Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| |
Illegaal overleven in Amsterdam
| |
[pagina 349]
| |
staan niet op loonlijsten, ze hebben geen huurcontract, geen telefoonnummer. Maar ze gaan wel naar school en naar de universiteit, men kent hen in de gezondheidszorg, ze hebben vaak ook werk of wat daarvoor doorgaat, ze laten zich duidelijk zien in de kerken, je komt ze overal tegen, vooral in bepaalde wijken. Het verschijnsel doet zich vermoedelijk ook in vergelijkbare steden voor: aan de onderkant van de maatschappij ontstaat een kaste van mensen die op bepaalde gebieden mogen meedoen, maar die van andere sectoren van de samenleving zijn uitgesloten. Het gaat niet alleen om mensen die bewust voor dit bestaan hebben gekozen, zoals vreemdelingen die zich nooit hebben aangemeld of uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn ondergedoken, maar ook om mensen die soms geheel buiten hun schuld illegaal zijn geworden, door onvolkomenheden in de Nederlandse wetgeving: buitenlandse arbeiders die eerst welkom waren maar nu hun baan kwijt zijn, kinderen van legaal in Nederland wonende ouders die, alleen door het feit dat ze volwassen worden, illegaal worden, vrouwen die weduwe worden of scheiden en daardoor illegaal worden, familieleden van legaal in Nederland wonende buitenlanders, die volgens hun eigen cultuur tot het kerngezin behoren maar volgens de Nederlandse wetgeving niet, zoals oma's en schoonmoeders, neefjes en nichtjes die alleen zijn komen te staan en voor wie men nu behoort te zorgen. In Amsterdam wonen ook ruim drieduizend Surinamers die ‘gedoogd’ worden. Dat wil zeggen dat ze weliswaar illegaal zijn maar toch mogen blijven omdat ze een medische behandeling nodig hebben die in Suriname niet te krijgen is. Voorwaarde voor hun ‘gedoogd-zijn’ is dat familie van hen in Nederland garant voor hen staat. Er zijn buitenlandse studenten die hun studie hebben afgebroken of voltooid en niet naar hun land terugkunnen. Er zijn enkele duizenden illegale prostituées in Amsterdam, afkomstig uit landen als de Dominikaanse Republiek, Colombia, Ghana, Thailand en de Filippijnen. Vaak zijn ze onder valse voorwendsels naar Nederland gehaald. Er is voor hen een regeling getroffen. Als ze aangifte doen worden ze tijdelijk legaal, zodat er aan een oplossing kan worden gewerkt. Niemand weet over hoeveel mensen het precies gaat. Een woordvoerder van de Amsterdamse politie schat het aantal illegale immigranten in de grote steden op twintig- tot dertigduizend. Wat men wél weet is dat zich de laatste tijd maandelijks vijfhonderd asielzoekers melden, dat 93% van hen wordt afgewezen en dat van die afgewezen asielzoekers 85% ‘verdwijnt’. Dit onderduiken gebeurt bij voorkeur in Amsterdam. In het veelkleurige bos van de Amsterdamse samenleving vallen exotische bomen minder snel op. Tussen de veelheid van etnische minderheden | |
[pagina 350]
| |
voelt men zich beter op zijn gemak, men leert er van lotgenoten een manier om te overleven. In een aantal wijken van Amsterdam bedraagt het aantal inwoners dat tot de etnische minderheden behoort 30% (in sommige 19e eeuwse buurten) tot 40% (zoals in de Bijlmermeer). Het spreekt vanzelf dat illegale buitenlanders die ook tot de etnische minderheden behoren, zich bij voorkeur in deze wijken ophouden. | |
