Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Het Belang van Limburg
| |
[pagina 165]
| |
ten de provincie kon ontstaan. Marktonderzoek heeft ons geleerd dat zelfs in Camps' glorietijd zijn commentaren slechts door 5,6% van onze lezers werden gevolgd. Een krant wordt niet voor het editoriaal gekocht.
Camps stond bekend als een bijzonder emotioneel man en zijn editorialen droegen dan ook die stempel. Hoe definieert U uw eigen aanpak?
Platel: Hugo had inderdaad een eigen stijl die ik echter niet wens te evenaren. Ik tracht vooral rechtlijnig, zelfs zwart-wit te schrijven in de wetenschap dat de politici er uiteindelijk toch nog grijs van zullen maken. Ik probeer dus een duidelijke keuze te maken en die tot het bittere einde vol te houden. Van Loon: Die rechtlijnigheid maakt juist het grote verschil met vroeger uit. Wat we vandaag als wit beschrijven, zal morgen niet zwart zijn. We zijn ook resoluut afgestapt van de formule waarbij één man zich over alles en nog wat uitspreekt. We laten nu via onze verschillende redacties meer gespecialiseerde editorialisten aan het woord.
De hoofdredactie is ondertussen een triumviraat geworden. In het colofon lezen we: Marc Piatel (pol.), Luc Van Loon (dag. beh.) en Richard Swartenbroeckx (chef-redacteur). Wat betekent dat allemaal?
Van Loon: De taakverdeling tussen Platel en mezelf zou men kunnen vergelijken met de toestand bij De Standaard, waar Manu Ruys politiek hoofdredacteur is en Lode Bostoen de redactie leidt. Camps verliet de laatste jaren nog amper zijn kantoor in Hasselt en daar wilden we resoluut mee breken. Platel volgt nu de actualiteit vanuit Brussel, terwijl ik het redactionele werk in Limburg coördineer. Swartenbroeckx is als chefredacteur, eigenlijk een Hollandse benaming, belast met de administratieve en financiële zaken van de redactie.
Het Belang van Limburg kende tot nog toe slechts 3 hoofdredacteurs: Hubert Leynen, Hugo Camps en nu dan het triumviraat. Kan men hier van een redactionele evolutie gewagen?
Platel: Beslist. Leynen was tevens CVP-senator en dwong op die manier de krant binnen het keurslijf van een ‘partijkrant’. De grote verdienste van Camps is geweest dat hij die navelstreng heeft doorgeknipt. Geholpen door zijn goede contacten met Willy Claes heeft hij van de krant meer de stem van heel Limburg gemaakt. Ik wil die ongebondenheid verder zetten, | |
[pagina 166]
| |
in die optiek zal al wie aan het welzijn van deze provincie wil meewerken door ons positief benaderd worden, of hij nu liberaal, socialist of Vlaams-nationalist is. Deze krant bekent zich als katholiek, Limburgs en Vlaams, maar daarmee houdt het dan ook op.
Uzelf stond bij de BRT nochtans als CVP-minded bekend...
Platel: Dat klopt niet! Men heeft mij ook wel eens als een rozegeel en zwarte afgeschilderd. Dat laat mij overigens koud. Ik verkies het gezegde: ‘Niemand te vriend en overal welkom’.
Waarom verliet u een vaste stek bij de BRT om als niet-Limburger bij Het Belang te gaan werken?
Platel: Bij de BRT had ik geen uitzicht meer op een zinvolle verdere loopbaan. Ik wenste mijn kennis en ervaring ook beter te valoriseren dan tot op mijn 65ste stukjes te maken over Voeren en over 59-bis. Mentaal was ik trouwens al een hele tijd de omroep de rug aan het toekeren. Ik was immers voorbereid om onmiddellijk over te schakelen als me een andere, en laten we eerlijk zijn ook een beter gehonoreerde, job zou worden aangeboden. Onder alle aanbiedingen leek een baan bij Het Belang mij de meest interessante uitdaging. Dat ik geen Limburger ben, leek me als criterium niet zo belangrijk. Ik ben overigens niet de enige in dat geval: ook Luc Van Loon is geen Limburger en Lou De Clerck werkt als niet-Antwerpenaar bij Gazet van Antwerpen.
In verschillende hoofdartikelen had U het al over de stiefmoederlijke bejegening van de provincie Limburg. Kan U dat wat nader toelichten?
