| |
| |
| |
Gesprek met Lode Bostoen (De Standaard)
AVV-VVK of VEV
Guy Freiermuth
In een serie gesprekken met hoofdredacteurs/editorialisten van de Vlaamse dagbladpers zijn hier vroeger Gazet van Antwerpen, De Morgen, De Nieuwe Gazet en Het Volk aan de orde geweest. De auteur zet de reeks nu voort met De Standaard.
Toen in 1976 het imperium De Smaele ineenstortte, brak een reddingsoperatie los die beter dan welk sociologisch onderzoek ook het belang van de pers aantoonde. De fine fleur van de Vlaamse politieke en economische wereld stond klaar om de krantetitels van de Standaardgroep te redden. Uiteindelijk nam de NV Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM) onder de leiding van André Leysen de Standaardgroep over. Blijkens de oprichtingsakte van de VUM staan nog andere krachten voor de toekomst van De Standaard garant: de beleggingsmaatschappij Ibel, verzekeringen Ortelius, de Compagnie Maritime Belge, Mercator, Investco en de Metallurgie Hoboken. Het lef en het dynamisme van André Leysen en zijn ruggesteun doen de balans in 1977 al overslaan. Het gaat zodanig crescendo, dat De Standaard van elke overheidssteun kan afzien, dat er in 1978 serieuze winst gemaakt wordt, dat de reclameomzet stijgt en dat er aparte vennootschappen worden opgericht met het oog op de nieuwe media. Dan komt het ongelukkige project 24 Uur, een dagblad voor ‘mensen die nog geen krant lezen’. Ook hier grijpt Leysen kordaat in en vandaag blijkt dit avontuur in Groot-Bijgaarden, de thuisbasis van deze krant, al lang verteerd. Dit jaar bestaat de VUM tien jaar. Tijd dus voor een interview met de hoofdredacteur Lode Bostoen in onze serie over de Vlaamse dagbladen. Het weze vooraf gezegd dat onze toch wel begrijpelijke poging om alle Vlaamse krantenredacties te ondervragen door De Standaard bijzonder stug werd onthaald.
| |
| |
| |
De idee ‘De Standaard’
Waar situeert U De Standaard-Het Nieuwsblad? Links? Rechts?
Dat laat ik aan de lezer over, al lijkt het mij wel duidelijk dat het geen linkse krant is.
Er hebben altijd nauwe banden bestaan tussen De Standaard en de CVP: het speciale college van drie CVP-politici dat in 1946 werd gevormd bij de besprekingen tussen de NV De Gids en de NV De Standaard. Ook bij de moeilijkheden in 1976 hebben CVP-prominenten zich ingezet om de groep te redden. Hoe beoordeelt U die binding?
De realiteit is wel iets minder eenvoudig. Er zijn ook CVP-prominenten geweest die de groep liever niet gered hadden gezien.
Durft U daar namen op plakken?
Niet publiekelijk, zij zijn nog in leven en ‘kwaad dat onbekend is’ moet je niet zonder noodzaak bekendmaken. Bovendien kon de regering-Tindemans niet zoveel doen. Zij kon alleen maar rentesubsidies toekennen en beloven dat de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid een lening zou toestaan tegen dezelfde voorwaarden als eerder bij de aanvraag van De Smaele was bepaald. Maar de VUM heeft bij de NMKN geen lening aangegaan en dus uiteraard geen rentesubsidies gekregen.
Toch hoort men vaak beweren dat de VUM nu alle overheidssteun kan weigeren, omdat ze vroeger al zoveel geschenken heeft gekregen.
We hebben geen cadeaus gekregen. Wel is het zo dat we op dat moment onmogelijk een nieuwe pers konden kopen en dat we de bestaande uitrusting goedkoop hebben kunnen overnemen, ook al omdat de curator geen andere koper vond. Hij heeft trouwens ook maanden lang getracht het gebouw aan de E. Jacqmainlaan tegen een hoge prijs te verkopen, maar heeft het uiteindelijk voor ongeveer 40 miljoen moeten afstaan aan La Dernière Heure.
