Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 807]
| |
De crisis in Zuid-Afrika,
| |
Mensenrechten en politieke gelijkberechtigingVolgens de Zuidafrikaanse grondwet hebben de zwarten, zoals u weet, geen stemrecht en zijn ze niet vertegenwoordigd in het parlement. Waar het in Zuid-Afrika eigenlijk om gaat, is de strijd voor mensenrechten en gelijkberechtiging van de 22 miljoen zwarten op een bevolking van 32 miljoen. Politieke leiders van de zwarte bevolking hebben herhaaldelijk betoogd dat de eigenlijke problemen op dit ogenblik niet meer het onderwijs, de lonen, het grondbezit of de huisvesting zijn, hoezeer die ook nog altijd op een oplossing wachten, het cruciale probleem is het stemrecht. Onder de druk van onlusten en conflicten is men de laatste jaren, zij het met tegenzin, gaan toegeven dat de lonen van de zwarten opgetrokken moesten worden, dat de discriminatie in het onderwijs moet verdwijnen, dat op lokaal niveau de zwarten meer medezeggingschap moeten krijgen. Maar zodra het eigenlijke probleem te berde komt, het probleem van het algemeen stemrecht voor alle Zuidafrikanen, zwart, bruin en blank, dan stoot men zowel bij de regering Botha als bij het merendeel van de blanken | |
[pagina 808]
| |
op een botte weigering: nooit ofte nimmer! Zolang deze eis niet wordt ingewilligd, zal er in Zuid-Afrika nooit vrede zijn. | |
Een politiek van de destabiliseringIn de loop van verleden jaar werd in het geheim naast de civiele instellingen een verkapt militair controleapparaat uitgebouwd, een efficiënt netwerk van lokale, regionale en nationale comités, die alle lagen van de samenleving nauwlettend in het oog moeten houden en elke vorm van onrust onmiddellijk rapporteren. Zo hoopt men spanningen en conflicten tijdig op te sporen en strategieën te ontwikkelen die de machtspositie van de blanken veilig stellen. Een van die strategieën bestaat erin alle zogenaamd gematigde zwarte leiders in het systeem te integreren, meestal door hun lucratieve postjes aan te bieden. Op die manier wordt de hele samenleving onder directe of indirecte militaire controle geplaatst en wordt elke vorm van politiek verzet onderdrukt. De keerzijde van de medaille is echter dat de politiek machtelozen steeds meer ondergronds gaan opereren en hoe gewelddadiger de staatsveiligheid optreedt, des te radicaler wordt het verzet. De term ‘destabilisering’ wordt vaak gebruikt om de politiek van Zuid-Afrika ten aanzien van zijn buurlanden te beschrijven: regelmatig vallen Zuidafrikaanse troepen een van de buurlanden binnen, systematisch verleent Zuid-Afrika militaire en financiële steun aan contra-revolutionaire bewegingen als UNITA in Angola en MNR in Mozambique - altijd met de bedoeling de legitieme regeringen in die landen te ondermijnen en hun opbouw- en ontwikkelingsbeleid niet alleen ongeloofwaardig maar gewoon onmogelijk te maken. Vooral landen als Angola en Mozambique hebben daarvoor al een verschikkelijke prijs moeten betalen, het heeft hun al 735.000 mensenlevens gekost. Een UNICEF-rapport van 1987 berekent dat alle frontstaten samen tussen 1980 en 1986 ten gevolge van deze destabiliseringspolitiek alles bij elkaar 25 tot 30 miljard dollar aan Amerikaanse hulp hebben verloren. De ware demonie van dit destabiliseringsbeleid komt echter pas goed aan het licht wanneer men beseft dat het niet alleen de buurlanden betreft, maar ook bewust en systematisch de eigen bevolking. Dat gebeurt o.m. door de wetten op de staatsveiligheid, door arrestaties zonder enige vorm van proces, door zgn. ‘vigilantes’ of burgerwachten, en door het oprichten van schijnregeringen in de zgn. thuislanden. Voeg daarbij de recente ontwikkelingen in de sociale zekerheid: door privatisering en deregulering | |
[pagina 809]
| |
