Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
De rol van het Supreme Court in het politiek bestel van de Verenigde Staten
| |
Het Supreme Court volgens The FederalistDit jaar viert men de tweehonderdste verjaardag van de Amerikaanse grondwet. Het is een document waarvoor de Amerikanen een heilig ontzag | |
[pagina 318]
| |
koesteren want het is de verwoording van het sociaal handvest afgesloten tussen federaal gezag en burger. Die grondwet kan slechts via een ingewikkelde procedure worden geamendeerd: ofwel via aanduiding van de te amenderen artikelen door een twee derde meerderheid in Huis en Senaat, ofwel door bijeenroeping van conventies op aanvraag van twee derde van de deelparlementen. Daarenboven moet in beide gevallen drie vierde van de deelparlementen de nieuwe artikelen goedkeuren. Tot nu toe konden op die manier aan de grondwet slechts zesentwintig amendementen worden toegevoegd. Men kan zich dan ook met recht afvragen of de vitaliteit van de Amerikaanse samenleving niet wordt ondermijnd door het vasthouden aan een document geschreven in een ver verleden en onder omstandigheden die intussen totaal veranderd zijn. Die vraag kan alleen worden beantwoord als men rekening houdt met de belangrijke functie die het Supreme Court in de Amerikaanse maatschappij vervult en met de visie die de grondleggers van de republiek hadden op de rol die dit Hooggerechtshof in de samenleving diende te spelen. Daartoe hebben we The Federalist geraadpleegd, een verzameling artikelen waarin drie van de ‘founding fathers’, Hamilton, Jay en Madison, de verschillende bepalingen van de grondwet hebben verklaard. Ons interesseren met name de nummers 78 en 79 die de oprichting van het Supreme Court behandelenGa naar voetnoot2. Hamilton schrijft dat in een democratie de rechterlijke macht een tegengewicht moet vormen voor de wetgevende omdat zij alleen er borg voor staat dat de wil van het volk, zoals uitgedrukt in de grondwet, kan primeren op die van de wetgever. Alleen onafhankelijke rechters zijn in staat de indivuele burger te beschermen tegen onrecht en tegelijk te beletten dat slechte wetten worden uitgevoerd. In de uitoefening van haar functie - de verdediging van de vrijheid - wordt de rechterlijke macht evenwel beïnvloed door de ‘tirannie’ van de wetgevende en de uitvoerende macht. Waarom? Omdat, volgens Hamilton, het Supreme Court kan worden bestempeld als de zwakste van de drie instellingen. Het parlement bezit immers bevoegdheid op financieel vlak, de president op militair, terwijl het de rechters aan dergelijke verregaande bevoegdheid ontbreekt. De bedoeling van The Federalist is dus vrij duidelijk: met het voorbeeld van het tirannieke Britse parlement nog fris in het geheugen en met het oog op het optreden van de deelparlementen, wilden de grondleggers van de republiek bewerkstelligen dat de rechten van de burger gevrijwaard zouden blijven. Het legislatief en het executief orgaan zouden derhalve moeten gehoorzamen aan een wet van | |
[pagina 319]
| |
hogere orde en een onafhankelijk rechterlijk orgaan diende op te treden als hoeder van de grondwet. | |
Het Supreme Court in de Amerikaanse grondwetHet artikel van de grondwet dat de bevoegdheid van het Supreme Court vastlegt was een compromis tussen de stellingen van de twee groepen die op de conventie van Philadelphia (1776) op een aantal vlakken lijnrecht tegenover elkaar stonden: enerzijdse de federalisten van Hamilton, die pleitten voor de oprichting van een Hooggerechtshof met verregaande bevoegdheden, anderzijds de republikeinen van Madison, die het gezag van de rechtbanken in de deelstaten wensten te vrijwaren. Uiteindelijk zag na lange discussies artikel drie van de grondwet het daglicht: ‘In alle rechtszaken m.b.t. ambassadeurs en buitenlandse gezanten of m.b.t. deelstaten kan het Hooggerechtshof rechtstreeks arresten vellen. In alle andere gevallen, voorheen vermeld, zal het Hooggerechtshof slechts in laatste instantie uitspraak doen, rekening gehouden