| |
| |
| |
Brazilië (I)
Een etnische, culturele en politieke smeltkroes
Johan Konings
Het gebied dat besloten ligt tussen de evenaar en de 32e graad zuiderbreedte, de Andes en de Atlantische Oceaan, en dat zo groot is als Europa zonder de Sovjetunie, omvat in feite meerdere Braziliës. We kunnen in onze verkenning de weg volgen die de Europeanen doorlopen hebben sinds in 1500 Pedro Alvares Cabral voet aan wal zette op de plaats die de naam kreeg van Porto Seguro, in de huidige staat Bahia. Een eindje noordwaarts zou de eerste hoofdstad van Brazilië gesticht worden: São Salvador da Bahia de Todos os Santos.
| |
Het noordoosten
De eerste kolonisatiefase van Brazilië situeert zich hoofdzakelijk op de kuststrook tussen Bahia en de evenaar: het noordoosten. De Portugezen richten er capitanias op, van waaruit koopwaar uit kust en binnenland naar Europa verscheept wordt: in het begin het roodkleurig brasilhout (brasa = genster), later vooral suikerriet, verbouwd door de uit Afrika geïmporteerde slaven. De autochtone Indianenbevolking liet zich niet gemakkelijk tot slavernij brengen en werd ook beschermd door kerkelijke uitspraken dienaangaande, die ongelukkig genoeg de Afrikanen buiten beschouwing lieten. In deze fase situeert zich de Nederlandse bezetting van Recife en omgeving, waaraan de industriële organisatie van de suikerrietwinning en ook een opvallende soort van halfbloeden te danken zijn.
| |
Het zuidoosten
Onder de capitanias ten zuiden van Bahia is de meest bekende São Sebastião do Rio de Janeiro. De pogingen om in het binnenland goud of tenminste slaven te vinden leiden tot de stichting van een nederzetting in het nabije
| |
| |
bergland: Piratininga, thans São Paulo. Deze nederzetting wordt het uitgangspunt van de veroveringsexpedities der bandeiras, die tenslotte met succes bekroond worden: noordwaarts in het bergland wordt goud gevonden: Minas Gerais, de ‘generale mijnen’. Zuid- en westwaarts stoten de bandeirantes op de onafhankelijke Indianengemeenschappen, door de jezuïeten in ‘reducties’ georganiseerd. In de 18e eeuw zullen ze die definitief vernielen, daarin gesteund door het gekonkelfoes tussen de Portugese kroon en het Vaticaan. De achtergronden van deze episode werden o.m. in de film The Mission in beeld gebracht.
In deze periode ontwikkelt zich een typisch stedelijke en burgerlijke cultuur in Minas Gerais. Op het einde van de 18e eeuw telt de oude hoofdstad Salvador (Bahia) 35.000 inwoners, maar de goudstad Ouro Preto, in Minas, telt er 85.000, merendeels negers en halfbloeden. Op basis van het goud beleeft de Braziliaanse barok er zijn hoogtepunt, in architectuur en muziek, in weelde en amoureuze intriges.
| |
| |
In het begin van de 19e eeuw brengt koning João VI van Portugal, vluchtend voor Napoleon, zijn hof over van Lissabon naar Rio de Janeiro. Na de terugkeer van João VI blijft zijn zoon Pedro I als gouverneur achter. In 1822 roept hij de onafhankelijkheid uit. Brazilië wordt een keizerrijk, en Pedro I zijn eerste keizer. Hij zal slechts één opvolger kennen, Pedro II, wiens dood in 1889 de weg opent voor het uitroepen van de republiek. Tot in de helft van de 19e eeuw blijft het noordoorsten economisch doorwegen. De eerste spoorweg wordt aangelegd in Bahia. Maar de economische structuur van Brazilië is zich onverbiddelijk aan het veranderen. De koffieen katoenplantages van São Paulo, begeleid door moderne industrievestigingen, en in 1888 de afschaffing van de slavernij ten voordele van het Angelsaksisch geïnspireerde loonsysteem betekenen de ondergang van het noordoosten. De grote droogte van die jaren en de uitroeping van de republiek in 1889 doen de rest. Brazilië staat op dat ogenblik onder de economische controle van het Britse imperium.
