Streven. Vlaamse editie. Jaargang 57
(1989-1990)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Het Chinees studentenprotest
| |
De politiek-economische achtergrondHet Dertiende Partijcongres (oktober - november 1987) leek een nieuwe start voor de hervormingsgezinden. Zhao Ziyang, secretaris-generaal van de communistische partij, had met succes - maar niet zonder moeite - kunnen beletten dat de afzetting van Hu Yaobang als partijsecretaris in januari 1987 het economisch hervormingsbeleid aantastteGa naar voetnoot1. Om zich ideologisch in te dekken lanceerde hij de leuze dat China zich nog maar in de eerste fase van het socialisme bevond. Deze overgangsfase naar een zuiver | |
[pagina 114]
| |
communisme zou wel honderd jaar duren en rechtvaardigde een socialistische goedereneconomie. Vanaf mei 1988 werden de prijzen van dagelijkse consumptiegoederen en van de voornaamste voedingsprodukten losgelaten. De bedoeling was op enkele jaren tijd ook de prijzen van andere voedingsprodukten en van grondstoffen, met uitzondering van graan, elektriciteit en kolen vrij te maken. Deze prijshervorming, gekoppeld aan andere vernieuwingen zoals de decentralisatie van de controle op wisselverrichtingen, had evenwel een onmiddellijk effect op de index van de levensduurte in de steden. De prijzen in de grote steden stegen in juni 1988 met 18% en in juli met 24%. Men voorzag een stijging van dezelfde index met 50% voor het gehele jaar. Dit vooruitzicht en Dengs uitspraak dat hij eventueel bereid was Zhao Ziyang te ontslaan waren koren op de molen voor de behoudsgezinden. Toen de Chinese partij- en regeringsleiders als naar gewoonte in juli in de badplaats Beidaihe bijeenkwamen verzetten eerste-minister Li Peng en vice-premier Yao Yilin zich tegen Zhao's tien punten-plan. Daarmee wou deze laatste de prijzen vrij laten zweven, een hervorming voor geïndexeerde lonen doorvoeren, het dubbele prijssysteem op termijn afschaffen en de ondernemingen hervormen. De aankondiging dat de leiders de prijszetting loslieten leidde onverwachts tot een week van grote paniek. Het volk haastte zich om geld van de bank te halen en begon te hamsteren. Ook op de wedden stond geen rem meer. Deze evolutie, gepaard met de toenemende criminaliteit en corruptie en met de manipulatie van de prijzen door ambtenaren die toegang hadden tot schaarse goederen, leidde tot een tegenoffensief tegen Zhao's plannen. Zijn rol in het economisch beleid werd sterk beperkt. Li Peng en Yao Yilin gingen het accent verleggen van prijshervorming naar het onder controle brengen van de inflatie door minder investeringen en door het terugschroeven van de kredietverlening. Tegelijk beklemtoonden zij de noodzaak van meer ideologische rechtlijnigheid. Deze opties, die neerkwamen op een afremmen van de economische hervormingen, werden in september door het centraal comité bevestigd. In lijn met zijn economische opvattingen was Zhao tot de overtuiging gekomen dat politieke hervormingen nodig waren. Hij wou de interventiemacht van de regering in de ondernemingen beperken en deze laatsten zelf verantwoordelijkheid geven voor hun beleid. Dit impliceerde grotere mobiliteit en flexibiliteit en tevens de mogelijkheid van bankroet voor de bedrijven. Verder wenste Zhao democratische toezichtsorganen en een stel wetten en reglementen om van de regering een glazen huis te maken. | |
[pagina 115]
| |
Li Peng maakte echter op een nieuwsconferentie (3 april 1989) bekend dat China geenszins de bedoeling had de politieke hervormingen in de Sovjetunie te kopiëren. Overhaaste en overdreven stappen naar democratie leken hem niet aangewezen. Op 20 maart had hij bij de opening van het Nationaal Volkscongres (het Chinese parlement) verklaard dat de economische hervormingen nu tot stilstand waren gekomen. Hij stelde een lange periode van economische austeriteit (om de inflatie te beteugelen) in het vooruitzicht met meer centrale planning. In deze context vindt het overlijden plaats van Hu Yaobang (15 april) dat door de studenten wordt aangegrepen om te betogen voor democratie. Ondanks een verbod blijven de studenten het Tiananmenplein bezetten. Op 4 mei eisen zowat 300.000 betogers (waaronder vele journalisten en arbeiders) ‘democratie’ terwijl Zhao Ziyang verklaart dat rechtmatige eisen van de studenten