Platel: Limburg is sinds de affaire-Zwartberg niet correct behandeld. Ook op het beleidsniveau is de provincie, in tegenstelling met b.v. Antwerpen, Oost-Vlaanderen of Luik, vaak afwezig. Aan die situatie is ondertussen nog niets veranderd. Ik heb zelfs de indruk dat men de Limburgers via het plan-Gheyselinck opnieuw probeert te sussenGa naar voetnoot2. Vanuit de provincie zelf heeft men nog altijd niet begrepen, dat men in Brussel hard moet lobbyen en schreeuwen om iets te verkrijgen. De broodnodige dialoog tussen Brussel en Limburg komt moeilijk op gang. | |
[pagina 167]
| |
De oplage is in zo'n 25 jaar meer dan verdubbeld. Was het opentrekken van de kolommen naar andersdenkenden ook niet een handige commerciële zet?
Van Loon: Dat heeft ons inderdaad misschien wel iets opgeleverd. Maar ik denk dat ons succes meer te verklaren valt door de vierkleurendruk, waarmee we de anderen haast 10 jaar voor waren, door het nationaal uitbouwen van onze sportrubriek en het verhogen van de redactionele middelen. Vroeger konden we amper een buitenlandse reis plannen en vergenoegden we ons met dat uitgesproken regionale etiket. Die mantel hebben we bewust afgeworpen en sindsdien wedijveren we op nationaal en internationaal vlak voluit met de andere Vlaamse dagbladen.
Is dat ook de verklaring voor de ‘Vlaamse’ naast de christelijke en de Limburgse signatuur in de basisfilosofie?
Platel: Het moet inderdaad als een verruiming van het louter regionale worden gezien: een Vlaamse krant in Limburg. Bovendien sluit ik me ook graag aan bij Lode Claes' ‘bewustwording van de Vlaamse meerderheid’. Dit evenwel zonder agressiviteit en zonder separatistische bedoelingen, maar toch met de idee om deze staat om te vormen tot een ander samenlevingsmodel, waarbij de gemeenschappen op een ordentelijke manier kunnen cohabiteren.
Waar is Het Belang ideologisch te situeren?
Platel: In het centrum en daar willen we ook blijven. Van Loon: Wij mijden alle extremen, linkse zowel als rechtse. De periode waarin men het Vlaams Nationaal Zangfeest of de IJzerbedevaart hier enigszins verwaarloosde, is echter voorbij. Die manifestaties worden nu als volwaardige nieuwsfeiten behandeld.
Worden de frontpagina-items bepaald door de informatiewaarde van de nieuwsfeiten of door meer commerciële bedoelingen?
Van Loon: De informatiewaarde primeert, al kan men het commerciële nooit helemaal wegcijferen. Tijdens de redactievergadering schuift een vertegenwoordiger van elke deelredactie (regionaal, binnenland, buitenland, reportage en sport) de items naar voren die voor de frontpagina in aanmerking komen. Dat wordt allemaal genoteerd en achteraf wordt dan | |
[pagina 168]
| |
o.l.v. mezelf in gemeenschappelijk overleg de knoop doorgehakt. Wij trachten wel accenten te leggen: een Limburgs feit krijgt voorrang evenals populair gemengd nieuws. De krant moet immers ook verkopen. Men mag van de frontpagina geen spiegel van het BRT-journaal maken. We trachten integendeel precies het nieuws te brengen dat de lezer nog niet kent.
Wordt die inspraak van de redacteurs ook doorgetrokken naar andere domeinen?
Platel: Heel bewust en ik wil dit duidelijk illustreren. Mijn voorganger heeft een reeks goede interviews gebracht en ik zal me ook wel eens op dat terrein wagen, maar een creatief redacteur krijgt van mij absolute voorrang. Bij mijn indiensttreding heb ik gevraagd om te mogen afstappen van het dagelijks ritueel, om rond een bepaald tijdstip achter mijn schrijfmachine 30 regels te moeten typen. Ik werk dus heel bewust mee aan het losweken van initiatieven bij de redacteurs, ieder volgens hun eigen specialiteit. Het is dus niet meer de krant van die ene ‘ster’, maar wel die van een hele ploeg jonge journalisten, die wij alleen trachten te begeleiden, te stimuleren, eventueel bij te sturen, waarbij we onze eigen inbreng relativeren. Op dat punt hebben we resoluut met het verleden gebroken.
Hoe groot schat U nog de macht van de Vlaamse editorialisten in?