met de door het Congres bepaalde uitzonderingen’. Een onduidelijke tekst, vooral als men weet dat de ‘andere gevallen’ waarvan sprake slaan op ‘alle wetten die de Verenigde Staten krachtens de in de grondwet toegekende bevoegdheid zullen uitvaardigen’; zodat men tegelijk zou kunnen afleiden dat het Congres niet de bevoegdheid bezit de rechtspraak van het Supreme Court aan banden te leggen. Dit was de interpretatie van The Federalist, maar die werd allerminst gedeeld door de aanhangers van Madison. Stond in de grondwet weliswaar vermeld dat de rechters van de deelstaten zich moesten houden aan de wetten van de federatie, dan bleef nog altijd de vraag open of de federale instellingen zelf gebonden waren aan de jurisdictie van het Hooggerechtshof. Het is de grote verdienste geweest van Chief Justice John Marshall, dat de federalistische stelling het uiteindelijk heeft gehaald op de republikeinse. Dank zij zijn rechtspraak is het Supreme Court immers kunnen uitgroeien tot een echt grondwettelijk hof. Niet de grondwet, zoals zelfs beroemde auteurs als Tocqueville foutief hebben geschreven, heeft ervoor gezorgd dat aan de ‘tirannie van het wetgevend orgaan’ juridisch paal en perk werd gesteld, wel het Supreme Court zelf. | |
[pagina 320]
| |
Het Hooggerechtshof onder leiding van John Marshall (1787-1836)Wil men een juist inzicht krijgen in de betekenis van het Supreme Court voor de Amerikaanse samenleving, dan mag men niet voorbijgaan aan het arrest dat het Marshallhof heeft geveld in de zaak ‘Marbury v. Madison’ (1803)Ga naar voetnoot3. Niet zozeer de inhoud van het arrest moet onze aandacht gaande houden, wel het feit dat hier voor het eerst het beginsel van judicial review werd bevestigd, het principe dat een gewone wet ondergeschikt is aan de grondwet. Het Supreme Court verklaarde immers de Judiciary Act van het Congres ongeldig omdat het oordeelde dat deze wet niet in overeenstemming te brengen was met de geest van de grondwet. En dat is de kern van de zaak: het Hof eigende zichzelf de bevoegdheid toe de grondwet te interpreteren. Onder leiding van Marshall is het Supreme Court dezelfde weg blijven bewandelen. Aan de implied powers van de federale instellingen (degene die niet expliciet opgesomd zijn in de grondwet) werd een zeer ruime betekenis gegeven. Zo werd de deelstaten opgelegd de onschendbaarheid van contracten te erkennen en moesten zij tevens toestaan dat hun bevoegdheid op een aantal andere gebieden werd beknot ten voordele van de federatie. Marhalls bedoeling was vrij evident: door eerst de macht van het Hooggerechtshof uit te breiden in het nadeel van het Congres en door vervolgens de macht van de deelstaten te beperken ten gunste van de federatie zouden de doelstellingen zoals verwoord door The Federalist worden gerealiseerd, met name zou de vrijheid van de individuele burger worden gewaarborgd. Lord Bryce sprak dan ook over Marshalls beslissingen als ‘never having been surpassed and rarely equaled by the most famous jurists of modern Europe or of ancient Rome’ (Abraham, 1985, 84). Het tij zou evenwel keren toen Marshall van het politieke toneel verdween. | |
Het Supreme Court in de periode 1830-1954Gedurende de periode 1830-1860 werd het politieke leven van de VS beheerst door de democratische partij, die beducht was voor een verregaande | |
[pagina 321]
| |
uitbreiding van het federaal gezag. Aan het hoofd van het Supreme Court stond nu R.B. Taney, zelf aanzienlijk minder unionistisch dan zijn voorganger. Zo verklaarde het Taneyhof in 1857 het zgn. Maine-Missouricompromis ongrondwettelijk: voortaan zou het van een volkstelling afhangen of een staat behoorde tot Mason of tot Dixie en gevluchte negerslaven dienden te worden uitgeleverd aan hun meesters. In dit arrest leest men ook nog dat ‘een neger niet behoort tot het Amerikaanse volk, maar tot de bezittingen van zijn meester’. Taneys visie inzake de relatie tussen deelstaten en federatie stemde duidelijk overeen met die van de opeenvolgende