moeten ingewilligd worden. Om een dialoog met de regering af te dwingen beginnen een aantal studenten op 13 mei aan een hongerstaking voor het oog van de internationale pers die het bezoek van Gorbatsjov kwam verslaan. Men is er getuige van de steun van diverse lagen van de bevolking en van officiële instellingen voor meer dialoog en meer inspraak. Tot tweemaal toe komen meer dan 1 miljoen personen hiervoor op straat in Peking. De actie breidt zich uit tot het gehele land en keert zich tegen Li Peng maar ook tegen de sleutelfiguur Deng Xiaoping. Op 30 mei wordt op het Tiananmenplein een kopie van het Amerikaanse vrijheidsstandbeeld onthuld: ‘Godin van de vrijheid’ en ‘Godin van de democratie’ genoemd. Het tien meter hoge beeld, vervaardigd door leraars en studenten van het Nationaal Instituut voor Schone Kunsten, symboliseert de eisen van de studenten. De afkondiging van de krijgswet - na de verdwijning van Zhao Ziyang - betekent niet meteen het einde: de bevolking richt barricades op en tracht de soldaten te overtuigen geen wapens te gebruiken. Het is slechts een uitstel van het bloedig einde. Nadien zet de repressie genadeloos in. | |
De eisen van de studentenOp 18 april 1989 in de namiddag, nauwelijks drie dagen na het overlijden van Hu Yaobang, formuleerden de studenten reeds een zevental eisen. Die viseerden meer dan politieke figuren. Zelfs een eis tot een herevaluatie van Hu Yaobangs verdiensten en tekorten stuurde in feite aan op een herwaardering van Hu's beleid zelf. Dit blijkt duidelijk uit de dubbele eis om enerzijds de uitgangspunten van democratie en vrijheid te herbevestigen en anderzijds om de juiste aard van de campagnes tegen ‘geestelijke vervuiling’ | |
[pagina 116]
| |
(oktober 1983 - voorjaar 1984) en tegen ‘bourgeois liberalisering’ (januari - mei 1987) bekend te maken. De uitdrukkelijke vraag om recht te doen aan personen die tijdens die campagnes onrechtvaardig werden behandeld, wijst erop dat de studenten een beleid wensten waarin vrije meningsuiting en openheid naar de buitenwereld, hun plaats zouden krijgen. Hu Yaobang was een voorstander van zulke politiek. Reeds na de val van de ‘Bende van Vier’ in 1976 had hij erop toegezien dat talrijke intellectuelen die tijdens de Culturele Revolutie in moeilijkheden waren geraakt, gerehabiliteerd werden. Later zou hij ook verscheidene ‘liberale’ schrijvers en wetenschappers de hand boven het hoofd houden wat mede zijn val veroorzaakte. Strijd tegen de corruptie was een andere, prioritaire eis tijdens de betogingen voor 4 juni. Op 18 april worden de leiders opgeroepen openlijk positie te kiezen tegen geldverduistering en tegen corruptie: ‘dat zij en hun kinderen hun jaarlijkse wedde en andere inkomsten publiek bekend zouden maken’Ga naar voetnoot2. De studenten vragen verder een verhoging van de financiële middelen voor het onderwijs en een betere bezoldiging voor de intellectuelenGa naar voetnoot3. Als erfgenamen van de Vier Mei-studentengeneratie zijn zij zich bewust van de belangrijke rol die de intelligentsia te vervullen heeft bij de modernisering en de democratisering van hun land. Tenslotte worden de intrekking gevraagd van een verordening in verband met betogingen, een antwoord door de bevoegde departementen op de eisen en een snelle, eerlijke berichtgeving over de studentenbeweging in de nieuwsbladen. De hier vermelde zeven eisen werden op 18 april's avonds in ontvangst genomen door drie vertegenwoordigers van het Nationaal Volkscongres die afgevaardigd werden door het partijcomité van de stad Peking. Enkele dagen later zouden studentenvertegenwoordigers van 19 Peking universiteiten en hogere instituten een nieuwe 7-punten petitie opstellen. Die verschilt slechts lichtjes van de vorige. Ter voorbereiding van de afgedwongen dialoog met de regering worden de eisen nog eens geherformuleerd en bekend gemaakt op 1 mei. Heel concreet wordt gevraagd: | |
[pagina 117]
| |