In de 20e eeuw ontwikkelt zich in het zuidoosten de industriële driehoek São Paulo - Rio - Belo Horizonte. Aan deze ontwikkeling is de naam verbonden van de populistische president Getúlio Vargas, die vanaf 1930 tot aan zijn zelf(?)moord in 1954 het land moderniseert en van grote industrievestigingen voorziet in het perspectief van een nationalistische ontwikkelingspolitiek, tegengesteld aan de Noordamerikaanse invloed. Typische voorbeelden zijn de parastatale staal- en petroleumindustrieën, die tot op de huidige dag voortbestaan.
Volledigheidshalve moeten we hier ook de Italiaanse en Japanse inwijking in São Paulo vermelden, die een beslissende stoot heeft gegeven aan de industriële ontwikkeling in deze streek, rond de jaren twintig van deze eeuw.
| |
Het zuiden
Van de 17e tot de 19e eeuw speelt de extreem zuidelijke provincie van São Pedro do Rio Grande do Sul geen belangrijke rol. Het is een bufferzone om Brazilië tegen de Spaanse buren te beschermen. In de 19e eeuw geraakt de streek sterk onder de invloed van de liberale ideeën van de Franse Revolutie en waagt zelfs een onafhankelijkheidsoorlog, waaraan o.m. de internationale guerrillero Garibaldi deelneemt. Na tien jaar mislukt het experiment.
Ondertussen ontwikkelt de keizer, door huwelijk met het Oostenrijkse hof verbonden, een immigratiepolitiek voor het uiterste zuiden. Boerenfamilies uit Zuid-Duitsland worden ingeplant in de vruchtbare valleien van Rio Grande do Sul en Santa Catarina. Later, in de tijd van de Italiaanse vrij- | |
| |
heidsstrijd (1870), volgen grote groepen Venetiërs en Zuid-Tirolers, die zich op de hellingen vestigen en er de wijngaarden van hun geboorteland reproduceren. Deze nederzettingen van de Duitse en Italiaanse boeren worden colonias genoemd. Later volgen nog de Polen, en na de Russische Revolutie de Oekraïners, in de staat Paraná. Deze bevolkingsgroepen geven aan het uiterste Zuiden een eigen karakter. In tegenstelling met het alomtegenwoordige grootgrondbezit van de Braziliaanse campo organizeren ze hun kleine boerderijen in de vorm van Europese dorpen, met kerk, school en balzaal. Ze brengen ook hun ambachtelijke kennis mee en doen plaatselijke industrieën ontstaan, waarvan er sommige op dit ogenblik tot de grootste van het land behoren. Tijdens de laatste jaren echter hebben de kleine landbouwondernemingen, ondanks het bestaan van coöperatieven, het hard te verduren omwille van de op extensieve monocultuur gerichte financieringspolitiek van de regering.
| |
Het westen en het centrum
Vanaf de jaren dertig van deze eeuw verplaatst de landbouwgrens zich naar het westen. Zowel de grootgrondbezitters uit het zuidoosten (São Paulo) als de colonos van de Europese kolonies uit het uiterste zuiden dringen binnen in het vruchtbare westen van de staat Paraná en in de Mato Grosso. Deze invasie ontwricht de bestaande sociale en economische structuur van dit gebied, schaars bevolkt door Indianen en posseiros, bewoners die wel het feitelijk gebruik van de grond bezitten, maar niet het eigendomsrecht. De beschrijving van de gronden op naam van nieuwe eigenaars, zonder respect voor de posseiros, geeft aanleiding tot talloze grondconflicten. Zwendelpraktijken maken bovendien dat er op sommige plaatsen tweemaal zoveel gronden in de notariële akten beschreven staan als er in werkelijkheid bestaan.
Met de Mato Grosso moet in één adem het centrale hoogplateau van Goiás worden vermeld. Deze streek werd tot voor kort weinig belangrijk geacht. De schaarse, savanna-achtige plantengroei liet geen grote perspectieven vermoeden. Op dit ogenblik echter is de streek op weg om de graan- en sojaschuur van Brazilië te worden. De grondconflicten zijn er van dezelfde aard als in de Mato Grosso.