Het zwarte arbeidscircuitWaarvan leeft iemand die niet op een loonlijst staat, geen uitkering heeft of studietoelage? Het is een publiek geheim dat de illegale vreemdelingen vooral ‘zwart’ werk verrichten in de horeca, in één van de honderden illegale naai-ateliers, als schoonmaker, als krantenbezorger, of dat ze terecht komen in de drughandel of prostitutie. In sommige opzichten zijn illegalen ideale werknemers. Ze zijn goedkoop, er hoeven geen formulieren te worden ingevuld, ze hoeven niet te worden verzekerd, ze kunnen niet protesteren. De werkgever hoeft maar te dreigen en ze zwijgen. De beloning is vaak zeer slecht. Illegale schoonmakers verdienen soms maar twintig gulden per dag (of nacht). In restaurants wordt meer verdiend, maar de werktijden zijn lang. Een Nigeriaanse student doet illegaal het schoonmaakwerk van een Nederlander en krijgt daarvoor een fractie van diens salaris. De werkgever weet ervan maar zwijgt. Legaal in Nederland wonende vluchtelingen, voorzien van een werkvergunning, doen vaak werk dat ver beneden hun capaciteiten ligt. Een gynaecologe uit Albanië is schoonmaakster, een oud-ambassadeur heeft een boekwinkel, een econoom uit Zaïre leeft van enkele krantenwijken, een ingenieur geeft bijles aan kinderen. Illegale immigranten zitten nog een niveau lager. Het leven is voor een illegaal betrekkelijk goedkoop. Voorzieningen waarvan men is uitgesloten hoeven niet te worden betaald. Sommigen ondergaan dit bizarre leven met een zekere humor en gelatenheid. Vooral veel Afrikanen zeggen dat een dergelijk leven in elk geval gemakkelijker is dan een legale poging tot overleven in hun eigen land. Helaas gaat het dikwijls ook om mensen die een enorme stap achteruit hebben gedaan. Terwijl het opleidingsniveau van illegale arbeidsmigranten en hun kinderen meestal laag is, is dat van al dan niet afgewezen asielzoekers gemiddeld zeer hoog. Een probleem dat met de jaren groter zal worden is de leeftijd van illegale migranten. Zo lang men jong is houdt men het paria-bestaan en het werk onder zware omstandigheden nog wel vol. Maar ook illegalen worden ouder en niemand houdt zich bezig | |
[pagina 351]
| |
met de vraag hoe het verder met hen moet als ze niet meer voor zichzelf kunnen zorgen. Statistisch bestaan ze immers niet en ze hebben geen fiscaal (en straks geen sociaal-fiscaal) nummer. | |
GezondheidszorgOmdat ook illegalen ziek worden en misschien wel vaker dan anderen, stelde de Nederlandse Raad van Kerken in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en de G.G.G.D. (Gemeentelijk Geneeskundige en Gezondheidsdienst) een onderzoek in naar de toegankelijkheid van medische hulpverlening voor onverzekerdenGa naar voetnoot3. Uit het onderzoek blijkt dat de eerstelijnsgezondheidszorg (huisartsen, poliklinische hulp) vrij goed toegankelijk is. Huisartsen berekenen een tarief dat ook voor onverzekerden nog wel betaalbaar is. Veel artsen behandelen ook gratis. Ook poliklinische hulp wordt soms gratis of tegen een geringe vergoeding verstrekt. Een legaal in Nederland wonende Turk begeleidt geregeld aarzelende illegale landgenoten naar een polikliniek, en dat geeft nooit problemen. De tweedelijns-gezondheidszorg is veel minder toegankelijk. Opname in een ziekenhuis en specialistische hulp worden door de Sociale Dienst alleen vergoed in ‘levensbedreigende situaties’. Dat betekent ondermeer dat de vaak hoognodige hulp bij psychische problemen onbereikbaar is. De geestelijke gezondheidstoestand van illegale migranten is gemiddeld veel slechter dan die van de rest van de maatschappij. Bij vluchtelingen was er al een slechte uitgangspositie. Ze hebben vaak te lijden gehad van onderdrukking, soms zijn ze gemarteld en hebben ze in de gevangenis gezeten. In Nederland hebben ze opnieuw te lijden onder onzekerheid, angst, eenzaamheid, heimwee, het gevoel nergens bij te horen, nergens toe te dienen, slechte woonomstandigheden, eenzijdige voeding en soms nare ervaringen met procedures en ambtenaren waar ze niets van begrijpen. Veelgenoemde klachten zijn: depressie, angstdromen, slapeloosheid, verlies van identiteit. Een afgewezen vluchteling uit Ivoorkust klaagt dat hij het gevoel heeft ‘niet meer bij de wereld te horen’. Een Zaïrees vraagt vertwijfeld of hij dan nergens mag leven: in Zaïre mocht hij niet verder leven, in Nederland wordt hij afgewezen, naar een ander land mag hij ook niet. Particuliere ziekenfondsen mogen in principe geen illegale migranten opnemen. Nood maakt echter vindingrijk. Via mond-op-mond reklame kent | |
