Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 594]
| |
Mijn ‘favoriet’: Jacques DerridaGa naar voetnoot1
| |
[pagina 595]
| |
Woorden en contextIn die stroom van woorden zijn allerlei soorten te ontdekken: moeilijke en gemakkelijke woorden, lieve woorden en heel akelige, mooie en lelijke, verdrietige en blije, vieze woorden en heel zuivere en fijnzinnige, grote, dure en pretentieuze woorden, maar ook alledaagse en bescheiden woorden. Ouderwetse woorden en moderne. Eenzame en vergeten woorden die elkaar afstoten en vijandig zijn tegenover elkaar, maar ook woorden die elkaar gemakkelijk kunnen vinden, elkaar oproepen en nodig hebben, die bij elkaar passen al was het maar omdat ze op elkaar rijmen of op elkaar gelijken. Elke bladzijde van Van Dale is voor mij als een ongewild en onbedoeld en misschien wel postmodern kunstwerk dat heel fascinerend is. Nog fascinerender dan een boekwerk met reprodukties van de Sixtijnse Kapel of van het werk van Valerio Adami of Antonin ArtaudGa naar voetnoot2. Bij dergelijke kunstboeken gaat het namelijk altijd om reprodukties terwijl een bladzijde uit Van Dale natuurlijk geen reproduktie is omdat er geen origineel bestaat. Het groot woordenboek der Nederlandse taal is een boek dat me eindeloos boeien kan en dat me meeneemt naar steeds nieuwe werelden. Misschien zal men nu opmerken: Waarom heeft u dan Jacques Derrida gekozen als ‘favoriet’ en niet mijnheer Van Dale: Johan Hendrik Van Dale die leefde van 1828 tot 1877 en onderwijzer was te Sluis? Nu is het zo, dat mijn fascinatie voor Van Dale wel ingegeven is door Derrida. Hij heeft mij daar naar toegetrokken en wat ik tot nu toe gezegd heb, zou zonder hem niet mogelijk geweest zijn. Derrida bezit waarschijnlijk geen Van Dale, maar wel een Littré, de Franse tegenhanger van Van Dale, dat ongeveer in dezelfde tijd begonnen is. Dat boek, de Littré, is misschien wel het meest geciteerde boek in het werk van Derrida, ook expliciet om maar niet te spreken van impliciet. Regelmatig neemt hij daar stukjes uit over, soms met dezelfde typografie. Derrida heeft een voorliefde voor woordenboeken, zoals ook Heidegger dat had, en hij speelt er graag allerlei spelletjes mee. Wanneer er bovendien iemand is die beseft dat de filosofie en de literatuur, maar ook de wetenschap opgebouwd zijn uit woorden die op allerlei verschillende manieren worden gecombineerd en opgenomen in een keten van betekenaars, dan is het wel Derrida. In Van Dale heb ik het woord ‘favoriet’ opgezocht. De ‘context’, die in een woordenboek zonder betekenis zou zijn omdat de woorden volgens | |
[pagina 596]
| |
een louter arbitrair criterium geordend zijn, namelijk volgens het alfabet dat zelf weer een willekeurige ordening van letters is, waaraan we van kindsbeen gewend geraakt zijn maar waarin geen enkele noodzakelijkheid is, is op zich reeds uiterst boeiend. Rond het woord ‘favoriet’ vindt men onder andere: fat, fataal, fatsoen, fatum, fauna, fauteuil, favoris (bakkebaarden), fazant, februari en feces (uitwerpselen). Met deze woorden zou men reeds een heel verhaal kunnen opbouwen, waarbij opgemerkt moet worden dat men de ‘context’ naar beide kanten voortdurend kan uitbreiden. Zoals bij elke context, zowel de reële als de talige, zijn de grenzen die men trekt, of de afbakening waar men de context laat beginnen of ophouden, altijd het resultaat van een willekeurige beslissing of een keuze. Wat staat nu bij het woord ‘favoriet’? Ik heb dat woord niet gekozen, maar dat hebben de organisatoren van deze lezingen-cyclus gedaan, en ik laat me leiden door hen. Ik lees: ‘Favoriet