Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Fiestas patriasIn 1821 bevocht generaal San Martin Peru's onafhankelijkheid. De jaarlijkse viering daarvan, op 28 en 29 juli, stond ditmaal in het teken van het eerste regeringsjaar van president Alan García. Maar ze bleef bescheiden. De traditionele militaire parade was tot een minimum herleid: een kort kadettendefilé op de Plaza de Armas. Wilde de centrum-linkse regering laten zien dat het ook soberder kon of was het uit veiligheidsoverwegingen? De diepere reden waarom van groot machtsvertoon werd afgezien, ligt waarschijnlijk in het meningsverschil dat tussen president en leger bestaat omtrent de methode om de maoistische terroristen van het Sendero Luminoso te bestrijdenGa naar voetnoot1. Ruim een maand tevoren, op 18 juni, had de fuerza armada onder de muitende senderisten in de strafgevangenissen van Lurigancho, El Frontón en Santa Bárbara een waar bloedbad aangericht. Motief van de opstand was de eis van de senderisten om als politieke gevangenen en niet als criminelen behandeld te worden. Zij hadden er een geschikt moment voor uitgekozen. De Socialistische Internationale hield in Lima haar 17e congres: onder druk van de Internationale zou de regering wel tot onderhandelen bereid zijn. En zo zag het er aanvankelijk ook naar uit. García had het leger opgedragen de muiters te bedaren, zodat er na weergekeerde rust over hun nieuw statuut kon worden gepraat. Maar politie en leger waren er met geweld tegenaan gegaan. Van de 280 gedetineerden ‘sneuvelden’ er | |
[pagina 224]
| |
190 (tegen 3 soldaten); de overige 90 gaven zich over, maar werden in koelen bloede afgemaakt. Sendero sloeg terug. De regering moest in verschillende steden, ook in Lima, de noodtoestand uitroepen. Op 25 juni ontplofte er een bom in de toeristentrein van Cusco naar Machupichu (7 doden en tientallen gewonden), in Lima werden banken, grootwarenhuizen en politieposten gesaboteerd. Maar vooral de kopmannen van de APRA (Alianza Popular Revolucionaria Americana), de partij van Alan García, moesten het ontgelden. Bijna dagelijks melden de kranten de moord op een apristische burgemeester, rechter of sociaal militant. Ontzetting wekte vooral de aanslag op vier bedienden van de PAIT (Programa de Apoyo al Ingreso temporal), de apristische sociale dienst die de laatste tijd in Lima toch voor 45.150 nieuwe arbeidsplaatsen heeft gezorgd. Wat bezielt Sendero? Willen zij de rechtsstaat vernietigen of provoceren zij de militairen tot terreur in de hoop dat die hun nieuwe leden toespeelt? García zit tussen twee stoelen. Enerzijds moest hij dulden dat politie- en legertoezicht werden verscherpt: 's avonds lijkt Lima een bezette stad, wachtposten en tanks op alle hoeken van de straat. Anderzijds kon hij het barbaarse optreden van de militairen in de gevangenissen niet ongestaft laten. Hij dreigde af te treden als de schuldigen niet voor de civiele rechtbank werden gedaagd. Maar op 29 juli was van zo'n proces nog niets terecht gekomen, alleen een paar generaals waren vroegtijdig op pensioen gesteld. | |
Het VaticaanTer gelegenheid van de nationale feestdag schreef de paus een brief aan het Peruaanse episcopaat, die meteen in de kranten kwam. Hij riep op tot eenheid en veroordeelde zowel geweld als tegengeweld: ‘Wie geweld gebruikt om meer rechtvaardigheid te bereiken, draait zich een rad voor de ogen’. Maar ook de voorwaarden tot vrede werden onderstreept: ‘De instellingen die over de openbare orde en de rechtsorde moeten waken, moeten ook het vertrouwen van het volk weten te winnen en zo ertoe bijdragen dat een vreedzame, door de wet beschermde coëxistentie gegarandeerd wordt’. Goedkeuring van de huidige regering? Of een vingerwijzing dat ze, tegen de druk van de militairen in, intensiever aan de democratisering moet werken? Rome was nog op een andere manier in Peru aanwezig, in de persoon van kardinaal Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer. Op 19 juli verleende de theologische faculteit van de Universidad Pontificia y | |