[pagina 352]
| |
men het circuit van specialisten die gratis behandelen. Ook komt het nogal eens voor dat ziekenfondskaarten worden geleend of gekocht. Sommige artsen merken het, sommigen stellen er vragen over. Anderen merken het niet of doen alsof ze het niet merken. Zeer ver gaat het ‘plaatsvervangend consulteren’ van een arts. Een 36-jarige Ghanees die zelf inmiddels legaal is, heeft een illegaal in Amsterdam wonende broer die maagklachten heeft. De gezonde broer gaat daarop naar de arts en doet alsof hij maagklachten heeft. De arts schrijft medicijnen voor maar vindt ook nader onderzoek nodig en stuurt de man door naar een specialist. De gezonde Ghanees ondergaat daarop een maag- en darmonderzoek in het ziekenhuisGa naar voetnoot4. Er zijn ook een aantal alternatieve voorzieningen. In Amsterdam is er een instelling die zich vooral richt op onverzekerden, de Stichting Gezondheidswinkel De Witte Jas. De vrijwilligers van deze stichting werken gratis of tegen vergoeding van gemaakte kosten. Ze verlenen ook tandheelkundige en verloskundige hulp. Midden in de rosse buurt ligt een centrum dat wordt gefinancierd vanuit kerkelijke fondsen, de Kruispost. Per dag komen hier ongeveer dertig, merendeels onverzekerde migranten. De meesten van hen komen uit landen buiten de EEG en beschikken niet over een verblijfsvergunning. In dezelfde omgeving is een plaats waar een katholieke religieuze een tiental illegale, ernstig zieke aidspatienten verpleegt. | |
WonenIn de Amsterdamse wijken waar de meeste vreemdelingen wonen schommelt de gemiddelde woningbezetting rond de twee personen. Voor mensen die gewend zijn dicht op elkaar te leven en die genoegen nemen met weinig privacy is daar dus plaats voor heel wat extra bewoners. Inwoning van illegalen komt dan ook vooral daar voor. Illegalen zullen niet snel in een kraakpand gaan wonen. Ze komen het liefst niet in aanraking met de politie. Ze reizen daarom ook nooit zonder geldig vervoerbewijs. Sommigen wonen bij landgenoten voor een vriendenprijs. Sommigen wonen in bij legaal in Amsterdam verblijvende familieleden. Maar er bestaan ook wantoestanden. Een Egyptenaar vertelt dat hij 450 gulden per maand moet betalen voor een kamer waar nog drie andere Egyptenaren wonen. Een bekend verschijnsel is het zogenaamde ‘rondtrekken’. Men logeert enkele nachten bij telkens andere vrienden en kennissen: ‘Gasten en vis blij- | |
[pagina 353]
| |
ven niet langer dan drie dagen fris’. De last die men zo bezorgt is gering, maar dit leven als stadsnomaden is erg vermoeiend. Enkele hostels, beheerd door de protestantse vereniging Tot Heil des Volks verstrekken tegen minimale kosten en in noodgevallen ook tegen vergoeding in nature, zoals schoonmaakwerk, logies en maaltijden aan vastgelopen vreemdelingen. Er zijn meer adresssen waar men vrijwel gratis kan logeren voor één of meerdere nachten, maar zulke hostels moeten gedeeld worden met zwervers, junks en alcoholisten. Een van de pijnlijke ervaringen van de soms zeer hoog opgeleide afgewezen asielzoekers is dat ze door goedwillende, naïeve hulpverleners naar dit soort adressen worden verwezen. Alsof ze verder thuishoren bij de categorie wonderlijke vogels die slapen in de kelder van het Vincentiushuis, wachtend op gratis maaltijden van het Leger des Heils, de Hare Krishna-beweging en de Zusters van Barmhartigheid van Moeder Theresa. | |