Maar men heeft toch meer inspanningen geleverd om uw groep te redden dan om Volksgazet er opnieuw bovenop te helpen.
| |
| |
De Socialistische Gemeenschappelijke Actie heeft wel inspanningen gedaan om Volksgazet te redden. Maar het is logisch dat het VEV, het Vlaams Economisch Verbond, meer zal doen voor De Standaard dan voor Volksgazet en dat de SP dan weer geen moeite zal doen om onze krant te redden.
Nu schakelt U wel een politieke partij gelijk met het VEV.
Volksgazet was een partijkrant en werd gefinancierd met de hulp van het ziekenfonds en de coöperaties. Je kunt het ene niet verkeerd vinden en het andere goed. De subsidie die we zouden kunnen krijgen zou op 12 miljoen per jaar neerkomen. Aangezien we winst maken en dus vennootschapsbelasting betalen, zouden we daarvan iets meer dan de helft overhouden. Wat betekent nu 6,5 miljoen op een omzet van anderhalf miljard? Sprekend over de ‘geschenken’ van 1976 vergeet men bovendien dat heel veel abonnees dat jaar hun abonnement al betaald hadden aan de NV De Standaard. Met het faillissement was dat geld weg, zodat de VUM die abonnees een half jaar lang gratis een krant heeft moeten leveren. Misschien hebben we onze machines redelijk goedkoop gekregen, maar we hebben uitgaven gekend die anderen niet hadden.
De jaarlijkse subsidie vragen wij niet meer aan, omdat ze ons voor het eerste VUM-jaar, toen we ze hadden kunnen gebruiken, werd geweigerd, zogezegd omdat De Standaard en Het Nieuwsblad geen volledig jaar door dezelfde uitgever waren gepubliceerd. In december 1978, nadat Volksgazet drie maanden niet meer was uitgekomen, heeft De Morgen daarentegen wel subsidie gekregen omdat De Morgen zogezegd de opvolger was van Volksgazet. Toen na een eerste boekjaar, dat over 18 maanden liep, bleek dat de exploitatie niet deficitair was, heeft de directie beslist dat we de subsidie konden missen: de staat is geen melkkoe. Sedertdien zijn we bij dat standpunt gebleven.
Bij de huidige VUM-beheerders vinden we nog steeds kopstukken als André Leysen, Paul Francken, Vaast Leysen en Philippe Saverijs terug. In hoeverre drukken die heren het redactionele beleid?
In de raad van bestuur, waarin ook een vertegenwoordiger van het Krantenfonds en mijn collega Manu Ruys zetelen, en in het directiecomité, waar de hoofdredacteurs aan deelnemen, hebben zij natuurlijk het recht de opmerkingen te maken die zij nuttig achten. Ik herinner mij één geval, toen de krant een bericht had gemaakt over een bank die grote risico's had
| |
| |
genomen in het buitenland. De opmerking luidde dat het bestaan van banken afhangt van hun kredietwaardigheid, en dat een krant zich wel twee keer moet bedenken vooraleer die kredietwaardigheid in opspraak te brengen. Dat lijkt me geen ‘drukken op’ maar veeleer een wijze raad, en daar houden wij sindsdien dan ook rekening mee.
Bepaalde artikelen op de ‘Ekonomische en Financiële bladzijden’ zijn duidelijk bedrijfsvriendelijk, terwijl een rubriek als ‘Bedrijven’ vaak als een publi-reportage overkomt.