[pagina 225]
| |
Civil hem een eredoctoraat en op 21 juli viel hem dezelfde eer te beurt vanwege de Universidad Catolica del Perú. (Het apostolisch karakter van de reis werd onderstreept door een bezoek aan de volkswijken van Lima en een plechtige mis in Villa Maria del Triunfo. Een korte trip naar Cusco en Machupichu, in het hart van het autochtone Peru, rondde het bezoek af). Waarom die eredoctoraten? De antwoorden lopen uit elkaar. Sommigen zien er een zet in tegen de Peruviaanse bevrijdingstheoloog Gustavo Gutiérrez. De katholieke universiteiten hadden - eindelijk! - de illusie doorgeprikt dat Gutiérrez de theologische faculteiten van Latijns-Amerika zou vertegenwoordigen (‘Gustavo moet niet denken dat hij het leergezag is’). Anderen zagen er een diplomatiek maneuver in van sommige bisschoppen: achter de discussie rond de bevrijdingstheologie moest nu maar eens een feestelijk (orgel-)punt gezet worden; de tweede instructie van de Congregatie voor de Geloofsleer had zich tamelijk positief over de bevrijdingstheologie uitgelaten, daar moest het nu maar bij blijven. In een van zijn twee academische redes handelde Ratzinger over de antropologische aspecten van deze Instructie over Christelijke Vrijheid en BevrijdingGa naar voetnoot2. Agusto Besbill, een van de hulpbisschoppen van LimaGa naar voetnoot3, zei me achteraf dat de voordracht hem niet erg geboeid had: ‘Het was zo diep, en zo hoog!’. En inderdaad, in het hele betoog werd er nauwelijks concreet ingegaan op het hemeltergende lot van de armenGa naar voetnoot4. Ratzinger gaf de voorkeur aan een academisch betoog over wat we onder vrijheid en bevrijding dienen te verstaan volgens de leer van de kerk in tegenstelling tot wat ‘marxistisch geïnspireerde’ bevrijdingsbewegingen, ‘bevrijdingsideologieën in het algemeen’, ja, ‘de doorsnee mens van vandaag’ ermee bedoelen. ‘Wat verwacht de doorsnee mens van vandaag wanneer hij om vrijheid en bevrijding roept? Ongeveer wat Marx' visie op de volle vrijheid inhield: | |
[pagina 226]
| |
“'s Ochtends jagen, 's middags vissen, na het eten kritiseren”. Onder vrijheid verstaat men tegenwoordig in het algemeen de mogelijkheid om alles te doen wat men graag doet. Vrijheid, zo verstaan, is willekeur. Het doel dat bevrijdingsideologieën over het algemeen voor ogen staat, is anarchie. Bevrijding wordt dan: afwerpen van alle bindingen (bindingen aan moraal, aan gemeenschap, aan kerk en God)’. Wat dit met de Latijnsamerikaanse bevrijdingstheologie te maken had, werd mij in ieder geval niet onmiddellijk duidelijk. Of had Ratzinger het daar niet over? Toch wel. Er bestaat in zijn ogen immers ook zo iets als een type van bevrijdingstheologie ‘naar anarchistisch model’, een theologie die het bijbelse symbool van de Exodus, de Uittocht, op zijn kop zet. De traditie heeft de Uittocht altijd al verstaan als een symbool van het doopsel, van de intrede in het Verbond. Nu zijn er theologen die er een symbool in zien ‘van een politiek bevrijdingshandelen waartoe het uitverkoren “volk”, d.w.z. de verdrukten van alle landen geroepen zijn’. Het is waar, in het Westen heeft de Verlichting vaak geleid tot een ongebreidelde ophemeling van de individuele en individualistische rechten. Maar staan de bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld onmiddellijk aan dezelfde verleiding bloot? Gustavo Gutiérrez woonde de plechtigheid bij en bood Ratzinger zijn pas verschenen boekje aan, De waarheid zal hen vrijmakenGa naar voetnoot5. Enkele passages daarvan pikken al direct op Ratzingers zienswijze in: ‘Terwijl de verdediging van de moderne vrijheden (in het Westen) samenging met een afstand nemen van God en van de armen, zit het nieuwe bevrijdingsproces in Latijns-Amerika boordevol ervaringen die ons in contact brengen met de God van het leven en met de armen die aan de dood zijn uitgeleverd. Deze laatste weg beoordelen vanuit de eerste, is niet alleen historisch onjuist, maar getuigt van een verkeerd inzicht in de verkondiging van het rijk Gods’. ‘Sociale inzet is niet met godsdienst in tegenspraak. Wel is er een tegenspraak tussen burgerlijk individualisme en bijbelse spiritualiteit. De bevrijdingstheologie is alles behalve de bekroning van het secularisatiedenken of van het “burgerlijke christendom” in Latijns-Amerika. Voor haar valt immers de strijd tegen de armoede samen met de strijd tegen de verdrukkende neveneffecten van secularisatie en moderniteit’ (pp. 163-164). | |
