Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |||||
Vsevolod Garsjin
| |||||
[pagina 337]
| |||||
hij de rest van zijn leven zou lijden. Na het uitbreken van de Russisch-Turkse oorlog in 1877 meldde Garsjin zich als vrijwilliger. Het was een weloverwogen beslissing: ‘Ik kan mij niet achter schoolmuren verschuilen als mijn leeftijdsgenoten hoofd en borst aan kogels blootstellen’. Hij maakte de Donau-veldtocht tegen de Turken mee maar werd aan een been gewond en moest naar Rusland terugkeren. De diepe indruk die de oorlogsgruwelen op hem maakten, blijkt uit zijn verhaal Vier dagen, waarin hij de ervaringen schetst van een zwaargewonde Russische soldaat, die vier dagen naast het lijk van een gedode Turk ligt alvorens te worden gevonden. Met deze aanklacht tegen de oorlog vestigde hij voor het eerst de aandacht op zich. Het verhaal Een heel korte roman heeft zijdelings betrekking op de oorlog. Het is het relaas van een kortstondige liefde van de ik-figuur voor Masja. Wanneer de oorlog met de Turken uitbreekt zet zij hem aan als vrijwilliger dienst te nemen. Op ironische wijze vertelt de ik-figuur hoe deze patriottische zelfopoffering beloond wordt. De held komt uit de oorlog terug met een houten been. Masja laat niets meer van zich horen en trouwt al spoedig met een ver familielid. Thema van veel novellen van Garsjin is het tragisch lot van degenen die Dostojevski de ‘vernederden en gekrenkten’ noemde: de oorlogsslachtoffers, de prostituées, de uitgebuite arbeiders, de geesteszieken, de zigeuners. In Een voorval (in het Nederlands ook vertaald onder de titel Een incident) zijn er twee hoofdfiguren, een prostituée en een kleine ambtenaar. Er ontwikkelt zich een vreemde verstandhouding tussen beiden. Hij wil Nadezjda uit het moeras halen door haar te trouwen. Zij verkeert evenwel in het onzekere over zijn bedoelingen en komt niet tot een besluit: ‘Heb ik medelijden met hem? Nee, dat heb ik niet. Wat kan ik voor hem doen? Met hem trouwen? Maar zou ik dat aandurven? En zou ik dan niet evengoed mijzelf verkopen? Mijn God! Nee, dat is nog erger!’ Het verhaal neemt een dramatische wending wanneer de mannelijke hoofdfiguur, kort nadat Nadezjda hem haar negatieve beslissing heeft meegedeeld, zelfmoord pleegt. Evenals later Alexander Koeprin in zijn roman De kuilGa naar voetnoot2 waagde Garsjin het zich hier te verdiepen in de psychologie van vrouwen aan de zelfkant van de samenleving. Als één van de eerste Russische schrijvers stelde Garsjin het probleem van de prostitutie als sociaal en psychologisch probleem aan de orde. Nadezjda Nikolajevna zegt van zichzelf: ‘Als ik als zeventienjarig meisje dat vanaf haar achtste tussen vier muren had gezeten en alleen net zulke meisjes als zijzelf had gezien, plus nog allerlei | |||||
[pagina 338]
| |||||
mamans, nou eens niet in aanraking was gekomen met die beminnelijke vriend van mij maar met een ander, een goed mens, dan was het wellicht heel anders gelopen... Een dom idee! Bestaan die dan, goede mensen? Ben ik ze dan vóór of na mijn catastrofe tegengekomen?’ Een heel ander vraagstuk dat in Garsjins tijd tot felle discussies leidde, is de verhouding van de kunst tot de sociale werkelijkheid. Ik memoreerde reeds de ideeën van Tsjernysjevski en Pisarev. In De kunstenaar laat Garsjin twee schilders tot diametraal tegengestelde uitspraken komen. De landschapsschilder Dedov pleit voor een onafhankelijke, niet-geëngageerde kunst. Zijn kunstbroeder Rjabinin daarentegen, die getroffen is door het lot van de arbeiders, komt tot de vaststelling dat ‘het schone’ nooit meer het motief van zijn kunst zal kunnen zijn, maar veeleer het lijden van de mens. Hij zegt de ‘zuivere kunst’ vaarwel. Evenals de ‘narodniki’ (populisten), de revolutionaire intellectuelen, die in de vorige eeuw ‘onder het volk’ gingen, zo besluit Rjabinin leraar in de provincie te worden. Hij stelt de waarheid boven de schoonheid maar vindt ook hierin het geluk niet. In De kunstenaars heeft Garsjin autobiografische elementen verwerkt. Hij was bevriend met de bekende schilder Ilja Repin, de maker van een befaamd schilderij, dat de waanzinnige Ivan de Verschrikkelijke afbeeldt met zijn zoon, die hij in een vlaag van woede heeft gedood. Kil cynisme ademt het verhaal Een ontmoeting. Hierin wordt de hoofdpersoon, een arme leraar, geconfronteerd met een vroegere vriend, die zich op weinig scrupuleuze wijze heeft verrijkt. Deze toont hem een aquarium waarin roofvissen de kleine vissen verslinden en zegt dan: ‘Die scrupules. Waar zijn ze goed voor? Heb scrupules of heb ze niet, maar als je een hap kunt krijgen... Nou, ik heb ze afgeschaft die scrupules en probeer deze beesten na te doen...’. Oppasser en officier heeft tot thema de onoverbrugbare sociale kloof tussen een zelfingenomen jonge officier en zijn simpele, in zijn bestaan berustende oppasser. Treffend typeert Garsjin de sfeer van de zinloze verveling en eentonigheid die het leven van de officier en zijn oppasser kenmerkt. Het is één van de weinige verhalen van Garsjin met een humoristische ondertoon. De beren behandelt een tragische gebeurtenis in het bestaan van een groep zigeuners. Zij krijgen van de autoriteiten bevel de beren waarmee zij optreden dood te schieten. Vergeefs pogen zij de politiecommissaris, die op uitvoering van het bevel moet toezien, tot andere gedachten te brengen. Eén van de zigeuners zegt tegen een oude beer: ‘Ik ga je nu doodschieten, Potap. God geve, dat mijn oude hand niet beeft zodat de kogel je recht in het hart treft. Ik wil je niet kwellen, dat heb je niet verdiend, mijn oude | |||||
[pagina 339]
| |||||
beer, mijn beste makker... Je bent groot geworden en je hebt mijn goede zorg niet vergeten: onder de mensen had ik geen vriend als jij...’. Het verhaal bevat enkele natuurimpressies, die herinneren aan Tsjechovs schets De steppe. Treffend is ook de schildering van de sfeer van het zigeunerkamp. Een enkel fragment: ‘Eén van de zigeuners is een eind terzijde gaan staan en met een tenor heeft hij een vreemd lied in zijn eigen taal aangeheven, dat niet lijkt op de liederen van de Moskouse zigeuners en operettezangeressen, een eigenaardig, woest en weemoedig lied, vreemd voor het oor, ergens vandaan uit het onbekende duister komend... Niemand weet wanneer het gemaakt is, welke steppen, wouden en bergen het hebben voortgebracht; het is een levende getuige gebleven van een oude tijd, ook vergeten door degene die hem nu bezingt onder een vreemde, van sterren gloeiende hemel, in vreemde steppen...’