Daar denken een aantal bedrijven bepaald anders over, ofschoon wij inderdaad het bedrijfsleven als geheel - een van de pijlers van de vrije markteconomie - gunstig gezind zijn. Als wij meer bedrijfsnieuws brengen dan andere kranten, dan is dat omdat wij van de noodzaak van bedrijven overtuigd zijn: zonder bedrijven geen werkgelegenheid, en daar wordt toch dagelijks om geroepen. In de rubriek ‘Nieuws van bedrijven’ vermelden wij actualiteit uit de bedrijfswereld: bedrijfsresultaten en -vooruitzichten, benoemingen en uitzonderlijk een nieuw produkt dat meestal niet voor de gewone gebruiker maar voor andere bedrijven bestemd is. De voorstelling van bedrijven en bedrijfsleiders - een verzoek dat bij elk lezersonderzoek terugkomt - is niet méér een publi-reportage dan een interview met een politicus, een universiteitsrector of een kunstenaar.
In Vlaanderen zijn 8 op 13 titels katholiek. Vanwaar dat overwicht?
Dat zal wel uit het verleden komen, toen de overgrote meerderheid van de bevolking nog gelovig was. Maar ‘katholiek’ waar staat dat precies voor? Laat het ons houden bij kranten die binnen de christelijke sfeer liggen. Het zijn toch geen bladen die door het episcopaat gedirigeerd worden. Na de dood van kardinaal Van Roey heeft het episcopaat zich nooit meer met de kranten ingelaten.
Geeft men er zich rekenschap van dat het AVV-VVK-logo veel vrijzinnigen afschrikt?
Het ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’ heeft een symbolische waarde voor de continuïteit van de krant. Het is mogelijk dat het vrijzinnigen afstoot, maar ik geloof niet dat vrijzinnigen meer belang hechten aan een symbool dat zij afwijzen dan aan de informatiewaarde van de krant. De Standaard is overigens opgericht als een blad voor chris- | |
| |
telijke lezers, en bij de reddingsoperatie in 1976 hebben wij dat AVV-VVK bewust behouden om duidelijk te maken dat het dezelfde krant was die bleef voortbestaan. Hadden wij het weggelaten, dan zouden daar gemakkelijk verkeerde conclusies uit getrokken zijn. Zelf zie ik in dat symbool minder een program dan een waarmerk. Zoiets als de naaimachine van Singer, die al lang geen naaimachines meer produceert.
| |
De idee en de oplage
Hoeveel bedraagt de oplage van De Standaard?
In het begin van dit jaar schommelde die rond de 70.000 exemplaren. Voor de totale groep bedraagt ze een 350.000 kranten. Dat zijn niet de cijfers van het Centrum voor Informatie over de Media, maar onze oplagecijfers. De bekendste gegevens van het CIM betreffen immers het aantal lezers van een krant, niet het aantal gedrukte exemplaren. Het CIM telt die lezers eens per jaar voor de hele groep. Wij controleren onze oplage maandelijks, en wij hebben er heus geen belang bij onszelf te bedriegen met vervalste cijfers.
Van bij de stichting werd Het Nieuwsblad ‘het volksdagblad’ genoemd, dat ‘de ideeën van De Standaard zou populariseren’ en de melkkoe van De Standaard moest worden. Is dat niet wat cynisch?
Als U het zo formuleert, klinkt het inderdaad cynisch. Waarschijnlijk was het de bedoeling met de grote oplage van Het Nieuwsblad het uitgeven van De Standaard mogelijk te blijven maken. In de realiteit verloopt het genuanceerder: de grote oplage van Het Nieuwsblad zorgt voor een hogere tarievencategorie, het imago van De Standaard voor interessante advertenties. Tussen beide kranten bestaat zowel aan de inkomstenzijde als aan de kant van de kosten een wisselwerking, een echte symbiose.
Zou men niet beter één kwaliteitskrant maken die voor iedereen verstaanbaar is?
