 511]
| |
Met andere woorden: een marktsamenleving was nooit tot stand gekomen wanneer men de zaken op hun beloop had gelaten. In de meeste primitieve samenlevingen was niets minder dan de totale vernietiging van hun cultuurpatroon door het kolonialisme noodzakelijk om deze volkeren te doen handelen overeenkomstig de zogenaamd universele wetten van rationele keuze. 2) Maar ook in onze samenleving, en hier situeert zich de eigenlijke relevantie van Polanyi's The Great Transformation voor onze probleemstelling, was er iets als een revolutie nodig en een weloverwogen reorganisatie van de samenleving om de diepgewortelde aversie voor een universum van homogene en universeel ruilbare objecten klein te krijgen. | |
Het ontstaan van een marktmaatschappijHet grootste gedeelte van The Great Transformation is gewijd aan een gedetailleerde analyse van het tot stand komen van de liberale samenleving in de 19e eeuw. De kernidee daarbij is dat laissez-faire zelf door de staat werd opgelegd. Het ontluiken van de marktsamenleving is gekoppeld aan een explosie van wetgeving om de veelvuldigheid van gewoonten en gebruiken, die traditioneel de status en functie van land en van arbeid bepaalden, op te ruimen. Een aanvang hiermee werd reeds gemaakt in de mercantilistische staat, die volgens Polanyi de weg vrijmaakte voor de vorming van een nationale goederenmarkt door de barrières af te breken die bestonden tussen lokale en interregionale handel. Het mercantilisme is dus reeds verantwoordelijk voor de homogenisering van de goederenruimte, de uniformisering van taal, normen, maten en gewichten, enz. en dit opruimen van lokale particularismen ging gepaard met een algemene regulering van het economisch leven. De volgende stap in de ontwikkeling van een samenleving is de creatie van zelfregulerende factormarkten (i.e. de mogelijkheid om arbeid en land te kopen of te verkopen tegen een marktprijs als resultante van vraag en aanbod, i.t.m. de traditionele regels en gebruiken rond een rechtvaardige arbeidsvergoeding en restricties op inzet, overdraagbaarheid, e.d.) en de vorming van een globaal zelfregulerend marktsysteem. Deze fase, waarin de individuele markten zich aaneensluiten, overstijgt het kader van het mercantilisme, waar volgens Polanyi het economisch systeem nog steeds ingebed bleef in een netwerk van sociale relaties. Technische en organisatorische factoren die samenhangen met de industriële revolutie zijn hiervoor verantwoordelijk. De enorme vlucht van de machine, en de organisatie van gesloten produktiecircuits in fabrieken bracht specifieke functioneringsvereisten mee. Waar een ononderbroken produk- | |
[pagina 512]
| |
tiestroom moest gegarandeerd worden om de zware investeringsrisico's draaglijk te maken, moest ook voor een permanente en rendabele input van factoren gezorgd worden. Dit werd in de commerciële samenleving gerealiseerd door ervoor te zorgen dat alle benodigde factoren beschikbaar zouden zijn tegen een marktprijs. Opdat dit zou werken, en er een werkelijke arbeidsmarkt zou worden gevormd was het echter noodzakelijk om een klasse van arbeiders te creëren die voor hun overleven zouden afhankelijk zijn van een factorinkomen, wat in de door gewoonte beheerste, slechts gedeeltelijk gemonetariseerde lokale economieën niet het geval was. Beschikbaarheid van arbeid tegen betaling kon dus slechts gegarandeerd worden wanneer de arbeider voor zijn zelfvoorziening zou aangewezen zijn op markten en hij bijgevolg zijn arbeid moest gaan verkopen op de arbeidsmarkt om aan het benodigde inkomen te geraken. Een veralgemeende monetarisering van economische transacties tezamen met een afbraak van het traditionele sociale weefsel was nodig om dit te bereiken. In de plaats van een netwerk van gedifferentieerde lokale gemeenschappen komt de homogene massa van een uniform proletariaat. Met dit