- de rechten van de burgers zoals die in de grondwet vervat zijn te verzekeren; - een perswet te promulgeren en toe te laten dat niet-gouvernementele nieuwsbladen gepubliceerd worden; - de bestraffing van onregelmatigheden begaan in de firma Kanghua waarbij Deng Pufang, zoon van Deng Xiaoping, betrokken was; - de grote beleidsfouten van de regering te onderzoeken en de oorzaak van de inflatie na te gaanGa naar voetnoot4. Deze eisen werden krachtig en bondig verwoord in slogans, op spandoeken of banieren in betogingen in Peking, Shanghai, Tianjin, de provinciehoofdsteden en in andere grote en kleinere steden in het gehele land. Naast de meer algemene slogans zoals ‘Geef ons democratie en vrijheid’, ‘Geen privileges’, ‘Media moeten de waarheid vertellen’, ‘Geef ons mensenrechten’ en ‘Persvrijheid’, waren er ook meer specifieke die opkwamen voor bepaalde bevolkingsgroepen: ‘Verbeter de levensomstandigheden van leraars en professoren’. Sommige borden droegen de naam van hoofdredacteur Qin Benli van het hervormingsgezinde blad Heraut van de wereldeconomie, uit Shanghai. Qin had op 24 april een eerlijke herevaluatie van Hu Yaobang willen publiceren in zijn weekblad maar hij werd uit zijn functie ontslagen. De band met de Vier Mei-beweging van 1919 werd gelegd door opschriften als ‘Lang leve de Vier Mei-geest’ of ‘Hallo Mr. Democratie, hallo Mr. Wetenschap’. Dat de betogers er niet op uit waren om de regering en het regime omver te werpen moge blijken uit slogans als ‘Steun de communistische partij, steun het socialisme’ en zelfs ‘Steun de vier hoofdprincipes’Ga naar voetnoot5. In een verdere fase van de studentenbetoging kwamen nieuwe eisen naar voren. Een eerste betrof het intrekken van het editoriaal in het Volksdagblad van 26 april waarin de studenten als herrieschoppers werden bestempeld. De betogers eisten dat hun actie als een democratische en vaderlandslievende beweging zou worden erkend. Verder wensten de studenten een onmiddellijke dialoog tussen de daartoe verkozen studentenvertegenwoordigers en de regering. Tenslotte werd gevraagd dat Zhao Ziyang of Li Peng de studenten zouden toespreken vanop het Tiananmenplein en niet vanuit Zhongnanhai (het regerings- en partijkwartier) om duidelijk hun medeleven met de studenten te betuigen. Wat de dialoog met de overheid betreft had de ‘Autonome Federatie van de Pekingse Instellingen voor Hoger Onderwijs’ op 2 mei een programma | |
[pagina 118]
| |
en voorwaarden voor dialoog overhandigd aan het centraal comité, aan de regering en aan het Nationaal VolkscongresGa naar voetnoot6. Daarin werd gesteld dat er volledige gelijkheid moest heersen tussen beide partijen. De overheid moest haar hoogste vertegenwoordigers afvaardigen zodat zij zich niet kon verschuilen achter ‘persoonlijke opinies’ maar meteen beslissingen kon treffen. Bovendien werd geëist dat de dialoog volledig zou worden uitgezonden door radio en televisie. Om wettelijk effect te sorteren zouden beide zijden achteraf een verklaring over het resultaat van de dialoog moeten ondertekenen. Tijdens het gesprek dat plaats vindt op 18 mei herhalen de studentenleiders Wang Dan en Wu'er Kaixi die eisen en vragen bovendien de erkenning van de actuele betekenis van de Vier Mei-beweging van 1919. Alleen als aan die voorwaarden werd voldaan zouden de studenten hun hongerstaking beëindigen. Li Peng gaat tijdens de dialoog niet rechtstreeks in op die eisen. Hij stelt dat noch de regering noch het centraal comité ooit beweerd hebben dat het merendeel van de studenten wanorde creëren. Hij looft de studenten zelfs omdat zij door bepaalde problemen aan de orde te stellen de regering hebben geholpen... Gebeurtenissen hebben echter hun eigen logica en evolueren onafhankelijk van de goede intenties van vaderlandslievende studenten, vervolgt de eerste-minister. Er heerst momenteel complete chaos in Peking, ja zelfs anarchie. In centraal China werd een spoorweg van vitaal belang geblokkeerd. Dat alles is volgens Li Peng onaanvaardbaar. De regering voelt zich verplicht het socialistisch systeem te beschermen. Li Peng is het ook oneens met de hongerstakers en hun sympathisanten. Hij roept de studenten op om samen met het Rode Kruis alle hongerstakers, niet alleen de kritieke gevallen, naar ziekenhuizen te brengen. Met dit dringend verzoek eindigt in feite de samenkomst die slechts doorgang vond na lang aandringen. Tot een echte dialoog, tot een discussie ten gronde over de problemen van het land, over de vragen van de bevolking naar inspraak, democratie, mensenrechten en bestrijding van corruptie kwam het niet omdat het regime vasthoudt aan overleg binnen de gemandateerde organen: de communistische partij, het Nationaal Volkscongres, de officiële studentenbonden. | |