In het hart van het centrale hoogplateau, op de grens van Minas en Goiás, bouwde president Kubitschek rond 1960 de nieuwe hoofdstad, Brasília. Van de oude hoofdstad, Rio de Janeiro, zei men dat ze met de rug naar Brazilië gekeerd leefde (en met het gezicht naar Frankrijk). Inderdaad, gedurende viereneenhalve eeuw was het koloniale en postkoloniale Brazilië in feite
| |
| |
slechts een netwerk van handelskantorijen en militaire posten op de kuststrook, met ontginningsaders naar het binnenland toe. Kubitschek, de man die in vijf jaar een groei van vijftig jaar wilde verwezenlijken en Brazilië definitief in de richting van een moderne industriestaat deed ontwikkelen, heeft het land een centrum gegeven. Maar hij heeft het ook aan de multinationals uitgeleverd. Het is dan ook niet te verwonderen dat het sobere en monumentale grondplan, dat Lúcio Costa en Oscar Niemeyer voor de nieuwe hoofdstad ontwierpen, thans door de wolkenkrabbers van de internationale banken en transnationale ondernemingen ontsierd is. De klassering door de UNESCO-monumentenzorg, vijfentwintig jaar na de inhuldiging, kwam reeds te laat.
| |
Het noorden
De ‘interiorisatie’ van Brazilië en de verschuiving van de landbouwgrens in noordwestelijke richting zijn verantwoordelijk voor het feit dat het Amazonegebied definitief ontsloten werd. Met kapitaal uit het zuiden en miljoenen uitwijkelingen uit het noordoosten wordt er grootscheepse houtontginning, land- en mijnbouw bedreven. Om de ontsluiting te vergemakkelijken heeft de militaire regering op het eind van de jaren zestig de grote transamazonische wegen aangelegd. Er werden agrovilas opgericht, die echter op dit ogenblik aan malaria en sociale wanorde overgelaten zijn.
Het onverantwoordelijke van de Amazone-ontginning komt thans op dramatische wijze aan het licht. De grond is niet bestand tegen de ontbossing (in 1988 werd er een gebied ongeveer zo groot als de hele Benelux afgebrand). Een voorbeeld van onverantwoordelijkheid is de episode van de Balbina-stuwdam. Deze stuwdam, die de Amazone-hoofdstad en vrijhandelaarszone Manaus van stroom moet voorzien, zet een immens gebied onder water, omdat de rivier weinig verval heeft. Bovendien werd het stuwmeer gevuld zonder eerst ook maar de kostbare houtsoorten eruit te halen. De mogelijke houtopbrengst ging verloren, de ecologische ramp voltrekt zich en de aanwezigheid van het hout in het water brengt de turbines in gevaar. Het Balbina-meer is één grote rottende poel.
Een ander probleem zijn de ontginningen van ertsen en edelstenen, meestal in openluchtmijnen. De goudzoekers dringen binnen in de Indianenreservaten met al de gevolgen van dien, openen kraters in het woud of woelen de rivierbeddingen om, die ze dan nog vervuilen met de primitieve kwikdampmethode om het goud te zuiveren. Het land zelf wint daar weinig aan. Optimistische schattingen vermoeden dat Brazilië ongeveer de helft van het goud controleert. De rest wordt gewoon gesmokkeld. Het ganse Amazo- | |
| |
newoud is overigens één groot smokkelnest. Het is verdeeld over verschillende landen: Brazilië, Suriname, Frans en Brits Guyana, Venezuela, Colombië, Bolivië, Peru... Op grond van deze feiten zou men het plan van de Braziliaanse regering kunnen verdedigen dat erin bestaat een ‘dakgoot’ te bouwen om de grens onder controle te houden, een soort van heirbaan met militaire nederzettingen. Maar de remedie zou wel eens erger kunnen zijn dan de kwaal. Door deze dakgoot worden de woongebieden van de Indianen middendoor gesneden (zoals ook met de transamazonische wegen is gebeurd), en wordt hun contact met de blanken, met hun ziekten en ondeugden, nog intenser. Het zou wel eens kunnen dat die goot de uitbuiting zal vergemakkelijken, in plaats van ze te controleren.