Amsterdam immigrantenstadIn 1562 telde Amsterdam 30.000 inwoners. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog kwamen honderdduizenden Vlamingen naar de Noordelijke Nederlanden, en een groot gedeelte van deze immigranten kwam in Amsterdam terecht. Vooral na de val van Antwerpen in 1585 begon Amsterdam snel te groeien. In 1622 waren er 100.000 inwoners, in 1700 ruim 200.000. Amsterdam was een stad vol immigranten. Er kwamen 60.000 hugenoten naar Nederland, tienduizenden joden uit Spanje, Portugal, Polen en de Duitse gebieden. Ook van hen kwam een groot gedeelte naar Amsterdam. Aan het eind van de 17e eeuw was tien procent van de Nederlandse bevolking (van ongeveer 2 miljoen zielen) van buitenlandse afkomst. In Amsterdam was het percentage veel hoger. De stad was alleen al voor tien procent joods en zou dat ook eeuwenlang blijven. In de zeventiende eeuw konden de snel groeiende Hollandse steden de buitenlandse kooplui en ambachtslieden goed gebruiken. Er werd geadverteerd in Franse kranten om vluchtelingen te trekken. Vluchtelingen kregen belastingfaciliteiten en economische ondersteuning bij het opzetten van bedrijven. De Waalse Kerk voorzag in Franstalige liturgie en verleende hulp bij het vinden van huisvesting. Prominente Nederlanders zoals Vondel, Spinoza en Frans Hals waren immigranten. De tijden zijn veranderd. In 1989 heeft Nederland het laagste percentage vluchtelingen in Europa (één promille van de bevolking: in de omringende landen gaat het steeds om een veelvoud daarvan) en het meest stringente | |
[pagina 354]
| |
toelatingsbeleid. Een kleine groep uitgenodigde of door bemiddeling van het Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen van de VN geaccepteerde ontheemden, wordt zeer goed opgevangen. Maar men kan zich niet van de indruk onttrekken dat de goede opvang van die kleine geselecteerde groep een alibi is voor een over het geheel genomen zeer onzorgvuldig beleid. Sommige kranten en ook politici werken ijverig mee aan een systematische negatieve beeldvorming van asielzoekers. Voor het gemak worden ook mensen die heel wat hebben moeten achterlaten en wel degelijk gevlucht zijn al snel als ‘gelukzoekers’ aangeduid. De laatste tijd komen er in Nederland vooral asielzoekers aan uit landen als Ghana, Zaïre, Pakistan, India, Bangla Desh, Turkije, Nigeria, Libanon en Polen. Zolang de asiel-aanvraagprocedure loopt is er een redelijke opvang: men verblijft twee maanden in een opvangcentrum, daarna wordt men uitgeplaatst. Daarbij wordt spreiding over heel Nederland nagestreefd. De gemeente waar men woont zorgt voor huisvesting en verzekeringen, daarnaast is er een toelage waarvan men vrij redelijk kan leven. Maar wanneer men daarna definitief, of nog niet definitief maar zonder schorsende werking (dat wil zeggen: zonder het recht om in Nederland een uitspraak in hoger beroep af te wachten) wordt afgewezen (en dat is de laatste tijd voor 93% het geval), dan valt de asielzoeker in een bodemloze put. Uitgeprocedeerden worden het bos ingestuurd. Het komt voor dat politie en justitie vluchtelingen wegens gebrek aan rechtsgronden uit detentie ontslaat met de mededeling ‘U zoekt het verder maar uit’. Niemand durft hardop te zeggen dat ze misschien onredelijk behandeld worden omdat ze vaak uit de verkeerde landen komen. Een bekende Amsterdamse advokaat, Mr. Van Bennekom, specialist in het vreemdelingenrecht, formuleerde de volgende stelling: ‘Het in de praktijk van het Nederlandse asielbeleid te constateren verschil in behandeling tussen asielzoekers uit de eerste en tweede wereld enerzijds en de derde wereld (met name Afrika) anderzijds, kan niet uitsluitend op rationele wijze worden verklaard’. In een land waar de rechtspraak scrupuleus zorgvuldig is, waar een bewezen misdadiger soms wordt vrijgelaten omdat er kleine procedurefouten gevonden