Enkele studentenleidersVerscheidene leiders van de studentenbeweging zijn kinderen van hooggeplaatste partijleden en intellectuelen. Sommigen onder hen studeerden in | |
[pagina 119]
| |
het department ‘Geschiedenis van de Chinese communistische partij’ aan de Volksuniversiteit, de enige universiteit waar zulke afdeling bestaat. Volgens Professor Lee Feighon, zeer vertrouwd met deze instelling, waren zij ontzet over de corruptie en de starre bureaucratie en wilden zij de partij hervormenGa naar voetnoot7. De meest bekende leiders zijn ongetwijfeld Wu'er Kaixi, Wang Dan en Chai Ling. Wu'er Kaixi is de zoon van hoge kaderleden: zijn vader is een kaderlid van de provinciale regering van Xinjiang en zijn moeder vertaalster van wetteksten. Wu'er Kaixi (geboren 1968) groeide op in Peking maar bracht zijn vakantie door in het uiterste westen van China (Xinjiang) bij zijn grootouders. In 1988 begon hij zijn studies van onderwijsmanagement aan de universiteit voor leraren in Peking. Hij werd verkozen tot voorzitter van de Autonome Federatie van de Pekingse Instellingen voor Hoger Onderwijs. In die functie was hij samen met Wang Dan één van de voornaamste woordvoerders tijdens het door de televisie uitgezonden gesprek met Li Peng. Zijn zelfzekerheid en ongegeneerd optreden in pyjama (hij kwam rechtstreeks uit het hospitaal waar hij was opgenomen tengevolge van zijn hongerstaking) viel daarbij sterk op. Wu'er Kaixi is een overtuigd activist die door zijn grote leeslust vele nieuwe ideeën had opgedaan en ook daardoor respect afdwong. Zijn doel was een nationale organisatie van burgers naar het model van solidariteit in Polen, om open en direct met de regering te onderhandelen. Op 22 mei wordt Wu'er Kaixi door zijn kameraden als voorzitter weggestemd omdat hij de hongerstakers gevraagd had het Tiananmenplein te verlaten uit vrees voor een interventie van het leger. Op 19 mei was de krijgswet namelijk afgekondigd. Wang Dan is eveneens afkomstig uit een intellectueel midden. Zijn moeder is navorser in het Museum voor Geschiedenis en zijn vader doceert geofysica aan de Peking Universiteit waar Wang Dan vanaf 1987 politieke wetenschappen studeert maar nadien overgaat naar geschiedenis. Aan de universiteit was hij gekend voor het organiseren van discussienamiddagen over politiek. Hij werd dan ook verkozen tot lid van het ‘Autonoom Comité van de Studenten van de Peking Universiteiten’. Wei bestond er enig voorbehoud tegen zijn optreden als leider omdat hij nauw contact zou hebben onderhouden met de dissident Fang Lizhi en diens echtgenote Li Shuxian, lid van het Nationaal Volkscongres. In tegenstelling tot Wu'er Kaixi slaagde Wang Dan er niet in China te ontvluchten. Op 2 juli werd hij gearresteerd. De familiale achtergrond van de studentenleidster Chai Ling, 23 jaar, is niet gekend. Afkomstig uit de provincie Shandong studeerde zij vanaf 1983 psy- | |
[pagina 120]
| |
chologie aan de Peking Universiteit. In 1987 begon zij zich, als post-graduate studente, te specialiseren in kinderpsychologie aan de Lerarenuniversiteit. Gedurende een tijdje was zij de hoofdverantwoordelijke voor de verdediging van het Tiananmenplein en voor de hongerstakingspetitie. Toen haar dit fysisch te veel werd schakelde zij over naar een job van financiële supervisie o.l.v. Wang Dan. Op 13 mei 's avonds begon zij aan haar hongerstaking. Samen met haar echtgenoot Feng Congde bereikte zij Hongkong waar zij het dramatisch verhaal deed van de gebeurtenissen tussen 2 en 4 juni. | |
Organisatie van het studentenprotestIn het vooruitzicht van een grootse herdenking van de Vier Mei-beweging - de 70e verjaardag - hadden de studenten reeds vroeg voorbereidingen getroffen en contacten gelegd tussen de voornaamste universiteiten en instellingen in Peking. Dit was ongetwijfeld een pluspunt toen na het plotse overlijden van Hu Yaobang snel moest worden gehandeld. Vrij vlug institutionaliseerden de studenten van Peking hun bestaande contacten in de ‘Autonome Federatie van de Pekingse Instellingen voor Hoger Onderwijs’. Zij wierpen zich op als de enige geldige gesprekspartner van de autoriteiten die aanvankelijk enkel met de officiële studentenbonden wensten te praten. De federatie werd geleid door een