Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 551]
| |
Auteurs van toen en lezers van nu
| |
[pagina 552]
| |
weest.Ga naar voetnoot4 De verschillen waren van zodanige aard, dat ze aan de vertaling een nogal uiteenlopend karakter gaven, mede omdat in het bijzonder de Brieven doorgaans méér dan de Evangeliën aansloten bij eigentijds taalgebruik, dat ook de vertaling van het Oude Testament kenmerkt. Of om het anders te formuleren: de vertaling van de Brieven en die van de Openbaring van Johannes bieden een Nederlandse tekst die even verstaanbaar is voor de lezers van vandaag als de Griekse tekst dat was voor de lezers die omstreeks het einde van de eerste eeuw rondom de Middellandse Zee leefden. De vertaling van de vier evangeliën en de Handelingen uit 1961 was veel minder eigentijds. Zo ontstond al in het begin van de zeventiger jaren de vraag of die twee nogal uiteenlopende delen binnen dezelfde (Willibrord)vertaling van het Nieuwe Testament niet dichter bij elkaar gebracht dienden te worden. Met het verschijnen op 10 oktober 1987 van een nieuwe vertaling, waarin alleen de vier evangeliën en de Handelingen van de apostelen zijn opgenomen, is die lang gekoesterde wens tenslotte werkelijkheid geworden. | |
De praktische uitvoeringIn 1980 kon met het project worden begonnen, toen drie vertaalcommissies waren samengesteld, waarin zowel exegeten als neerlandici zitting hadden genomen. Het evangelie volgens Johannes was toevertrouwd aan een groep geleerden uit Vlaanderen, ook ‘de groep Leuven’ genaamdGa naar voetnoot5.Van de twee groepen die in Nederland werkten heeft één zowel het evangelie volgens Lucas als de Handelingen van de apostelen vertaaldGa naar voetnoot6. Deze twee nieuwtestamentische geschriften presenteren zich immers als het werk van één enkele auteur, die een groter deel van de Griekse woordenschat en meer mogelijkheden van de Griekse grammatica heeft benut dan de auteurs van de drie overige evangeliën. De tweede Nederlandse groepGa naar voetnoot7 heeft Marcus en Matteüs vertaald, en wel in de genoemde volgorde, omdat de tekst van het Marcusevangelie volgens de meeste deskundigen als bron is gebruikt door de auteurs van het Matteüs- en het Lucasevangelie. | |
[pagina 553]
| |
Aan deze voorgeschiedenis is fraai te illustreren hoe er reeds allerhande principiële beslissingen zijn genomen (de eenheid van Lucas-Handelingen, de prioriteit van het Marcusevangelie) voordat er ook maar één regel Grieks was vertaald! Men vertaalt dus van begin af aan niet alleen de gegeven bijbeltekst, maar óók allerlei verbanden waarin zo'n tekst zich bevindt (of misschien wel is gemanoeuvreerd). Het was geenszins te verwachten dat met drie vertaalgroepen de werkzaamheden zonder problemen zouden verlopen. Met name de evangeliën van Matteüs, Marcus en Lucas hebben immers zoveel met elkaar gemeen - ze citeren bijvoorbeeld herhaaldelijk eenzelfde oudtestamentische passage - dat er onderlinge afstemming noodzakelijk was. Daartoe werd een coördinatiecommissieGa naar voetnoot8 ingesteld die gaandeweg haar oorspronkelijke - namelijk begeleidende - taak zag veranderen in een, waarbij zij naar de vertaalgroepen toe zeer concrete voorstellen moest gaan formuleren, die een betere onderlinge afstemming van de verschillende vertalingen ten doel hadden. Ter afronding van het gehele vertaalproject heeft er nog een zeer uitvoerig overleg plaatsgevonden, waarbij met name de twee Nederlandse groepen zelf hun vertalingen kritisch op onderlinge afstemming hebben onderzocht. Dit verklaart mede waarom het een project van zeven jaar is geworden. | |
