Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |
Nicaragua: een revolutie in crisis
| |
... en de nachtmerrieMaar wie, met deze wetenschap in het achterhoofd, Nicaragua iets beter leert kennen, kan niet anders dan perplex staan over de totale sociale en economische catastrofe die het land tien jaar na de Sandinistische machtsovername overkomt. Vorig jaar bereikte de inflatie in Nicaragua een recordpeil van 34.000% (sic), of 62% per maand, terwijl de totale produktie verminderde met 8%. Het bruto-nationaal produkt per hoofd van de bevolking bedroeg in 1988 nog slechts de helft van het pre-revolutionaire ni- | |
[pagina 293]
| |
veau; de private consumptie zakte zelfs tot 29% van het vroegere peil. Daarbovenop werd 1989 een jaar met nogmaals een scherpe economische recessie. Het gemiddelde reële loon is minder dan één tiende van het loon in 1981 en dekt zelfs de allernoodzakelijkste levensmiddelen niet. De export haalde amper 223 miljoen dollar, terwijl voor 800 miljoen dollar werd geïmporteerd. De buitenlandse schuld van Nicaragua is opgelopen tot 7.000 miljoen dollar en kan op geen enkele manier worden terugbetaald. | |
Oorlog en economische crisisOntegensprekelijk wordt deze macabere toestand voor een groot deel verklaard door de oorlogsinspanningen die het land moest leveren voor de verdediging van zijn soevereiniteit en door de vernielingen die werden aangericht door de contra-rebellen, door de ontoegankelijkheid van grote gebieden als gevolg van de oorlog en niet in het minst door de boycot van zowel de kredietverlening van multilaterale instellingen als de bilaterale handel door de Verenigde Staten. Toch kom je als econoom ook sterk onder de indruk van de contradicties en de irrationaliteit van het economisch beleid dat na 1979 werd gevoerd. Dan sta je voor de vraag in welke mate de huidige malaise te wijten is aan de oorlog en de boycot of aan dat twijfelachtige beleid. Het politiek propagandistisch discours weet daar wel raad mee. Voor de vrienden van Nicaragua is alles te wijten aan de interventie van de VSGa naar voetnoot1, voor de tegenstanders aan het falende Sandinistische beleid. Maar zo simpel is het niet. Bij nadere analyse is het onderscheid tussen ‘oorlog’ en ‘eigen ontwikkelingsbeleid’ als doorslaggevende oorzaak van de crisis niet vol te houden. Om te beginnen is het economisch beleid, zoals de Sandinisten niet nalaten te beklemtonen, inderdaad sterk beperkt door de strategische noodwendigheden van de nationale defensie en de financieel-economische implicaties daarvan. Maar de oorlog en het geweld zijn niet alleen het gevolg van de externe agressie. Ze zijn inherent aan de sociaal-culturele ontwrichting veroorzaakt door het vaak contradictorisch optreden van het staatsapparaat met zijn wisselende opvattingen omtrent modernisering van vooral de rurale samenleving. Het relatieve succes van de ‘low intensity war’ met zijn oorlogsvoering door ‘gemandateerden’ (de contras) is ook te wijten aan de (onbedoeld) nefaste gevolgen van het originele Sandinistische ont- | |
[pagina 294]
| |
wikkelingsbeleid in het rurale gebied van de ‘frontera agricola’Ga naar voetnoot2. Van haar kant is de overwinning op de contra waarschijnlijk ook meer te danken aan een bijsturing van dat beleid dan aan louter militaire inspanningenGa naar voetnoot3. Ontwikkelingsbeleid is een belangrijke dimensie van de nationale verdediging en moet dus binnen de grenzen van deze defensie worden beoordeeld. | |
Het failliet van een ‘socialistisch’ modelDe traditionele ‘socialistische’ ontwikkelingsideologie en -praktijk worden gekenmerkt door een sterk geloof in de mogelijkheid van een snelle vooruitgang. Na de machtsovername en de daaropvolgende herdefiniëring van de banden met de uitbuitende wereldmarktstructuren moest er een binnenweg naar ontwikkeling mogelijk zijn. Eén van de ingrepen om dit te bereiken was de vervanging van de irrationaliteit en onrechtvaardigheid van de vrije markt door een bewuste sturing van het economisch proces, afgestemd op de directe sociale en economische ontwikkelingsdoelstellingen. In de praktijk leiden deze ideeën meestal tot een ontwikkelingsstrategie met zeer grote investeringen in die sectoren van de economie (staatsbedrijven en eventueel produktiecoöperaties) die met het meestal gebrekkige planningsapparaat gecontroleerd kunnen worden. Vandaag kan in de hele wereld en ook in Nicaragua het failliet van deze strategie worden vastgesteld. | |