zevental studenten die het niet altijd met elkaar eens waren. Er ontstond nogal wat gemanoeuvreer tussen de studenten om zichzelf op het voorplan te plaatsen en om persoonlijk met collectief behaalde successen uit te pakken. Soms trad het bestuur autocratisch op, op andere momenten gold directe democratie Belangrijke beslissingen werden blijkbaar ter stemming voorgelegd aan een ruime vergadering van 60 tot 90 studenten. Geleerd door vroegere ervaringen - de Pekingse lente (1979) en de studentenbeweging van december 1986 - januari 1987 - stelden de Pekingse studenten zich zeer gematigd op. Zij beoogden geen omverwerping van het regime. In deze houding werden zij gesteund en geadviseerd door jonge professoren met wie zij voordien op de universiteitscampussen over de voorbije twee bewegingen hadden gediscussieerd. Op het Tiananmenplein zorgden studenten in de geneeskunde voor de medische dienst terwijl o.m. kadetten van de zeemachtschool van Dalian de orde handhaafden rond het monument der helden. De studenten installeerden een eenvoudige geluidsinstallatie op het plein en propagandateams per fiets deelden snelschriften uit aan de bevolking om hun actie te verklaren. | |
[pagina 121]
| |
Later zullen zij geholpen worden door motorrijders (de zgn. vliegende tijgers). Vanuit de universiteiten in Peking vertrokken geregeld propagandateams gewapend met allerlei gepolycopieerde blaadjes naar de hogescholen in de provincies om de actie nader te verklaren en om steun te vragen. De respons was groot. Niet alleen protesteerden de collega's in de provinciesteden, ze trokken - zoals tijdens de Culturele Revolutie - massaal naar de hoofdstadGa naar voetnoot8. Dank zij de goodwill en de overrompeling van de treinwachters werd het vaak een gratis rit. Op de campus hielpen de universiteitsverantwoordelijken de studentenorganisatie door oogluikend het gebruik van lokalen en apparatuur voor het drukken en vermenigvuldigen van geschriften toe te laten. Opvallend was het gebruik dat de studenten maakten van de informatie- en communicatiemiddelen. Via telefoon, telefax en geluidscassettes waren zij bestendig in contact met hun collega's in de provincies en in Hongkong. Buitenlandse correspondenten boden hen de gelegenheid hun actie via radio, televisie en de pers wereldwijd toe te lichten. Chinese studenten in de Verenigde Staten maakten eveneens veelvuldig gebruik van faxfaciliteiten om hun collega's in de grote Chinese steden te informeren over de verslaggeving in Amerika. De berichten werden doorgeseind naar Chinese zakenlui en naar grote hotels. Vanuit Shanghai en Peking verliep de communicatie ook in omgekeerde richting. De studentenbeweging profiteerde tevens van de berichtgeving door buitenlandse zenders (vooral de Engelstalige en Chinese uitzendingen van de BBC en de Voice of America) waardoor men in geheel China de gebeurtenissen in Peking kon volgen. | |
De Vier Mei-beweging: vroeger en nuZoals hoger reeds vermeld wilden de studenten de zeventigste verjaardag van de Vier Mei-beweging speciaal in het licht stellen. Op 4 mei 1919 betoogden de studenten van de Peking Universiteit tegen de bepalingen van het Verdrag van Versailles waarbij de westerse landen de provincie Shandong onder Japanse controle stelden. De ‘Vier Mei-beweging’ verwijst echter naar een veel ruimere actie, ruw gesitueerd tussen 1917 en 1921, die Chi- | |
[pagina 122]
| |
na wilde moderniseren door intellectuele en sociale hervormingen. De studentenbeweging en de sociale en politieke activiteiten van jongere intellectuelen namen daarbij een bijzondere plaats in. Zij beschouwden het als hun historische taak China te moderniseren. Daartoe moest de bevolking bevrijd worden van China's feodale traditie: de onderwerping aan de patriarchal autoriteit van de familie, van de overheid en van de staatsbureaucratie. Dit kon door het bevorderen van ‘wetenschap’ en ‘democratie’, de twee grote slogans van ... 