Eerste indrukkenSteeds wanneer ik een (nieuw) boek in handen krijg, begin ik er eerst eens vluchtig in te bladeren om er een beetje aan te wennen, de sfeer ervan te proeven en een voorlopige indruk op te doen. Wat deze nieuwe vertaling betreft ben ik vanaf het eerste ogenblik aangenaam verrast door de rust die het boek uitstraalt. Daar zijn bij nader toezien verschillende redenen voor aan te wijzen. In de eerste plaats is het aantal hoofdletters sterk gereduceerd. In deze nieuwe vertaling worden namelijk alle persoonlijke voornaamwoorden die midden in een zin staan met een kleine letter geschreven. Zo luidde de tekst van Lc 2,46 in de vertaling van 1961: ‘Pas na drie dagen vonden zij Hem in de tempel, waar hij temidden van de leraren zat, naar wie Hij luisterde en aan wie Hij vragen stelde’. In de jongste vertaling is dit fragment als volgt weergegeven: ‘Pas na drie dagen vonden ze hem in de tempel; hij zat er midden tussen de rabbijnen, luisterde naar | |
[pagina 554]
| |
hen en stelde hen vragen’. Zoals u kunt vaststellen, is er veel meer gebeurd dan alleen het reduceren van hoofdletters. De ene lange zin uit de Willibrordvertaling, met zijn twee ondergeschikte bijzinnen (‘... de tempel, waar...; de leraren, naar wie...’) is nu in twee kernachtige zinnen weergegeven en beantwoordt inderdaad veel meer aan ‘eigentijds taalgebruik’. Er is in dit kleine fragment trouwens ook nog een interessante exegetische beslissing genomen. De ‘leraren’ uit vroegere vertalingen zijn nu geworden tot ‘rabbijnen’! Daarbij moet men bedenken dat deze term in Jezus' eigen tijd waarschijnlijk nog niet bestond, maar wel op het tijdstip dat Lucas zijn evangelie componeerde! Vertalers vertalen dus niet alleen; ze nemen ook voortdurend beslissingen, zowel voor de auteur als voor de lezerGa naar voetnoot9. Een aspect dat in deze nieuwe vertaling van de vier evangeliën en de Handelingen onmiddellijk in het oog springt is hetgeen er met de kopjes is gebeurd. Het zijn er aanzienlijk minder dan in de Willibrord-editie en dat is naar mijn mening pure winst. Kopjes gaan namelijk al te snel functioneren als gezaghebbende leeswijzers en exegetische sleutels - en dat terwijl ze niet eens in de oorspronkelijke bijbelteksten voorkomen! Zoals ik elders heb uiteengezetGa naar voetnoot10 behoeft men maar Lucas 6 in een aantal bijbelvertalingen naast elkaar te leggen om zelf vast te stellen hoe subjectief de keuze kan uitvallen van zowel de plaats als van de bewoordingen die men de kopjes meegeeft. Zo is het bijvoorbeeld zeer verheugend om in de nieuwe vertaling Lc 6,17-49 afgedrukt te zien als één lange passage (‘Toespraak tot de leerlingen en het volk’), waar de Willibrordvertaling nog liefst zes tussenkopjes telt. Sommige passages zijn in de jongste vertaling nauwelijks terug te kennen, doordat ze een ware gedaanteverandering hebben ondergaan. Mt 9,35-10,42 lijkt mij daarvan een goed voorbeeld. In de Willibrord-uitgave doorsnijden liefst zes kopjes het betoog (9,35; 10,1; 10,16; 10,24; 10,37 en 10,40), waardoor de lezer sterk de indruk krijgt met een aantal fragmentjes te doen te hebben. In de nieuwe uitgave is hetzelfde gedeelte in slechts twee paragrafen ondergebracht, die dan ook onmiddellijk laten zien dat ze onderling met elkaar in verbinding staan: Mt 9,35-10,4 (‘Aanstelling van de twaalf’), Mt 10,5-42 (‘Zending van de twaalf’). Deze overzichtelijke indeling zorgt er bovendien voor dat de aanhef van Mt 11,1 (het | |