I, bn., geliefkoosd, lievelings-; - II, zn. m. (-en), gunsteling, lieveling; bij wedstrijden: een paard (bij uitbr. ook een persoon) waarvan men verwacht dat het (hij) de prijs zal winnen en waarop men wedt; - bij uitbr. in toepassing op zaken: lievelingswerk, -lied, -plaat, enz. (en dan komt let wel) favoriete v. (vrouwelijk) (-n) 1. gunstelinge, lievelinge; meest bevoorrechte concubine van een oosters vorst; - geliefde, uitverkorene; 2. (kaartspel) troefaas’. Wanneer ik het talent en de genialiteit van Derrida zou hebben zou ik met deze gegevens een heel essay kunnen schrijven. Dat essay zou dan kunnen handelen over de liefde, het liefkozen, het bewijzen en het ontvangen van gunsten, over wedstrijden en concurrentie, prijzen behalen en weddenschappen afsluiten, op iets of iemand wedden en dat is van iets of iemand iets verwachten. Het zou bovendien kunnen handelen over seks en de hele imaginaire wereld van oosterse vorsten met hun harems en gesluierde vrouwen, de uitverkiezing en de onderlinge jaloezie. Dat een zeker seksisme niet vreemd is aan Van Dale is reeds meerdere malen aangetoond, en is ook niet zo verwonderlijk want dit is eigen aan onze cultuur waarvan Van Dale de registratie is. Tenslotte zou nog gesproken kunnen worden over paarden en kaartspelen, over de troefaas en het labyrint waarvan elk kaartspel een verwerkelijking is. En dit alles dan in verband met Jacques Derrida. Ik mis het talent van Derrida en zal me dan ook niet aan zo'n essay wagen en de wedstrijd of de concurrentie met hem niet aangaan, omdat ik weet dat ik die zeker zou verliezen en dat niemand van u op mij zou wedden. Wel ben ik ervan overtuigd dat, wanneer men de verschillende woorden die zojuist genoemd zijn alle opnieuw in Van Dale zou opzoeken, men voor de meest interessante ontdekkingen en verrassingen zou komen te staan. Het essay zou zich naar alle kanten uitbreiden en misschien wel uit | |
[pagina 597]
| |
de hand lopen. Dat spoor wil ik hier niet volgen, maar wel wil ik naar aanleiding van wat bij Van Dale te vinden is over ‘favoriet’ een aantal overwegingen formuleren die iets met Derrida te maken hebben en door hem worden ingegeven. | |
Favoriete filosofieHet woord ‘favoriet’ betekent op de eerste plaats iets als ‘gunsteling’. Dat is de eerste betekenis die door Van Dale wordt gegeven. Nu is het zo dat Derrida mijn of onze gunsten niet nodig heeft, hoewel geen enkele schrijver zonder lezers kan en hoewel ik hem alle goeds gun, hem meer dan vele anderen. Anders zou hij niet mijn ‘favoriet’ zijn. Ik weet ook dat Derrida daar niet ongevoelig voor is. Favoriet zijn heeft iets te maken met bewondering, iemand de voorkeur geven boven anderen en dat wil zeggen uitverkiezen. Bewondering, zegt Derrida met betrekking tot Nelson Mandela, kan men slechts hebben voor iemand die bewondertGa naar voetnoot3. En er zijn veel zaken, vooral teksten en de Wet, die Derrida bewondert. Zo kan men waarschijnlijk ook alleen maar iemand beschouwen als gunsteling en hem de voorkeur geven boven anderen, wanneer hij op een of andere manier begunstigd is, begaafd en dat betekent altijd ook uitverkoren. Het gaat dan niet om gunsten die wij iemand bewijzen of om gaven die wij geven, maar om gunsten en gaven die van elders komen. Heidegger zou hier spreken van ‘de gunst van het zijn’. In die zin is Derrida in mijn ogen een begunstigde en daarom ook mijn favoriet. Dat is natuurlijk een keuze. Kiezen en dan vooral kiezen voor een auteur is in de filosofie een levensgroot probleem. De filosofie wil namelijk een strikt redelijk betoog zijn waarin alles