1919! Anno 1989 beseffen de studenten dat die historische taak onvoltooid is. Wetenschap en onderwijs worden, zelfs na de Culturele Revolutie (1966-1976), nog steeds onvoldoende bevorderd en democratie vormt een spookbeeld voor de communistische partij. Door enkel economische modernisering toe te laten, zonder grondige verandering in China's sociale en politieke structuur, plaatsen Deng Xiaoping en zijn geestesgenoten zich in het voetspoor van de voorbijgestreefde negentiende eeuwse theoreticus van de modernisering, Fang Guifen: ‘Chinese kennis blijft de basis, westerse kennis is slechts een midde’Ga naar voetnoot9 De waarden en uitgangspunten (persoonlijke verantwoordelijkheid, vrijheid van onderzoek en van publikatie, mensenrechten, politieke democratie) die aan deze ‘middelen’ ten grondslag liggen, poogt men vandaag aan de Chinese grens tegen te houden door ze te bestempelen als ‘decadent’ of ‘liberaal bourgeois’. Echte intellectuele emancipatie vroegen ook de jonge marxisten die tijdens de winter en de lente van 1978-1979 de ‘Muur van de Democratie’ bouwden. Zij wilden echter de beide componenten van de Vier Mei-beweging: wetenschap én democratie. Wei Jinsheng, één der kopstukken van de ‘Pekingse Lente’, argumenteerde vanuit een socialistisch standpunt dat zonder vrijheid, democratie en mensenrechten, de modernisering van het land niet te realiseren wasGa naar voetnoot10. Zodra hij ‘vrijheid van mening’ en ‘democratie als vijfde modernisering’ opeiste greep de overheid in en veroordeelde hem tot 15 jaar gevangenis. In december 1986 ontstond er een nieuwe golf van protest aan de Universiteit voor Wetenschap en Technologie in Hefei (provincie Anhui). De studenten eisten er meer vrijheid om hun eigen kandidaten voor te stellen voor de verkiezingen van het volkscongres. De actie breidde zich uit tot andere universiteiten. Ofschoon ontevredenheid over materiële voorzieningen en over administratieve hervormingsmaatregelen meespeelden waren ‘demo- | |
[pagina 123]
| |
cratie’, ‘vrijheid van pers’ en ‘vrijheid van meningsuiting’ centrale eisen. De afzetting van Hu Yaobang, Guan Weiyan (rector van de Universiteit voor Wetenschap en Technologie in Hefei), Fang Lizhi (vice-rector in dezelfde instelling) evenals het ontslag uit de partij van de kritische journalist Liu Binyan, van de voorzitter van de schrijversvereniging en van andere intellectuelen bevestigen dit. | |
Fang LizhiDe ideeën van Fang Lizhi kunnen ons een inzicht geven in wat er leeft bij intellectuelen, studenten en bij vele burgers. Zij verklaren tevens waarom de studentendemonstraties van het voorjaar zoveel weerklank vonden bij de bevolking. Volgens Fang is de Chinese samenleving geblokkeerd omwille van haar paternalistische traditie, het jarenlange culturele isolement en het politiek regime. Vooruitgang is volgens hem alleen maar mogelijk als mensen onafhankelijk durven en kunnen denken. Die mogelijkheid moet gegarandeerd worden door een democratische politieke structuur. Dit is echter onvoldoende. Ook de mentaliteit van de bevolking moet gedemocratiseerd worden: democratische instellingen die met steunen op een democratische overtuiging bij het volk houden geen stand. De Chinese mentaliteit wordt echter tot nog toe gekenmerkt door ‘ontzag voor autoriteit, conformisme en chauvinisme, in stand gehouden door een dogmatische ideologie en een autocratische politieke structuur’Ga naar voetnoot11. Fang stelt dat in de huidige samenleving niet langer de arbeiders de motor zijn van de ontwikkeling maar wel de technische en wetenschappelijke specialisten. Daarmee ondergraaft hij de rol van de communistische partij, de voorhoede van de arbeiders, en verhoogt hij de status van de vroeger misprezen intellectuelen. Tegelijk wijst hij echter op de sociale verantwoordelijkheid van deze laatsten: zij moeten waarschuwen voor gevaren die de wetenschap kan teweegbrengen zoals nucleaire oorlog, aantasting van het milieu, bewapening, etc. Jonge mensen aan de universiteit moeten daarom opgeleid worden tot ‘kritische, gecultiveerde, politiek bewuste en maatschappelijk bewogen wetenschappers’Ga naar voetnoot12. Fang roept zijn landgenoten op te beseffen dat zij onvervreemdbare mensen- en burgerrechten bezitten en dat de autoriteiten aan hen verantwoor- | |
[pagina 124]
| |
