Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 926]
| |
Non-conformisme in Beieren:
| |
[pagina 927]
| |
chronologie van het dagboekgenre aan zijn laars lapt en resoluut voor de wanorde kiest. | |
RomantoneelDas falsche Buch bestaat uit vijf grote delen die op hun beurt zijn onderverdeeld in tientallen stukjes van ongelijke lengte. In het begin van de tekst doet een ik-figuur het relaas van de problemen die ontstaan wanneer hij over een koord wil stappen waarmee een gedeelte van München is afgespannen. Het wordt snel duidelijk dat het personage in kwestie de auteur is van het aan de gang zijnde verhaal en dat hij dus niet binnen mag in een zone waarvan hij de afbakening zelf heeft verzonnen. Het ene sofisme brengt in deze eigenaardige situatie het andere mee, maar uiteindelijk kan de ik-figuur zijn domein toch betreden. De versperde ruimte wordt grotendeels ingenomen door de Münchener Freiheit. Deze plaats doet sterk denken aan het beroemde/beruchte plein met die naam in de Münchense wijk Schwabing. Tegelijk zijn een aantal ingrijpende veranderingen aangebracht, die al kunnen worden vastgesteld op het plannetje dat Wühr (tot 1985 zelf woonachtig in Schwabing) aan de tekst laat voorafgaan. De stratenconfiguratie is nog steeds die van de Beierse hoofdstadGa naar voetnoot4, maar de aanwezigheid van onder meer het claustrum van Barcelona, van een middeleeuwse burcht compleet met onderaardse gang en van monumenten ter ere van Hegel, Marx en Freud geeft aan dat het hier gaat om een imaginaire ruimte waarin disparate elementen uit de cultuurgeschiedenis worden samengebracht of ver-dicht tot een omgeving voor het romangebeuren. Het artificiële decor verraadt de ingrijpende hand van zijn ontwerper, die daarenboven de dominerende figuur is van zijn eigen creatie. Wühr produceert een auteur die in de derde persoon schrijft over wat zich afspeelt op de Freiheit en daarbij voortdurend in de eerste persoon de nadruk legt op het feit dat de personages als marionetten aan zijn touwtjes hangen. Bovendien mengt hij zich geregeld in de door hem beschreven gebeurtenissen en krijgt de eerste persoon dan meestal de overhand op de derde. De personages noemen de ik-figuur hun ‘regisseur’ of ook wel een Romantheaterschreiber omdat hij beweert dat ze een toneelstuk opvoeren waarin een loopje wordt genomen met de werkelijkheid. In de aantekening voor 5 | |
[pagina 928]
| |
maart 1980 in Der faule Strick verbindt Wühr de toneelmetafoor met de theorie van Carl Gustav Jung over de relatie van de dromer tot zijn droom. ‘Er spricht vom Regisseur, Inspizient, Schauspieler, Publikum usw.’ (p. 156). Daarmee brengt Wühr zijn eigen werk in de buurt van wat als de conventionele interpretatie van Finnegans Wake (1939) kan worden aanzien. Joyce zou een monumentale droom van de familie Earwicker hebben bedacht, en net zoals H.C.E. en zijn vrouw en kinderen speelt de ik-figuur in Das falsche Buch de hoofdrol in het droomspel. Met zijn opmerking herleidt Wühr de roman tot een bijna naturalistische weergave van een bijzondere bewustzijnstoestand. De droom is echter zo fantastisch dat hiermee de ‘foutieve’ eigenschappen van Das falsche Buch geenszins worden geneutraliseerd. Wührs terloops commentaar biedt enig houvast aan de lezer, maar de werking van de roman wordt er nauwelijks minder om. Naar het einde toe krijgt de regisseur de naam Paw die gebaseerd is op de de initialen van Wühr, hetgeen lijkt te betekenen dat hoofdfiguur en auteur mekaar overlappen. De ontdubbeling mag echter als leeshypothese niet worden verworpen, aangezien Wühr nog altijd een trapje hoger staat dan zijn alter ego. Wellicht naar het voorbeeld van Flann O'Brien in At Swim-Two-Birds (1939) laat hij de ik-figuur immers in een aantal paragrafen gedeeltelijk de controle over de personages uit handen geven, zodat ze zich