Ik geloof nooit dat een zuivere kwaliteitskrant bij ons een oplage kan halen die hoog genoeg is om de advertentietarieven interessant te maken. Een zuivere kwaliteitskrant zou b.v. minder sport- en streeknieuws aanbieden. Terwijl het grote publiek juist dat wenst, zijn De Standaard-lezers er
| |
| |
allergisch voor. Dat blijkt uitdrukkelijk uit enquêtes. Meer dan de helft van De Standaard-lezers wenst minder sport en wij moeten aan die wens tegemoetkomen. Noemt U dat een elitaire gedachtengang? Het is toch niet snobistisch om niet van sportnieuws te houden!
Waarom maakt men van De Gentenaar niet ‘Het Nieuwsblad, editie Gent’, zoals men dat met Het Handelsblad gedaan heeft?
De Gentenaar met zijn 30.000 exemplaren is een titel die het nog steeds doet. De oplage van Het Handelsblad was werkelijk te klein geworden en dit blad kon in Antwerpen niet op tegen concurrenten als Gazet van Antwerpen en De nieuwe Gazet.
Het boekjaar 1984 werd afgesloten met een netto-winst van 73 miljoen. Dat was 94 miljoen minder dan het jaar voordien. Wat was daar de oorzaak van en hoe zag de situatie in 1985 eruit?
Die vermindering was te wijten aan het experiment 24 Uur. Nu wordt de exploitatie wel minder rendabel, maar dat heeft voornamelijk te maken met de groei van het bedrijf. In 1985 hadden we nog een winst van 47 miljoen, wat toch altijd nog heel bevredigend is.
Van de aandeelhouders anno 1976 zijn nu een aantal zwaargewichten als CMB, de Metallurgie Hoboken en de NV Palma verdwenen.
Dat komt o.m. door de reorganisatie binnen de holding van de Société Générale, die vond dat het aanhouden van die aandelen niet langer paste in haar nieuwe beleidsopties. Bij de verkoop van die aandelen was de holding statutair verplicht ze eerst aan de bestaande aandeelhouders aan te bieden en die hebben ze dan ook voor het grootste gedeelte gekocht.
| |
De idee en de journalisten
Worden er aparte redactievergaderingen gehouden voor De Standaard, Het Nieuwsblad, De Gentenaar?
Gedeeltelijk. Er is een gezamenlijke redactievergadering en een korte voor Het Nieuwsblad apart. De selectie, het verschil tussen beide kranten komt uiteindelijk tot stand aan het bureau van de eindredactie; in overleg met
| |
| |
de redacteurs en de dienstchefs wordt bepaald wat er in Het Nieuwsblad komt en wat in De Standaard, en in welke vorm (de keuze van de titels bijvoorbeeld).
In hoeverre hebben de journalisten inspraak in het redactionele beleid?
Dat is geen eenvoudige zaak. Het is zeker niet zo dat elke journalist voor elk aspect van de krant inspraak heeft. In juni 1976 heeft de redactie met André Leysen hieromtrent een protocolakkoord gesloten. Artikel 3 van de statuten van de vzw Redactie De Standaard geeft de doelstellingen van de vzw weer met betrekking tot de inspiratie van de krant: christelijk, Vlaams, vrije markteconomie en pluralistische politieke democratie. De VUM-groep kon met die doelstellingen instemmen en de absolute autonomie van de redactie waarborgen zolang zij die doelstellingen trouw blijft. Binnen dat raam beslist de redactie als groep over de inhoud van de krant, terwijl de verschillende rubrieken - binnenlandse en internationale politiek, economie en cultuur - ook t.o.v. de hoofdredactie nog over een vrij grote autonomie beschikken. Maar voor de individuele journalist blijft de inspraak grotendeels beperkt tot de rubriek waaraan hij meewerkt.
Ook niet als hij of zij vindt dat er tegen de vooropgezette beginselen wordt gezondigd?