[pagina 227]
| |
Speech en homilieVrijheid beheerd van bovenuit óf solidaire inzet van onderuit, het is een discussiepunt dat ook de politieke scène in Peru beheerst. Op 28 juli maakte Alan García in een drie uur durende speech voor het parlement de balans op van één jaar APRA-regering. Op het stuk van de buitenlandse politiek pleitte hij voor het handhaven van de ophefmakende beslissing die Peru nam om zijn schulden aan het Internationaal Monetair Fonds slechts naar rata van 10% van de inkomsten van 's lands export terug te betalen (het protectionisme van de VS remt momenteel de export af). Hij onderschreef de plannen van Brazilië en Argentinië om naar het voorbeeld van de EEG een ‘gemeenschappelijke markt’ op te richten. Hij zegde zijn steun toe aan de wettig verkozen regering van Nicaragua en viel scherp uit tegen de militaire inmenging van de VS in Centraal-Amerika en de Amerikaanse boycot van de vredesonderhandelingen in de regio. Centraal-Amerika is niet de voortuin van de VS. Op het vlak van de binnenlandse politiek verdedigde García zijn fameuze ‘piramide’: de privileges van de top en de middenklasse moeten dringend worden afgebroken, ook de arme basis, campesino's en bewoners van krottenwijken moeten hun deel krijgen. De bewoners van de miseriebuurten zullen in staat gesteld worden het stuk grond waarop hun huisje staat, tegen een gunstprijs te kopen, de boerengemeenschappen in de Andes en elders krijgen leningen tegen lage rente, met o.a. de bedoeling de staatscoöperaties nieuw leven in te blazenGa naar voetnoot6. Landbouw moet een prioriteit worden, omdat de armoede in de Sierra een broeihaard van sociale onlusten is. Voorts zal de regering de bureaucratische inertie en de corruptie bestrijden en werk maken van de verbetering van onderwijs (tegen analfabetisme), volksgezondheid en werkgelegenheid. García besloot met een oproep tot eenheid, arbeid en inzet voor verdelende rechtvaardigheid, zodat de terreur van links én rechts zou afnemen. Commentaren in de pers onderstreepten de consequente manier waarop García het APRA-programma van Haya de la Torre uit de jaren '30 doortrok. Dat omvatte o.m.: ‘1. Strijd tegen het yankee imperialisme; 2. Bevordering van de politieke eenheid van Latijns-Amerika; 3. Nationalisering van gronden en industrieën; 4. Internationalisering van het Panamakanaal; 5. Solidariteit met alle onderdrukte klassen en volkeren van de | |
[pagina 228]
| |
wereld’. Gunstig werd daarom ook gereageerd op García's concrete stappen om Peru uit zijn onafhankelijkheidspositie t.o.v. de Derde Wereld te bevrijden (Peru behoort trouwens tot de niet-gebonden landen). Maar kritische stemmen gingen op bij de bespreking van García's ‘piramideafbraak’. Het rechtse kamp (o.a. de Partido Demócrato Cristiano van Belaunde) wees op de gevaren van een te snelle afbraak van de hoge top, terwijl uit de linkse hoek (de Izquierda Unida van Barrantes, de burgemeester van Lima) de ‘populistische’ aanpak ervan gehekeld werd. García zou de basis alleen maar begunstigen om zijn persoonlijk leiderschap te verstevigen. Maar dan kwam de weg vrij voor een nieuw peronisme. De president, die alle macht in zich verenigt, zou dan wel iets doen voor het volk (‘populisme’), maar geen rekening houden met de initiatieven van het volk. Tekenen daarvan zag de Izquierda reeds in de manier waarop de president zelf uitmaakt wie tot de basis behoort. Toen de onderwijs- en bediendenvakbonden onlangs een staking aanzegden, liet García verstaan dat zij tot de geprivilegieerde middenmoot