redelijk verantwoord is en waarin subjectieve voorkeur en afkeer geen rol mogen spelen. De filosofie wil een weten verwoorden dat zich niet beperkt tot een bepaalde groep maar dat algemeen geldig is en dat principieel voor iedereen bestemd is. Als gelovige - of eventueel als sectariër - kan je kiezen voor een bepaald boek, bij voorbeeld de bijbel, dat je beschouwt als het boek dat je volgen wilt, of voor een bepaalde persoon die je kiest als voorbeeld, leermeester of goeroe. Je sluit je daardoor aan bij een bepaalde en dat wil altijd ook zeggen beperkte gemeenschap. Maar filosofie is geen geloof en geen sekte en filosofen vormen geen gemeenschap. Wanneer er in de filosofie toch sprake is van een zekere keuze, | |
[pagina 598]
| |
moet deze in beginsel of uiteindelijk, dat wil zeggen op voorhand of achteraf, in alle opzichten te verantwoorden zijn. Wanneer dat niet het geval is, is de filosofie waarvoor je kiest, afhankelijk van allerlei toevallige en wisselvallige factoren. Kiezen voor Derrida of eventueel tegen Derrida, of kiezen voor of tegen Hegel, Marx, Heidegger, Sartre, Habermas, enz. is een keuze die nooit helemaal en in alle opzichten te verantwoorden is. Natuurlijk zijn er argumenten voor te geven maar nooit voldoende. Het blijft een keuze die niet op afdoende wijze beredeneerd kan worden. Het gaat hier om een probleem dat de filosofie niet graag onder ogen ziet omdat het te bedreigend is en haar te zeer afhankelijk maakt van toevalligheden, maar dat door Derrida ernstig genomen wordt. Volgens hem is er in de filosofie, en daarmee ook in de wetenschappen en in heel de cultuur altijd en noodzakelijk iets toevalligs dat aan onze controle en onze beheersing ontsnapt. Voor de filosofie is dat onverdraaglijk en daarom zal elke filosofie alle mogelijke moeite doen om dat toevallige te ontwijken, en omdat dat nooit helemaal lukt, het zoveel mogelijk te verbergen. Wanneer Derrida filosofische of andere teksten leest, heeft hij een heel specifieke aandacht voor al de toevalligheden die worden verdrongen, vergeten en verborgen, maar die in allerlei symptomen zoals aarzelingen, haperingen, herhalingen, voorbeelden, citaten, stilistische en retorische eigenaardigheden, beloften en versprekingen toch altijd weer de kop opsteken. Dat is dan niet zozeer bedoeld als kritiek op de filosofie, integendeel, maar het gaat erom te laten zien dat het niet anders kan. Elke filosoof heeft zijn favoriet(en) maar het mag eigenlijk niet. Men kan hetzelfde probleem nog op een andere wijze formuleren. Waarbij ook andere aspecten ervan naar voren komen. De filosofie wil de waarheid uitspreken. Sinds Kant en Hegel weten we dat waarheid iets te maken heeft met algemene geldigheid omdat wat slechts geldt voor een bepaalde groep alleen maar een opinie of een overtuiging kan zijn, eventueel een ideologie. Eén van de problemen waarvoor de filosofie staat is de vraag of men overtuigingen ooit helemaal achter zich kan laten. Sinds Augustinus weten we dat iedereen de waarheid belangrijk vindt, omdat niemand zonder meer bedrogen wil worden. Dat een zeker zelfbedrog noodzakelijk is om van het leven te genieten en te overleven, is natuurlijk een probleem op zich, maar in zijn algemeenheid kan men toch zeggen dat iedereen de waarheid weten wil en daarom de filosofie, minstens in beginsel, belangrijk acht. Toch kan de geringste toevalligheid betekenen dat we de filosofie en haar waarheid helemaal niet meer belangrijk vinden en dat deze hun betekenis radicaal verliezen. Misschien bestaat precies daarin wel de aantrekkingskracht die van de filosofie uitgaat. Alleen datgene trekt ons na- | |