[pagina 555]
| |
bekende vijfvoudige refreinvers binnen het Matteüsevangelie) beter dan vroeger uit de verf komt. Ook Mt 13,1-52 zou in dit verband genoemd kunnen worden. Tegen de acht (bovendien nog zeer vet gedrukte) koppen in de vorige vertaling zijn het nu nog drie opschriften die de tekst ordenen: ‘Beeldspraak van het zaaien’ (13,1-23), ‘Beelden van het koninkrijk’ (13,24-35), ‘Leerling zijn in het koninkrijk der hemelen’ (13,36-52). Geen wonder dat de opbouw van dit hoofdstuk opeens veel duidelijker naar voren springt. Op dergelijke wijze geeft de nieuwe vertaling de lezer van meet af aan veel meer overzicht over grotere tekstgehelen, hetgeen mijns inziens een zekere ‘leesrust’ bevordert. De nieuwe vertaling kent niet alleen veel minder kopjes; minstens even belangrijk is het dat de kopjes veel neutraler zijn gehouden. Er is geen informatie ‘ingestopt’ die nergens in de tekst zelf te vinden isGa naar voetnoot11. Zo is bijvoorbeeld de titel die in de 1961-vertaling boven Mc 6,1 stond (‘Het ongelovige Nazaret’) verlaten en vervangen door het meer neutrale ‘Gebrek aan vertrouwen’. De Griekse tekst van Mc 6,1 noemt immers geen naam, maar heeft het slechts over ‘zijn vaderstad’ (Willibrord-editie), ‘het dorp van zijn jeugd’ (KBS-vertaling). En het is niet de taak van de vertaler(s) om ze met de naam ‘Nazaret’ in te vullen, wanneer die naam niet in de tekst zelf voorkomt! Ook typisch kerkelijke (liturgische) termen zijn in de nieuwe vertaling niet teruggekeerd. Zo zal men vergeefs zoeken naar opschriften als ‘Magnificat’ (Lc 1,46) of ‘Benedictus’ (Lc 1,67); ze zijn vervangen door een aanduiding die niet meer (maar ook niet minder) aangeeft dan het literair genre van de betreffende passage: ‘Maria's loflied’, resp. ‘Zacharia's profetie’. Zo is ook de kop die vroeger ‘Instelling van de H. Eucharistie’ luidde en boven Lc 22,15 te vinden was niet alleen verplaatst (boven 22,14), maar ook tamelijk ingrijpend gewijzigd in: ‘Aan tafel met de apostelen’. Via deze typering wordt de nauwe band zichtbaar met andere passages die zich binnen hetzelfde evangelie ‘aan tafel’ afspelen (o.a. Lc 5,27-39; 7,36-50 en 9,10-17). | |
Rondom de tekstDe drie commissies hebben niet alleen de Griekse tekst vertaald en de | |
[pagina 556]
| |
Nederlandse vertaling van kopjes voorzien en in alinea's ingedeeld. Een aantal ledenGa naar voetnoot12 heeft nog eens heel veel tijd en energie gestoken in andere werkzaamheden: inleidingen, aantekeningen en verwijzingen. - De bestaande inleidingen van de Willibrordvertaling gaven op verschillende punten exegetisch verouderde inzichten. Met frisse inleidingen die de nieuwere opvattingen wetenschappelijk verantwoord overdragen is de jongste vertaling weer bij de tijd. Gold het bijvoorbeeld tot voor kort bijna als een vaststaand feit dat Lucas een heidenchristen is geweest, in de nieuwe inleiding op zijn evangelie wordt ook de mogelijkheid besproken ‘dat hij een hoogontwikkelde jood is uit de diaspora’ (p. 124). - De vertaling is voorzien van geheel nieuw geschreven aantekeningen. Ze beslaan meer ruimte dan die in de Willibrordvertaling en zijn veel zakelijker van inhoud en toon. Wie