behoorden en dus baatzuchtig handelden. Op een volksvergadering van de boeren in de Andes had hij meer propaganda voor zijn partij gemaakt dan naar de boeren geluisterd. Decentralisering van het bestuur en bereidheid om de basisorganisaties meer medezeggenschap te geven, zijn inderdaad niet García's eerste zorg en evenmin die van de APRA-partij, die zich nooit echt om de sociale strijd van campesino's en arbeiders heeft bekommerd. De avond van de 28e juli woonden de president, leden van de regering en afgevaardigden van de politieke partijen een dankmis bij in de kathedraal van Lima. De jezuïetenprovinciaal, Carlos Cardo Franco, ging voor en hield de homilie, een commentaar op ‘de bruiloft van Cana’: ‘Het evangelie laat zien hoe Jezus onze menselijke vreugden deelt; een huwelijksfeest is hier het symbool van het Rijk Gods’. Een ‘geestelijke’ interpretatie dus? Maar ze kreeg meteen een concrete invulling: ‘Het mirakel van de overvloed aan wijn en vreugde die iedereen bereikt, maakt ons attent op de voorwaarden die vervuld moeten worden opdat de hele verloste mensheid feest kan vieren’. En Gaudium et Spes citerend: Het Rijk Gods breekt anticiperend door ‘waar de levensomstandigheden verbeterd worden die beletten dat mensen zich van hun waardigheid bewust worden’. Daaraan werden enkele aanbevelingen vastgeknoopt: ‘1. Een ware democratie vraagt dat alle groepen, in het bijzonder diegene die het verst van de beslissingscentra staan, hun kanalen van meningsuiting ontwikkelen. 2. Het subsidiariteitsbeginsel vraagt dat de centrale organen, in plaats van zich als een bestuurselite op te stellen, via intermediaire instanties en autonome organisaties de participatie van allen bevorderen. De basisgroepen | |
[pagina 229]
| |
(los grupos de base) moeten rechtens hun eigen gremia kunnen oprichten om hun aspiraties te vertolken en hun moeilijkheden op te lossen. 3. De kerk staat een democratie voor die zich uitstrekt tot de gemeenschappen van de vergeten Andes, de rivierbevolking en de etnische minderheden in het oerwoud, de kustdistricten die buiten de ontwikkelingsprojecten vallen, de nederzettingen in de voorsteden met hun vitale volksorganisaties’. Waarmee García's ‘populistisch’ standpunt, ‘dat de staat zich tot de gemeenten moet uitstrekken’, democratisch gecorrigeerd werd. De sociaal gemarginaliseerden (het ‘informele’ Peru) kan men niet met de strikte wet te lijf gaan; men kan de ‘inwijkelingen’ in de miseriewijken (los invasores) niet zo maar als vagebonden verjagen. Even ondemocratisch is het de dingen op hun beloop te laten en geen kanalen te scheppen die de ‘nieuwe nederzettingen’ (pueblos jovenes) in staat moeten stellen hun wensen kenbaar te maken. De jezuïetenprovinciaal loofde het besluit van de president om de terugbetaling van de buitenlandse schuld op te schorten: ‘Hoe zouden we moreel verplicht zijn onze buitenlandse schuld af te betalen, als we dat onmogelijk kunnen doen zonder de overlevings- en ontwikkelingskansen van ons volk nog verder in gevaar te brengen?’ Maar die redenering is maar eerlijk als de regering in eigen land een beleid voert dat ook de sukkelaars levenskansen biedt. Moreel zijn we verplicht - door herverdeling van land en bezit en door werkverschaffing aan de massa's jongeren - te zorgen voor de armsten. ‘Anders zal in onze steden en dorpen het geweld onverminderd blijven toeslaan’Ga naar voetnoot7. | |
Volksorganisaties en pastoraal in de volkswijkenDe realiteit van de pueblos jovenes, de nieuwe nederzettingen, is hartverscheurend. Stap je in Lima per ongeluk in een verkeerde bus, dan zit je in de miseriewijken voor je het beseft. Aanvankelijk denk je schroothopen of resten van een uitgebomde stad te zien. Maar dan merk je dat het barakkenconstructies zijn, smerig en stofferig vanwege het kurkdroge klimaat van Lima, zonder bestrating of riolering. Ik zag ze voor het eerst tijdens de vaderlandse feesten en vergiste me daarom in de betekenis van de natio- | |
[pagina 230]
| |