rechtstreeks bij de lezer kunnen beklagen over het knoeiwerk van de kerel die hen aan het lijntje houdt. De zogenaamde Pseudos hebben inderdaad reden tot klagen, want ze worden nauwelijks ontwikkeld en hun vage identiteit wordt bovendien nog geregeld aangepast. Een ander geslacht of een nieuwe naam is trouwens nog een kleintje vergeleken bij het hun opgedrongen besef dat ze geen echte mensen zijn maar slechts wezens van papier. Al deze metafictionele spelletjes mogen dan enigszins achterhaald overkomen, ze zijn een logische veruitwendiging van Wührs programmatische afbraakidee. Verteller en personages worden als literaire conventies gethematiseerd en op die manier op de helling gezet. Van een streng gestructureerd drama is in Das falsche Buch slechts de opdeling in vijf bedrijven overgebleven en bovendien wordt de ‘voorstelling’ bijna volledig in een narratieve vorm opgetekend. Wat de ‘toeschouwer’ aangeboden krijgt is een allesbehalve homogene verzameling van genres waaronder het detectiveverhaal, de ridderroman, de klassieke tragedie en de boulevard-komedie. Verhaallijnen worden onderbroken, hernomen en/of gecombineerd dat het een lieve lust is. Wühr brengt niet enkel bestaande genres samen, hij pleegt tevens roofbouw op een groot aantal gecanoniseerde teksten waaronder Antigone van Sofokles (in de vertaling | |
[pagina 929]
| |
van Hölderlin), Hermann und Dorothea van Goethe en Leonce und Lena van Büchner. De massieve intertextualiteit van Das falsche Buch zou kunnen worden afgedaan als de noodzakelijke ‘postmodernistische’ compensatie voor het gebrek aan een eigen stijl, thema of boodschap, maar Wühr maakt in elk geval van de nood een deugd. Voor hem is literaire canon geen onaantastbaar gegeven maar integendeel een echt prive-revier waar hij zijn vernielzucht kan botvieren. Bestaande personages worden uit hun context gerukt, intriges worden zonder blikken of blozen aangepast of vertaald naar de situatie van de jaren zeventig. Respect voor de traditie is geheel afwezig. Toch hangt Wühr in deze mengelmoes van genres en teksten via enkele weerkerende thema's zoals feminisme, terrorisme, disco en punk een min of meer volledig beeld op van de Duitse Bondsrepubliek in de jaren zeventig. De fictionele Freiheit is ongetwijfeld een ‘biotoop’ voor Wührs fantasieGa naar voetnoot5, maar de leefwereld van de auteur blijft als voedingsbodem dermate herkenbaar dat Das falsche Buch ook een boek over het voorbije decennium kan worden genoemd. | |
Wie schrijft die blijft?Ondanks de verbijsterende temporele chaos ontstaat ook in Der faule Strick toch een vrij coherent beeld van de auteur. Enige clichématigheid is in dit verband niet van de lucht. Wühr ‘lijdt’, zoals het een schrijver met zin voor heroïek betaamt: hij krijgt een hartinfarct en loopt een ernstige beenbreuk met verwikkelingen op. Bovendien is hij aan de drank en staan er zoveel vrouwen klaar om hem gezelschap te houden en zijn onzekerheid weg te complimenteren dat het erop lijkt alsof Hemingway zelf model heeft gestaan voor het opdoemende subject. De titel van het dagboekproject is voor de auteur een constante zorg. Wühr stelt een aantal alternatieven voor (‘die liegende Schlinge’, ‘das langsame Lasso’) en geeft met deze metaforen te kennen dat de combinatie van zijn dagelijkse aantekeningen langzaam maar zeker resulteert in een hinderlaag voor de ik die aan het woord is. Wie schrijft legt zichzelf onvermijdelijk aan banden. Toch heeft Wühr voor de definitieve titel het woord Strick verkozen boven Schlinge, Lasso of het neutralere Seil. Een strik is voor een haas, een lasso daarentegen voor een stier. De vangst zal | |
[pagina 930]
| |
