Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
ForumHet vredesakkoord in Centraal-AmerikaDe regering Reagan schaakmat gezetEind september was pater Cesàr Jerez s.j. uit Nicaragua op doorreis in BelgiëGa naar voetnoot1. We hadden met hem een lang gesprek over het recent vredesakkoord voor de regio, over de kans dat het plan ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, en over de gevolgen ervan voor de betrokken landen en in het bijzonder voor Nicaragua. Volgend artikel is op dit gesprek gebaseerd. Op 7 augustus werd in Guatemala, o.l.v. de Costaricaanse president Arias, de Procedure voor het tot stand komen van een sterke en duurzame vrede in Centraal-Amerika ondertekend. Dit is een ‘nieuw feit’ in de politieke ontwikkeling van de regio. Tot dan toe waren alle vredesinitiatieven van Contadora en van de steungroep van Lima immers onder zware druk van de regering Reagan gekelderd. De meeste waarnemers hadden dan ook voor de top van de vijf Centraalamerikaanse presidenten een zelfde scenario verwacht. De top, die normaal reeds in juni had moeten plaatsvinden, was op vraag van president Duarte van El Salvador al eens uitgesteld, en bovendien had het Witte Huis enkele dagen voor de aanvang ervan zelf een plan bekend gemaakt, het plan Reagan-Wright. Dit bevatte een aantal bepalingen die voor Nicaragua volstrekt onaanvaardbaar waren: rechtstreekse onderhandelingen met de contra's, een demobilisatie van het Nicaraguaanse leger en nieuwe verkiezingen. De VS beschouwden deze voorwaarden als een steviger basis voor vredesonderhandelingen dan het plan Arias, dat in hun ogen veel te lief bleef voor het sandino-communisme van Managua. Zij vingen echter bot. Het was wel degelijk (een herwerkte versie van) het plan Arias dat uiteindelijk door de vijf presidenten werd aangenomen. De afwijzing van het Amerikaanse voorstel was zowat het enige positieve punt van de eerste dag van de top. De eisen en de a priori's van de verschillende delegaties lagen vooralsnog te ver uit elkaar, om tot een substantiële doorbraak te komen. Dat die er uiteindelijk toch gekomen is, is naar men zegt vooral het werk geweest van de Nicaraguaanse minister van Buitenlandse Zaken, de Mary-Knoll-priester Miguel D'Escoto, en van twee assessoren van de Guatemalteekse delegatie. Tijdens de nacht hebben zij het plan van president Arias herwerkt en een ontwerptekst voorbereid, die dan de volgende morgen door de vijf presidenten werd goedgekeurd en ondertekend. Het vredesakkoord was een feit. De belangrijkste objectieven ervan zijn het op gang brengen van een nationale dialoog in de verschillende landen, het afkondigen van amnestiemaatregelen, de | |
[pagina 275]
| |
democratisering van het politieke leven via het organiseren van vrije verkiezingen, de installatie van een Centraalamerikaans parlement en de stopzetting van alle hulp aan gewapende bewegingen die de regering van een ander land uit de regio trachten omver te werpen. Daarnaast werd een concreet tijdschema uitgewerkt. In elk van de landen ‘waar de situatie dit vereist’ dienen verder Nationale Verzoeningscommissies te worden opgericht die moeten toezien op de uitvoering van de overeenkomst, en er komt ook een internationale controlecommissie om het hele proces te evalueren. Het belang van deze begeleidende bepalingen kan niet genoeg benadrukt worden. Door die maatregelen te koppelen aan concrete tijdstippen werd immers vermeden dat het akkoord beperkt zou blijven tot nog eens een andere beginselverklaring die bol staat van goede voornemens, maar die uiteindelijk dode letter blijft. Omwille van het internationaal toezicht zullen de betrokken landen minder vlug geneigd zijn zich te onttrekken aan sommige bepalingen van het contract. | |