nale vlaggen overal op de net in elkaar geknutselde keten. Die vlaggen hadden niets met patriottisme van doen, maar alles met het protest van de armen: ‘Ook wij zijn Peruanen’. De vlag is het teken van de landbezetting (toma de tiend), het bezetten van een stuk braakliggende grond dat niemand toebehoort. Of is er toch een burger die er de eigendomspapieren van bezit? De vrees is niet ongegrond. Begin augustus joeg de politie een groep manifestanten in het hartje van Lima uit elkaar. Ze droegen plakkaten waarop ze bescherming van hun grondbezit eisten. De politie dacht dat het om invasores ging. Maar nee, het waren deftige mensen die met hun eigendomstitels in de hand naar het stadhuis togen om de invasores te laten wegjagen. Ofschoon huisvesting, eigendomstitels en voeding voor problemen blijven zorgen, is een gevestigde volkswijk als El Agustino, gelegen op een van de zandheuvels rond Lima, er al iets beter aan toe. Onder geleide van de pastoor maakte ik er kennis met de volksorganisaties van de parochie. Na een kwartiertje wandelen, kwamen we langs smerige holle zandwegen bij een van de soepkeukens (comedores waar de ‘moeders’ die middag hun vergadering hadden. Het bestuur, twintig vrouwen, de meeste van Inkaafkomst, liet ons meeluisteren en vragen stellen. Hoofdpunt van de discussie was de vraag of ze mensen die niets konden betalen wel een maaltijd mochten weigeren. Volgens een beurtrol bereiden ze soep en een rijstmaaltijd, te koop voor 3 intis ofte 8,5 F. El Agustino telt zo 16 soepkeukens en de behoefte groeit om ze nationaal te coördinerenGa naar voetnoot8. Rijst krijgen ze van Caritas; groenten, aardappelen en kippen kopen ze zelf, maar alles wordt erg duur. Er moeten subsidies komen. Onderhandelingen met burgemeesters en regering daaromtrent zijn al begonnen. ‘Maar we gaan die subsidies niet aannemen om onze autonomie te verkopen. Wij alleen bepalen de spelregels van onze organisatie. Wij wensen geen betutteling, noch van een politieke partij, noch van een kerk’. (Met dit laatste zijn de fundamentalistische sekten bedoeld, die zieltjes kopen tegen geld). Naast de comedores zijn er de ateliers voor de jeugd (trabajo juvenil) en een comité voor huisvesting (planificación urbana). De ateliers beschikken over een kleine bibliotheek en leren de mensen lezen; ze organiseren lezingen en discussies over de autochtone cultuur (quechua, aymara); verder zijn er sportactiviteiten, ontspanningsavonden, een knutselatelier en | |
[pagina 231]
| |
jeugdliturgieën. Men denkt aan een atelier voor beroepsopleiding - metselen, elektriciteit, riolering - waar volwassenen uit de wijk avondlessen geven aan de jongeren. Het comité voor huisvesting verleent juridische en technische bijstand. Van het gemeentebestuur heeft het b.v. grond kunnen afpingelen voor een nieuwe soepkeuken. Zij zorgen voor de bouw, de gemeente krijgt de benedenverdieping als gemeentelokaal, de ‘moeders’ de eerste verdieping voor hun comedor. Ze zorgen vooral voor juridische bijstand aan mensen die hun stuk grond willen kopen. De wet die het verlenen van grondtitels regelt, voorziet namelijk twee stappen: 1. De gemeenten mogen gedurende een periode van 120 dagen eigendomstitels toekennen aan de bewoners van reeds ‘gevestigde’ volkswijken; 2. De terreinen waarop zich vóór 14 april 1985 nieuwe inwijkelingen zijn komen vestigen, kunnen door de regering worden onteigend. Het comité van El Agustino juicht die maatregelen toe, maar heeft toch twee bezwaren. De datum die voor de erkenning van nieuwe nederzettingen beslissend is, is vastgesteld zonder inspraak van de gemeenten, en die periode van 120 dagen is te kort. Alleen al in Lima hadden de gemeentediensten de laatste tijd 66.000 titels te verwerken (8.250 per dag), terwijl het aantal te regelen gevallen tegen de 120.000 loopt. Wat zal het ministerie van huisvesting (achter de rug van de gemeenten om?) aanvangen met hen die tussen de mazen vallen? Vele armen hebben niet de tijd gehad om de nodige fondsen te verzamelen. Kortom, de parochie zorgt ervoor dat de lokale bevolking zelf de nodige initiatieven neemt om het ‘leven te verdedigen’ (defensa de la vida). | |