Van Loon: Met in mijn achterhoofd die 5,6% die de editorialen lezen, kan ik moeilijk beweren dat die macht heel groot is. De invloed zal zich vooral bij politici en andere gezagsdragers laten gevoelen en dat is ook niet onbelangrijk. Bovendien kan de mening van een krant zich op elke bladzijde uiten, maar daar heeft de BRT in haar dagelijks persoverzicht dan weer geen oren naar. Platel: Het criterium om daarin te worden opgenomen is inderdaad vrij eng: het mogen alleen commentaren over binnenlandse politieke onderwerpen zijn. Het geheel mag slechts vijf minuten in beslag nemen en bovendien wordt het klaargestoomd om half vijf 's ochtends. Zo'n persoverzicht maken is geen lacheding, maar een loodzware opdracht. De politieke Wetstraat beschouwt het als het nec plus ultra. Bij de kranten wordt afwezigheid in het persoverzicht ervaren als publicitair verlies, waardoor ieder initiatief om een buitenlandse gebeurtenis te becommentariëren in de kiem wordt gesmoord. Ik heb dan ook enorme bezwaren tegen dat persoverzicht, het is dringend aan herziening toe. Toch mag de macht van de editorialisten, zeker in deze provincie, niet onderschat worden. Ik ben er | |
[pagina 169]
| |
b.v. van overtuigd dat indien wij ons morgen resoluut tegen het plan-Gheyselinck uitspreken, dit ineens veel minder kans op slagen heeft.
Het wetsvoorstel-Smet en Suykerbuyk wil in de misdrijf- en rechtbank-journalistiek de privacy van verdachten meer beschermen. Wat vindt U daarvan?
Platel: Ik heb altijd een bijna panische schrik gehad van het vermelden van namen. De schade die men daarmee kan aanrichten, kan immers zeer groot zijn. Voorzichtigheid is dus zeker geboden, maar ik vind niet dat het parlement zich daarmee moet bemoeien. Ik ben gekant tegen elk keurslijf dat men journalisten wil opleggen. Journalisten moeten weten dat zij elke dag op een slappe koord wandelen en tien keer moeten nadenken voor zij iets neerschrijven. Zij dragen een grote verantwoordelijkheid en moeten de consequenties daarvan zélf dragen.
Van Loon: Er zou een bindende afspraak tussen de krachten onderling moeten komen. Als wij morgen geen namen van verdachten meer vermelden en de anderen volgen ons niet, dan staan we concurrentieel nergens meer. Er moet dus een consensus onder de kranten groeien, maar er mag niets door de wetgever worden opgelegd.
Moet er geen uitgebreidere deontologische code worden opgesteld met een alerter reagerende commissie?
Platel: Geen deontologie! Geen commissie! Geen persraad! Ik heb bij de BRT altijd verdedigd dat als men een commissie creëert men ook moet aanvaarden dat de tegenpartij daar naartoe stapt en er soms een uitspraak volgt die U niet zint. De Duitsers hebben boeken vol met persrecht. Alles is daar geregeld. Is Bild Zeitung echter zo'n deontologisch voorbeeld? De journalist mag de martelaar niet uithangen. Hij moet kunnen aanvaarden dat hij fouten maakt. Dat wil nu ook weer niet zeggen dat ik het optreden van het parket goedkeur.
Wat primeert: het recht op informatie of de bescherming van het privéleven?
Platel: Beide moeten continu tegenover mekaar afgewogen worden. Er kan geen sprake van zijn één van beide voorrang te geven. | |
[pagina 170]
| |
Wordt dat niet vreselijk ingewikkeld bij publieke figuren? Waar houdt hun openbaar optreden op en waar begint hun privé-leven?
Platel: We moeten dat geval per geval bekijken en het zo delicaat en discreet mogelijk benaderen. Ik heb Vanden Boeynants' zwanezang meegemaakt en wat bij mij primeerde was een beeld te schetsen van de politicus waar ik het menselijk drama bij aan wilde sluiten.
Moet de redactie afrekenen met de druk van de commerciële afdeling of rechtstreeks van de bedrijfswereld?
Van Loon: Via brieven en telefoontjes ervaren we dat het bedrijfsleven op zijn qui-vive is, maar er blijft toch wel een beschot tussen de redactie en de commerciële afdeling. Als er morgen een schandaal losbarst bij een belangrijke bank, dan gaan we dat niet verzwijgen omdat ze bij ons adverteert. Wel houden we op bepaalde terreinen, b.v. de sport, soms rekening met de adverteerder. Zo kan de naam van een belangrijk bedrijf dat de Ronde van Limburg sponsort wel eens in een verslag vallen, terwijl we normaal gesproken zoveel mogelijk merknamen weren.