worden, gaat men soms zeer onzorgvuldig te werk in asielzaken. Een Armeniër die in Turkije met de dood bedreigd werd (hij was getrouwd met een moslim-meisje) en die zijn hele leven in Turkije is uitgescholden voor ‘gavur’ (heiden, christenhond) krijgt bij het eerste verhoor in Amsterdam uitgerekend een Turk als tolk terwijl heel wat Armeniërs beschikbaar zijn. Een Afrikaan is opgegroeid als de pleegzoon van een officier. De pleegvader staat aan het hoofd van een gevangenenkamp. Daags voordat daar twee onschuldigen zullen worden omgebracht laat hij hen ontsnappen en ver- | |
[pagina 355]
| |
bergt hij zichzelf. De pleegzoon wordt opgepakt, gemarteld in de hoop dat hij vertelt waar de vader zich ophoudt. Hij wordt tenslotte door een vriend van de vader uit de gevangenis gehaald, hij krijgt het paspoort van diens zoon mee en wordt op het vliegtuig gezet naar Nederland. In het in het Frans gestelde vluchtverhaal staat geen enkele contradictie. In de door de tolk, op basis van het vluchtrelaas, ingevulde formulieren staan wel de nodige fouten: data worden verwisseld, ouders en pleegouders worden door elkaar gehaald. Niemand valt daarover. Maar de jongeman wordt wel uitgewezen omdat hij niets te duchten zou hebben. Hij was maar een pleegzoon en zelf niet politiek actief. | |
NoodoplossingenEen kat in het nauw kan rare sprongen maken. Er worden niet alleen ziekenfondskaarten geleend of gekocht. Men kan zich ook een nieuwe identiteit aanschaffen dankzij een vals paspoort. Er worden ook paspoorten gehuurd van landgenoten die legaal in Nederland verblijven of in een ander EEG-land. Een andere noodsprong is het zogenaamde ‘charterhuwelijk’. Tot voor kort was een huwelijk met een Nederlander voldoende om aan de Nederlandse nationaliteit te komen. Allerlei mensen boden zich aan om tegen betaling vreemdelingen te ‘huwen’. Direct daarna scheidde men dan, zodat de handel opnieuw kon beginnen. Tegenwoordig duurt het drie jaar voor men aan het gehuwd zijn met een Nederlander blijvende rechten kan ontlenen. Ook nu bestaat er echter nog een levendige handel in deze charterhuwelijken. Vaak gaan illegale vreemdelingen een relatie aan waar ze het in hart niet mee eens zijn en waarvoor ze zich schamen. Zeer gevreesd is de zogenaamde ‘afhankelijkheidsrelatie’. Wie zijn of haar verblijfstitel enkel en alleen ontleent aan het partner-zijn van een ander kan al snel worden uitgebuit of zelfs gechanteerd. Alle ‘papieren oplossingen’ bieden slechts tijdelijke uitkomst. Er komt een moment dat het op de gevolgde weg niet langer gaat. De zekerheid dat zo'n moment gaat komen maakt het leven extra ingewikkeld. | |
De rol van de kerkenEen van de best bewaarde geheimen van katholiek Amsterdam is de bloei van de ‘etnische parochies’. Tussen 1970 en 1985 nam het aantal inwoners van Amsterdam af van 820.000 tot 679.000. Het aantal katholieken daalde van 208.000 tot 159.000. In die periode nam de kerkgang ook sterk af: van | |
[pagina 356]
| |
44.000 per weekeinde tot 12.000. Het is niet verwonderlijk dat het dekenaat Amsterdam op basis van die gegevens besloot om ruim een derde van de bestaande kerkgebouwen af te stoten. Een aantal parochies haalt per zondag nog geen honderd kerkgangersGa naar voetnoot5. Het ‘wordt allemaal minder’ heet het dan. Tegelijk is er iets wat alsmaar meer wordt. Elke zondag zijn er diensten van de Spaanssprekende, Franssprekende, Engelssprekende, Portugese, Italiaanse en Surinaamse parochie. Eenmaal of enkele malen per maand zijn er diensten in het Hongaars, Pools, Kroatisch, Antilliaans, Japans, Indonesisch, Koreaans en binnenkort ook in het Chinees. De West-Afrikanen hebben hun eigen pastoraal centrum, de Portugezen hebben in 1989, tot verbazing van het bisdom, een eigen kerk gekocht. De