onttrekt de staat zich steeds meer aan zijn sociale verantwoordelijkheid, met het gevolg dat de kosten voor sociale voorzieningen dermate oplopen, dat de armen er de eerste en ergste slachtoffers van worden. | |
Verbod op vreedzame vormen van verzetIn de Westerse democratieën beschikken de burgers over tal van legitieme mogelijkheden om geweldloos verzet en protest aan te tekenen: stakingen, boycot, bepaalde vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid. In Zuid-Afrika waren dergelijke vormen van protest allang sterk ingeperkt. Zodra ook maar de indruk ontstond dat vreedzame protestacties enige kans op slagen hadden, poogde de regering met juridische tegenmaatregelen het verzet te smoren. Sinds de afkondiging van de noodtoestand is die repressie nog verscherpt. Oproepen tot legale, vreedzame protestacties, huur- en consumentenboycotten, stakingen en andere vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid zijn verboden en staan onder zware straffen. De persvrijheid is nog verder aan banden gelegd. De universiteiten worden verplicht zogenaamd radicale docenten en studenten nauwlettend in de gaten te houden; doen ze dat niet, dan worden hun subsidies (80% van hun middelen) ingetrokken. Op die manier worden academici gedwongen de rol van politieagent of spion op zich te nemen. De vakbonden worden afgedreigd met een nieuwe arbeidswet: wil een staking legaal zijn, dan moet ze drie maanden tevoren aangezegd zijn; vakbondsleiders worden persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor alle tijdens een illegale staking opgelopen schade. Haast alle vreedzame vormen van protest worden aldus illegaal en kunnen dus onderdrukt worden. Met het gevolg dat de tegenstanders van de apartheid geen andere keuze overblijft dan ofwel deze onrechtvaardige wetten te negeren ofwel naar geweld te grijpen. En dat is nu juist wat we de laatste jaren hebben meegemaakt en, als er niets verandert, nog meer zullen meemaken. Bij velen, vooral jongeren, onder de zwarte bevolking groeit de overtuiging dat geweld, helaas, nog de enige uitweg is. | |
Kerken en geweldDwars door de verschillende kerken van Zuid-Afrika heen loopt een politieke scheidingslijn. Op grond van hun politieke opstelling kan men grosso modo vier groepen onderscheiden: 1. De drie blanke ‘Boeren-kerken’, die | |
[pagina 810]
| |
Botha of, nog rechtser, de conservatieve partij van Dr. A.P. Treurnicht of de Afrikaanse Weerstandsbeweging (AWB) steunen; 2. De in de Zuidafrikaanse Raad van Kerken (SACC) verenigde kerken, die zich verzetten tegen apartheid; 3. De pinkster-, baptisten- en charismatische kerken, die zich in het algemeen a-politiek opstellen; 4. Een groot aantal zwarte autochtone kerken, die meestal a-politiek of politiek conservatief zijn: de grootste daarvan is de Zion Christian Church (ZCC). Politiek conservatieve kerkleiders uit de VS, uit de Bondsrepubliek, uit Zwitserland, Engeland en Schotland worden regelmatig naar Zuid-Afrika uitgenodigd. Daar komen zij belijden dat ze tegen apartheid zijn, maar evenzeer tegen geweld en tegen economische sancties. Vele van hen zijn politiek zo naïef dat zij niet eens zien hoe hun verklaringen door de onder staatstoezicht staande televisie, radio en pers misbruikt worden om de regeringspolitiek te legitimeren. Zij beseffen al evenmin hoe hun bezoeken uitgebuit worden om onder de zwarten verdere religieuze en politieke verdeling te zaaien. Tegelijk worden in het land zelf bewuste pogingen ondernomen om christelijke bewegingen op te zetten tegen de leiders van invloedrijke kerken, de anglicaanse (Aartsbisschop Desmond Tutu), de katholieke (Aartsbisschop Denis Hurley), de methodistische en de Nederduitse Gereformeerde Sendingskerk (Dr. Allan Boesak) en zo de vrede in deze kerken te verstoren. Alle kerken die tegen apartheid zijn, veroordelen en verwerpen geweld als middel om het conflict op te lossen. Voortdurend proberen zij, meestal in stilte, vrede