Een verwijt dat men de dagbladen al eens maakt, betreft de verstaanbaarheid van de informatie. Besteedt U daar voldoende aandacht aan?
Van Loon: Dat is inderdaad een probleem en we doen daar enorme inspanningen voor. Het blijft echter een werk van lange adem, want ook onze redacteurs hebben de neiging om de feiten ingewikkelder voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Een taal hanteren die iedereen begrijpt, lijkt voor velen nog een hele klus. De terminologie i.v.m. de monetaire problematiek b.v. vormt zo'n fameuze struikelblok.
Vaak beweert men dat Het belang zwijgzaam blijft over abortus, homoseksualiteit, vrouwenhuizen, enz...
Van Loon: Dat zijn voor ons zeker geen taboe-onderwerpen, maar wij benaderen ze vanuit onze christelijke hoek. Wij zijn dus duidelijk tegen abortus en zolang de paus ook homoseksualiteit blijft veroordelen, volgen we trouw die lijn. Wat b.v. vandaag de Aids-problematiek of de propaganda voor condooms betreft, trachten we steeds informatief te blijven, maar we knopen daar liever geen commentaar aan vast. De Aids-problematiek hebben we trouwens al uitvoerig behandeld, maar we komen er | |
[pagina 171]
| |
niet dag na dag op terug zoals De Morgen b.v. We besteden er de nodige aandacht aan, maar wij willen dat ook niet overtrekken. We zullen het woord ‘condoom’ niet uit onze kolommen waren, maar we gaan ook niet pleiten voor het gebruik van condooms.
Bij een bezoek aan Het belang hield Kardinaal Danneels een warm pleidooi om duidelijker te profileren wie men is, waarbij hij zelfs stelde dat de grootste intolerantie is zichzelf te verbergen. Was dat een vingerwijzing naar de redactie?
Van Loon: Dat bezoek kaderde in de ruimere context van ‘Grensland Contact’ waarbij een aantal kranten uit de grensstreek betrokken zijn. Ik geloof niet dat de kardinaal precies ons op het oog had. Platel: Persoonlijk heb ik geen enkele moeite om die zin voor mijn rekening te nemen. Iemand die bij deze krant werkt, weet dat hij zich tot de katholieke groep bekent en moet daar ook naar handelen, zonder evenwel banbliksems naar de andersdenkenden te slingeren.
Om de financiële moeilijkheden van de meeste kranten te verhelpen zijn er overheidssubsidies gekomen. Hoe zit het daarmee?
Van Loon: De overheidssubsidiëring is veelal schijn geweest. Men gaf een aantal miljoenen, maar via verhoogde posttarieven bijvoorbeeld nam men dat even snel weer af. Ik pleit niet voor een uitbreiding van die subsidies. Elk bedrijf moet zichzelf maar zien te bedruipen. Een krant die zichzelf niet in stand kan houden, moet maar van de markt verdwijnen. Platel: De overheid zou veel meer annonces in de dagbladen kunnen plaatsen i.p.v. tamelijk lukraak subsidies te verstrekken. Die hebben trouwens nooit iets te maken gehad met een pers vriendelijk klimaat, maar wel met het overleven van Volksgazet en Le Peuple. Dat was in 1974 de enige mogelijkheid om de socialisten in de regering te houden.
Hoe beoordeelt U het mediabeleid in het algemeen?
Platel: Mag ik U vragen of er een mediabeleid is?
Wordt vooral de regionale pers niet bedreigd door nieuwe media, als niet-openbare radio's, regionale televisie en in een verdere toekomst ook door videotex-systemen via personal computers i.v.m. lokale advertenties? | |
[pagina 172]
| |
Van Loon: Die bedreiging bestaat en dat is trouwens de reden waarom we met onze nieuwsregie ‘Cobra’ gestart zijn. Wij hebben ingespeeld op het fenomeen ‘vrije radio’ door er zelf in te gaan participeren. Cobra voorziet deze zenders van nieuws. Ik veronderstel dat we ook op de kar van de regionale televisie zullen springen. De redactie van Cobra werkt geheel autonoom met een eigen correspondentennet. De verstandhouding met de redactie van de krant is optimaal en soms wisselen we wel nieuws uit.
Het Belang werkt ook mee aan het opstarten van een commerciële televisiezender waarbij sprake is van een eigen nieuwsdienst en van een eigen journaal. In hoeverre zal dat journaal objectiever zijn dan dat van de BRT?
