Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 883]
| |
Vrouwen in Latijns-Amerika
| |
Congres in de RitzIn een zaal boven het zwembad van het bescheiden Ritz Hotel in het centrum van San Salvador worden gedurende enkele dagen ‘levensstrategieën’ ontwikkeld. De dood schreeuwt er van de muren: foto's van slachtoffers: gefolterd, vermoord, in een hinderlaag gelokt en doodgeschoten; daarnaast schetsen van de 49 meest gebruikelijke foltermethoden in de Latijnsamerikaanse landen. Affiches, posters en leuzen als ‘Nunca mas’ (nooit meer) en de stijdkreet ‘Vivos los llevaron! Vivos los queremos!’ | |
[pagina 884]
| |
(levend zijn ze ontvoerd! levend willen we ze terug!). De woorden van President Duarte, dat er in zijn land geen vermisten, alleen maar doden zijn, klinken hier bitter in de oren. Voor de derde keer probeert de Latijnsamerikaanse organisatie FEDEFAM (een overkoepeling van verschillende groeperingen van familieleden van vermisten en gedetineerden) haar 7e jaarlijkse congres in El Salvador te houden. Voor de derde keer is het mislukt, omdat de regering zeven van de dertien delegaties de toegang tot het land ontzegde. Ook de voorzitster van FEDEFAM kreeg geen inreisvisum. Toch zijn er op deze 20e november zo'n tweehonderd mensen samengekomen, overwegend vrouwen uit Zuid-Amerika en uit de Caraïben, vergezeld van een kleine groep Europeanen en een grotere delegatie uit de VS. Terwijl de organisatoren het ‘congres’ ombuigen tot een ‘forum’, delen Mexicaanse ‘madres’ rode anjers en witte chrysanten uit, symbolen van martelaarsbloed en van het verlangen naar vrede. Voorzichtig vraag ik een van de vrouwen wie de man is op de foto aan haar halssnoer. ‘Mijn zoon’, zegt ze, ‘de jongste. Twee jaar geleden werd hij opgepakt. En daar voor ook nog mijn man. Geen enkel levensteken meer sindsdien.’ - ‘En dat in het democratische Mexico?’, vraag ik. - ‘Waar angst heerst, is geen democratie’, luidt het antwoord. De moedergroepen uit Mexico zijn de eerste op het continent die zich georganiseerd hebben. Dat is nu tien jaar geleden. Ze hebben zekerheid omtrent 543 ‘desaparecidos’ (vermisten); het aantal politieke gevangenen is onbekend. Al tien jaar gaan deze vrouwen met hun protest de straat op, ze belegeren de ministeries, ze ontmaskeren het Legerkamp I als een geheime gevangenis, ze organiseren hongerstakingen en noemen hun democratie een façade. | |
CijfersDit woord komt als een refrein terug in bijna alle rapporten. Over El Salvador bericht de jezuïet Dr. Segundo Montes, leider van een groepering voor mensenrechten aan de Universidad Centroamericana in El Salvador. De cijfers: sedert het begin van de oorlog werden in dit land met een bevolking van een krappe 7 miljoen 70.000 mensen gedood die niet rechtstreeks in het gewapende conflict betrokken waren. Anderhalf miljoen mensen hebben, uit eigen beweging of gedwongen, huis en land verlaten om elders hun toevlucht te zoeken. Bij de organisaties voor mensenrechten zijn 7.000 gevallen van ‘desaparecidos’ bekend. De onlangs afgekondigde amnestie voor politieke gevangenen in het kader van het Centraalameri- | |
[pagina 885]
| |