de proef op de som wil nemen zou bijvoorbeeld eens na kunnen gaan wat de Willibrordvertaling aantekent bij Mt 1,25; 12,46 en 16,18 en dit vergelijken met de noten in deze nieuwe uitgaveGa naar voetnoot13. - Een tamelijk opvallende verandering is door de daarvoor verantwoordelijke leden van elke commissie voltrokken waar het verwijzingen naar andere Schriftplaatsen betreft. Staan deze in de Willibrordvertaling in de kantlijn - men spreekt in de wandel wel van het ‘marge-apparaat’ -, nu zijn deze ‘dwarsverwijzingen’ aan het begin van elk hoofdstuk gegroepeerd voor de aantekeningen. Het kan een nadeel zijn, omdat het moeilijker is geworden reeds tijdens het lezen van een tekst onmiddellijk te zien welke samenhang er is met andere Schriftplaatsen. Het voordeel van de nieuwe werkwijze zou kunnen zijn dat men eerst gedwongen wordt zeer aandachtig de tekst zelf te lezen en daarna meer gericht die zogeheten parallellen of verwijsplaatsen gaat bestuderen. Het nieuwe systeem lijkt mij de moeite van het proberen meer dan waard! Ook zal men er aan moeten wennen dat citaten niet meer - zoals bijvoorbeeld in de Willibrordvertaling - cursief zijn gezet. Daardoor wordt, veel meer dan vroeger het geval was, terecht de indruk gegeven dat de nieuwtestamentische tekst in de eerste plaats als een eigenstandige tekst gelezen dient te worden en niet als een soort legpuzzle die is samengesteld uit diverse stukken. Echt geciteerd in de moderne zin van het woord wordt er in het Nieuwe Testament trouwens betrekkelijk weinig; meestal plooien de | |
[pagina 557]
| |
schrijvers de citaten wel naar hun eigen (theologische) inzichten en behoeftenGa naar voetnoot14. | |
Korte impressiesEen nieuwe vertaling aankondigen zonder er een aantal markante teksten uit te citeren kan natuurlijk eenvoudig niet. U dient daarbij echter wel te bedenken dat het mijn persoonlijke keuze is. U zult in veel gevallen door heel andere passages getroffen worden; een uitstekend argument, dunkt me, om de nieuwe vertaling zelf aan te schaffen! Een vertaling die onmiddellijk mijn warme bijval heeft gekregen trof ik aan in Lc 24,51, dat behoort tot de slotregels van dit evangelie. In de Willibrordvertaling luidt deze tekst: ‘En terwijl Hij hen zegende, verwijderde Hij zich van hen en werd ten hemel opgenomen’. De nieuwe vertaling geeft het vers als volgt weer: ‘En terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd hij in de hemel opgenomen’. Het werkwoord ‘heengaan’ - waarin diverse connotaties aanwezig zijnGa naar voetnoot15 - geeft een grotere emotionaliteit aan het verhaal dan het oude ‘zich verwijderen’. Maar de grote vondst is voor mij de weergave ‘in de hemel opgenomen’. Het geeft - veel meer dan bij ‘ten hemel opgenomen’ het geval is - de afronding, het hoogtepunt van het gehele evangelie weer. Het is daarom bijzonder jammer dat dezelfde groep vertalers (!) op twee andere plaatsen binnen het Lucaanse dubbelwerk deze taalkundige/theologische vondst niet heeft doorgezet. In Lc 9,51 luidt hun vertaling: ‘Toen de tijd naderde dat hij ten hemel zou worden opgenomen’. En als weergave van Hand 1,2 vinden we bij hen: ‘... tot de dag waarop hij ten hemel werd opgenomen’. Ik teken hierbij bovendien aan dat de Griekse grondtekst in beide gevallen nergens een woord bevat dat als equivalent kan dienen voor ‘ten hemel’. De weergave ‘in de hemel opgenomen’ is niet alleen maar een kwestie van een ander voorzetsel. Er heeft wel degelijk een verschuiving in betekenis plaatsgevonden. Waar het woord ‘hemelvaart’ (het kopje in de vorige vertaling) zich grotendeels lijkt te | |