Kopten en Armeniërs bezitten al lang een eigen kerk. Veel illegale migranten hebben de weg gevonden naar sommige van deze parochies. In de kerk vraagt niemand of ze legaal zijn. De keuze van de kerk hangt soms af van de mate waarin men zich welkom voelt. Een groep Chilenen gaat naar een gereformeerde kerk, omdat dit de eerste kerkgemeenschap was die zich hun lot aantrok. Een groep Tamils ging jarenlang (de meeste Tamils zijn weer uit Nederland vertrokken) naar de Nicolaaskerk tegenover het Centraal Station, de eerste kerk waar ze zich welkom voelden. Onder de (nog) niet erkende vluchtelingen zijn een aantal priesters. Sommige groepen, voor wie geen pastorale voorzieningen bestaan, organiseren zelf iets. De kerken in Nederland nemen steeds duidelijker stelling tegen het overheidsbeleid ten aanzien van illegale vreemdelingen en asielzoekers. Kerkgebouwen en huizen van religieuze gemeenschappen worden soms gebruikt om mensen te laten onderduiken. Sommige christelijke politici vinden deze ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ naief. Hoe dan ook, het zijn vooral kerkelijke instanties die proberen aan oplossingen te werken. | |
Het uitblijven van een echte oplossingIn 1975 kregen illegaal in Nederland verblijvende migranten de gelegenheid legaal te worden wanneer ze een werkgeversverklaring konden overleggen. Van deze gelegenheid maakten 18.000 mensen gebruik. Ook nu zou een dergelijke regeling voor een gedeelte van de illegale immigranten uitkomst bieden. Het zou ook een oplossing zijn voor heel wat werkgevers, want in sommige sectoren zijn deze mensen hard nodig. | |
[pagina 357]
| |
Er is ook een groep illegale migranten die best terug kan naar het land van herkomst en dit ook wel zou willen, maar eenvoudig niet over de middelen beschikt. Een ticket is vaak al voldoende. In de praktijk komt zo'n ticket dan van kerkelijke of andere caritatieve instellingen. Er is echter ook een groep die geen alternatief heeft: familieleden van legaal in Nederland wonende migranten en die van hen afhankelijk zijn, en uitgeprocedeerde vluchtelingen die echt niet terug kunnen naar hun land. Stilzwijgend wordt dat ook toegegeven want er wordt vaak zelfs geen poging gedaan ze het land uit te zetten. Instanties als de Raad van Kerken, Amnesty International, de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland hebben voorstellen gedaan om te werken aan structurele oplossingen. De overheid gaat daar niet op in. Men is bang dat een soepel beleid aanzuigend zou werkenGa naar voetnoot6. Nederland staat daarin niet alleen. Terwijl het Europese parlement in meerderheid achter een soepel toelatingsbeleid staat, werken sommige regeringen aan een zeer strak beleid. Men is bang dat bij het wegvallen van de Europese binnengrenzen het probleem van de ongewenste immigratie onhanteerbaar zou worden. In officiële documenten wordt steeds vaker gesteld dat de ‘kwaliteit van de asielzoeker’ daalt. Het woordgebruik is ook tekenend: in sommige documenten noemt men vluchten naar een gebied buiten de eigen regio ‘irreguliere verplaatsing’. Het lijkt er veel op dat er bewust voor gekozen wordt de zaak niet op te lossen. Daarmee worden duizenden mensen gebruikt als buffer. De moeilijke situatie waarin ze verkeren moet fungeren als afschrikkingsmechanisme. Duizenden mensen moeten blijvend worden onderhouden door caritatieve instellingen, familie of vrienden of ze worden gedwongen op een illegale manier aan de kost te komen. Je kunt dat moeilijk een menswaardig bestaan noemen. Daarmee ontstaat de absurde situatie dat men mensen elders in de wereld asiel aanbiedt omdat ze het slachtoffer zijn van rechteloosheid, terwijl men in eigen land een andere groep veroordeelt tot een ondraaglijk en uitzichtloos bestaan. |
|