kaanse vredesplan Esquipulas II heeft in die situatie helemaal geen verbetering gebracht; integendeel, vrijgelaten politieke gevangenen zijn nu een weerloze prooi voor de doodseskaders. De wandaden van het leger en van paramilitaire organisaties worden met de frase ‘perdón et olvido’, vergeven en vergeten, onder tafel geveegd, de schuldigen worden, zoals in Argentinië, nooit ter verantwoording geroepen. Montes noemt hetgeen in zijn land gebeurt ‘een totale oorlog’, een politiek, militair, economisch en ideologisch conflict op alle niveaus en daarom schier uitzichtloos. Schrijnende contradicties, waar je ook om je heen kijkt. Neem bijvoorbeeld de verplichte legerdienst. De geprivilegieerden - voor wier belangen het leger uiteindelijk opkomt - kopen zich daarvan vrij. Het zijn de armen, de campesinos, de kleinen uit de barrios, die ingelijfd worden en tegen hun overtuiging en hun belangen in tegen hun broeders worden ingezet. De grootschalige schending van de mensenrechten in El Salvador begint niet pas bij de moorden en de verdwijningen, maar reeds in de grondwet en de rechtspraak die allerlei uitzonderingswetten als het ware legaliseren. Waar het leger in misdrijven verwikkeld is, zoals bij de moord op aartsbisschop Romero, worden er geen schuldigen gezocht, laat staan gevonden. Juist dat eisen de vrouwen van FEDEFAM nu: dat ook rechtvaardig berecht wordt! Ook de jezuïet Xavier Geraldo, de woordvoerder van de Colombiaanse delegatie, spreekt van een ‘democratische façade’, waarmee de Westerse landen zich al te vlug tevreden stellen. Hij hangt een somber beeld op van zijn land - zo somber, dat FEDEFAM besluit hun gestrande 7e Congres volgend jaar, indien mogelijk, in Colombia te houden. De Colombiaanse verenigingen voor de mensenrechten hebben de ‘methodiek van de verdwijningen’ grondig bestudeerd. Niets daarvan wordt aan het toeval overgelaten, alles is minutieus gepland. Het is niet duidelijk wie zich kan beroemen op de uitvinding van deze allervuilste repressiemethode: Iran? Israël? Het Derde Rijk? In Colombia dateren de eerste gevallen van ‘vermisten’ van 1970. Vanaf 1977 kan men spreken van een georganiseerde terreur. Sindsdien zijn in Colombia 1229 ‘desaparecidos’ geregistreerd. In werkelijkheid ligt dit aantal waarschijnlijk veel hoger; familieleden durven immers vaak geen aangifte doen. De intimidatiestrategie vertoont de volgende kentrekken: - Meer dan 50% verdwijnt tijdens het weekend of vlak voor een feestdag. Dan is het het onmogelijk de verdwijning tijdig aan te geven. - Bijna 70% van de vermisten zijn campesinos uit conflictgebieden. | |
[pagina 886]
| |
- Het aantal vermisten is het grootst wanneer het leger een gebied ‘zuivert’. - Personen die men wil laten verdwijnen, worden van gevangenis naar gevangenis, van provincie naar provincie gesleept, tot men hun spoor bijster raakt en de moord nauwelijks nog valt op te helderen. - Politieke leiders en leden van verenigingen voor de mensenrechten worden in het algemeen niet ontvoerd; men laat ze niet ‘verdwijnen’, men vermoordt ze ter plekke. Dat was het geval met Jaime Pardo Leal, de leider van de ‘Patriottische Unie’, een partij waarvan in twee jaar tijd meer dan 450 leden vermoord zijn. Zo verging het ook heel wat geëngageerde priesters en leden van verenigingen voor mensenrechten. - De paramilitaire organisaties die voor het leger het vuilste werk klaren, zijn zodanig uitgerust en opgeleid dat hun connecties met het leger voor de hand liggen. - Dat de regering Betancourt deze overtredingen van de mensenrechten dekt, blijkt voldoende uit het feit dat familieleden van vermisten ontelbare malen om een onderhoud met hem verzochten, maar nooit werden gehoord. Ook op schriftelijke vragen over het lot van een familielid kwam nooit een antwoord. | |