ding moeten afleggen. In plaats van een paternalistische verhouding ijvert hij ervoor de relatie overheid-burger als een contractuele aangelegenheid te beschouwen. Wat het marxisme betreft is hij van mening dat dit, zoals andere theorieën, moet onderworpen worden aan empirische toetsing en theoretische analyse. De invloed van Fangs ideeën is groot: als vooraanstaand wetenschapper verwoordt hij wat reeds lang bij velen leeft. ‘Hij heeft de klachten van diverse groepen in de samenleving herleid tot dezelfde wortel: de structurele problemen in de Chinese politiek en economie, en de last van een paternalistische en autocratische culturele traditie’Ga naar voetnoot13. Tegelijk roept hij de bevolking, in het bijzonder de intelligentsia, op zelfstandig na te denken en verantwoordelijk te handelen ook als zij daardoor in conflict treedt met de overheid. Fangs standpunten en het vrijer intellectueel klimaat van de laatste jaren hebben velen doen nadenken over de verdere evolutie van de samenleving. Sommigen zien een oplossing in een nieuwe vorm van autoritarisme (een sterke leider die uitsluitend economische vrijheid verleent aan zijn onderdanen); anderen wensen een echte democratische staatsordening waar de autoriteiten verantwoording moeten afleggen aan de burgers. Vertegenwoordiger van deze laatste denkrichting is de politoloog Yan Jiaqi die de studentenbeweging overtuigd steunde en nadien China kon ontvluchten. Ook hij plaatst zich in de traditie van de Vier Mei-beweging: ‘... nooit zullen wij het streven naar democratie opgeven waarvoor studenten als pioniers hun leven en bloed gaven, ... nooit zullen wij de vernederingen van het verleden opnieuw toelaten, ... nooit zullen wij ons onderwerpen aan een dictatuur en nooit zullen wij trouw beloven aan de laatste keizers van het China van de tachtiger jaren’Ga naar voetnoot14. Wat meer specifiek de intellectuelen betreft: die hebben zich traditioneel altijd individualistisch opgesteld. Maar nu leek er een kentering op te treden o.m. onder invloed van Fang Lizhi, Liu Binyan en de wetenschappers Yan Jiaqi en Xu LiangyingGa naar voetnoot15. Reeds in maart 1989 publiceerde een groep van 42 intellectuelen een open brief aan de leiders van de communistische partij waarin zij de negatieve ontwikkelingen in de samenleving in het licht stelden en oplossingen voorstelden die overeenkwamen met de eisen van de studenten. Tijdens de betogingen stapten de intellectuelen mee op (in groot aantal | |
[pagina 125]
| |
op 23 mei); de rectoren van de Peking Universiteiten en de Chinese Federatie van Literaire en Artistieke Kringen vroegen de overheid - via open brieven - om een directe dialoog aan te gaan met de studenten. Het besef van sociale verantwoordelijkheid heeft zich bij de intellectuelen onder invloed van de denkbeelden van Yan Jiaqi, voormalig directeur van het Instituut voor Politieke Wetenschappen (Academie der Sociale Wetenschappen), enigszins gewijzigd. Waar voordien de intellectuelen zich als de enige beoordelaars - weliswaar zonder veel macht - beschouwden, pleit Yan ervoor deze taak toe te kennen aan de gemeenschap in haar geheel. Via de verkiezingen van afgevaardigden voor de volkscongressen zou men invloed kunnen uitoefenen en zou men verantwoording kunnen afdwingen van de bestuurders. Via wetgeving zou men ook de uitoefening van grondwettelijke vrijheden beter garanderen. Deze middelen kunnen echter slechts op middellange termijn worden aangewend: niet alleen moet men volgens de ideeën van Fang Lizhi wachten op het ontstaan van een middenklasse (door een alliantie van industrieel geïnteresseerde intellectuelen met succesvolle ondernemingsleiders), bovenal moet eerst de traditionele Chinese politieke cultuur veranderen. In die politieke cultuur is er momenteel geen plaats voor politieke mededingers naast de gevestigde macht; wie zich toch als zodanig opstelt wordt als verrader bestempeld en geëlimineerd. | |
NabeschouwingenDe grote steun en sympathie die de studenten bij hun protest ondervonden wijzen op een smeulende ontevredenheid in vele lagen van de bevolking en op een groeiende kloof tussen het regime en de burgers. De samenleving is in China sinds 1949 sterk veranderd, de manier van regeren is echter dezelfde geblevenGa naar voetnoot16. De Culturele Revolutie heeft velen mondig gemaakt, maar nergens zijn er, naast de communistische partij, intermediaire instellingen mogen of kunnen ontstaan waar nieuwe ideeën vrij konden gedijen. Journalisten willen echter het recht op informatie verzekeren, arbeiders willen de aantasting van de koopkracht indijken en ambtenaren wensen een meer consequente, minder door partijmensen doorkruiste uitvoering van beleidsmaatregelen. Onderzoekers willen zonder ideologische beperkingen hun werk verrichten, kleine handelaars en ondernemingsleiders verkiezen marktwetten te volgen in plaats van partijleiders terwille te zijn met extra- | |