Ongecoördineerd ad hoc beleidOp het technisch-economisch vlak zijn er een aantal kapitale fouten gemaakt die te verklaren zijn door de overdeterminering van het economische beleid door politieke en ideologische factoren en een zeer gebrekkige kennis van wat er in de economie werkelijk gebeurde. Het resultaat was een voluntaristisch en totaal ongecoördineerd economisch beleid op ad hoc basis waarvan de nagestreefde doelstellingen dikwijls te niet werden gedaan door andere meer fundamentele mechanismen die men uit het oog verloor. Het lot van de staatsbedrijven is hiervan een flagrant voorbeeld. Die bedrijven vertegenwoordigen 20% van de landbouwproduktie en een substantieel | |
[pagina 295]
| |
aandeel in de agro-industriële sector. In de post-revolutionaire ontwikkelingsstrategie veronderstelde men dat ze de centrale as van de nieuwe, snelle economische expansie zouden worden. De staatssector, opgebouwd uit de vroegere Somozistische agro-exportbedrijven, zou zorgen voor grote deviezenopbrengsten, snelle kapitaals-accumulatie in handen van de overheid en de coördinatie en groei van het binnenlands voedselsysteem. Rond 1985 werd echter het virtueel failliet van bijna alle staatsbedrijven vastgesteld. De enorme financiële verliezen brachten de financiële stabiliteit van het land aan het wankelen en waren samen met de grote defensie-uitgaven de belangrijkste oorzaak van de (hyper)inflatie. Het banksysteem diende door middel van geldcreatie tekorten bij te passen ten belope van 5 tot 17% van het totale bruto nationaal produkt! Het failliet hing rechtstreeks samen met een totaal contradictorisch prijzenbeleid dat de gezonde expansie van de staatssector al bij voorbaat onmogelijk maakte. Om te beginnen werd de nominale, officiële wisselkoers om politieke redenen stabiel gehouden. Gezien de hoge inflatie kwam dat neer op een permanente revaluatie die uitmondde in een overwaardering van enkele duizenden percenten. De prijzen van de exportprodukten werden echter vastgesteld aan de hand van deze officiële koers. Het gevolg: veel te lage prijzen voor de exportprodukten en dus grote verliezen voor de staatsbedrijven die in het nationale belang terecht verplicht werden vooral voor de export te produceren. De binnenlandse prijzen werden vastgesteld met het oog op de bescherming van de (stedelijke) consument en zonder veel rekening te houden met de werkelijke produktiekosten. De lonen werden wettelijk zo laag gehouden dat de staatsbedrijven amper nog voldoende arbeidskrachten konden vinden en de arbeidsproduktiviteit tot een onaanvaardbare diepte wegzakteGa naar voetnoot4. Met deze officiële prijzenstructuur en de verplichting binnen de wettelijke normen te blijven konden de staatsbedrijven onmogelijk financieel verlies vermijden. De vele oproepen tot meer efficiëntie en minder bureaucratie | |
[pagina 296]
| |
waren even zovele slagen in het water omdat zelfs het meest efficiënte bedrijf toch nog grote verliezen moest maken. Om de hele strategisch geachte staatssector van de financiële ondergang te redden, diende de krediet- en subsidiekraan dan ook permanent open te staan. De chaos in de prijzenstructuur had als meest nefaste gevolg het totale gebrek aan betrouwbare economische signalen om de activiteiten en de grote investeringen in de zwalpende staatssector te sturen. Bovendien leidde de zachte budgetbeperking tot een onvermijdelijke slordigheid in de aanwending van uitermate schaarse geïmporteerde inputs en kapitaalmiddelen. | |