Die principes laten genoeg speelruimte opdat incidentele vergissingen niet de hele zaak zouden doen springen. Als er eventueel systematisch en opzettelijk van zou worden afgeweken, dan zou de hoofdredactie zelf ingrijpen, want zij is tegenover de VUM verantwoordelijk voor de naleving van het protocolakkoord. Een redacteur die vindt dat de principes worden aangetast, zou dat te berde kunnen laten brengen op de redactievergadering of een bijeenkomst aanvragen van de vzw Redactie De Standaard die over de naleving van haar statuten moet waken. In de praktijk leeft iedereen evenwel de beginselen na.
Moet er niet een uitgebreider deontologische code komen met een alerter reagerende commissie?
Daarvan ben ik geen voorstander. Ik denk dat terzake enig misverstand bestaat. Het woord deontologie imponeert nogal, maar wat houdt het in? De beroepsplicht van de journalist bestaat er in de eerste plaats in informatie te verschaffen op een behoorlijke manier. Dat wil zeggen getoetst
| |
| |
aan de normen van de wet (b.v. het strafrecht dat o.a. laster en eerroof beteugelt, of de wet over het recht van antwoord, die in de praktijk goed functioneert) en van de sociale wellevendheid die de journalist moet respecteren zoals iedereen. Waar ik vooral voor beducht ben, zijn raden en commissies die met externe normen werken in plaats van met criteria die inherent zijn aan het beroep. Vroeger, vóór de wet over de erkenning van de beroepsjournalisten, maakte de Persbond uit wie zich journalist mocht noemen. Nog jaren na de oorlog weigerde de algemene vergadering van die Bond kandidaat-journalisten omdat zij te Vlaams waren (het ging niet steeds om mensen die na de oorlog zwaar of licht veroordeeld waren). Er werden gewoon geen objectieve criteria gehanteerd. Dat komt gemakkelijk voor als men werkt met commissies van vakgenoten. Er spelen dan te veel naijver en andere menselijke tekorten mee.
In uw eigen ‘interne gedragsregels’ hebt U het ook over het vermelden van initialen en woonplaats van mensen die met het gerecht in aanraking komen. Hebben die gegevens enige informatiewaarde? Gaat men de reïntegratie van die mensen na het uitzitten van hun straf of nadat eventueel hun onschuld is gebleken niet bemoeilijken?
Voor de lokale bevolking heeft het bekendmaken van de identiteit een zekere nieuwswaarde. De initialen beperken de publiciteit tot de kring waar men waarschijnlijk toch al weet dat er iets aan de hand is. Men moet ook rekening houden met de werking van het gerechtelijk apparaat. Er verstrijkt meestal een tijd tussen de feiten en het vonnis. Zit iemand in voorarrest, dan is dat in de lokale kring algemeen geweten; komt het vonnis een jaar later niet in de krant, dan weet niemand of hij er nu voor gestraft is of niet. Als de rechtspraak helemaal zonder publiciteit verloopt, gaan sommigen misschien nog veel meer om ‘recht en orde’ roepen dan nu al het geval is. Ik besef maar al te goed dat dit delicaat is en dat wij ons af en toe vergissen, maar dat is menselijk.
Kan een journalist wel voldoende de grens trekken tussen het privé- en het openbare leven van een politicus? Loopt dat niet vaak door mekaar?
Vaak heeft de politicus zelf daar schuld aan, als hij b.v. teveel journalisten thuis ontvangt of te vriendschappelijk met hen omgaat.
Wat primeert: het recht op informatie of de bescherming van het privéleven?
| |
| |
Ook dit moet geval per geval bekeken worden, want ze zijn beide belangrijk. Als het feiten betreft die niet al te veel nieuwswaarde bezitten, moet men ook geen belangrijke elementen uit het privé-leven in het gedrang brengen. Maar dat is allemaal niet zo eenvoudig uit te maken als men het soms voorstelt. Men moet de krant niet aansprakelijk stellen voor wat er met iemand gebeurt of wat iemand doet, noch voor de reacties van het publiek daarop. De mensen bepalen hun gedrag immers zelf.