Het pastoraal instituut van de AndesIn Cusco bezocht ik het Instituto Pastoral Andino en het Instituto Bartolomé de las Casas. Hoe de traditionele clerus op deze beide instituten neerkijkt, mocht ik uit de mond van Mgr. Mendoza, bisschop van Cusco, vernemen. Bij toeval - de viering van het priesterjubileum van een van mijn confraters - zat ik - een theoloog uit Leuven! - bij een gezellig etentje naast hem. Een innemend man, maar toch een tikkeltje martiaal: als aalmoezenier in het leger bekleedt hij de rang van generaal. In Leuven, vond hij, maar ook in de Gregoriana in Rome, zou men beter aan theologie doen, zonder al die sociologie of antropologie. Het Vaticaan moet van die vermenging niet weten, en evenmin de in Peru getogen en gevormde priesters en bisschoppen. Hij had het daarover ook met Ratzinger gehad. Het is niet goed dat onze priesters in Europa studeren, want dan willen ze | |
[pagina 232]
| |
hier hervormingen doordrukken waar de tijd niet rijp voor is. De overgang van het neokoloniale systeem naar de 20e eeuw kan men niet straffeloos versnellen. U hebt toch van de linkse aanslagen hier gehoord? Vanavond nog hebben de militairen de hand op een lading springstoffen gelegd, krachtig genoeg om half Cusco op te blazen. Wat de Quechua-bevolking nodig heeft is opvoeding in het sacrale, niet de taal van het geweld. Om een lang verhaal kort te maken, voor de twee genoemde instituten had Mendoza geen goed woord over. Hun pastoraal van de bevrijding (liberación) kon alleen maar uitlopen op zedenverwildering (libertinaje) en het ronselen van stemmen voor het linkse front, de Izquierda Unida. Ik was dus voorbereid. In het Instituto Pastoral Andino sprak ik met de directeur, Andres Gallego (pas nadien vernam ik dat hij door Mendoza uit zijn priesterlijke functies ontslagen was). We hadden het over de volksreligiositeit en al vlug werd het me duidelijk hoezeer dit ook een sociaal thema was. Het instituut werd gesticht door Mgr. Louis Dalle (1922-1982), bisschop en antropoloog, een man die overtuigd was van het verband tussen volksreligiositeit en sociale veranderingen. Hij had er niet alleen voor geijverd dat ook de ‘proef-huwelijken’ van de Inka-bevolking, indien ze aan de regels van de gemeenschap voldeden, als sacrament werden erkend, maar ook in processies, sacramentaliën en liturgie heimatrecht gegeven aan plengingen en gebeden waarmee de bevolking Pachamama, Moeder Aarde, vereert. De devotie tot Moeder Aarde was in zijn ogen voor deze mensen geen detail, maar de sluitsteen van hun religieuze en maatschappelijke visie (mundovision). Alleen van daaruit kunnen de boeren in de Andes het christelijke geloof verstaan. Pachamama is de vruchtbare levensschoot voor planten, dieren en mensen. Haar vereren betekent opkomen voor het vertrapte leven: ‘Zij is de behoedster van de zwaksten, van kinderen en zieken’Ga naar voetnoot9, ‘van weduwen en wezen’, zegt de bijbel. Het mythische bewustzijn van de Andesbevolking voedt zich aan het leven op het land en aan de solidariteit in de gemeenschap: ‘De dingen, de dieren, de objecten zijn bezielde wezens, die drager zijn van leven; hun symbooltaal spreekt al diegenen aan die hun ziel geopend hebben voor het mysterie van het leven en voor menselijke tederheid (J. Arguedas)’Ga naar voetnoot10. Dit mythisch bewustzijn doet de Inka-boeren met het heilige omgaan én maakt hen revolutionair. De aanblik van de miserie van een volk dat eeuwenlang onderdrukt werd, zet hen ertoe aan het geschonden leven te herstellen. | |
[pagina 233]
| |