ChiltepeIn termen van de huidige vrije marktprijzen is de economische rendabiliteit van de nieuwe gemoderniseerde staatsbedrijven dan ook zeer dubieus. Als we de vergelijking maken met mogelijk alternatieve aanwendingen van de investeringsmiddelen wordt de eindbalans nog somberderGa naar voetnoot5. Een representatief voorbeeld van een post-revolutionair investeringsproject is het staatszuivelbedrijf Chiltepe. Chiltepe is een grootschalig, kapitaalintensief melkveebedrijf op 15 km van de hoofdstad. In de afgelopen jaren werd er ongeveer 25 miljoen dollar in geïnvesteerd. 3.000 Holstein kalveren, 56 automatische melkinstallaties, 8 irrigatiesystemen en 60 tractoren werden er voor ingevoerd. Het project wordt gesponsord door Canadees ontwikkelingsgeld, een zachte lening van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank en het Wereldvoedselprogramma. Dit laatste levert Nicaragua gratis grote hoeveelheden melkpoeder, waarvan de opbrengst dient als financieringsbron voor Chiltepe. Ondanks de normale vertragingen bij de uitvoering van het project is Chiltepe, technisch gezien, een relatief succes en zonder twijfel één van de betere projecten. Chiltepe wordt dan ook vaak als voorbeeld gesteld om te laten zien ‘dat we toch in staat zijn om iets op te bouwen dat echt werkt’. Om het Chiltepeproject te evalueren moeten we het uiteraard in de context van de hele Nicaraguaanse melksecto bekijken. In Nicaragua zijn er drie grote melkgebieden. In het binnenland zijn er het noordelijke bekken van Matagalpa-Rio Blanco, waar het ophaalnetwerk van de Nestlé-melkpoeder- | |
[pagina 297]
| |
fabriek PROLACSA functioneert, en het zuidelijke bekken van Boaco-Chontales, dat vooral voor de hoofdstad Managua produceert. Daarnaast is er nog de zone ten noorden van Managua, die ook aan de hoofdstad levert en waar de produktie vóór de revolutie in verval raakte door de concurrentie van het dunbevolkte Boaco-Chontales. PROLACSA produceerde bijna uitsluitend voor de export. Na de revolutie ontstond er, door de zeer lage melkprijs, echter een permanent tekort aan melk op de binnenlandse markt, al werd het PROLACSA melkpoeder nu volledig intern afgezet. Om dit tekort te kunnen verhelpen werd het Chiltepeprojekt opgezet. In de tussentijd zou een beroep worden gedaan op gratis melkpoeder uit het Wereldvoedselprogramma, met de opbrengst ervan zou de nationale capaciteit worden opgevoerd. Het tekort aan melk voor de binnenlandse vraag was echter niet alleen te wijten aan een te lage produktiecapaciteit, maar vooral aan de extreem lage prijs. Het aanbod van de traditionele melkgebieden verminderde daardoor sterk en de melksector geraakte er in crisis. Anderzijds werd de binnenlandse vraag uiteraard sterk gestimuleerd. Na de economische hervormingen van vorig jaarGa naar voetnoot6 is de toestand echter grondig veranderd en is er zelfs een overaanbod op de binnenlandse markt ontstaanGa naar voetnoot7. De oplossing voor dit probleem bestaat erin opnieuw aansluiting te zoeken bij de tendens van voor de revolutie. De binnenlandse vraag kan, ondanks de moderniteit van Chiltepe, het best en het goedkoopst worden voldaan vanuit de streek van Boaco-Chontales. PROLACSA, in Matagalpa, zou opnieuw moeten kunnen exporteren. De realiteit is echter dat 75% van alle opgehaalde melk afkomstig is van Chiltepe. In Boaco-Chontales wordt bijna geen melk opgehaald en de producenten moeten er al hun melk tot kaas verwerken of weggooien. Terzelfdertijd blokkeert Chiltepe ook de melkproduktie in Matagalpa-Rio Blanco. PROLACSA kan immers niet exporteren zolang men gratis melkpoeder van het Wereldvoedselprogramma blijft ontvangen. De voluntaristische pogingen om de signalen van de vrije markt uit te schakelen hebben m.a.w. geleid tot de aanwending van schaarse investeringsmiddelen voor een projekt dat de concurrentie met andere, meer traditionele producenten niet aankan. Terzelfdertijd blijft het overeind ten koste van de levensstandaard van de binnenlandse melkproducenten. | |
[pagina 298]
| |