[pagina 599]
| |
melijk aan dat zijn betekenis kan verliezen. Een weddenschap aangaan of een kaartspel spelen - om bij Van Dale terug te komen - is alleen maar boeiend wanneer men wil winnen en kan verliezen. Zonder dit heeft het geen zinGa naar voetnoot4. De filosofie, en ook dat kan men lezen bij Derrida, heeft iets van een spel, waarbij alles op het spel gezet wordt en de inzet totaal is. Ook dit spel, dus de filosofie, ontleent zijn aantrekkingskracht aan het feit dat je kunt verliezen en misschien wel aan het besef dat je uiteindelijk en noodzakelijk altijd verliest, omdat de mens nu eenmaal ten dode opgeschreven en een eindig wezen is. | |
Liefhebben en risicoDit brengt ons bij het liefhebben of het houden van dat, aldus Van Dale, met het kiezen van een favoriet verbonden is. Echt van iemand houden en dat betekent hem of haar de voorkeur geven boven anderen - iemand die beweert van alle mensen even veel te houden, houdt van niemand echt - is jezelf op het spel zetten met het risico zowel jezelf als de andere te verliezen. Zonder dit risico te willen aangaan kan er geen sprake zijn van liefde. Beminnen heeft dan ook iets te maken met het besef sterfelijk en eindig te zijn. De erkenning dat jij zelf en de andere er ooit niet meer zullen zijn maakt echte menselijke liefde pas mogelijk. Iemand, bij voorbeeld Derrida, kiezen als ‘favoriet’ wil zeggen op een of andere manier van hem houden en hem de voorkeur geven boven anderen. Dit betekent natuurlijk niet dat die voorkeur exclusief is. Zoals men van meerdere mensen tegelijk kan houden, zo kan men ook meerdere favorieten hebben en gewoonlijk is dat ook het geval, zeker ook bij mij. Aan een dergelijke keuze is altijd een risico verbonden en zonder dat risico kan er geen sprake zijn van een favoriet. Je kunt dat risico proberen te vermijden door van niemand te houden of het weg te moffelen door te doen alsof je voor niemand kiest. Je kunt het misschien verkleinen door ‘op verschillende paarden tegelijk te wedden’ of door iemand te kiezen die reeds door bijna iedereen gekozen is, bij voorbeeld een ‘groot’ denker zoals Aristoteles of Plato. Het gevaar je te vergissen en op het verkeerde paard gewed te hebben is dan gering. Men moet echter niet vergeten dat dat ook een keuze is of minstens ooit geweest is en dat die keuze uiteindelijk slechts gedaan | |
[pagina 600]
| |
is door een kleine groep mensen. Verreweg het grootste deel van de wereldbevolking heeft nog nooit van Plato en Aristoteles gehoord en een uiterst minimale elite heeft ooit iets van deze denkers gelezen. Filosofen kunnen zich dat gewoonlijk nauwelijks voorstellen omdat deze denkers hun zo belangrijk schijnen, en dat wil zeggen zozeer hun favorieten zijn, dat het ‘barbaars’ lijkt hun namen niet te kennen. Met barbarij heeft het echter weinig te maken, wel met andere kringen van bevoorrechten en uitverkorenen. Wanneer ik hier gekozen heb voor Derrida betekent dat niet dat hij de enige zou zijn en ook niet dat hij de grootste of belangrijkste filosoof van deze eeuw zou zijn. Er zijn andere denkers en misschien nog meer andere grote schrijvers die ik bewonder. Derrida kiezen als ‘favoriet’ betekent echter wel op een of andere manier van hem houden met de risico's die daaraan verbonden zijn. Wat betekent dat: van een auteur, een filosoof houden? En meer concreet van Derrida houden? Om die vraag te beantwoorden moet men eerst een onderscheid maken dat heel wezenlijk is en tegelijkertijd ook uiterst problematisch. ‘Jacques Derrida’ is een eigennaam. Hierbij kan