. Ogenschijnlijk een geheel andere kant van de psychologische realist Garsjin openbaart zich in zijn sprookjes, die een allesbehalve blijde wereld oproepen. Een pessimistische symboliek kenmerkt het sprookje Attalea princeps. De palm Attalea wil uit zijn glazen broeikas breken, verlangend naar zon en vrijheid. Maar hiermee tekent hij zijn eigen doodvonnis. Wanneer hij zijn kruin door het gebroken glas steekt, overvalt hem de gure herfst met zijn wind en sneeuw: ‘Hij moest in de koude wind staan, de vlagen ervan voelen en de scherpe aanraking van de sneeuwvlokken, kijken naar de vuile hemel, naar de armoedige natuur, naar het vuile achtererf van de plantentuin, naar de vervelende, geweldige stad, die door de nevel heen te zien was...’ De palm wordt daarna afgezaagd omdat men geen nieuwe kas wil bouwen. Velen zagen hierin een kritiek op het ijzige politieke en culturele klimaat van het tsaristische Rusland: de palm wordt voor zijn verlangen naar vrijheid met de dood gestraft. De novelle Een nacht herinnert aan Dostojevski. Het is een verhaal van ondergang en opstanding. De hoofdfiguur heeft het gevoel dat zijn leven beheerst wordt door de machten van het kwaad en hij besluit zelfmoord te plegen: ‘Er zal geen bedrog meer zijn tegenover mijzelf noch tegenover anderen, maar alleen de waarheid zal er zijn, de eeuwige waarheid van het niet-zijn’. Wanneer buiten de kerkklokken beginnen te luiden komt hij tot bezinning. Hij besluit een nieuw leven te beginnen maar nog diezelfde nacht sterft hij aan een hartaanval. Garsjins bekendste en belangrijkste novelle, De rode bloem, droeg hij op aan de nagedachtenis van Toergenjev, die veel voor hem had betekend. Het thema van dit verhaal, het psychisch lijden, is in de oudere Russische literatuur veelvuldig behandeld. Ik denk aan Gogols Dagboek van een krankzinnige, Dostojevski's Een schuchter hart, Tsjechovs Zaal nummer 6 | |||||
[pagina 340]
| |||||
en De zwarte monnik en Andrejevs De gedachte. Hoofdfiguur in De rode bloem is een man in een psychiatrische inrichting, die meent dat het kwaad in de wereld de gestalte heeft aangenomen van drie papavers. Hij poogt deze incarnatie van het kwaad te vernietigen. Weliswaar slaagt hij erin de ‘fleurs du mal’ te plukken, maar dit kost hem zoveel inspanning, dat hij al spoedig sterft. Garsjin heeft De rode bloem geschreven vanuit de gemoedsgesteldheid van een krankzinnige, terwijl Tsjechovs Zaal nummer 6 is geconcipieerd vanuit de visie van een arts. Natuurlijk kan het verhaal beschouwd worden als een realistische beschrijving van een ziektegeval. Maar ook kan het standpunt verdedigd worden dat het verhaal een metafysische dimensie heeft. Evenals later bij SologoebGa naar voetnoot3 en Andrejev is het kwaad dan een metafysische macht waarmee de mens een eeuwige strijd voert. Voor een dergelijke interpretatie pleit ook het fragment waarin Garsjin zegt dat na het doden van de rode bloem ‘de hele wereld zou sidderen, het oude omhulsel van zich afwerpen en verschijnen in een nieuwe wonderbaarlijke schoonheid...’ Hierin openbaart zich een eschatologisch, chiliastisch levensgevoel, een revolutionair verlangen naar een getransformeerde werkelijkheid, waarin het kwaad geen plaats meer heeftGa naar voetnoot4. De belevingswereld van de geesteszieke was Garsjin allerminst vreemd. Hij verbleef enkele malen in een psychiatrische inrichting. Genezing vond hij niet. Zelfmoord maakte ten slotte een einde aan zijn leven. Het is een boze wereld die deze sensibele novellist ons voor ogen stelt. Maar belangrijker is hetgeen Tsjechov over hem schreef: ‘Er zijn literaire, dramatische en artistieke talenten, maar Garsjin heeft een heel speciale aanleg - menselijkheid’. | |||||
Literatuur
| |||||
[pagina 341]
| |||||
Nederlandse vertalingen
|
|