Het Amazonegebied heeft reeds lang van alle kanten waarschuwingskreten uitgelokt. De Braziliaanse openbare opinie en de regering lieten er zich totnogtoe weinig door beïnvloeden. Daarin is nu wel enige kentering aan het komen. De moord op de syndicale leider en ecologist Chico Mendes heeft de wereldopinie geschokt, en Brazilië is zeer om zijn imago bekommerd. De president heeft dan ook inderhaast een Amazone-programma uit de grond gestampt, dat echter niemand overtuigt, o.m. omdat de cijfers van de ontbossing, geleverd door het Nationaal Instituut voor Ruimteonderzoek, niet in overeenstemming zijn met die van andere gespecialiseerde diensten.
| |
Belíndia
Niet alleen geografisch, ook sociaal bestaan er meerdere Braziliës. Er bestaat een woord, ‘Belíndia’, dat suggereert dat er in Brazilië een België en een India bestaan, zijnde India het symbool van de armoede en België dat van de rijkdom... Tussen het rijke en het arme Brazilië bestaat een uitbuitingsverhouding zoals die bestaat tussen het rijke Westen en de Derde Wereld. De rijken van Brazilië behoren in feite tot de Eerste Wereld, studeren in Frankrijk en de Verenigde Staten, gaan met vakantie in Zwitserland, en maken van de gelegenheid gebruik om hun bankrekening aldaar wat bij te werken. Tot deze klasse behoren de industriëlen, bankiers, grootgrondbezitters, hogere militairen, magistraten en politici, die meestal onnoemelijk hoge wedden opstrijken (om niet van de nevenprofijtjes te spreken). Horen er niet bij: de intellectuelen, lagere bedienden en militairen, kleine boeren en middenstanders, enz. Dezen vormen een dunne en steeds armer wordende tussenlaag. Het grote merendeel van de bevolking leeft in armoede of zelfs ellende, met enige geografische variaties: in het geïndustrialiseerde
| |
| |
zuiden en zuidoosten is de algemene toestand beter dan in de andere gebieden, waar hij gewoon hartverscheurend is.
Er is ook nog de colour-bar, de discrete, maar toch voelbare scheiding tussen blank en zwart. Hoewel men meestal zegt dat die met voorgaande scheiding samenvalt (arm/rijk). Als de neger geld heeft is hij blank, zegt men wel eens; men spreekt dan van negers met een blanke ziel... Misschien zou men ook kunnen spreken van een seksenscheiding, in de zin dat beiden seksen in verschillende werelden leven. Een gevolg van het Zuidamerikaanse machisme. Soms heeft men inderdaad die indruk. Een vrouw die in de basisgemeenschap zeer actief is, kun je aan huis niet spreken, omdat daar haar man het woord voert terwijl zij in de keuken verborgen blijft...
Een ander sociologisch ‘buitenland’ in Brazilië is dat van de straat. Miljoenen Braziliaanse minderjarigen hebben niemand die verantwoordelijkheid voor hen opneemt. Velen leven gewoon op straat. Samen met de andere daklozen vormen zij een echte parallelle maatschappij!
| |
Cultureel
Cultureel is Brazilië zeer verscheiden. De eenheid van de taal is natuurlijk indrukwekkend. 8,5 miljoen km2 en 150 miljoen mensen met dezelfde voertaal, het Portugees, is indrukwekkend voor wie aan drie talen voor 30.000 km2 of tien miljoen inwoners gewoon is. Maar deze taalkundige eenheid neemt de culturele verscheidenheid niet weg. Goddank. Integendeel, het Braziliaanse standaardwoordenboek wordt er omvangrijker bij. Naast de Portugese woordenschat omvat het ook duizenden Indiaanse en Afrikaanse termen.
De eerste Braziliaanse cultuur is en blijft de Indiaanse, ook al leven er nog slechts een goede honderdvijftigduizend Indianen in stamverband (van de vijf à zeven miljoen die er waren ten tijde van Cabral) en al beweert de minister van landsverdediging (verantwoordelijk voor de ‘goot’ in het Indianengebied) dat de Indianen geen cultuur hebben. Een adequaat antropologisch onderzoek zou wellicht uitwijzen dat er heel wat meer Indiaanse erfenis in de huidige Braziliaanse bevolking schuilt dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Etnisch schijnen de Indianen van Aziatische herkomst te zijn. Alleszins is het grappig te zien dat de Japanse inwijkelingen af en toe met de Indianen verward worden, en omgekeerd, ongeacht het feit dat de enen pas het steentijdperk aan het verlaten zijn, terwijl de anderen de elektronische industrie leiden. Cultureel gezien hebben de Indianen zeker heel wat van hun spontaneïteit en gemeenschapszin in de Braziliaanse bevolking achtergelaten, en in sommige gebieden ook een opvallende intro- | |
| |
versie, sterk in tegenstelling met het expansieve van de Afrikaans getinte bevolkingsgroepen.