opgemerkt worden dat er misschien andere mensen zijn die precies dezelfde naam dragen, zoals ook de initialen in de opdracht van dit essay de initialen van verschillende mensen kunnen zijn. De eigennaam ‘Jacques Derrida’ duidt enerzijds op een concrete persoon, die aanwijsbaar is, die je tegen kunt komen en kunt uitnodigen, met wie je bevriend kunt zijn, die op een bepaald adres woont, een telefoonnummer heeft en op een bepaalde dag en op een bepaalde plaats geboren is, in feite op 15 juli 1930 in een klein plaatsje in Algerije. Anderzijds duidt die eigennaam op een geheel van teksten. ‘Derrida’ is ook een metonymie, een retorische figuur. Van Dale geeft als voorbeeld van een metonymie: ‘Ik lees Couperus’. Zo kan ik zeggen: ik lees Derrida. Het gaat daarbij om een geheel van teksten dat door hemzelf en door anderen aan hem wordt toegeschreven, die zijn signatuur dragen en in zeker opzicht zijn ‘eigendom’ zijn. Het is een heel probleem hoe de verhouding tussen deze twee is. De concrete persoon is naast vele andere dingen ook een auteur. Toch is dat slechts één aspect van zijn bestaan. Het geheel van teksten van Derrida maakt wel en niet deel uit van de concrete persoon. Minstens is het zo dat je die teksten kunt lezen wanneer hij er helemaal niet meer zal zijn. De meeste auteurs die door filosofen gelezen worden zijn in feite dood. Hoe dan ook, je kunt en mag Derrida nooit zonder meer identificeren met zijn | |
[pagina 601]
| |
teksten. Er is hier een onophefbare differentie, die constitutief is voor een tekst als tekstGa naar voetnoot5. Derrida kiezen als ‘favoriet’, betekent dat nu van hem houden als persoon of houden van zijn werk? Sinds vele jaren ben ik met hem bevriend. Ik mag hem graag en ik vermoed dat het wederzijds is. Ik denk echter dat dit in deze context weinig belang heeft. Belangrijk is echter een relatief begrip. Wat kan er in een mensenleven belangrijker zijn dan vriendschap? Wie kan met stelligheid beweren dat persoonlijke gebeurtenissen in het leven van iemand, bij voorbeeld het verdriet en de zorg die Hegel had om en voor zijn gezin, minder belangrijk zijn dan zijn filosofie? Wij, eindig en beperkt als we zijn, vergeten dat verdriet en die zorg, maar het is niet zo zeker dat wij altijd het belangrijkste in de herinnering bewaren. Wanneer men niet zonder meer aanvaardt dat de wereldgeschiedenis het laatste woord heeft, kan men oog hebben voor het ‘oneindige’ belang dat persoonlijke verhoudingen kunnen hebben. Gemakshalve en om niet al te veel problemen overhoop te halen, kan men misschien toch zeggen dat, wanneer er sprake is van Derrida als ‘favoriet’, het gaat om zijn teksten. Van Dale spreekt hier van ‘bij uitbreiding’. | |
Houden van tekstenOngetwijfeld kan men van teksten houden. Zo kun je houden van Shakespeare, Flaubert, Yourcenar of van Plato, Heidegger en zelfs van Van Dale. Wat betekent dat: van een tekst houden? Het betekent niet noodzakelijk dat men alles begrijpt en evenmin dat men met alles wat er staat kan instemmen. Wel heeft het iets te maken met graag lezen, ermee bezig willen zijn, er aandacht aan schenken en in gedachten houdenGa naar voetnoot6. Er zijn mensen die graag lezen en ook Derrida behoort tot hen. Hij leest zelfs met heel veel liefde. Er zijn echter ook mensen die niet graag lezen, hetgeen voor echte lezers meestal onbegrijpelijk is. Waarom iemand graag leest, is een vraag die me reeds lang bezighoudt en waarop geen eenvoudig antwoord mogelijk is. Het is een vraag die ook door Derrida wordt gesteld. Een antwoord moet gezocht worden in de richting van de structuur van de menselijke verlangens en heeft misschien ook wel iets te maken met erotiek | |