Eerherstel voor de markt als allocatiemechanismeZowel de economische als de sociale gevolgen van dit soort prijzen- en investeringsbeleid, waarvan Chiltepe slechts één voorbeeld is, zijn nefast. De sub-optimale aanwending van de grote investeringen betekent zonder twijfel overleven op een lager economisch peil dan met alternatieve aanwendingen mogelijk was. Bovendien zijn ook de sociaal-politieke gevolgen van de concentratie en de slechte aanwending van middelen in de staatssector niet te onderschatten. Om te beginnen slaagt de staatssector er niet in om rijkdom te produceren, zodat er niets te herverdelen valt naar b.v. de armen in de stad. Bovendien zijn andere (boeren)producenten het slachtoffer van een onrechtvaardige concurrentie en een slechte prijzenstructuur. De hele evolutie van de binnenlandse melkmarkt, eerst met zeer lage prijzen en nu met het monopolie van Chiltepe, is zeker niet helemaal vreemd aan het relatieve succes van de contra-rebellen in de streek van Boaco-Chontales. De poging om de ‘irrationele en onrechtvaardige vrije markt’ te vervangen door een bewust gepland economisch proces heeft dus tot meer irrationaliteit en meer onrechtvaardigheid geleid. Door de complexiteit van het economisch gebeuren, de gebrekkige administratieve capaciteit en de onmogelijkheid om aan de internationale markt te ontsnappen is het waanzin te denken dat bewuste planning het marktmechanisme als allocatiemechanisme kan vervangen en leiden tot een betere ontwikkeling. | |
Het einde van de paternalistische staatOp een fundamenteler niveau betekent dit alles ook het failliet van een paternalistische staat waar de bevolking kon aankloppen om al haar problemen op te lossen en die dicteerde hoe alles diende te verlopen. De grote democratisering na 1979 leidde wel tot een uitbreiding van de sociale groepen die claims legden op de staat, maar niet tot een reële politieke en vooral produktieve participatie van de basis. De Sandinistische staat, met de revolutionaire voorhoede van de negen commandantes, was bekommerd om het lot van alle bevolkingsgroepen, maar concentreerde alle macht bij de staatsbureaucratie en had weinig vertrouwen in lokale politieke en socio-economische structuren. Vooral in de verhouding met de boerensector is dit de bron van vele problemen en gemiste kansen. Zoals we elders reeds steldenGa naar voetnoot8, ontbrak grotendeels een beleid dat de produktiviteit en het initiatief van de boerensector wilde stimuleren. Ook werd er weinig aandacht | |
[pagina 299]
| |
besteed aan de reële democratisering van de lokale boerengemeenschap (de comarca), die nochtans de leefwereld van de helft van de Nicaraguaanse bevolking uitmaakt. Het a-historische, stedelijke uitgangspunt van het Sandinistisch optreden miskende grotendeels het bestaan en de geschiedenis van de lokale boerengemeenschappen. Zo werden b.v. recente landbezettingen op een groot staatsbedrijf in Chinandega afgedaan als Amerikaanse agitatie. Nauwkeuriger analyse wees echter uit dat de gedeelten van het bedrijf die bezet werden precies overeenkwamen met dorpen die door de katoen-expansie onder Somoza van de kaart werden geveegd. Die bezettingen zijn bijna zeker een poging tot recuperatie van grondeigendom door de vorige eigenaars. In het collectieve bewustzijn van de landarme boeren is blijven voortleven dat deze gronden hun toebehoorden. In het algemeen kunnen we stellen dat de technocratische Sandinistische staat slechts zelden aansluiting kon vinden bij dit soort concrete boerenstrijd. Vanuit haar analyse van de agrarische problematiek in termen van de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid, heeft de Sandinistische overheid wel geprobeerd een antwoord te geven op de problematiek van het grondtekort van grote groepen landlozen en semi-proletarische boeren. De herverdeling van de grond aan vooral produktiecoöperaties en het betuttelend optreden van het ministerie van landbouw miskenden echter het recht van de leden op een eigen ‘boerenconceptie’ van hun ontwikkeling. De coöperaties in Masaya b.v. worden, overeenkomstig het produktieplan voor de streek, verplicht tot één enkele teelt. De coöperatieleden zouden, zoals alle kleine boeren, veel liever hun teelten diversifiëren om de risico's en hun geldinkomen te spreidenGa naar voetnoot9. Ook is het de leden van de coöperaties in principe verboden op hun gronden te gaan wonen. Dit werkt immers het individualisme in de hand en bemoeilijkt de toepassing van moderne technologie. De boeren willen echter hun huis wel op hun grond om fruitbomen en groenten te kunnen kweken; zonder permanent toezicht is dit immers onmogelijk. Ook op politiek vlak heeft de betutteling negatieve gevolgen. De herverdeling van de gronden aan de armste groepen in de comarcas betekende ongetwijfeld een grote vooruitgang in de democratisering van de lokale samenleving, waar voorheen enkele rijkere handelaars- en/of boerenfamilies de contacten met de buitenwereld en dus de macht monopoliseerden. Het relatieve isolement van de coöperaties als gevolg van de externe bevoogding- | |