De Portugese cultuur, die sinds 1500 dominant werd, is op zichzelf reeds een complex geval. Zoals Spanje, had Portugal pas zes eeuwen islamcultuur achter de rug toen het zijn wereldcarrière aanvatte. Een vermenging van Gallische, Latijnse, Gotische en Arabisch-Noordafrikaanse trekken, die tot op de huidige dag onderkenbaar zijn, zowel in de fysionomie als in de leefgewoonten. De latifundium-structuur, het toekennen van domeinen aan gepensioneerde militairen, is een praktijk van het Romeinse imperium. Het patriarchaat en de feitelijke polygamie van de mannen lijkt sterk op de islammaatschappij. En het feit dat men ‘als het God belieft’ met een Arabische term uitdrukt, ‘oxalá’, spreekt boekdelen. Terloops merken we nog op dat een flink gedeelte van de Portugese kolonisten ‘nieuwe christenen’ waren, d.w.z. joden die door de inquisitie gedwongen werden zich te laten dopen, en na het ‘afstaan’ van hun bezittingen een nieuw leven opbouwden in de kolonie.
Voor de Europese toeristen echter lijkt Brazilië soms een Afrikaans land te zijn, en daar bestaat er ook wel een zekere reden toe. In de loop van de 17e tot de 19e eeuw werden miljoenen slaven uit Afrika ingevoerd, eerst uit West-Afrika (Senegal, Ghana, enz.), later ook uit Congo en Angola. Vooral de cultureel meer verfijnde Westafrikaanse bevolking beïnvloedde definitief de Braziliaanse cultuur. Niet alleen door hun expansief, spontaan, vrolijk en soepel karakter, maar ook door hun godsdienst, die in de negorijen van de slavenfazenda's clandestien bleef voortbestaan, gecamoufleerd door het gebruik van katholieke heiligen. Het syncretisme of de vermenging van de katholieke met de negereredienst is courant in Brazilië. En de Afrikaanse invloed op dans en muziek is overbekend.
De Indiaanse, Portugese en Afrikaanse wortels zijn niet de enige die de Braziliaanse cultuur bepalen. Reeds in de koloniale periode heeft de aanwezigheid van Fransen en Hollanders een blijvende stempel op Brazilië gedrukt. Over de andere bevolkingsgroepen die zich vanaf de 19e eeuw vooral in Zuid-Brazilië gevestigd hebben, spraken we reeds. Hoewel minder in aantal dan de Portugezen hebben ze toch een zeer grote invloed uitgeoefend, omdat ze een modernere fase van Europa vertegenwoordigden. Tijdens de eerste eeuw van hun aanwezigheid behielden ze zelfs hun eigen taal en onderwijs, maar Getúlio Vargas vond in de Tweede Wereldoorlog een welgekomen aanleiding om het Duits en het Italiaans in het openbare leven te verbieden, wat wel eens tot dodelijke vervolgingen aanleiding heeft gegeven.
| |
| |
Tenslotte moeten we ook de invloeden vermelden die niet via de immigratie van bevolkingsgroepen, maar via economisch en/of cultureel imperialisme Brazilië hebben beïnvloed: de Franse invloed in het begin van de 19e eeuw, de Engelse in de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw; en de Noordamerikaanse invloed, die zich begon op te dringen in de jaren dertig, maar door de nationalistische politiek van Getúlio Vargas binnen de dijken werd gehouden. Vanaf de jaren zestig echter, en in het bijzonder sinds de door de VS geprovoceerde ‘revolutie’ van 1964, neemt deze invloed sterk toe; de ‘ontwikkelingsideologie’, het Peace Corps van president Kennedy, de in samenwerking met de USAID uitgewerkte onderwijshervorming, het commercieel TV-systeem enz. zijn a.h.w. het tastbaar bewijs van deze invloed. Een op specialisatie gericht onderwijs, afhankelijkheid van hoge technische investeringen, in een land met middeleeuwse structuren... De Europeaan die voor het eerst in contact komt met het verstedelijkte Brazilië - en dat omvat 2/3 van de bevolking - krijgt een indruk van amerikanisme. Bij nader toezien echter merkt hij dan wel dat het gelukkig maar een vernis is, net zoals de Engelse en Franse mode van de voorgaande generaties.