dus relatief miniem zijn en de resulterende persona zal slechts een fractie uitmaken van de ‘ware’ Wühr. Faul is ‘traag’ maar kan ook ‘rot’ betekenen, waarmee lijkt te worden gesuggereerd dat de knoop niet lang zal houden en dat de auteur de hypostasering van zijn ik nog zal kunnen ontlopen. Al bij al wekt Wühr ook in dit verband een tegenstrijdige indruk. Op de omslag wordt de ‘trage’ of ‘rotte’ (val)strik in verband gebracht met het koord dat de demarcatielijn vormde van de fictionele ruimte in Das falsche Buch. Schrijven stond ook daar in het teken van de afbakening, maar terwijl in het dagboek de omsluiting van het subject zelf aan de orde is, verwijst de roman eerder naar de inperking van zijn produkt door de limieten van de verbeelding. Het bewustzijn van de dubbele inkapseling belet Wühr echter niet te schrijven. Wie wil uiting geven aan een doorgedreven skepsis kan niet anders dan zijn eigen acties en uitspraken voortdurend ondergraven. Zowel Das falsche Buch als Der faule Strick vormen als uitgegeven gehelen uiteraard levensgrote uitzonderingen op de incoherentieregel, maar een dergelijke contradictie is een natuurlijk onderdeel van een programma waarin de paradox gepromoveerd wordt tot een levenshouding. | |
SloterdijkEnkele maanden voor het verschijnen van Das falsche Buch spreekt Wühr in het dagboek zijn verbazing uit over de gelijkenis en de gelijktijdigheid van zijn werk met Peter Sloterdijks Kritik der zynischen VernunftGa naar voetnoot6. Hij gaat zelfs zover het hoofdstuk Auf der Suche nach der verlorenen FrechheitGa naar voetnoot7 uit deze filosofische bestseller te bestempelen als een recensie van zijn roman. Sloterdijk diagnostiseert het bankroet van de Verlichting. De rationalistische zoektocht naar waarheid en het daaraan verbonden afwegen van mogelijkheden is in de huidige crisistijd ontaard in een overmaat aan onzekerheid en wantrouwen, die bij het streven naar macht en comfort zeer pragmatisch als belemmerende factoren worden ingecalculeerd. Het illusoire karakter van elk moreel ideaal wordt onmiddellijk doorzien. Niet in het openbaar echter, want daar blijven moraalridders ter behoud van de | |
[pagina 931]
| |
macht het hoge woord voeren, ook al zijn ze er zich van bewust dat hun ideologie niet aan de werkelijke noden van de tijd tegemoetkomt. De ‘vermetelheid’ uit de Proustiaanse titel van het door Wühr genoemde hoofdstuk is volgens Sloterdijk de enige houding die aan dit algemeen verspreide cynisme kan verhelpen. Het komt erop aan kritiek daadwerkelijk te herwaarderen als een bevrijdende instelling, zodat het teloorgegane project van de Verlichting definitief kan worden ontluisterd. Zowel bij Sloterdijk als bij Wühr verschijnt Diogenes als de aartsvader van de vruchtbare subversie. In een anekdote wordt deze non-conformistische Griek een hond genoemd. Diogenes aanzag het scheldwoord zonder meer als een eretitel en de filosofische school waartoe hij behoorde kreeg dan ook een etiket opgeplakt dat werd afgeleid van het Griekse kuoon. Het antieke cynisme is dus een hondenleer, en dat heeft Wühr zonder twijfel geïnspireerd om zijn personages vaak als honden op de scène te brengen. De staande uitdrukking ‘des Pudels Kern’ (uit Faust I van Goethe) werd door een puntig recensent van Das falsche Buch dan ook omgevormd tot ‘der Kern ist ein Pudel’Ga naar voetnoot8. Wie het kynismeGa naar voetnoot9 van Diogenes in de praktijk brengt weerstreeft elke theorievorming, omdat die onvermijdelijk aanleiding geeft tot een vals bewustzijn. Daarom allicht heeft Sloterdijk zijn alternatief voor de hedendaagse samenleving slechts gedeeltelijk en dan nog meestal metaforisch uitgewerkt. Zo moet de filosoof ‘het kind in hemzelf een kans geven’ (p. 253) om de nieuwe richting te kunnen inslaan. Datzelfde kind prijkt als incarnatie van de vooropgestelde houding boven Das falsche Buch. ‘Es handelt sich um die Kinder: den verzweifelten Kampf ihrer Interessen gegen die sich selbst perpetuierende Herrschaft der Infantilen’ is het motto