marktantwoord op het probleem van de georganiseerde machineproduktie ontstaat volgens Polanyi voor het eerst in de mensengeschiedenis een samenleving die haar produktieproces baseert op de zgn. natuurlijke motieven honger en winst, door elke mogelijkheid van overleven en elke participatie aan het sociale leven afhankelijk te maken van het verwerven van een inkomen. Het ‘disembedded’ karakter van de markteconomie bestaat er juist in dat een door zo'n natuurlijke, niet-culturele dynamiek aangedreven produktieproces de totale maatschappelijke en culturele sfeer van zich afhankelijk maakt. Van een symbolisch gemedieerde strijd om de wederzijdse erkenning verwordt de samenleving, beheerst door het marktmechanisme, tot een naturalistisch en stuurloos raderwerk. Polanyi verwijst in dit verband graag naar Townsends Dissertation als exemplarisch voor het naturalisme van de politieke economisten: ‘It is the quantity of food which regulates the number of the human species’ en vooral: ‘Hunger will tame the fiercest animal, it will teach decency and civility’ (hfdst. 10). Dit dus i.t.m. de primitieve samenleving waar het symbolisch karakter van de ruil centraal staat en de inzet ervan meer te maken heeft met sociale identiteit en sociaal prestige. Polanyi schetst tamelijk gedetailleerd de verschillende etapes op de weg naar de vorming van een volledig zelfregulerende arbeidsmarkt in het Verenigd Koninkrijk als de bakermat van de industriële revolutie. Dat die vorming niet van een leien dakje is gelopen blijkt al uit Polanyi's bespreking van de Speenhamland-wet van 1795 waardoor nog aan het einde van de 18e | |
[pagina 513]
| |
eeuw de vorming van een echte arbeidsmarkt werd verhinderd. Deze poging om een kapitalistische orde te creëren zonder arbeidsmarkt faalde echter volledig en resulteerde in een algemene verpaupering. Met de intrekking van het ‘right to live’ is de vorming van de arbeidsmarkt dan kompleet. De sociale en culturele ontwrichting die resulteerde geeft echter dadelijk aanleiding tot beschermende tegenbewegingen (nieuwe particularismen: de natie; ontstaan van de arbeidersbeweging, enz., die alle tegen het zelfregulerend karakter van de markt ingaan). Heel deze analyse wordt in feite goed samengevat in Polanyi's centrale stelling: ‘laissez-faire was planned; planning was not’. Wat deze tegenbeweging betreft, Polanyi weigert die te interpreteren in termen van klassenstrijd. Het probleem zit volgens hem niet in produktieverhoudingen, maar in de uitdaging die technische en organisatorische fenomenen betekenen voor de samenleving als geheel. Polanyi gelooft niet in een specifiek klassebelang en nog minder in de economische aard daarvan. De uitdaging wordt gesteld t.o.v. de samenleving als geheel. Het gaat om haar vermogen om nieuwe feiten te incorporeren in bestaande symbolische structuren. De problematiek van de marktsamenleving wordt door Polanyi niet geïnterpreteerd als de problematiek van de economische exploitatie en de bezitsongelijkheid, maar wel als de problematiek van de culturele desintegratie. Niet de averrechtse bezitsconcentratie, maar het culturele vacuüm dat met de uniformisering, massificering en pauperisering van de marktsamenleving gepaard ging, baart Polanyi de grootste kopzorgen. Qua politieke opstelling vertaalt zich dit in Polanyi's sympathie voor het utopisch socialisme van Robert Owen. Polanyi ziet dit socialisme als de erfgenaam van de Europese christelijke traditie die volgens hem tegelijk de individuele waarde van de persoon benadrukt als diens schatplichtigheid aan de gemeenschap. Slechts in deze kontekst zou de herintegratie van de machine in zinvolle samenlevingsverbanden mogelijk zijn. Owen legde inderdaad de nadruk op nieuwe zingevings- en differentiatiemechanismen voor de industriearbeiders - onder meer via uitgewerkte programma's voor onderwijs, dans, muziek e.d. - maar concrete experimenten in de VS op zijn leer gebaseerd, waren geen lang leven beschoren. De ontwikkeling van een consumptielogika gaat zorgen voor eigen differentiatiemechanismen. | |