[pagina 602]
| |
om nog maar eens terug te keren naar Van Dale. Gemakkelijker is het te zeggen waarom heel veel mensen niet graag lezen. Het vergt nogal wat inspanning en bovendien veronderstelt het een zich terugtrekken uit de wereld van het onmiddellijke en een zich afzonderen. Naar muziek luisteren kan men eventueel samen en zelfs een lezing kan men gezamenlijk aanhoren. Lezen is echter een eenzame bezigheid waarbij men zich van anderen afzondert en zijn aandacht aan anderen onttrekt en dat wordt door de meesten in onze wereld niet als hoogste goed gewaardeerd. Integendeel. Onder diegenen die graag lezen zijn er velen die de voorkeur geven aan ‘literatuur’ boven filosofische teksten. De tegenstelling tussen deze twee soorten teksten is overigens geenszins duidelijk zoals Derrida regelmatig heeft benadrukt. Wel kan men zeggen dat geen enkele filosofische tekst ooit alle nuances en subtiliteiten van het menszijn en van de menselijke verhoudingen kan verwoorden zoals dat gebeurt in een grote roman of een goed kort verhaal. Wat in een filosofische verhandeling over man-vrouw-verhoudingen staat, is meestal niet meer dan een aaneenschakeling van algemeenheden en zelfs van platitudes in vergelijking met wat daarover gezegd wordt bijvoorbeeld bij Flaubert of Yourcenar; en wat in een taalfilosofie gezegd wordt heeft vaak weinig met taal te maken wanneer men dit vergelijkt met wat daarover ter sprake komt in de ‘literatuur’. Ondanks deze gebrekkigheid van de filosofie kunnen filosofische teksten een eigen aantrekkingskracht hebben. Ook de teksten van Derrida oefenen een grote aantrekkingskracht uit, althans op mij. Ik lees ze graag. Derrida is dan ook mijn of beter één van mijn ‘favorieten’. De aantrekkingskracht die uitgaat van Derrida bestaat er o.a. in dat hij je aandacht vestigt op wat er feitelijk gebeurt wanneer je leest en schrijft. Hij kan je leren lezen en vooral ook leren genieten van het lezen. Of hij het schrijven gemakkelijker maakt zou ik willen betwijfelen. Levinas heeft ooit opgemerkt dat Derrida onder ieder woord een bom geplaatst heeft waardoor het gevaarlijk wordt het nog te gebruiken. De grootste voorzichtigheid is geboden. Dat besef maakt het schrijven natuurlijk niet gemakkelijk. Ook het lezen heeft hij niet gemakkelijk gemaakt, maar wel aantrekkelijk omdat hij geleerd heeft aandacht te hebben voor een aantal zaken in en rond een (filosofische) tekst die de lezer gewoonlijk ontgaan. Hiertoe behoort bijvoorbeeld het feit dat een tekst opgebouwd is uit woorden, zinsneden en fragmenten die ontleend zijn aan andere teksten, dus uit ‘citaten’ die expliciet kunnen zijn maar meestal impliciet blijven. | |
[pagina 603]
| |
Citaten, lege plekken, retoriekMet citaten en het citeren is het zeer vreemd gesteld. Iedereen die ooit iets gepubliceerd heeft is gewoonlijk gevleid wanneer hij door anderen geciteerd wordt, ten minste wanneer het de publikatie in haar algemene structuur betreft, bijvoorbeeld wanneer deze opgenomen wordt in de bibliografie of wanneer de grondgedachte wordt weergegeven. Men is daarentegen meestal uitermate teleurgesteld wanneer een bepaalde zin uit een publikatie wordt geciteerd omdat men dan bijna altijd de indruk heeft dat die precies niet belangrijk is, niet beantwoordt aan wat men eigenlijk bedoelde te zeggen en altijd uit zijn verband gerukt wordt. Die ervaring heeft iedereen die schrijft en geciteerd wordt. Het zal zeker ook de ervaring zijn van de schrijvers die wij citeren. Zo moet Derrida