Het gelaat achter de cijfersZo gaat het drie dagen lang in de schamele feestzaal van de ‘Ritz’ in San Salvador. Rapporten uit de verschillende regio's, analyses: wat gebeurt er, waarom gebeurt het, kunnen we er iets aan veranderen? Iemand zegt: ‘Inderdaad, we hebben vandaag in Latijns-Amerika minder dictaturen dan enkele jaren geleden. We hebben minder politieke gevangenen, maar wel meer kerkhoven - en geen vrede’. De kerk van El Salvador heeft weliswaar officieel het patronaat over het congres op zich genomen, maar om aartsbisschop Rivera y Damas te zien te krijgen moeten we naar de zondagsmis in de kathedraal. In zijn preek vermeldt hij dat in Sta. Tecla dertien mensen werden opgepakt, maar tegelijk beklaagt hij zich over het feit dat de rebellen in de ‘gecontroleerde gebieden’ zijn catechisten lastig vallen. Voorzichtigheid is de boodschap; te meer omdat er deze morgen in San Salvador twintig camera's op één prominente gelovige gericht staan: Rubén Zamora, de oppositiepoliticus van het FDR, is na acht jaar ballingschap naar zijn land teruggekeerd om te zien of er geen verkennende gesprekken op gang kunnen komen. President Duarte zegt dat hij geen garanties kan bieden voor de bescherming van Zamora's leven - een beschamende bekentenis van onmacht tegen de doodseskaders. Alleen al in de | |
[pagina 887]
| |
eerste helft van 1987 werden deze moordbendes 997 gevallen van zware folteringen ten laste gelegd. Deze cijfers hebben een gezicht. Het gezicht van Carmen bijvoorbeeld. Carmen is zo oud als ik, maar duizend maal meer beproefd en ook duizend maal moediger. In haar naaste familie zijn er veertien vermisten, waaronder drie van haar zoons. Toen ze naar hen op zoek ging in legerkampen en kazernes, werd ze gearresteerd en gefolterd. In een hoek van de zaal laat ze me het gruwelijke litteken van een uitgerukte borst zien. Nadien heeft men haar nog eens zes kogels in het onderlijf gejaagd. Ondanks alles is ze hier. Hoeveel moed kan een mens opbrengen? Hoeveel moed is er nodig om een einde te maken aan het moorden? | |
Stilte en schreeuwDe brutale foltermethoden, de strategie van de ‘verdwijningen’, de blijvende druk van chantage en angst, het bewust gezaaide wantrouwen - dat alles schreit ten hemel. Naast die schreeuwende ellende is er echter ook de stille, verborgen ellende. Een klein tafereel maakt me daarvan bewust: een jong meisje zit stil te wenen tegen de schouder van haar moeder. Tijdens de pauze spreek ik hen aan. En opnieuw ontrolt zich dezelfde draad van lijden en dapperheid die door het leven van alle FEDEFAM-leden schijnt te lopen. Moeder en dochter komen uit Honduras; de zoon, de broer is al vier jaar vermist, aan de grens werd hij uit de bus gesleurd. Hij was de enige kostwinner. Sindsdien alleen maar bittere ellende. Geen toekomst meer. Onze kleine Duitse delegatie brengt een avond door in de ‘barrio de 22 avril’: 50.000 mensen, bijna allemaal vluchtelingen uit conflictzones, en dat alleen maakt hen verdacht; 80% van de mannen zijn werkloos; af en toe een kansje om 3 dollar per dag te verdienen in de bouw, maar wie bouwt hier nog? Vrouwen en kinderen kunnen een paar colones bij elkaar scharrelen op de straatmarkt; als ze na 12-14 uur marktwerk 10 colones, 2 dollars bij elkaar halen, mogen ze van