Wat is voor De Standaard wat je noemt een ‘sensitieve’ materie?
Dat kunnen ethische problemen zijn, maar het kan ook onschuldiger. Toen we onlangs b.v. over het Antwerpse makelaarskantoor Kirschner schreven, hebben we dat eerst zorgvuldig nagekeken om elke zweem van anti-semitisme te weren.
Is de doorbraak-gedachte b.v. een sensitieve materie?
Niet erg, vind ik, daar komt toch niets van terecht. Wij staan een pluralistische democratie voor, maar dat moet niet gebeuren via de doorbraak. Wij kunnen de SP niet veranderen, dat kan zij alleen en ze is daartoe niet bereid. In dat verband ligt de brief die Van Miert destijds aan de loge schreef om te zeggen dat zijn partij er wel zou voor zorgen dat er nooit een CVP-er minister van onderwijs zou worden, nog steeds zwaar op mijn lever. Dat is toch geen socialistisch standpunt, maar een zuivere vrijzinnige stelling. Wat moet ik dan van die doorbraak geloven?
Hebben de opiniemakers van De Standaard - laten we zeggen Manu Ruys en Hugo De Ridder - echt zoveel macht als soms gedacht wordt?
Ik geloof het niet. Opiniemakers beïnvloeden wel als ze iets verkondigen waar iedereen voorstander van is. Een zaak als de splitsing van de Leuvense universiteit was, in dit verband, een voltreffer. Op het eerste gezicht was de reactie op het Egmontpakt dat ook, maar als je goed kijkt, dan merk je dat opinieleiders de eerste dag eerder geneigd waren dat pakt te verdedigen. Zij zijn maar in gang geschoten toen de lezers begonnen te telefoneren. Dat is een illustratie van het feit dat het eigenlijk de groep zélf is die macht heeft en niet de opinieleiders. Men moet ook niet verwachten dat de parlementsleden met de pink aan de naad van hun broek staan, telkens wanneer er een hoofdartikel verschijnt. Slechts als men regelmatig op iets terugkomt, gaan ze er vroeg of laat iets aan doen.
| |
| |
| |
De nieuwe media
De dagbladen brengen de laatste jaren meer duiding en komen zo op het terrein van de weekbladpers. Is dat te wijten aan de recessie: de lezer gaat op zijn mediabudget besparen en men wil dus een vollediger produkt aanbieden?
Dat we meer aan duiding doen komt oorspronkelijk door de televisie. Vanwege de sluitingstijden en de distributienormen van de Belgische posterijen hebben de dagbladen eigenlijk niet zo veel meer nieuws dan de avonduitzending van de televisie. Vandaar is het accent iets minder zwaar dan vroeger op het nieuws komen te liggen toen de kranten het monopolie nog bezaten. Het komt dus niet omdat we vrezen overvleugeld te worden door de weekbladen. Die hebben trouwens hun eigen publiek.
Wat de nevenactiviteiten betreft, houdt de VUM zich niet bezig met het uitgeven van weekbladen, gratis pers of andere tijdschriften. Daarentegen is ze wel aanwezig in de reclame en de distributie en bestaat er ook een ruime belangstelling voor de computerwereld en voor de komende ontwikkelingen van de audio-visuele media. Volgt men daar ook een uitgestippeld beleid?
Wij willen ervaring verzamelen op die gebieden, voor het geval de kranten het moeilijk zouden krijgen om te overleven. Het eigen distributienet, Districom, is opgezet omdat de postdiensten zo slecht functioneerden. De concurrentievrees heeft trouwens reeds heel gunstig ingewerkt op de post zelf, de bedeling is de laatste tijd gevoelig verbeterd.
Kan U even schetsen hoe de Onafhankelijke Televisie Vlaanderen (OTV), waarin naast de VUM ook Het Belang van Limburg, de Financieel-Economische Tijd en Gevaert meespelen, tot stand is gekomen?