democratische presidenten die de VS toen regeerden. Had president Jackson b.v. zelf niet verklaard: ‘The authority of the Supreme Court must not... be permitted to control the Congress or the Executive when acting in their legislative capacities’. (Abraham, 1985, 95)? Uiteindelijk zou dit Supreme Court de tegenstellingen tussen noord en zuid verder aanwakkeren: amper drie jaar na het omstreden arrest in de Dredd Scott-zaak breekt de burgeroorlog uit. Terecht schreef in 1869 een (gematigd) journalist dat het Supreme Court, ‘de meest verfoeide van alle Amerikaanse instellingen’, de samenleving naar een catastrofe had geleidGa naar voetnoot4. Tussen 1880 en 1937 was het de republikeinse ideologie die de rechtspraak van het Supreme Court beheerste: industriële ondernemingen werden beschouwd als ‘personen’ van wie de rechten door het veertiende amendement dienden te worden beschermd. Wetten die het Congres had uitgevaardigd met als doel paal en perk te stellen aan de misbruiken waaraan bepaalde bedrijven zich schuldig hadden gemaakt, werden ongrondwettelijk verklaard (zo b.v. de Sherman Antitrust Act of de Interstate Commerce Act). Probeerden sommige deelstaten de arbeidsduur te reglementeren, dan werden zulke initiatieven door het Hooggerechtshof steevast gedwarsboomd. Ook op het vlak van de interraciale verhoudingen nam het Hof een allesbehalve menslievende houding aan: de apartheidspolitiek verwierf in het zuiden een juridische basis (Arrest Plessy v. Ferguson, 1896). Tegelijk steunde het Hof de wetgevende macht wanneer deze laatste een hetze ontketende tegen verdachte individuen met ‘socialistische opvattingen’. In de vroege jaren dertig werd het Supreme Court geregeerd door een conservatieve coalitie van vijf rechters die systematisch de maatregelen van het New Deal-programma van president Roosevelt ongrondwettelijk verklaarden. Tegen deze republikeinse meerderheid besloot de president grove middelen te gebruiken: voor elke rechter boven de zeventig zou hij er | |
[pagina 322]
| |
een nieuwe benoemen. (Zover kwam het uiteindelijk niet omdat één rechter vrijwillig besloot de president aan een meerderheid te helpen terwijl een andere ontslag nam). Deze crisis heeft het prestige van het Hof lange tijd zware schade berokkend. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou daar verandering in komen. | |
Het Warrenhof (1954-1969) en de Bill of RightsTijdens de periode 1954-1969 leidde Earl Warren het Supreme Court. Alle waarnemers zijn het erover eens dat, met uitzondering van J. Marshall, geen enkele andere Chief Justice zulk een stempel heeft gedrukt op het politieke leven van de VS. Volgens Warren dienden rechters ervoor te zorgen dat het recht niet te soepel, maar ook niet te stringent werd toegepast. Zij moesten één belangrijk principe voor ogen houden: de vrijheid van het individu. De deelstaten moesten zich houden aan de beginselen uiteengezet in de Bill of Rights. Warren stelde vast dat in het verleden het Supreme Court weinig had ondernomen om de burgers te beschermen tegen de deelstaten. Had J. Marshall zelf niet verklaard dat de Bill of Rights alleen van toepassing was op de federatie? Had het Supreme Court tijdens de jaren dertig niet meer oog gehad voor de bescherming van het recht op eigendom en de toepassing van het beginsel van het vrije contract dan voor de verdediging van de rechten van de gewone man? Voor een ware ommekeer in de rechtspraak zou men echter moeten wachten tot 1954, het jaar waarin Earl Warren zelf voorzitter werd van het Supreme Court. Die ommekeer werd ingeluid op het vlak van de zgn. political questions. Waar nl. in het verleden het Supreme Court steeds het beginsel had gehuldigd van de strikte scheiding van machten, zag het Warrenhof er constitutioneel geen graten in op te treden op het domein van het Congres, wanneer het meende dat het legislatief orgaan de rechten van de burger met de voeten trad. In 1962 maakte Warren een einde aan de onrechtvaardige verdeling in