enerzijds zeer vereerd zijn met het feit dat hij in vele publikaties genoemd wordt, maar het moet anderzijds een verschrikking zijn met concrete citaten geconfronteerd te worden. Heidegger heeft daar, volgens zijn eigen getuigenis, erg onder geleden. Wanneer filosofen citeren, en zij doen dat veelvuldig - reeds het woord ‘idee’ is, volgens Derrida, een citaat - doen zij dat meestal uit auteurs die reeds gestorven zijn. Deze hebben er gelukkig niet onder te lijden. Dood zijn, aldus Derrida, betekent minstens dit dat geen enkele weldaad en geen enkele misdaad, berekend of niet, de drager van de naam treft maar alleen de naam. Schrijven impliceert citeren of het opgenomen worden van reeds bestaande woorden en reeds eerder geschreven of gesproken zinnen in een nieuwe aaneenschakeling van woorden en zinnen, en het impliceert ook geciteerd kunnen worden en dat wil zeggen dat woorden en zinnen gaan functioneren in een andere aaneenschakeling die niet langer de onze is. Dit citeren gaat altijd gepaard met een weghalen uit de reële en talige context, een uit zijn verband rukken en daarmee ook met een verandering van betekenis. Deze citeerbaarheid of herhaalbaarheid is wezenlijk voor een tekst als tekst. Dit verklaart ook waarom Plato en vele anderen na hem zo'n grote huiver hadden voor het schrijven en het betekent dat geen enkele auteur zijn tekst geheel kan beheersen of onder controle houden, noch wat betreft het ontstaan noch wat betreft het verstaan of de effecten die worden bewerkstelligd. Het loopt altijd uit de handGa naar voetnoot7. Derrida heeft vervolgens ook de aandacht gevestigd op het feit dat elke tekst, om tekst te kunnen zijn, lege plekken vertoont. Deze lege plekken zijn zelfs materieel ‘zichtbaar’ als marge of als rand en als het wit tussen | |
[pagina 604]
| |
de woorden en de letters, dat wil zeggen waar in feite niets staat maar zonder hetwelk een tekst geen tekst kan zijn. Tot deze lege plekken behoort ook het niet gezegde in de tekst en er wordt altijd meer niet gezegd dan wel. Wie alles wil zeggen op hetzelfde moment en op dezelfde plaats kan niet schrijven. Een tekst heeft daarom altijd een zekere omvang of uitgebreidheid in de ruimte en in de tijd. Evenals de marge en het wit is het ongezegde de mogelijkheidsvoorwaarde voor het ontstaan en het verstaan van een tekstGa naar voetnoot8. Zij vormen als het ware het kader of de grens van de tekst. Deze grens is datgene waar een tekst begint tekst te zijn, maar is nooit precies te trekken omdat deze voortdurend overschreden wordt en zich slechts voordoet in het overschrijden. Met dit alles is ook verbonden de aandacht van Derrida voor de retoriek van de tekst. Tot deze retoriek behoren alle uiterst subtiele en verborgen strategieën om de lezers voor zich in te nemen, de belangstelling te wekken of te laten voortduren en ‘tegenspraak’ uit te lokken in de zin van goedkeuring of afkeuring, instemming of weerlegging. Dit kan gebeuren door een ingewikkeld spel van onthullen en verhullen, van zeggen en niet zeggen, van beloften doen en verwachtingen wekken - Sprechen is Versprechen, aldus Derrida - waardoor een zekere spanning ontstaat of in stand gehouden wordt. Het kan gebeuren door het kiezen van een titel, een toon en een thematiek, van een bepaalde indeling en opbouw, uitwerking en formulering. De citaten en de woordkeuze spelen een grote rol want sommige woorden en zinnen maken in bepaalde kringen nu eenmaal meer indruk dan andere of zijn meer vertrouwd en suggereren daardoor verwantschap en nabijheid. Belangrijk is de stijl. Zelfs een strikt