en verzoening te bewerken. Voorlopig zonder succes. Voor deze mislukking zijn er m.i. twee verklaringen: 1. De diametraal tegenover elkaar staande politieke overtuigingen binnen de kerken zelf, die een eensgezind optreden onmogelijk maken; 2. Het feit dat de anti-apartheidskerken, die zich tegen geweld uitspreken, er nog niet in geslaagd zijn een werkzame strategie van geweldloosheid te ontwikkelen. Daardoor wordt de crisis in kerk en samenleving met de dag verscherpt en neemt het gevaar toe, dat de interne kerkelijke conflicten tussen zwart en zwart overslaat naar de blanke woongebieden en naar die plaatsen waar zwart en blank samenwerken. | |
De verantwoordelijkheid van de kerkenWaar ligt dan de verantwoordelijkheid van de kerken? De situatie in Zuid-Afrika kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. De enen zeggen dat het fundamenteel om een rassenprobleem, | |
[pagina 811]
| |
anderen dat het om een klassenstrijd gaat; weer anderen brengen het terug tot een economisch conflict. En naargelang van het interpretatiemodel dat men hanteert, zal men het ene of het andere facet van de apartheid - het onderwijssysteem, de ongelijke verdeling van de rijkdom... - als het belangrijkste beschouwen. De kerken mogen zich hierdoor niet laten misleiden. Hoe belangrijk die uitwassen van de apartheid ook zijn, in de grond gaat het om de strijd tussen goed en kwaad, waarheid en leugen, recht en onrecht, licht en duisternis. Niet zonder aarzeling zou ik de crisis in Zuid-Afrika durven beschrijven met de woorden van Paulus: ‘Want onze strijd gaat niet tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten in de hemelen’ (Ef. 6:12). Alles staat hier op het spel. Het is een strijd voor gerechtigheid, voor bevrijding en vrede, een strijd voor mensenrechten en menswaardigheid, een strijd waarin de geloofwaardigheid van de Blijde Boodschap op de proef wordt gesteld... En het tragische is dat slechts een deel van de kerkelijke leiders dat beseffen. Zolang de kerken in dit opzicht verdeeld blijven, kan de crisis niet opgelost worden. De vervreemding tussen blank en zwart die het gevolg is van ontgoocheling, frustratie en verbittering aan de kant van de zwarten en van angst, wantrouwen en onzekerheid aan de kant van de blanken, is de laatste jaren sterk toegenomen. De vervreemding is niet alleen duidelijk zichtbaar in de blanke ‘Boeren-kerken’ en de evangelisch-lutherse kerkenfamilies, maar ook in de gemengde kerken: de anglicaanse en de methodistische, misschien iets minder in de katholieke kerk. De spanningen worden nog verergerd door de tegenstellingen tussen de zwarten onderling (Inkatha versus UDF). De bloedige incidenten in en rond Pietermaritzburg, waarbij in de vier laatste maanden van 1987 220 mensen het leven lieten, hebben een gevoel van vertwijfeling en hulpeloosheid doen ontstaan. Steeds dringender wordt de vraag: wat kunnen wij christenen doen om die vervreemding tussen mensen en groepen in alle lagen van de samenleving, mensen en groepen die zich christen noemen, te overwinnen? Welk moreel gezag heeft de kerk om anderen op te roepen die vervreemding tegen te gaan als deze in haar eigen structuren nog niet openlijk herkend en opgelost is? Verliest de kerk daardoor niet veel van haar geloofwaardigheid? | |
‘Het bestaande gezag is door God ingesteld’‘Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagdragers die boven hem staan. Want er is geen gezag dan van God. Ook het bestaande gezag is | |
[pagina 812]
| |