Markt en machtPolanyi's eigen visie op een alternatief voor het laissez-faire is weergegeven in het laatste hoofdstuk van The Great Transformation, dat de titel mee- | |
[pagina 514]
| |
krijgt: Freedom in a Complex Society. Hier pleit Polanyi voor een grotere sociale controle op het produktieproces tegelijk met een versterking van de individuele rechten in de samenleving. Zoals aangestipt is dit een rechtstreekse polemiek met Hayek die juist de totale onverzoenbaarheid tussen economische planning en de individuele vrijheden voorhoudt. Elk realistisch maatschappij model moet volgens Polanyi The Reality of Society onder ogen durven zien, en daarmee bedoelt hij de onvermijdelijkheid en het uiteindelijk onpersoonlijk karakter van het fenomeen ‘macht’. Hij verwijt het liberalisme utopisme waar het een samenleving wil creëren waar macht en dwang afwezig zijn. De contractvrijheid blijft immers louter formeel en laat een oneindig grote ruimte voor onrechtstreeks structureel geweld dat onzichtbaar gemaakt wordt vanuit de veronderstelling dat elke contract vrijwillig werd ondertekend. Het is verder duidelijk dat marktruil vaak een efficiënt middel is om gedrag te controleren. Mijn koopkracht laat mij toe een ander dingen te laten doen die hij anders niet had gedaan, en de loutere dreiging om een eind te stellen aan een ruilrelatie kan volstaan om iemand te laten handelen overeenkomstig mijn wensen. De dwang van de marktsanctie betekent tenslotte een meer onverbiddelijke selectie van getolereerde activiteiten dan ooit tevoren het geval geweest was. Een erkenning van de realiteit van de samenleving houdt volgens Polanyi in dat de verantwoordelijkheid voor deze onpersoonlijke dwang terug moet geassumeerd worden in een politiek proces van bevraging van de richting waarin maatschappelijke activiteiten evolueren. Het uitzetten van gemeenschappelijke waarden en standaarden waaraan de kwaliteit van sociale en economische processen kan getoetst worden blijkt onvermijdelijk. Macht en dwang zijn onvermijdelijke ingrediënten van elke samenleving, maar om hun incidentie te minimaliseren, volstaat het niet om ze imaginair te elimineren in een utopisch universum, louter geordend door het private contract. Integendeel verschijnen de werkelijke contouren van macht en dwang in hun onpersoonlijke dimensie slechts tegen de achtergrond van de gedeelde zins- en waardencontext zonder welk elk samenleven onmogelijk is. Tot zover Polanyi's discussie van het liberalisme, die eindigt met een sterk Aristotelisch geïnspireerde oproep om de verloren gegane finaliteiten van ons economisch systeem te herstellen. Niet in de zin echter van een betere aanpassing van de produktie aan de zgn. essentiële behoeften, die dan in tegenstelling zou worden gedacht met de verspillende produktie voor artificiële of gemanipuleerde behoeften. Polanyi wacht er zich wel voor in de menselijke natuur naar een objectief principe te zoeken op basis waarvan | |
[pagina 515]
| |
echte van artificiële behoeften kunnen gescheiden worden. Economisch gedrag heeft immers geen objectieve biologisch-psychologische grond, maar is intrinsiek symbolisch bepaald door de maatschappelijke processen van identificatie en differentiatie. Wel bedoelt Polanyi met een herstel van de economische finaliteit, een herintegratie van het produktieproces in zinvolle culturele patronen, zodat de richting waarin het evolueert en de implicaties die het heeft voor het sociale weefsel niet meer verschijnen als een natuurnoodzaak, maar als voorwerp van een open politieke discussie tegen de achtergrond van de zins- en waardencontext van een samenleving. |
|