kiesdisctricten omdat hij vond dat het hier minder een politiek dan wel een juridisch vraagstuk betrof. Hetzelfde gold voor de burgerrechten van de zwarte. Het Warrenhof heeft niet opgehouden de praktijken van racisme en apartheid in het zuiden te veroordelen. De segregatie naar ras werd ongrondwettelijk verklaard en gedurende de jaren zestig heeft het Hof zijn volle steun gegeven aan de pogingen van het Congres om elke discriminatie op het vlak van stemrecht af te schaffen. Verder brak het Warrenhof een lans voor de bescherming van de rechten van de verdachte. Iemand die was aangehouden moest zo snel mogelijk | |
[pagina 323]
| |
voor de rechter kunnen verschijnen en bezat het recht op een proces met gezworenen en getuigen. Geen beklaagde mocht worden gedwongen een bekentenis af te leggen en hij kon niet tweemaal voor dezelfde misdaad terechtstaan; ook werd bepaald onder welke omstandigheden de politie huiszoekingen mocht verrichten. Ongemeen belangrijk was het arrest in de zaak ‘Griswold v. Connecticut’ (1965) omdat het hier ging om de bevestiging van het recht op privacy (concreet: de verkoop van voorbehoedmiddelen die door Connecticut werd verboden) dat als zodanig niet expliciet vermeld staat in de Bill of Rights. Ook de minder welgestelde Amerikaan werd door Warren in bescherming genomen: de beklaagde moest kunnen rekenen op financiële steun van de federatie, de bewegingsvrijheid van de pauper mocht niet worden beperkt en de kiescijns moest worden afgeschaft. Verder heeft het Hof het recht op vrije meningsuiting krachtig verdedigd en maakte het een einde aan de verplichte registratie van leden van de communistische partij, terwijl de Subversive Activities Control Board werd opgedoekt. Controversieel was Warrens beslissing m.b.t. de afschaffing van het schoolgebed en van de bijbellezing in de openbare middelbare scholen. Het Warrenhof zelf bekommerde zich echter weinig om de kritiek en ging in de volgende jaren onversaagd verder de scheiding van kerk en staat te decreteren... | |
De reactie in de jaren zeventig en tachtig: het BurgerhofPresident Nixon, zelf een uitgesproken vijand van Warren, had gedurende zijn verkiezingscampagne van 1968 zijn conservatieve achterban moeten beloven rechters aan te stellen die minder geneigd zouden zijn de rechten van allerlei minderheden te verdedigen. Nixon kreeg daartoe de kans, maar voorlopig lijken zijn vier rechters (Burger, Blackmun, Powell en Rehnquist, later aangevuld met Stevens) er (nog) niet in geslaagd te zijn een totale ommekeer te bewerkstelligen in de jurisdictie van het Supreme Court. Wat de political questions betreft, aarzelde het Burgerhof niet zich te scharen aan de zijde van de president in een controverse met het Congres. Met betrekking tot het rassenvraagstuk kan men een lichte achteruitgang vaststellen: sommige programma's van positieve discriminatie werden veroordeeld en in tegenstelling tot vroeger moet momenteel het slachtoffer het bewijs van discriminatie leveren. Daar staat tegenover dat de rassensegregatie in openbare scholen verboden bleef en dat busing en de meeste projecten van affirmative action behouden werden. Vooral m.b.t. de rechten van de beklaagde werden de beslissingen van Warren terugge- | |
[pagina 324]
| |
schroefd. Zo is voortaan huiszoeking gebonden aan minder strikte regels, mag onrechtmatig verworven bewijsmateriaal in zekere omstandigheden tijdens een rechtsgeding worden gebruikt en kan een afgedwongen bekentenis van een beklaagde tegen hem worden ingebracht. Ook kunnen we spreken over een achteruitgang wat de rechten van de minderbedeelden betreft: een niet-kapitaalkrachtige beklaagde geniet niet meer het onvoorwaardelijke recht op financiële bijstand, een staat hoeft niet langer een identiek vervangingsinkomen te verschaffen aan mensen die zich in dezelfde sociale positie bevinden, terwijl de vreemdelingen daarvan volledig mogen worden uitgesloten. Omtrent de houding van het Burgerhof t.o.v. de doodstraf bestaat een tijdlang een