door God ingesteld’ (Rom. 13:1). Alle kerken zullen dit Pauluswoord erkennen. Maar in de christelijke traditie zijn er tal van kerken of individuele christenen geweest die zich in bepaalde omstandigheden verplicht zagen uit gehoorzaamheid aan God zich tegen de staatsoverheid te keren. Een overheid die wet en gerechtigheid met de voeten treedt, verliest haar morele legitimering. Heeft de kerk het recht, ja, de plicht, een staatsapparaat dat systematisch fundamentele mensenrechten en evangelische waarden miskent, moreel en ethisch illegitiem te verklaren? En zo ja, moet zij dan niet consequent ook de volgende stap zetten en verklaren dat dat gezag niet meer het recht heeft als legaal te worden erkend en aanvaard? Misschien lijkt dit een thema voor een interessante academische discussie, maar voor mij is het een fundamentele theologische vraag, die voor ons in Zuid-Afrika alles te maken heeft met ons geloof en met onze opvatting over de verhouding tussen kerk en staat. Van regeringszijde wordt ons verweten dat deze vragen door het ANC, het African National Congress, worden aangegrepen als een politieke truc om internationale erkenning te verwerven. Voor de kerk is het probleem echter niet met welke bedoeling de bevrijdingsbeweging deze vragen hanteert, maar wel of de regering nog recht op erkenning heeft. Als de kerk op ernstig theologische gronden tot de conclusie komt dat dat niet meer het geval is, dan heeft dit verreikende gevolgen voor de kerk, niet alleen in Zuid-Afrika. Het moment is aangebroken dat de kerk deze vraag niet langer voor zich uit kan schuiven zonder haar geloofwaardigheid te verliezen. | |
Dan maar geweld?De Oecumenische Conferentie van Lusaka (mei 1987) heeft tot heftige discussies geleid, vooral omdat zij zich uitsprak over het gebruik en de rechtvaardiging van geweld door de Zuidafrikaanse bevrijdingsbewegingen. Sta me toe de voornaamte punten daaruit te citeren. ‘Wij bekrachtigen het onbetwistbare recht van het Namibische en het Zuidafrikaanse volk, via bevrijdingsbewegingen naar gerechtigheid en vrede te streven. Ofschoon wij moeten blijven zoeken naar een vreedzame oplossing, zijn wij er ons van bewust dat het regime in Zuid-Afrika, dat oorlog voert tegen zijn eigen bevolking en tegen zijn buren, de bevrijdingsbewegingen ertoe drijft naast andere middelen ook geweld te gebruiken om aan de onderdrukking een eind te maken. Wij roepen de kerken en de internationale gemeenschap op, dit streven naar bevrijding in de regio ook | |
[pagina 813]
| |
praktisch te steunen en hun contacten met de bevrijdingsbewegingen te versterken’. ‘Wij erkennen dat het op dit beslissende moment in de geschiedenis van Zuidelijk AfrikaGa naar voetnoot2 nodig is dat allen die zich voor bevrijding in de regio inzetten het eens worden over doelstellingen en strategie, vooral de kerken, die hierin vaak tekort zijn geschoten. Wij kunnen niet voorbijzien aan het lijden dat tweedracht met zich meebrengt. Wij verbinden ons ertoe in onze kerken en in onze dienst aan de bevrijdingsbewegingen, die een eind willen maken aan de illegitieme regimes in Zuid-Afrika en Namibië, de eenheid te bevorderen’. Die eenheid is nog ver zoek. De Zuidafrikaanse Raad van Kerken heeft in juli 1987 dit manifest volledig en woordelijk overgenomen en alle lidkerken ter overweging voorgelegd. De anglicaanse kerk heeft het in november aangenomen, maar deed tegelijk een dringende oproep om opnieuw naar vreedzame middelen tot oplossing van de crisis te zoeken. De methodistenkerk wees met klem alle geweld af, zij wil een ‘vredeskerk’ zijn. Ondertussen zijn de jongere, politiek bewust geworden zwarten er steeds meer van overtuigd dat geweld onvermijdelijk is geworden en volkomen gerechtvaardigd, al was het maar omdat veel blanken absoluut geen moeite hebben, integendeel, met het geweld dat de staatsveiligheid gebruikt tegen de zwarten. Die tegenover elkaar staande overtuigingen van christenen en kerken onderling vormen een pijnlijk dilemma, zaaien grote verwarring in kerk en samenleving, en zetten de geloofwaardigheid van kerk en christendom op het spel. Juist het feit dat de situatie zo dramatisch is geworden en nu zelfs tot een burgeroorlog dreigt te leiden, geeft de kerk een unieke gelegenheid om met initiatieven te komen die ook anderen tot vreedzame opties kunnen inspireren. | |