veel geluk spreken. En nu is hier Maria ontvoerd. Haar beide zonen zitten al in de gevangenis. Maria komt uit een conflictgebied achter de vulkaan. Heeft ze misschien connecties met de guerrilla? Wie heeft die niet? Wie kan zulke contacten vermijden? Niemand, zegt P. Jerry, een Duits dominicaan. Jarenlang heeft P. Jerry zich ingezet voor het vluchtelingenkamp ‘Mesa Grande’ aan de Hondurese grens, tot hij werd uitgewezen. Nu heeft hij hier, aan de rand van de hoofdstad, zijn eigen ‘vluchtelingenkamp’ - allemaal ‘ver- | |
[pagina 888]
| |
dachten’, allemaal sympathisanten met de guerrilla, latente vijanden van het regime. De ‘barrio 22 de avril’ is een ‘ongure buurt’, er waren ‘orejas’ (spionnen) en verraders rond - zelfs binnen de kerkgemeenschap, geeft P. Jerry bedrukt toe. Een oord van ellende, waar alles te koop is: als je niet kunt kopen en verkopen kun je niet overleven. Een microcosmos van wat in het hele land gebeurt. Maar ook een oord van medeleven. De vier kinderen van Maria zijn ergens in veiligheid gebracht. De gemeenschap houdt een vastendag en een gebedsavond voor Maria, de vermiste, en voor twee verdwenen jongeren uit de barrio, Luis Antonio en Michel-Ange Grande Donján, neven van een onlangs vermoorde priester. De gruwel heeft een gezicht, een naam, duizend gezichten en duizend namen. Het is avond en we bidden. We bidden in de kapel met het golfplatendak tegen de gruwel, tegen deze door mensen aangerichte verschrikkingen. Hoe bloeddorstig zijn ideologieën, hoe groot de honger van het volk naar vrede! Wanneer zal er vrede zijn, vragen de vrouwen van het FEDEFAM-forum en de vrouwen in het armtierige kerkje in de ‘barrio 22 de avril’. En als er ooit vrede komt, hoe komt er dan verzoening? Hoe kunnen wij de soldaten, de paramilitairen (ook zonen van ons) een plaats geven in een vredesproces? Zonder haat, zonder wraak? Is dat niet teveel gevraagd van een leeggebloed volk? De volgende dag sta ik in ‘Calle Réal’, een vluchtelingenkamp dat onder de bescherming van de katholieke kerk staat, opnieuw tegenover een vrouw van mijn leeftijd. Ze leidt ons rond, energiek, karig met woorden. Slechts toevallig verneem ik dat van haar elf kinderen er vier van honger omgekomen zijn in de bergen, vier onder dwang ingelijfd in het leger. Segundo Montes heeft gelijk: deze infame oorlog is ‘totaal’. En hij wordt vanuit het buitenland gefinancierd. Niet zonder reden sturen de FEDEFAM-leden een open brief aan president Reagan met de dringende vraag, elke vorm van hulpverlening stop te zetten. | |
Kracht en weerstandHet forum is een oord van betrokkenheid en vastberadenheid. ‘Niet huilen’, zegt een Braziliaanse in het voorbijgaan tot een jonge vrouw uit Honduras, ‘nu moet er gestreden worden’. Men organiseert, men plant de volgende acties, o.a. het 7e congres, dat volgens de statuten altijd moet worden gehouden in het land waar de mensenrechten het ergst geschonden worden. Colombia? Of Guatemala, dat nog altijd het grootste aantal vermisten, gefolterden en politieke gevangenen telt? | |
[pagina 889]
| |