Pachamama en pastoraal van de aardeMet Pachamama voor ogen begrijpen we beter waarom de bevrijdingstheologen het in het hart van hun betoog zo vaak over de ‘God van het leven’ (Dios de la vida) hebben en waarom de ‘moeders’ in El Agustino zich zo hardnekkig inzetten voor de verdediging van het leven (defensa de la vida). Nadrukkelijker nog dan in de strijd om eigendomstitels in de stad, komt daar in de Andes het thema ‘aarde’ (la tierra) bij. Het akkerland is de directe sacramentele gestalte van de Pachamama. Van oudsher hebben de Inka's een landbouwsysteem waarbij alle bewoners samen de gronden van het dorp bewerkten; voor de rest had elke familie slechts een kleine moestuin. Arbeid op het veld was een gemeenschappelijke onderneming, onder de leiding van de democratisch verkozen chefs. De Spanjaarden hebben deze kibboetsim (ayllú) niet afgeschaft, maar ze tot latifundia omgevormd. Landwerk werd slavendienst onder vreemde heersers, een regime dat ook de republiek niet heeft afgeschaft. Vandaar de voortdurende strijd van de bevolking om uit de greep van de latifundia-eigenaars te ontsnappen en grond op te kopen voor privégebruik, en als het enigszins kon voor de hele dorpsgemeenschap. Reeds in 1928 wees José Carlos Mariátegui, marxist en verdediger van de Inka-religiositeit, in zijn analyse van de Peruaanse realiteit, op dit knelpunt van het landbezit en ontwierp van daaruit een theorie van de bevrijding uit de afhankelijkheidGa naar voetnoot11. In de jaren '30 scheurde Mariátegui zich los uit de coalitie met de APRA onder Haye de la Torre. Toen al vond hij dat de APRA, zoals nu Alan García, de problemen van het land en de boerenorganisatie te veel van buitenaf bekeek, zonder zich in de ziel van de Indio in te leven. Hij stichtte de socialistische partij van Peru, waarvan de meeste splintergroepen nu weer zijn samengekomen in de Izquierda UnidaGa naar voetnoot12. Omdat de pastoraal in de Andes veel van Mariátegui's gedachtengoed overneemt, legt ze inzake landhervormingen accenten die men ook bij de Izquierda Unida aantreft. Toch is ze minder in partijpolitiek geïnteresseerd dan in het verband tussen geloof en maatschappelijke solidariteit. Een brief van de bisschoppen van Puno kan dit illustreren. De bisschoppen schrijven dat de staat de boeren in staat moet stellen opnieuw hun | |
[pagina 234]
| |
ayllú's op te richten: 1. De gronden die aan staatscoöperaties toebehoren, worden beter aan de boerengemeenschappen overgedragen. 2. Als de boeren grond bezetten, dan doen ze dat omdat hervormingen uitblijven; een repressief optreden tegen hen zou dus onwijs zijn. 3. De regering verdient alle lof voor het uitschrijven van lage-rente-leningen aan de boerengemeenschappen (in plaats van alleen aan de staatscoöperaties), maar het zou nuttig geweest zijn als er vooraf met de boeren overleg was geweest, zodat duidelijk werd of de leningen er zijn voor de teelt van exportartikelen of voor produkten waaraan het land zelf behoefte heeft. 4. De boerenorganisaties zouden mee de prijs van hun produkten moeten kunnen vastleggen, om te voorkomen dat een te groot aandeel van de winst naar (soms buitenlandse) transportmaatschappijen gaan. 5. In het teken van de democratisering is het hoogdringend dat de regering de boerenorganisaties erkent, zodat ze het landbouwbeleid mee kunnen bepalen. Al die aanbevelingen worden in een religieus klimaat ingebed, waarin de God van het leven, de aarde en de praxis van solidariteit centraal staan: ‘De geschiedenis van de Andes leert ons dat de aarde bron is van leven. Of zoals de boeren zeggen: “De Pachamama geeft ons het leven als een moeder, met haar produkten, opdat we die met elkaar zouden delen”. De aarde is een economische factor, maar vooral “een plaats van communitaire broederschap” (Mgr. Dalle)’. ‘De aarde inspireert de levensvisie van de boeren. De gemeenschap voedt zich niet enkel aan de aarde, maar wordt in de omgang met haar zich van haar eigen identiteit bewust: in de voortdurende inzet om de aarde vrucht te doen dragen, om haar gemeenschappelijk te bebouwen, om het bezit ervan te verdedigen en te herwinnen op vreemde heersers’. ‘De aarde is de plaats van het feest. Onze muziek, dansen, maaltijden, broederlijkheid, vreugde, religieuze plengingen en gebeden, zijn de uitdrukkingen van dankbaarheid en harmonie met God, met de gemeenschap, en met het gezin; ze vieren telkens weer onze ontmoeting met een diepe levenszin die we putten uit de aarde die ons omringt: “Zend Uw Geest, en Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen” (Psalm 104: 30)’. Vanuit deze religieuze context klagen de bisschoppen het geweld aan, zowel dat van de militairen als dat van Sendero Luminoso, waaronder boeren en pastorale leiders in de streek veel te lijden hebben. | |