MotievenToch roept het akkoord ook vragen op. Hoe is het mogelijk dat landen die vaak zo onverzoenbaar leken, nu plots een overeenkomst ondertekenen die zo welomlijnd is dat ze er nog moeilijk op kunnen terugkomen? Tenzij we het akkoord volledig op rekening van de goddelijke voorzienigheid willen schrijven, zullen we de beweegredenen van de presidenten van naderbij moeten ontleden. Wat waren hun motieven? Het eerste motief is de ellende waarin een meerderheid van de Centraalamerikanen is gedompeld als gevolg van het jarenlang aanslepende oorlogsgeweld. Honderduizenden doden, meer dan een miljoen vluchtelingen, een economie die op catastrofale wijze ontwricht is. Dit zijn elementen die voor El Salvador, Nicaragua en Guatemala duidelijk doorwegen. Voor Honduras en Costa Rica speelt deze factor veel minder mee, al ondervinden ook deze landen de repercussies van het ineenstorten van de regionale markt. Een tweede motief is de vrees voor een internationalisering van het conflict. Dit zou voor Costa Rica stellig het einde betekenen van zijn democratisch en legerloos samenlevingsmodel. Ook Guatemala is beducht voor een internationalisering, omdat dit een heropflakkering van de Guatemalteekse guerrilla in de hand zou werken. En wat El Salvador en Nicaragua betreft, een internationalisering van de oorlog zou in die twee landen een ware hel ontketenen, Dante's inferno waardig, waar de overwinnaar niets meer zou resten dan de doden te begrafen. De Salvadoreense president Duarte had nog een bijkomend motief om het akkoord te ondertekenen, namelijk de impliciete gelijkschakeling van het Salvadoreense verzet met de Nicaraguaanse contra's. De clausule i.v.m. de nationale dialoog vermeldt uitdrukkelijk dat die enkel gevoerd dient te worden met de nietgewapende oppositie, of met bewegingen die bereid zijn de wapens in te leveren. Deze bepaling weerspiegelt de weigering van de sandinisten om rechtstreeks met de contra's te onderhandelen, maar Duarte kon daarvan handig gebruik maken om meer toegevingen te eisen van het gewapend verzet in El Salvador. Zo verbond hij reeds de voortzetting van de dialoog met de guerrilla aan een voorafgaande ontruiming door het FMLN van de door hen gecontroleerde gebieden. De vraag blijft natuurlijk tot welke concessies Duarte het FMLN-FDR (dat principieel niet afwijzend staat t.o.v. het akkoord) zal kunnen bewegen. In tegenstelling tot de contra's staat dit guerrilla-leger immers heel sterk. Aartsbisschop Rivera y Damas heeft dit probleem reeds aangesneden toen hij stelde dat de concrete uitvoering van het akkoord rekening zal moeten hou- | |
[pagina 276]
| |
den met de particuliere omstandigheden in elk land. | |
Winst voor NicaraguaHet land dat het grootst aantal winstpunten uit het vredesakkoord puurt is ongetwijfeld Nicaragua. Er moeten weliswaar heel wat toegevingen gedaan worden, zoals de opheffing van de noodtoestand, het herstel van de vrijheid van vereniging en van de persvrijheid, waardoor de binnenlandse oppositie opnieuw het vuur aan de lont kan steken, maar de vruchten op het internationale forum zijn des te belangrijker. In feite houdt dit akkoord de erkenning in dat het Nicaraguaanse experiment een feit is. Waar vroeger ook de buurlanden achter het VS-standpunt stonden dat de Nicaraguaanse revolutie een kwalijk gezwel was, dat slechts met behulp van contra-revolutionaire ‘vrijheidsstrijders’ kon worden weggesneden, erkennen zij nu openlijk dat met Managua wel degelijk kan onderhandeld worden en dat vreedzame coëxistentie mogelijk moet zijn. Verder verkreeg Managua dat het niet rechtstreeks met de contra's moet onderhandelen zolang die de wapens niet neerleggen, en, meer nog, dat Honduras en Costa Rica beloven dat ze de contra's geen hulp meer zullen verstrekken en dat ze niet langer zullen toestaan dat de contra's nog vanop hun grondgebied opereren of via hun grondgebied bevoorraad worden. In ruil hiervoor was Nicaragua graag bereid zijn klachten tegen Costa Rica en Honduras bij het Internationaal Hof in Den Haag in te trekken, resp. op te schorten. Het gezamenlijke vredesinitiatief maakt het voor de regering Reagan wel erg moeilijk om