Kan men eigenlijk van een Braziliaanse cultuur spreken? Is het niet gewoon een mengelmoes? Ik zou de volgende vergelijking kunnen maken: er bestaan hier twee manieren om alcohol en fruit te vermengen: de likeuren en de ‘shakes’. Bij de likeuren doet zich een langdurig rijpingsproces voor, waardoor de homogeneïteit van de drank het wint op zijn vermengingskarakter; de shake of cocktail daarentegen is ogenblikkelijk: de verschillende smaken zijn nog niet met elkaar geïntegreerd. Ik weet nog altijd niet goed of de Braziliaanse cultuur een likeur of een shake is. Maar bepaalde elementen lijken alleszins reeds diep ingeworteld te zijn in het Braziliaanse volk, met inbegrip van de Midden- en Noordwesteuropese immigranten: de zin voor improvisatie, informele omgangs- en organisatievormen, tropische extroversie (op het eerste gezicht althans), waardering voor het affectieve (meer dan voor het effectieve...), bepaalde vormen in architectuur, muziek, literatuur, enz. Maar de likeur is zeker nog niet ten volle gerijpt.
| |
Knelpunten
Zoals alles in Brazilië, zijn ook de problemen reusachtig groot. De buitenlandse schuld is de grootste ter wereld, hoewel niet per capita. Nochtans is het potentieel van het land zo groot dat er nog steeds krediet wordt verleend, ook al is de rentevoet hoog en het land als hoogriskant investeringsgebied bestempeld. Op dit ogenblik worden de buitenlandse leningen ge- | |
| |
koppeld aan ecologische criteria, bescherming van Amazonië en dergelijke. Sommige landen stellen zelfs voor de schuldenlast gedeeltelijk te ruilen voor de bescherming van 's werelds groene long. Dat heeft al wat polemiek doen rijzen. Het dominante Brazilië voelt zich op zijn zere teen getrapt, en vreest wellicht ook een supranationale supervisie op zijn Amazonepolitiek. De ecologisten worden als landverraders bestempeld. Zgn. serieuze kranten schrijven dat de zuurstofproduktie van Amazonië echt niet zo belangrijk is... Alsof het alleen maar om zuurstof produktie ging! En de regering geeft zich over aan een hoogdravende retoriek van nationale soevereiniteit, alsof die nog niet lang door de multinationals was afgetakeld... Het lijkt er eerder op dat die retoriek andere problemen moet verbergen.
In hoeverre zijn de multi's de grote schuldigen van de Braziliaanse problemen, zoals hier wel eens wordt gezegd? Reeds in de jaren zestig hebben linkse sociologen, zoals F.H. Cardoso, opgemerkt dat de afhankelijkheid t.o.v. het buitenland door de nationale elites wordt gewaarborgd. Zij spelen het spel mee in hun eigen voordeel. Overigens zijn er zgn. nationale Braziliaanse privé-ondernemingen die tot de grootste ter wereld behoren. Geld heeft geen nationaliteit. Het probleem is het ontbreken van politieke instrumenten, zowel op nationaal als internationaal vlak, om de mechanismen van kapitaal en winst in sociaal aanvaardbare banen te dwingen.
Telkens weer stoot men op het probleem van de economische structuren. Die zullen echter niet veranderen als de politieke middelen of zelfs de politieke wil ontbreken. Een voorbeeld is de ‘industrie van de droogte’. Het noordoosten wordt regelmatig door droogten geteisterd, die soms drie of vier jaar aanhouden. Het is niet onmogelijk daar iets tegen te ondernemen. Er is daarvoor zelfs een hele bureaucratie in het leven geroepen. Maar er bestaat geen politieke wil, want bij iedere droogte ontvangen de grootgrondbezitters fondsen om met hun arbeiders werkfronten te organiseren om op hun gronden putten aan te boren en stuwdammen te bouwen. De droogte is dus in feite winstgevend voor die heren, die natuurlijk ook de politieke mandaten bezetten. Terecht zeggen de ietwat fijngevoeligere politici: ‘Het probleem is van politieke aard’.
| |
Verandering?
Het probleem situeert zich dus blijkbaar vooral op het politieke vlak. De politieke macht staat hoofdzakelijk in dienst van kortzichtige particuliere belangen. Om dat te illustreren kunnen we kort de atmosfeer beschrijven die er heerst in het vooruitzicht van de presidentsverkiezingen van deze maand.
| |
| |
Brazilië kent een presidentieel regime. Er is geen eerste minister. De president is staatshoofd en regeringshoofd tegelijkertijd en heeft grote macht t.o.v. de wetgevende kamers (volksvertegenwoordigers en senaat). Als die het niet met zijn plannen eens zijn, kan hij per decreet regeren. Die stand van zaken verklaart dat op dit ogenblik de president eigenlijk geen enkele partij achter zich heeft, doch alleen een paar getrouwe medewerkers, die natuurlijke bepaalde belangengroepen vertegenwoordigen, die zich echter niet als politieke partij aandienen...