Internationale drukDe laatste drie, vier jaren heeft een deel van de kerk in Zuid-Afrika zich ernstig beziggehouden met de vraag of en hoe economische druk van de internationale gemeenschap kan helpen om de blanke minderheidsregering | |
[pagina 814]
| |
tot een koerswijziging te dwingen. Desinvestering, boycot en sancties zijn reeds jarenlang met een zeker succes aangewend, maar zijn er nog niet in geslaagd de apartheidsstructuur te ondermijnen. Ik kan dit omstreden probleem hier niet ten gronde behandelen. Ik stel alleen de vraag: Gelooft de universele kerk (en dan bedoel ik de grote protestantse kerken en de rooms-katholieke kerk), geloven de andere grote wereldgodsdiensten werkelijk dat het mogelijk moet zijn een wereldwijde campagne op te zetten om het apartheidssysteem onder druk te zetten? Als ik zie welk enorm internationaal gezag de paus geniet en welke macht hij heeft om in naam van de katholieke kerk de hele wereld op te roepen tot vreedzame maatregelen tegen de apartheid, dan kan men zich toch de vraag stellen: ontbreekt het hier aan wil of aan geloof? Dezelfde vraag kan ook aan alle andere kerken worden gesteld. Hebben zij zich ooit al afgevraagd wat zij met een dergelijke, samen met andere religies ondernomen, actie zouden bereiken? Niet alleen zouden zij een prachtig getuigenis van eenheid geven, ze zouden ook laten zien hoe vreedzame weerstand een verderfelijk systeem te gronde kan richten en ongekende energieën vrijmaken om overal ter wereld waar onderdrukkende systemen heersen hetzelfde te doen. | |
Bevrijdingstheologie en bekennende kerkOveral ter wereld waar soortgelijke conflicten heersen, verheffen theologen hun stem om duidelijk te maken wat zij als christenen onder gerechtigheid, menswaardigheid, bevrijding, verzoening en vrede verstaan. Hun opvattingen lopen nogal eens uiteen, spreken elkaar soms tegen. Wat Zuid-Afrika betreft, denk ik aan twee voorbeelden. In 1983 veroordeelde de Nederlands Gereformeerde Sendingskerk de theologische legitimatie van de apartheid als een ketterij, terwijl de nationale synode van de blanke Nederlands Gereformeerde Kerk in 1986 apartheid slechts een fout wilde noemen. Het boven reeds vermelde Kairos-document leidde niet alleen in Zuid-Afrika tot scherpe meningsverschillen. Hetzelfde gebeurt met theologische geschriften en verklaringen uit Latijns-Amerika, de Filippijnen en andere Derde-Wereld-landen. De spanningen die ze oproepen, zijn met name te wijten aan het feit dat ze zich met zulke brandende vragen bezighouden als de rechtvaardiging van geweld als middel om politieke conflicten op te lossen of de beoordeling van onrecht dat structureel in politieke en economische systemen ingebouwd zit. Mijn ervaring in Zuid-Afrika heeft me twee dingen geleerd: | |
[pagina 815]
| |
1. Onze problemen vinden maar een oplossing wanneer de discussie niet een zaak blijft van theologen alleen, maar ook van leken, mannen en vrouwen, van volwassenen en jongeren, van kerkelijke leiders en het hele kerkvolk. 2. Christenen van alle denominaties moeten zich, over de landsgrenzen heen, verenigen. De conflicten in Latijns-Amerika, in Zuidelijk Afrika, in het Midden-Oosten, op de Filippijnen hebben alles met elkaar te maken en moeten globaal aangepakt worden. 3. Als wij, christenen, daar ernstig werk van maken, zullen anderen zich bij ons aansluiten. Samen zullen zij de kerk oproepen tot eenheid, vrijheid en verantwoordelijkheid tegenover de samenleving. Dan ontstaat binnen en buiten de institutionele kerk een gemeenschap van betrokkenen en van Christus gehoorzame mensen, die tot de verrassende ervaring komen dat uit hun getuigenis, hun dienst en hun offer een wereldwijde Belijdende Kerk ontstaat. |
|