Verenigingen voor de mensenrechten zoals die hier samengekomen zijn, vormen voor de machthebbers een bedreiging, al was het maar omdat ze krassen maken op de democratische façade. Mensen die eraan meewerken, zetten vaak hun leven op het spel. In één maand tijd werden in 1986 in El Salvador zeven medewerkers opgepakt; in 1987 hield men het niet meer bij arrestaties, activisten werden publiek, op straat, doodgeschoten. De bedreigingen nemen met de dag toe. Ook tegen coöperatieve verenigingen, tegen studenten en teruggekeerde vluchtelingen. Een aantal actieve vrouwen en moeders is spoorloos verdwenen en andere - zoals de vrouw van de in het begin van mijn relaas vermelde Herbert A. -wordt aangeraden het land te verlaten. Voor de achterblijvenden stapelen de bedreigingen zich op. ‘Het ergste is niet dat wij bedreigd worden, maar dat men zich wreekt op onze gezinnen’, zegt Gina. Haar vader was erachter gekomen, dat een aantal mijnen niet, zoals de propagande beweert, door opstandelingen waren gelegd, maar door het leger zelf. Hij verdween. Niet zonder reden hangen voor de zaal, aan het zwembad en in de foyer, enkele jonge mannen rond die de deelnemers vragen hun naamspeldjes af te nemen voor ze de straat opgaan. | |
‘Lijdenscultuur’Het forum werkt hard, 12 tot 14 uur per dag. En toch is het klimaat er helemaal anders dan wat ik op andere congressen meemaakte. Hard en zakelijk, zijn alle regionale rapporten, maar het menselijk contact is eenvoudig, warm, intiem - over alle standsverschillen heen, vrouwen van professoren en campesinas, zusterlijk. Hoe is het mogelijk dat deze vrouwen, die eeuwenlang door de Latijnsamerikaanse macho-maatschappij onderdrukt en vernederd zijn, nu volwassenheid, intelligentie en moed aan de dag leggen om tegen een mannenwereld voor hun mannen in de bres te springen? Armoede ontwikkelt kennelijk eigen culturele uitdrukkingsvormen. Ook het lijden - zo wordt me hier duidelijk - ontwikkelt creativiteit. Sommige affiches van de moedergroepen zijn echte kunstwerken, eigenzinnige indringende documenten. Een fotoraster: iemand ligt neer op straat; in een tweede beeldvlak lost de figuur zich op; in het derde verdwijnen de contouren, worden schaduwen; op de vierde afbeelding is ook de schaduw door de aarde opgezogen. Opschrift: ‘desaparecido’. Of een jugendstilposter uit Mexico: de ene helft is een stralende met bloemen omkranste menselijke figuur met uitgestrekte armen. De andere helft: grauw, de naar | |
[pagina 890]
| |
het leven uitgestrekte armen zijn hier nog slechts aangeduid. Opschrift: ‘presos politicos’ (politieke gevangenen). Net zo de liederen die de vrouwen deze dagen steeds opnieuw zingen, spelen en dansen: protestliederen, maar altijd met een kern van verlangen, zachtheid en hoop. De laatste avond treedt een groep jonge dansers op die drie moeders uitbeelden op zoek naar hun mishandelde, verdwenen zonen. Nu -eindelijk - beginnen de vrouwen van El Salvador stilletjes te huilen; het is hun verhaal dat hier verteld wordt. Iemand fluistert me toe: ‘Dit moet je weten: voor de vrouwen van Latijns-Amerika zijn hun zonen de echte geliefden - veel meer dan hun mannen. De dans drukt ook dat uit...’ Als we uiteindelijk afscheid nemen, is het middernacht. De twee vrouwen uit Honduras - moeder en dochter - spreken me nog even aan. Morgenvroeg gaan ze met de bus terug naar hun land, dezelfde bus die de zoon nam en waar hij werd uit gesleurd - ‘desaparecido’. De dochter vraagt of ze me mag schrijven, moeder kan niet schrijven. Zij dankt me voor mijn aanwezigheid en streelt mijn gezicht. Hoelang is het geleden dat zoveel smart, zoveel moederlijkheid, zoveel mensengenade (sinds Salvador weet ik dat zo iets bestaat) mijn gezicht gestreeld heeft? |
|