De politieke partijen zijn overigens over het algemeen geen partijen die zich rond een politiek ideaal groeperen, maar opportunistische conglomeraten in dienst van bepaalde privé-belangen. De meeste partijen herbergen aldus zeer tegenstrijdige interessen. Slechts de zgn. ideologische partijen, gaande van gematigd links, maken uitzondering op die regel. Uiterst rechtse partijen bestaan er niet, maar er bestaan wel uiterst rechtse groepen, zoals de União Democratica Rural (UDR), die partijen of andere politieke kanalen beïnvloeden. De meeste partijen zijn typische centrumpartijen, structuren ten dienste van wie erin slaagt ze te domineren. Bij iedere machtsverschuiving wemelt het dan ook van overlopers, scheurmakers, enz. Het was interressant te zien hoe sommige personalistische presidentskandidaten een partij moesten zoeken om zich kandidaat te kunnen stellen: een duidelijk bewijs dat de partij een jas is die men aantrekt wanneer hij past.
De keerzijde van dit personalisme, dat zich op alle niveaus van het politieke leven voordoet, is het cliëntelisme - een politieke structuur die reeds in de oude Romeinse republiek bestond. Vermits de politicus aan zijn mandaat geraakt op grond van de persoonlijke steun van een aantal mensen, moet hij die achteraf ook belonen. Hij wordt niet gekozen in het kader van het algemeen belang, maar in het belang van zijn cliënteel, waaraan hij nadien openbare ambten, TV-vergunningen, openbare werken, enz. moet bezorgen. Daarom zijn er natuurlijk veel te veel openbare ambtenaren in Brazilië. Bovendien betaalt de politicus zelf zijn campagne en de sociale assistentie die hij aan zijn kiesvee verleent. Hij moet dus veel verdienen met de politiek (naast het feit dat hij meestal over een groot privé-kapitaal beschikt).
De ideologische partijen willen daarin natuurlijk verandering brengen. De nieuwe grondwet heeft het presidentieel regime voorlopig bevestigd, maar binnen een korte termijn moet dat bekrachtigd of gewijzigd worden. De stemmen ten voordele van een parlementair regime (regeringshoofd verschillend van staatshoofd) worden steeds sterker. Maar de nakende presidentsverkiezingen vinden nog plaats binnen het presidentieel regime.
De grootste partij is de PMDB, gegroeid uit de oppositiebeweging ten tijde van de militaire dictatuur (Partido do Movimento Democrático Brasileiro).
| |
| |
Tijdens de eerste twee bewindsjaren van de uittredende president, José Sarney, was ze diens ruggesteun. Tijdens de grondwetsherziening echter kwam het tot een breuk. De presidentskandidaat van deze partij is de voorvechter van de nieuwe grondwet, Ulysses Guimarães, wiens cijfers in de opiniepeilingen omgekeerd evenredig zijn met zijn (hoge) ouderdom...; zijn kandidaat vice-president, Waldir Pires, doet het beter. Een belangrijke minderheid in de partij, die de president blijft steunen, heeft andere sympathieën... De tweedegrootste partij, de liberalen, hebben weinig te bieden, en de regeringspartij uit de tijd van de militairen, de Partido Democrático Social, komt met een zeer omstreden kandidaat voor de dag, de industrieel Paulo Maluf, die als een gewiekste, maar niet erg scrupuleuze administrator bekend staat en achtereenvolgens de presidentsverkiezingen van 1984, de gouverneursverkiezingen van 1986 en de gemeenteverkiezingen van São Paulo in 1988 heeft verloren.
Gezien dit kader dacht men tot vóór een paar maanden dat het heil zou komen van de linkervleugel. Eerste leider in de opiniepeilingen was de erfgenaam van het populisme van Getúlio Vargas, Leonel Brizola, gewezen gouverneur van Rio Grande do Sul, verbannen door de militairen, teruggekeerd en tot gouverneur verkozen in Rio de Janeiro (Partido Democrático Trabalhista, PDT). Zijn personalisme maakt hem echter onbemind bij de andere linksen.