voor de internationale publieke opinie in het algemeen en voor het Amerikaanse Congres in het bijzonder nog vol te houden dat Nicaragua slechts met militaire middelen tot politieke veranderingen kan gedwongen worden, en dat de contra's derhalve alle mogelijke steun moeten krijgen. De bereidheid waarmee de sandinistische regering de eerste stappen heeft gezet om haar beloftes waar te maken onderstreept immers het tegendeel: zo werd het verschijningsverbod voor de oppositiekrant La Prensa opgeheven, mag Radio Catolica opnieuw uitzenden, kreeg de verbannen bisschop Mgr. Pablo Vega toestemming om naar Nicaragua terug te keren en werd in een aantal gevechtszones een eenzijdig staakt het vuren afgekondigd. Bovendien was Nicaragua het eerste land waar een Nationale Verzoeningscommissie werd opgericht, die bovendien onder het voorzitterschap kwam te staan van kardinaal Obando y Bravo, één van de meest notoire critici van het regime. | |
Reagan schaakmat?Het welslagen van het vredesplan voor Centraal-Amerika hangt echter niet alleen af van de inspanningen die de verschillende landen hiertoe willen leveren. Een minstens even grote rol is weggelegd voor de Verenigde Staten. Die zullen allicht geen enkele mogelijkheid onbenut laten om de uitvoering van het vredesakkoord te verhinderen. Reeds op 17 augustus werden o.l.v. Elliot Abrams de hoofdlijnen van het te volgen beleid uitgewerkt. In de eerste plaats moet het akkoord van Guatemala als voorlopig bestempeld worden. De bondgenoten in de regio - voornamelijk El Salvador en Honduras - moeten ertoe gebracht worden aanpassingen aan het akkoord te eisen die het meer in de lijn brengen met het plan Reagan-Wright. In de tweede plaats moet de interne oppositie in Nicaragua alle middelen krijgen om het de sandinisten zo lastig mogelijk te maken, zodat ze fouten begaan. Die kunnen dan worden aangegrepen om de internationale publieke opinie duidelijk te maken dat de sandinisten met de politieke opening naar de oppositie slechts propagandadoeleinden voor ogen hadden, en geenszins van plan waren die democratisering ook daadwerkelijk te realiseren. En in de derde plaats zijn er nog altijd de contra's. Zolang Managua | |
[pagina 277]
| |
weigert met de contra's te praten moeten ze kunnen rekenen op steun van de VS. Wél moeten de contra's hun bereidheid tonen om met de sandinisten te onderhandelen over een staakt het vuren. Dit plan behoeft geen commentaar. Het geeft duidelijk aan waartoe de anti-communistische reflex van een kleine groep machthebbers kan leiden. Dat het zelfbeschikkingsrecht van een volk en, na het akkoord van Guatemala, dat van een ganse regio, op een brutale en arrogante manier met de voeten wordt getreden is daarbij van geen belang. Het is alleszins ondergeschikt aan het Hoger Doel, de vrijwaring van de eigen waarden en zakelijke belangen. De contra's zijn alvast hun deel van de afspraak nagekomen. Ze boden aan in Managua te komen onderhandelen. Ortega antwoordde daarop dat ze daarover zouden kunnen nadenken in de gevangenis. De sandinistische regering is immers niet van plan de rode loper uit te leggen voor de erfgenamen van het Somozisme. Over de concrete politieke ontwikkeling van het land kan gepraat worden. Maar de idealen van de revolutie worden niet voor een bord linzensoep (lees: het einde van de oorlog en economische hulp van de VS) aan de contra's verkocht. De sandinistische revolutie heeft de Nicaraguanen opnieuw een gevoel van waardigheid gegeven. Dat zijn ze, ook na acht jaar contrarevolutie, nog niet kwijt. De VS zullen hun verzet tegen het vredesakkoord evenwel niet vlug opgeven. De kans is groot dat Honduras daarbij de achilleshiel van de overeenkomst zal zijn. President Azcona van Honduras had wel de minste motieven om zijn handtekening te zetten onder het akkoord. Er bestaat weliswaar een groeiende wrevel onder de Hondurese bevolking over de aanwezigheid van zowel de contra's als de Nicaraguaanse