Platel: Ik geloof niet dat het objectiever zal zijn. Het zal een andere objectiviteit, andere normen aan de dag leggen. Tenslotte eindigt de objectiviteit van de journalist bij de subjectiviteit van de kijker, die het meest gestoord wordt door zaken die hem generen, maar die daarom nog niet on-objectief zijn.
Zouden de krantenredacties dat journaal helpen samenstellen?
Van Loon: Als dat zo wordt en Het Belang zou erin participeren, dan zullen we dezelfde principes toepassen als bij Cobra, dan creëren we een aparte redactie.
TV-informatiedirecteur Karel Hemmerechts bekende dat hij na Tsjernobyl belangrijke stralingsinformatie heeft achtergehouden, al wist hij dat op dat moment, tijdens een weekeinde, de BRT haast een informatiemonopolie bezit.
Van Loon: Ik ben daarvan geschrokken. Als je op die sleutelpositie zit moet het verantwoordelijkheidsgevoel eens zo groot zijn. Het is duidelijk dat men met lichtzinnig onnodige paniek mag zaaien en dat men een gezonde dosis burgerzin aan de dag moet leggen, maar gegevens over een zeker stralingspercentage mogen gewoon niet verzwegen worden. Platel: Voor een krant zou een dergelijke handelwijze haast commerciële zelfmoord betekenen. Voor de audio-visuele media, waar bijna van uur tot uur beslist moet worden, ligt het probleem iets moeilijker. Men heeft er immers niet steeds de tijd om de precieze draagwijdte van een nieuwsfeit te controleren. Ik herinner me nog steeds de woorden van een BRT-redac- | |
[pagina 173]
| |
tiesecretaris toen, naar aanleiding van de Innovation-brand, iemand hem opmerkzaam erop maakte dat de rook al boven het Flageyplein hing: ‘Ge denkt toch niet dat we elke brand in Brussel gaan geven, zeker?’ Audiovisuele berichtgeving ligt, vooral vanwege het element snelheid, niet zo simpel.
Frank Swaelen riep 1987 uit tot het jaar van het parlement en kamervoorzitter Defraigne wil de parlementsdebatten rechtstreeks op televisie. Ook Het Belang dringt aan op een herwaardering van het parlement, juist nu de bijzondere machten afgelopen zijn. Waar zit precies het probleem?
Platel: Ik heb reeds vaak gesteld dat ons parlementair systeem slecht functioneert en dat er verbeteringen dienen aangebracht te worden. Dit mag echter niet ten koste gaan van het fundament van ons democratisch systeem, nl. een wetgevende macht die onafhankelijk is van de uitvoerende macht. Men mag echter ook niet overdrijven. De parlementsverslagen van de jaren dertig leren ons dat het toen niet veel beter was. Het parlement is nog maar zelden een efficiënt werkende instelling gebleken. Vooral het tweekamerstelsel en het commissiewerk zijn vaak tijdrovende bedoeningen. Er zou een Amerikaanse geest moeten groeien. Daar gunt het Congres de uitvoerende macht een bezinningsperiode, waarna er opnieuw gepraat kan worden. Bij ons overheerst het automatisme van de tuchtstemming, waarbij een dissonant geluid van Luc Dhoore b.v. een groot nieuwsfeit wordt. Het zou toch mogelijk moeten worden dat een parlementslid van de meerderheid in eer en geweten tegenstemt zonder dat de regering daarvoor naar huis moet worden gestuurd. Het is toch beneden peil dat de meerderheid een gemotiveerde motie van de oppositie, die precies herneemt wat een interpellant van de meerderheid heeft gesteld, uit principe weigert te ondertekenen. De politieke stabiliteit mag niet worden betaald ten koste van het democratisch systeem. Om verandering te brengen zullen de parlementsleden echter de moed moeten opbrengen zichzelf te zijn en niet te dromen van een latere carrière als staatssecretaris of terug te schrikken voor een bitsige reactie van hun obediënten uit de vakbond of de mutualiteit. Ik ben voorstander van een halvering van het aantal volksvertegenwoordigers, die echter het driedubbele zouden worden betaald dan thans het geval is. Dit zou hun een stabiliteit in hun politieke carrière garanderen met de mogelijkheid om er een operationeel kantoor en een staf medewerkers op na te houden. Alleen dan zijn we op weg om een ernstige onafhankelijkheid t.o.v. de uitvoerende macht uit te bouwen. |