wetenschappelijk of geformaliseerd taalgebruik is altijd ook een stilistische aangelegenheid. In bepaalde omstandigheden heeft het meer overtuigingskracht dan andere stijlvormen. Zelfs eenvoud, eerlijkheid en natuurlijkheid kunnen retorisch werken. In elke tekst is een ingewikkeld proces van verleiding aan het werk, van willen verleiden en verleid willen worden. De sofist Gorgias, voor wie de retoriek de hoogste van alle kunsten was, heeft met betrekking tot de literatuur, in feite de tragedies, ooit opgemerkt dat degene die verleidt rechtvaardiger is dan degene die niet verleidt en dat degene die zich laat verleiden verstandiger en beter gevormd is dan degene die zich niet laat verleiden (frg.B.23). Tot op zekere hoogte geldt dit voor alle tekstsoorten. Derrida zou dit met de nodige nuances onderschrijven. De nuance bestaat erin dat wij de plicht hebben de verleiding als verleiding te | |
[pagina 605]
| |
ontmaskeren, maar dat kan slechts een oneindige opgave zijn waarbij de ontmaskering zelf weer deel uitmaakt van het proces van verleiding. Dat hierachter een tragische filosofie schuil gaat, zal wel duidelijk zijn. | |
Favoriet met een vraagtekenEen zekere verantwoording van de keuze van Derrida als ‘favoriet’ is hiermee gegeven. Die keuze is echter niet zonder aarzeling gedaan. Toen mij gevraagd werd over mijn favoriet te spreken heb ik eerst gedacht aan Heidegger. Hij is voor mij de belangrijkste denker van de twintigste eeuw en ik bewonder hem in toenemende mate. Ook Derrida zal dat beweren. Toch heb ik Derrida gekozen, omdat hij mij (ons) in staat stelt Heidegger op een heel nieuwe wijze te lezen. Hij maakt het mogelijk Heidegger zo te lezen alsof hij nog nooit echt gelezen is en alsof hij nog ontdekt moet worden. Heidegger ligt niet achter maar vóór ons. Zelfs wanneer je grondig vertrouwd bent met het werk van Heidegger - je kunt je afvragen of dat wel mogelijk is omdat er altijd iets vreemds aan blijft - dan is het zo dat, wanneer Derrida daar lezend en ‘vertalend’ over heengaat, je dingen ontdekt die je voordien nog nooit gezien hebt. Iemand die in staat is bekende teksten zo te lezen dat je ze als het ware voor het eerst leest, moet een meesterlijk lezer zijn. Dat is Derrida. Er is nog een andere reden waarom ik geaarzeld heb Derrida te kiezen als ‘favoriet’. Een favoriet kiezen is in zekere zin een (leer)meester kiezen. Derrida heeft zich veelvuldig en intensief beziggehouden met het onderwijs en met name het onderwijs in de filosofie: het ‘onderwijs van het nietonderwijsbare’, zoals hij zegt. In dit onderwijs is een leermeester onmisbaar maar ook overbodig, gewenst maar ook ongewenst, noodzakelijk maar ook onmogelijk. Filosofie is namelijk, aldus Derrida, een weten en een niet-weten, iets bepaalds en iets onbepaalds, met en zonder doelstelling, een sociaal-culturele institutie en het doorbreken van alle institutionele grenzen, gebonden aan een plaats en een tijd, aan programma's en lesroosters, maar tegelijkertijd iets heel anders dan dat. Er is hier een onophefbare spanning tussen autonomie en heteronomie of tussen autodidactiek en heterodidactiek. De filosofie staat onder een dubbele wet, double bindGa naar voetnoot9. Kiezen voor een favoriet in de filosofie is die spanningsverhou- | |
[pagina 606]
| |
ding proberen te vernietigen en de dubbele wet verwerpen. Dat is het meest flagrante verraad van het werk van Derrida. Alle filosofen hebben waarschijnlijk wel hun favorieten, maar het mag en kan in feite niet. Derrida is daarom wel en niet mijn ‘favoriet’ of mijn favoriet met een heel groot vraagteken. |
|