waarmee Wühr duidelijk maakt dat het huidige maatschappij bestel in een vroeg en negatief ontwikkelingsstadium is blijven steken. Ook Wühr komt hier echter nauwelijks boven de negatieve definitie van het alternatief uit. In Das falsche Buch zijn het voornamelijk twee denkers die de infantiele rollen vertolken. De systeemtheoreticus Niklas Luhmann is als het ware de kampioen van het cynisme. Hij is zo begaan met de functie van systeemcomponenten dat hij een fenomeen enkel vanuit een dergelijk abstract oogpunt kan beschouwen. Wühr verwijst meer dan één keer naar het boek Liebe als Passion (1982), waarin Luhmann ook de liefde aan een droogwe- | |
[pagina 932]
| |
tenschappelijke analyse onderwerpt. Wat er ook gebeurt op de Freiheit, Luhmann recupereert het onmiddellijk als onderdeel van een of ander systeem. Beoordeling blijft bij hem uit en alles kan dus door de beugel, aangezien het de machtspositie die hij zich op grond van zijn totaliserende theorie aanmeet, onaangetast laat. De andere ‘denker’ is Buckminster Fuller, een bekend ingenieur en architect, de auteur bovendien van Operating Manual for Spaceship Earth (1969) en Utopia or Oblivion: the Prospects for Humanity (1972). In Das falsche Buch treedt hij op als de naïeve optimist die gelooft dat een computergestuurde organisatie van de wereld iedereen gelukkig kan maken, wat dan eigenlijk betekent dat de Amerikaanse welvaart zal worden veralgemeend. ‘Bucky’ tracht in Wührs roman de andere personages van het nut van de technische vooruitgang te overtuigen en stoot daarbij op niet weinig weerstand. Uiteindelijk verwijt hij hen kleinburgerlijkheid, maar zonder resultaat: zij zijn zoals hun auteur wars van universele oplossingen en laten zich niet ompraten. | |
Verbeelding en vervelingIn Kritik der zynischen Vernunft wordt Sloterdijk even expliciet wanneer hij schaamteloze zinnelijkheid en gelatenheid als positieve elementen in zijn ‘programma’ opneemt. Wellust en exhibitionisme zijn ook in Das falsche Buch een centraal gegeven. Wühr toont zich een waardig navolger van Rabelais en doorbreekt taboes met de regelmaat van een klok. Zijn personages copuleren, masturberen, urineren en ontlasten zich voortdurend en dat op de meest merkwaardige manieren. Zeven keer wordt een ingewikkeld obsceen fresco bij wijze van voorlopige apotheose als een sterrenbeeld vereeuwigd. Met de gelatenheid ligt het bij de Beierse auteur echter anders. Sloterdijks suggestie vloeit voort uit zijn begrip van het huidige cynisme als een ‘activistische levensbenauwenis’Ga naar voetnoot10. Wühr daarentegen bestrijdt de vijand ten dele met zijn eigen wapens. Hij zet een hyperactief auteur neer die zijn kolossale verbeeldingskracht gebruikt om zijn bijna compulsieve ondermijning van elke literaire orde in een positieve baan te leiden. Irrationaliteit is daarbij troef. Als haar boegbeeld wordt Johann Georg Hamann geïntroduceerd, die in de achttiende eeuw al waar- | |
[pagina 933]
| |
schuwde voor de eenzijdigheid van het rationalisme. Ook Wühr wijst dus impliciet de Verlichting aan als de oorzaak van het huidige verval. Sloterdijks oosters getinte passiviteit kan uitmonden in de verdwijning van het individu. Wühr promoveert de verbeelding van zijn ‘regisseur’ maar dreigt daarbij een belangrijk verlies te lijden. De verregaande idiosyncratie van de ik-figuur slaat immers niet noodzakelijk aan bij de lezer. Eén recensent bekende alvast openlijk zijn vervelingGa naar voetnoot11. De volgehouden literaire anarchie brengt de leesbaarheid van Wührs roman zeker in het gedrang. Het lijkt daarom geen slecht idee Das falsche Buch met mondjesmaat te verwerken. Voor een ‘foutief’ boek is er wel geen ‘juiste’ lectuur, maar suggesties zijn in dat verband nog steeds toegelaten, al was het maar om de verabsolutering van Wührs eigen standpunt tegen te gaan. |
|