zekere verwarring. In 1972 verwierp het Supreme Court nl. een arrest van het Hooggerechtshof van Georgia dat de toepassing van de doodstraf had geëist in een groot aantal gevallen, dit op basis van het achtste amendement dat ‘wrede en ongewone straffen’ verbiedt. Tegelijk nodigde het Hof echter de deelstaten uit nauwkeurige criteria uit te werken omtrent de toelaatbaarheid van de doodstraf. De tegenstanders van de doodstraf hadden te vroeg gejuicht want vier jaar later besliste het Supreme Court dat de doodstraf moest worden voltrokken wanneer de grondwet van de deelstaten hiertoe de mogelijkheid voorzag. Anderzijds heeft het Burgerhof de toepassing van de Bill of Rights uitgebreid tot het recht op abortus gedurende de eerste drie maanden van de zwangerschap (Arrest Roe v. Wade, 1973). Een beslissing even controversieel als die van Warren inzake het schoolgebed, niet alleen omdat het Hof zich hier duidelijk aan de zijde van één bepaalde levensbeschouwelijke groep binnen de samenleving schaarde, maar ook omdat het de beslissingen van de deelparlementen terzake bewust heeft genegeerd. Net als zijn voorganger heeft het Burgerhof zich echter allerminst bekommerd om de kritiek die na dit arrest is losgebarsten; integendeel zelfs: het verdedigde bij diverse gelegenheden opnieuw het recht van de vrouw om zelf te beslissen of ze de zwangerschap wil onderbreken of niet. De vrije meningsuiting geniet duidelijk minder Burgers belangstelling: staten mogen de publikatie van ‘obscene’ teksten verbieden, journalisten moeten hun bronnen aan de openbaarheid prijsgeven, politici wier goede trouw door de pers wordt betwijfeld moeten inzage krijgen in alle relevante documenten. Anderzijds mogen we niet vergeten dat juist in 1971 het Burger hof de New York Times en de Washington Post toelating gaf de Pentagon Papers te publiceren, hoewel het ministerie van justitie uitdrukkelijk de inbeslagname van de teksten had gevraagd (Arrest New York Times v. United States, 1971). Drie jaar later zal het Supreme Court president Nixon dwingen de omstreden geluidsbanden te | |
[pagina 325]
| |
overhandigen aan de speciale Watergate-aanklager, een arrest dat zal leiden tot het ontslag van die president (Arrest United States v. Nixon, 1974). Inzake de scheiding van kerk en staat hangt het Burgerhof duidelijk andere opvattingen aan dan dat van Warren, al zijn de conservatieve rechters er niet steeds in geslaagd hun mening door te drukken in het besluitvormingsproces van het Hof. Zo is voortaan hulp van de staten aan het vrij middelbaar onderwijs toegelaten, ‘op voorwaarde dat zij het godsdienstonderricht niet gunstig beïnvloedt’. Financiële steun aan het hoger onderwijs kan de federatie enkel verstrekken ‘op voorwaarde dat die steun niet wordt gebruikt voor godsdienstige doeleinden’. Alleen inzake vrouwenemancipatie huldigt het Burgerhof echt progressieve opvattingen, reeds vóór president Reagan de eerste vrouwelijke opperrechter van de VS, S. O'Connor, benoemde. Zo mogen ondernemingen bij hun aanwervingsbeleid niet discrimineren naar geslacht; vrouwelijke werknemers die zonder reden werden ontslagen kunnen schadevergoeding eisen; op het vlak van sociale zekerheid dienen identieke regels voor mannen en vrouwen te worden toegepast; positieve discriminatie ten gunste van vrouwen is toegelaten. | |
Betekenis van het Supreme Court1. Het Supreme Court speelt dus een belangrijke rol in het sociale, economische en politieke leven van de VS. Treedt het Hof echter ook onafhankelijk genoeg op zodat het in staat is de vrijheid van de individuele burger te verdedigen? Het antwoord op die vraag moet genuanceerd klinken. Enerzijds worden rechters door president en senaat voor het leven benoemd zodat hun beslissingen in tegenstelling tot die van Congres en executief op korte termijn niet kunnen worden herroepen. Anderzijds zal natuurlijk elke president trachten rechters aan te stellen die zijn ideologische voorkeur weerspiegelen, zodat hun arresten het politieke en sociale leven van de maatschappij beïnvloeden lang nadat de president zelf van het toneel is verdwenen. Toch bleek ook uit ons geschiedkundig overzicht dat rechters, eenmaal benoemd, vaak meer onafhankelijkheid aan de dag legden dan gehoopt door het Witte Huis. Niet alleen het wetgevend en het uitvoerend orgaan proberen in te werken op de besluitvorming van het Hof, dat doen ook belangengroepen, zij het onrechtstreeks. Het Supreme Court moet immers een selectie maken uit de talrijke aanvragen tot tussenkomst, waarvan jaarlijks minder dan 3% kan worden behandeld. (In 1930 | |