vluchtelingen als van de Amerikaanse troepen. Maar een niet geringe groep is er dan weer beter van geworden. Mogelijk heeft Azcona zich laten leiden door de anti-contra-lobby in zijn land. Het is echter waarschijnlijker dat hij zich moeilijk kon onthouden. Honduras kon het zich voor het internationale voetlicht moeilijk veroorloven een verdrag niet te ondertekenen dat eindelijk een politieke oplossing voor het Centraalamerikaans conflict zou kunnen bieden. Dit zou het land in een nadelig isolement plaatsen binnen Centraal- en Latijns-Amerika, en zou het uitsluiten van deelname aan het op te richten Centraalamerikaanse parlement. De Hondurese handtekening is wellicht een opportunistische handtekening. Wanneer het akkoord uitgevoerd wordt, zal blijken in welke mate Honduras zich eraan houdt. Misschien zal men niet in staat zijn de contra's van het Hondurese grondgebied te verdrijven of zal men de Amerikaanse bevoorrading niet kunnen verhinderen. De Amerikaanse druk op het land is immers zeer sterk. De toekomst zal uitwijzen in welke mate Honduras het gegeven woord gestand kan en wil doen. De oprichting van de Hondurese Verzoeningscommissie vond alvast pas plaats na fel aandringen van de bisschoppen. De Hondurese overheid vond dit ‘in ons geval’ niet nodig (sic). Op 7 november wordt een eerste evaluatie gehouden. Dan zal al blijken of het akkoord een eerlijke kans krijgt; of het beleid van de VS zijn doel al dan niet gemist heeft en hoe de Savadoraanse guerilla zal reageren. Tot dan leeft Centraal-Amerika alleszins in bange hoop. De Nobelprijs voor de vrede is ondertussen toegekend aan president Arias van Costa Rica. Hopelijk is het geen voorbarige keuze. Het is alleszins een flinke steun in de rug van de Centraalamerikaanse landen die eindelijk autonoom aan de vrede, of beter aan een situatie zonder oorlog willen gaan werken. De vraag is of de regering Reagan bijtijds een efficiënte tegenzet zal vinden om het dreigend schaakmat van zijn Centraal-Amerika politiek af te wenden. Laat ons hopen dat dit niet het geval is. | |
[pagina 278]
| |
NawoordOp 7 november moesten de Centraalamerikaanse landen de eerste fase van hun vredesakkoord afsluiten. Hebben de vijf presidenten zich aan hun woord gehouden? President Arias van Costa Rica heeft niet stilgestaan om op het wereldforum steun te zoeken voor zijn plan; dat hij de Nobelprijs kreeg, mag erop wijzen dat zijn streven niet zonder gevolg was. In Costa Rica zelf dienden er tot nog toe nauwelijks stappen gezet te worden. Dat was wel het geval voor Guatemala, waar de implementatie van het plan zeer moeizaam van de grond komt. Erger nog is het gesteld in El Salvador, waar de onderhandelingen tussen de regering en het FDR-FMLN zijn afgesprongen na de moord op de voorzitter van de mensenrechtencommissie. De situatie in Honduras ziet er gunstiger uit. Men had er wel enige moeite met de oprichting van de Nationale Verzoeningscommissie, maar men wil er blijkbaar daadwerkelijk de contra's buiten werken. Blijft dan nog Nicaragua. Mocht het vredesakkoord alsnog de mist ingaan, dan zal dit zeker niet aan de Sandinisten te wijten zijn. De regering in Managua gaat zelfs verder dan waartoe ze volgens het plan gehouden is. Op 13 november overhandigde president Ortega kardinaal Obando y Bravo (jarenlang zijn voornaamste tegenstander!) een 11-punten voorstel, dat de weg moet vrijmaken voor een staakt-het-vuren met de contra's. Ofschoon de contra's dit in eerste instantie van de hand wezen, scoorde Ortega duidelijk punten. Een nieuwe geldstroom van 30 miljoen dollar voor de contra's lijkt nog nauwelijks haalbaar. Ondanks enige moeilijkheden - vooral dan in El Salvador - staat het vredesakkoord nog altijd overeind. Al bij al dus een tamelijk positieve balans. De pogingen van de regering Reagen om het vredesakkoord te kelderen, hebben voorlopig gefaald en Washington is met de contra's voorlopig in het defensief gedrongen. Dominic Verhoeven |
|