Nummer twee in de race was de oud-vakbondsleider Luiz Inácio da Silva, Lula, voorzitter van de sterk ideologische Arbeiderspartij (Partido do Trabalhador, PT). Zijn partij boekte een goed resultaat in de gemeenteverkiezingen van 1988: overwinning in drie staatshoofdsteden, waaronder São Paulo (14 miljoen inwoners!) Maar het onvermijdbare slijtageverschijnsel blust stilaan de sympathie van de bevolking. Bovendien is de partij erg verdeeld. En de krampachtige economische toestand doet de kleine middenstander, maar ook de arbeider in een andere richting lonken.
Die andere richting wordt op onvoorziene wijze vertegenwoordigd door Fernando Collor de Mello, de jonge, gestroomlijnde en ogenschijnlijk moedige staatsgouverneur van Alagoas, een kleine staat in het Noordoosten. Hij raakte nationaal bekend door het opschorten van de uitbetaling van de astronomische lonen die de hoge ambtenaren - de ‘maharadja's’, zoals hij ze noemt - zichzelf hadden toegekend. Aanvankelijk zonder programma, en gesteund op twee dwergpartijen, werd hij plots nummer één in de opiniepeilingen, wellicht omdat men hem als een soort redder des vaderlands aanziet, die de corruptie uit Brazilië zal verbannen en aldus alle problemen oplossen. Men heeft natuurlijk nog niet door dat de corruptie de vrucht is van de maatschappijstructuur, en daaraan zal Collor niets ver- | |
| |
anderen... De media geven Collor wellicht meer reliëf dan hij verdient, sommige met de bedoeling hem tot feitelijke kandidaat van centrum-rechts op te peppen, andere met de bedoeling zijn minder geloofwaardige kant aan het licht te brengen. Een en ander maakt dat hij bijna aan de absolute meerderheid geraakt in de opiniepeilingen.
Ernstige politici en analisten geven Collor geen krediet. Anderzijds lijkt een overwinning van de Arbeiderspartij noch mogelijk, noch wenselijk, gezien haar gebrek aan ervaring en het feit dat ze beter in de oppositie blijft. De beste kandidaat zou in feite Mário Covas, oud-burgemeester van São Paulo zijn. Deze is voorzitter van een uit de PMDB afgescheurde linkervleugel, de Partido Social-Democrático Brasileiro, PSDB. Een partij met een realistisch vooruitstrevend programma, maar met het nadeel erg intellectueel te zijn en de massa niet te begeesteren.
Gezien het globale kader, moet men in de nabije toekomst geen ingrijpende verandering in de politieke structuur verwachten.
Maar, hoe dringend het politieke probleem ook weze, er is een andere dimensie die wellicht nog fundamenteler is: de culturele. Het is niet verwonderlijk dat reeds in het begin van de jaren zestig de pedagoog Paulo Freire, de bisschoppen Helder Câmara, Antônio Fragoso e.a., de basisopvoeding als hefboom van de politieke en sociale vernieuwing van Brazilië beschouwden. Belangrijke marxistische sociologen verwerpen heden het mechanisch model dat de cultuur als de loutere bovenbouw van de allesbepalende materiële produktieverhoudingen aanziet. Samen met de objectieve produktieverhoudingen is ook de subjectieve assimilatie van de bestaansvoorwaarden, die we cultuur noemen, een primaire factor van verandering. Bondig gezegd: Brazilië zal niet veranderen indien de Brazilianen niet veranderen. En op dat vlak kan veel gebeuren, ook al is het onderwijs ontredderd en de TV in handen van onscrupuleuze magnaten.
De verandering in Brazilië hangt af van de verandering van het ethos van de bevolking, vooral in de zin van grotere solidariteit en participatie. In die zin zullen we verder spreken over de basisgemeenschappen en andere volksbewegingen waar de kerk een belangrijke rol in speelt. De vorming van gemeenschappen, waar de mensen leren in christelijke geest participatief en solidair samen te leven, is een echte en werkdadige revolutie in de Zuidamerikaanse maatschappijstructuur. Misschien zal men langs die weg een van de fundamentele kwalen van de Braziliaanse maatschappij kunnen bestrijden: de voorkeur voor de individuele boven de sociale oplossingen, hetgeen men hier de jeitinho noemt.
|
|