[pagina 326]
| |
waren er ongeveer 900 aanvragen; in 1975, 4.000; in 1979, 4.700; in 1983, 5.300). De rechters opteren blijkbaar voor die gevallen waarover een uitspraak met ongeduld wordt verwacht, omdat zij belangrijke gevolgen kan hebben voor elders in het land gevoerde rechtszaken. 2. Amerika is een mainstream-samenleving. Bestaat er in de VS weliswaar een culturele pluriformiteit, dan huldigt de meerderheid toch bepaalde standpunten op sociaal en economisch vlak waarover ze nauwelijks een afwijkende mening gedoogt. Volgens die meerderheid hebben minderbedeelden in de samenleving (armen, kleurlingen, illegalen, beklaagden, seksuele minderheden...) hun sociale of economische achterstelling uitsluitend aan zichzelf te wijten. The Federalist had in dit opzicht gelijk: Congres en executief zijn gewoonlijk te afhankelijk van de meerderheid om de rechten van deze categorieën, die (met uitzondering misschien van de zwarten in de jaren zestig) geen invloedrijke belangengroepen achter zich hebben, efficiënt te verdedigen. In zulke omstandigheden is het belangrijk dat er een derde macht bestaat die minder gevoelig voor druk van buitenaf, de bescherming op zich neemt van diegenen die in de mainstream-samenleving niet meetellen. Het pleit voor het Hooggerechtshof dat het na verloop van tijd die taak heeft aanvaard, zelfs al is het daarbij zijn grondwettelijke bevoegdheden te buiten gegaan. Vooral het Supreme Court voorgezeten door Earl Warren heeft die dynamische visie enthousiast toegepast op alle domeinen van het sociaal-economisch leven... en is daarbij, naar Amerikaanse maatstaven, misschien te hard van stapel gelopen. Vandaar dat vanuit republikeinse hoek telkens weer het verwijt werd gehoord dat het Hof de intenties van de Founding Fathers heeft verraden door zich te mengen in zaken als racisme, godsdienst en abortus, levensbeschouwelijke vraagstukken die nergens in de grondwet staan vermeld en waarover negen niet-verkozen individuen zich uitspreken en daarbij wetten negeren die door democratisch verkozen parlementsleden werden gestemd. 3. In de jaren tachtig, het tijdperk van nieuw-rechts, van de yuppies met hun macho-idolen, schijnt een groot deel van de publieke opinie deze republikeinse stellingen te steunen. Vandaar de roep naar een nieuw mainstream-beleid dat moet worden gevoerd door conservatieve rechters. President Reagan heeft reeds een gedeelte van die wens vervuld door de benoeming aan te kondigen van twee ultra-conservatieve rechters, O'Connor en Scalia, en door de promotie tot Chief Justice van de al even conservatieve Rehnquist, de enige rechter die in het verleden consequent tegen nagenoeg elke maatregel voor de gelijkberechtiging van minderheden heeft gestemd. Intussen bidden de predikanten van de moral majority voor het spoedig overlijden van de gehate Brennan en Marshall, de twee overblijvende pro- | |
[pagina 327]
| |
gressieve rechters van het Warrenhof. Vanzelfsprekend hoopt nieuwrechts dat de door president Reagan aangestelde rechters erin zullen slagen de wat zij noemen ‘linkse’ interpretatie van de Bill of Rights te corrigeren. Mocht het zover komen, dan staan Amerika nog woelige jaren te wachten. Intussen kan men alleen maar hopen dat het Supreme Court zelf trouw blijft aan Thomas Jeffersons boodschap: ‘I have sworn upon the altar of God eternal hostility against every form of tyranny over the mind of man’. |
|