[pagina 300]
| |
privilegiëring maakte het echter moeilijk voor de nieuwe machtsgroepen om aansluiting te vinden bij andere boeren, zodat de democratiseringsbeweging niet kon worden doorgezet. In plaats daarvan ontstond er maar al te dikwijls een polarisatie en tweespalt tussen de Sandimstische bevoordeelden en de vergeten boerenbevolking. Toch is er in de dagdagelijkse politieke strijd tussen de georganiseerde boeren en de staatsbureaucratie een groei naar een betere verstandhouding te bespeuren. In de retoriek van het politieke discours staan de boeren al een tijdje centraal en ook in de praktijk veroveren de boeren grotere autonomie en erkenning. Op vele plaatsen wordt gewerkt aan het doorbreken van het traditionele ‘stad-expert / platteland-onwetende’ schema. Mede onder impuls van de Universidad CampesinaGa naar voetnoot10 en de boerenvakbond UNAG is er in de comarcas van Masaya b.v. een basisdynamiek ontstaan die op termijn kan leiden tot een grondige verandering in de lokale machtsstructuren en de verhouding tussen de comarca en de buitenwereld. Het is een niet te onderschatten verdienste van het Sandimstische bewind dat het dit soort van dynamiek mogelijk maakt. De protagonisten ervan zijn trouwens dikwijls partijmilitanten die ingaan tegen de dominerende partijopvattingen. Onder Somoza en in vele andere landen waren en zijn dit soort activiteiten bij uitstek het doelwit van repressief geweld. Paradoxaal genoeg is het failliet van de Sandimstische staat een nieuwe kans voor dit soort reële democratisering van de Nicaraguaanse samenleving. | |
VerkiezingenNicaragua staat op 25 februari voor uitermate belangrijke verkiezingen. Na die dag begint een nieuwe politieke strijd over de toekomst van het land. Democratisering is daarbij vanuit alle perspectieven het sleutelwoord. De grote vraag zal zijn of de politieke democratisering door middel van partijpolitiek pluralisme en verkiezingen de reële democratisering van de economie en de lokale politieke macht ten goede zal komen. Het is immers niet denkbeeldig dat de oppositie een meer dan behoorlijk resultaat behaalt en dat er na 25 februari op zijn minst een soort van historisch compromis over de wederopbouw van het land zal komen. Ook al omwille van de noodzaak aan vers westers geld om de wederopbouw te kunnen financieren ligt dit compromis zelfs in het (onwaarschijnlijke) geval van een klinkende Sandimstische overwinning voor de hand. Het gevaar voor een nieuwe ‘stede- | |
[pagina 301]
| |
lijke’ alliantie tussen de burgerij, de middenklasse en de (Sandinistische) staatsbureaucratie is dan niet denkbeeldig. De economische chaos zal waarschijnlijk drastisch aangepakt worden en mits voldoende steun uit het buitenland kan er dan ook aan een reële wederopbouw worden gedacht. De cruciale vraag blijft echter wie in die onderneming de voornaamste actoren zullen zijn: de grote staats- en privébedrijven of de volkse sectoren in de stad en op het platteland. De maat waarin reële democratiseringsprocessen op lokaal vlak kunnen worden versterkt zal daarbij belangrijker zijn dan het formele mechanisme van de verkiezingen. Het grote voordeel van deze verkiezingen is dat partijen die zich beroepen op het volk, en meer bepaald het Frente Sandinista, verplicht worden om meer rekening te houden met dat volk. Nu het oorspronkelijke projekt van de paternalistische, moderniserende staat is mislukt, staat de revolutie voor de uitdaging van een reële democratisering van de economische en politieke macht op gedecentraliseerd lokaal vlak. De onmiddellijke toekomst zal uitwijzen of het Frente Sandinista nog voldoende het vertrouwen heeft van de bevolking. In het andere geval is de kans groot dat de draad van het oude ontwikkelingsmodel weer wordt opgenomen en dat er van reële democratisering niet veel in huis komt. |
|