Toen RTL een Vlaamse partner zocht, is men bij ons terechtgekomen, maar toen dit plan niet haalbaar bleek, is men gaan uitzien naar andere Belgische groepen die bereid zouden zijn om in een produktiemaatschappij te investeren. Ook hier komt het weer neer op kennis vergaren en compensatie zoeken voor het inkomstenverlies dat de krant zou lijden bij het invoeren van etherreclame. We willen dat dus terugwinnen door zelf te participeren hetzij rechtstreeks in de produktie van televisieprogramma's, hetzij via een reclameregie voor die zender.
| |
| |
Naast OTV is er ook de Vlaamse Mediamaatschappij (VMM) waarin zowat alle andere bladen zitten: Gazet van Antwerpen, Het Volk, Het Laatste Nieuws, De Morgen, de TUM-weekbladen, Roularta (Knack, Trends), Perexema (TV-Express) en de zogeheten Dupuisbladen. Waarover struikelden OTV en VUM om het tot één vereniging te brengen?
Hoofdzakelijk over de belangentegenstellingen tussen kranten en weekbladen. Van bij de aanvang wensten wij wegens de grote verscheidenheid bij de weekbladen, van gezinsillustratie tot politiek magazine, enkel met kranten een groep te vormen. Bepaalde kranten volgden die redenering niet, omdat ze het kapitaal niet wilden of konden inbrengen en zo is de VMM ontstaan. Ook het compensatievoorstel voor dag- en weekbladen bij de invoering van commerciële televisie lijkt ons een kreupele regeling. Bovendien geloven wij niet in de beslissingen van de regering. Ik vrees dat het allemaal te traag op gang gaat komen, dat het uiteindelijk achterhaald zal zijn en dat we door allerlei anderen bestraald zullen worden via satellieten. Als de regering daar niet op zeer korte termijn komaf mee maakt - het duurt nu al drie jaar - dan gaan wij ons weer volop op onze kranten concentreren.
Waarom laat een globaal mediabeleid zo lang op zich wachten?
Omdat men hier toch nog altijd niet erg dirigistisch is, want dat is eigenlijk mediabeleid. Waarom moet dat er in hemelsnaam komen? Is er iets op tegen dat er een verrassing als een Berlusconi zou opdagen? Waarom een mediabeleid, waarom geen beleid voor de verkoop van peperkoek? Mediabeleid is iets dat van de overheid uitgaat en voor mij hoeft dat niet.
Is het niet nodig om te vermijden wat we meegemaakt hebben met de citizenband en onlangs nog met de lokale radio's die nu meestal nog alleen mislukte juke-boxen zijn in plaats van lokale informatie, duiding en ontspanning en de lokale burger inspraak te geven?
De vraag is of de burger daar werkelijk belangstelling voor heeft. Die lokale radio's geven wat de mensen willen die er naar luisteren. Ze zijn waarschijnlijk veel gevoeliger voor hun publiek dan de BRT. Om kwaliteit te brengen moet men met beroepsmensen werken, maar dan moeten er inkomsten zijn en daarbij speelt de reclame een hoofdrol. Het enige waar de overheid ordenend moet optreden, is het toekennen van de frekwenties. Maar de regering moet de inhoud van de programma's toch niet gaan
| |
| |
bepalen! De politici hebben echter andere bedoelingen op het oog. Die willen concurrentie voor de BRT en vooral een spreekbuis. Maar wat heeft het publiek daaraan? Er wordt almaar gesproken over de belangen van de uitgevers, maar over het publiek... nooit. Het gaat toch om het publiek!
| |
Profiel Lode Bostoen
Identiteitsgegevens:
Geboren in Brugge, 17 november 1931, ongehuwd. Woonachtig te Bertem.
| |
Studies:
Dr. in de rechten - K.U.L.
| |
Loopbaan:
Redacteur bij De Linie. Sinds 1962 bij De Standaard.
|
|