Theologische week in LimaIn Lima had ik in zijn bescheiden centrum Bartolomé de las Casas een gesprek met Gustavo Gutiérrez. We hadden het niet zozeer over de moei- | |
[pagina 235]
| |
lijkheden die de bevrijdingstheologie vanwege Rome ondervindt (af en toe lijkt het op een uitputtingsslag), als wel over de theologische methode vanuit het milieu van de armoede. Gutiérrez had mijn cursus die ik vorig academiejaar over Gramsci en Mariátegui heb gegeven, doorgenomen en zei me dat hij vooral in de ‘mythische’ kijk van de Andes-bevolking, waarover ook Mariátegui het heeft, zijn inspiratie had gevonden om de geschiedenis vanuit het perspectief van de onderste lagen van de bevolking te lezenGa naar voetnoot13. Voor de rest nam hij van de marxistische analyse in hoofdzaak elementen over die in de sociale wetenschappen allang gemeengoed zijn gewordenGa naar voetnoot14. De beschuldiging als zou de bevrijdingstheologie zonder meer het marxistische model van de ‘klassenstrijd’ hanteren, miskent haar verankering in een weerbare volksreligiositeit. Een romancier als José Arguedas heeft vaak genoeg beschreven hoe volksreligiositeit een bron van bevrijding isGa naar voetnoot15. Die religiositeit was het onderwerp van de theologische dagen die op initiatief van Gutiérrez, met medewerking van het departement theologie van de Pontificia Universidad Catolica, begin augustus werden gehouden. Zelf sprak hij daar voor 400 jongeren uit de basisgroepen over de ‘God van het Leven’ in de bijbel en de Peruaanse literatuur. De overige lessen en seminaries hadden als thema het verband tussen bijbel en leven. Op de slotdag was er een plechtige eucharistie in het Colegio de Jesús. Ik mocht er met een twintigtal andere priesters concelebreren. Het werd een ‘happening’, een viering van God als kracht van leven. Ze begon met de intocht van de priesters, die in het donker met een kaars in de hand plaats namen rond het altaar. De lichten gingen aan en een gehandicapte jongen, die het evangelieboek in de hoogte hield, werd in een rolstoel naar voren gereden, gevolgd door andere gehandicapten in rolstoel of op krukken. Daarop volgde de intocht van het kruis, twee kruiselings samengebonden groene takken met in het snijpunt een tuil rozen, voor de deelnemers het moment om ritmische gloria-liederen aan te heffen, waarvoor gitaren, harpen en Inka-fluiten de kadans aangaven: dank om de schepping van de aarde. De homilie van Mgr. Schmitz, hulpbisschop van Lima, was een commentaar op Johannes 10:10: ‘Opdat ze leven zouden hebben in overvloed’. Hij schetste in welke omstandigheden in Peru het leven verloopt: elke dag | |
[pagina 236]
| |
geweldacties en aanslagen; de nog steeds straffeloze moordpartij in de gevangenissen van Lurigancho, El Frontón en Santa Bárbara; de moeilijkheden en het levensgevaar van mensen die zich in de stad of in de Andes voor democratische rechten inzetten. Na de homilie werd van achteraan in de kerk een grote bak aarde aangesleept, het teken van de Pachamama. Haar naam zou genoemd worden in het offerande-gebed: ‘Heer, wij danken U voor Pachamama, voor het voedsel en het leven dat ze ons schenkt; in haar verworteld, bieden we U onze smart en vreugde aan’. Daarop werd het kruis in de aardbak gestoken en errond bossen kleurige bloemen, die een stoet jongeren zingend naar voren had gebracht. Boeren in poncho's gehuld spraken in het Quechua en het Spaans de voorbeden uit en beleden hun geloof in God die de armen liefheeft. De zwaarte (kabod) van het heilige, vanuit armoede en miserie aangeroepen, was alom aanwezig. |
|