[pagina 126]
| |
belastingen en giften en intellectuele vragen om erkenning van hun wetenschappelijk werk en om verbetering van hun leef- en werksituatie. De stedeling vraagt om woongelegenheid, om een goede school voor zijn kinderen en de boer vraagt om zijn rechtmatig deel van de meststoffen zonder steekpenningen te moeten toeschuiven. Wat al deze groepen bovenal dwars zit is dat er boven hun hoofd wordt beslist. Echte inspraak bestaat niet: de politieke modernisering heeft men sinds 1979 doelbewust over het hoofd gezien. Men heeft het aggiornamento beperkt tot de economische sfeer. Qua perestrojka ging China de Sowjetunie vooraf, qua glasnost hinkt het ver achterop. De ontwikkelingen in Oost-Europa, in het bijzonder in Polen en de Sovjetunie en de politieke situatie in Birma, de Filippijnen en Zuid-Korea, waren ongetwijfeld belangrijke stimuli voor het studentenprotest. De ‘Chinese Alliantie voor Democratie’ en de ‘Chinese Democratische Partij’ (beide opererend vanuit het buitenland) hebben wellicht samen met sympathisanten uit Hongkong gepoogd de gebeurtenissen te beïnvloeden. Men mag ook aannemen dat Taiwan-agenten en de CIA actief waren. Stellen dat de hele actie het gevolg was van ‘inmenging van buitenaf’ houdt echter geen steek en miskent de overwegend binnenlandse factoren. Bij deze laatsten horen ook steun vanuit hoge partijkringen rond Zhao Ziyang en vanwege de liberale ‘think tanks’ die hem steunden. Het studentenprotest was - ondanks zijn omvang - als sociaal gebeuren te beperkt en te weinig gestructureerd om veranderingen af te dwingen. Het feit stem te verlenen aan de algemene malaise bij de bevolking, volstond niet. Weliswaar steunden de stedelingen openlijk en voor de eerste keer massaal dit protest. Journalisten van de geschreven en gesproken pers, arbeiders van het gigantische Pekingse staalbedrijf, ambtenaren van diverse ministeries en overheidsinstellingen, privé-ondernemers en vertegenwoordigers van kleine politieke partijen en van diverse religieuze gezindten: zij kwamen allemaal de straat op. Een officiële organisatie zoals de vakbond schonk zelfs geld, andere organiseerden geldinzamelingen. Het platteland evenwel waar 75% van de Chinese bevolking woont reageerde (nog) niet. Wat vooral ontbrak was een duidelijk alternatief politiek platform, gedragen door voldoende talrijke, invloedrijke segmenten van de samenleving, om een doorbraak te realiseren. Noch met de arbeiders, noch met de politiek bewuste intellectuelen en kunstenaars, noch met de zojuist vernoemde groepen bestond er systematisch overleg om een coherente strategic te ontwerpen. De evolutie in de komende maanden is moeilijk te voorspellen. De repressie zal vermoedelijk afnemen maar de ideologische verstrakking zal allicht | |
[pagina 127]
| |
voortduren. Op economisch vlak voorziet men door de vermindering van de import en van de investeringen een daling van de inflatie. Nieuwe initiatieven zoals een hervorming van de ondernemingen (vermindering van werknemers, rendabiliteitsverhoging) en een hervorming van het dubbele prijzensysteem lijken uitgesloten. De problemen die daaruit voortvloeien blijven onopgelost o.m. de enorme subsidiëring van de voedselprodukten voor de stadsbewoners. Kan het regime daarmee de stedelingen paaien en hen hun eisen voor meer inspraak en minder corruptie doen vergeten? Hoe zal de bevolking op het platteland reageren waar de economische tegenstellingen vaak groot zijn en de boeren niet meer volledig in geld uitbetaald worden voor hun leveringen aan de staat? Een voldoende graanproduktie komt hierdoor in gevaar. De eisen van de studenten en van de bevolking legden duidelijk het legitimiteitsprobleem van de partij en de regering bloot. Velen geloven niet meer in het Marx-Lenin-Mao Zedongdenken. Zij zien de partij als een broedbed van privileges en corruptie en verwijten de regering haar incompetentie. Het lijkt een onmogelijke opgave het politieke vertrouwen te herstellen: zowel materiële vooruitgang als nieuwe politieke waarden zullen daartoe nodig zijn. |
|