[pagina 558]
| |
concentreren op de route, is met ‘in de hemel opgenomen’ (het kopje van deze nieuwe vertaling!) meer recht gedaan aan het theologisch coloriet: Jezus is nu de verhoogde Heer. Dat dit gegeven bij Lucas een rol speelt blijkt mijns inziens ook aan het onmiddellijke vervolg erop: ‘Zij vielen voor hem op de knieën...’. Kan men er ten aanzien van Lc 24,51 over twisten of de nieuw vertaalde tekst ook veranderingen in betekenis met zich meebrengt, op verschillende andere plaatsen is dat zeker het geval. Neem bijvoorbeeld Joh 21,7-8, een passage die ik vroeger altijd wat merkwaardig vond; Petrus kleedde zich eerst aan en sprong dan te water. Wanneer we de oude en de nieuwe vertaling naast elkaar afdrukken wordt het in één oogopslag duidelijk: Willibrordvertaling
Toen Simon Petrus
hoorde dat het de Heer was
trok hij zijn bovenkleed aan
- want hij droeg slechts een onder-
kleed -
en sprong in het meer.
De andere leerlingen
kwamen met de boot,
want zij waren niet ver
uit de kust,
slechts ongeveer tweehonderd el,
en sleepten het net met de vissen
achter zich aan.
Nieuwe KBS-vertaling
Nauwelijks had Simon Petrus
gehoord ‘het is de Heer’,
of hij schortte zijn kiel op
- het enige wat hij aanhad -
en sprong in het water,
terwijl de andere leerlingen
met de boot kwamen
- zij waren niet ver meer
uit de kust,
slechts een tweehonderd el -
en het net met de vissen
achter zich aan sleepten.
Een zeer ingrijpende verandering in betekenis constateer ik in Mc 1,21: Zij kwamen in Kafarnaüm,
en op de eerstvolgende sabbat
ging Hij naar de synagoge
waar Hij als leraar optrad.
Ze trokken naar Kafarnaüm.
En elke sabbat
ging hij naar de synagoge
en gaf er onderricht.
Waar de Willibrordvertaling ontegenzeggelijk een eenmalige gebeurtenis onder woorden brengt, is er in de nieuw vertaalde tekst iets totaal anders aan de orde. Het bezoek aan de synagoge dat nu ‘elke sabbat’ plaatsvindt zegt niet meer zozeer iets over Kafarnaüm, als wel over Jezus die nu - via de Nederlandse vertaalgroep! - in de tekst van Marcus gepresenteerd wordt als een ‘vaste kerkganger’. Dat roept bij mij onmiddellijk de vraag op of dan ook Mc 1,22 niet beschouwd moet worden als zo'n meer algemene mededeling. Daarna keren we dan in Mc 1,23 - via het voor Marcus zo karakteristieke ‘en meteen’ - terug naar de synagoge van Kafarnaüm. | |
[pagina 559]
| |
De lezer beslistWat er met deze vertaling van de vier evangeliën en de Handelingen van de apostelen gaat gebeuren ligt aan de lezers ervan, die zich - naar ik oprecht hoop - op den duur ook als de gebruikers ervan zullen ontpoppen. Al te snel is men de afgelopen jaren in ons taalgebied - met name in Noord-Nederland - massaal over nieuwe vertaalprojecten heengevallen. Natuurlijk heb ik ook mijn twijfels bij sommige passages of details ervanGa naar voetnoot16 die in deze nieuwste proeve van vertaalarbeid worden voorgelegd. Maar het gaat niet aan daarmee het gehele werk te stigmatiseren of compleet te negeren. Een vergelijking met de vorige bij de Katholieke Bijbelstichting verschenen vertaling van dit nieuwtestamentische gedeelte heeft mij in elk geval ervan overtuigd dat dit jongste vertaalproject geen overbodige luxe is geweestGa naar voetnoot17! |
|