Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |||||||
Tsjernobyl: oorzaken, gevolgen, gevolgtrekkingen
| |||||||
[pagina 140]
| |||||||
Morele verontwaardigingJarenlange ervaringen met de berichtgeving onder marxistische regimes in de ruimste zin van het woord, het Chinese inbegrepenGa naar voetnoot2 heeft ons vertrouwd gemaakt met het merkwaardige fenomeen dat men daar niet alleen technische ongevallen maar zelfs natuurrampen pleegt te ‘verslaan’ of te verdoezelen als onbetamelijkheden die in dit soort landen eigenlijk niet zouden mogen voorkomen. Waar het maar enigszins kan, worden zondebokken gevonden en maatregelen aangekondigd die dergelijke ongevallen voortaan onmogelijk zullen maken. Er is dus wel enig kritisch voorbehoud geboden ten aanzien van de ‘volledigheid’ en ‘eerlijkheid’ van de informatie die de SU in Wenen voor het internationale forum heeft gebracht. Het eerste, ‘tussentijdse’ communiqué van 19 juli beantwoordde in ieder geval nog volkomen aan de vertrouwde geplogenheden. Het maakte uitsluitend gewag van menselijke fouten en verkeerde ingrepen... naar aanleiding weliswaar van een vooraf geplande proefneming op de (met één van de kernreactoren verbonden) turbogeneratoren van de centrale. De verwijten luidden dat het personeel zich onvoldoende op het experiment had voorbereid, dat het ontoelaatbare risico's had genomen en ingrepen uitgevoerd waarvoor het van hoger hand geen fiat had gekregen; er was bovendien te weinig veiligheidscontrole op het experiment geweest. Als ‘nefaste gevolgen van dit veelvuldig verzuim’ werden vermeld: 28 dodelijke slachtoffers, 203 personen die aan ernstige stralingsziekten lijden, de radioactieve besmetting van een gebied van ca. 1.000 km2, en de gedeeltelijke ontreddering van de nationale energievoorziening. De directe schade alleen al werd op 2 miljard roebel (een goede 150 miljard BF.) geraamd. Wat de analyse van het verloop van het ongeval betrof, bleef het juli-communiqué uiterst vaag. De conclusie stond bol van morele verontwaardiging: ‘Onverantwoordelijkheid, nalatigheid en gebrek aan tucht hebben zeer zware gevolgen gehad’. Straffen werden in het vooruitzicht gesteld. Politburo en Centraal Comité riepen op tot bijkomende veiligheidsmaatregelen; de ‘technologische discipline’ moest worden verscherpt, er moest werk wor- | |||||||
[pagina 141]
| |||||||
den gemaakt van de recyclage van het personeel van alle kerncentrales, hun kennis en kunde moesten regelmatig worden getoetst. | |||||||
Een weloverwogen experiment?Na 14 augustus raakten van dag tot dag meer bijzonderheden bekend over het exacte verloop van de gebeurtenissen die tot de ramp hebben geleid en over de technisch-wetenschappelijke interpretaties die de Sovjet-deskundigen daarvan gaven. Zoals eigenlijk te vrezen was, blijkt niet alleen de directe aanleiding tot het ongeval maar ook het proces zelf dat de gedeeltelijke ontploffing van de reactor veroorzaakte, toch nog verschillend te zijn geweest van de eerste, Westerse hypothesen daaromtrent, hypothesen die, met enige vertraging, door de SU beaamd waren in een toespraak van Gorbatsjov van 14 mei 1986Ga naar voetnoot3. Om te beginnen bevestigde het rapport nog maar eens de pijnlijke omstandigheid dat het ongeval zich niet had voorgedaan tijdens de normale werking van de kerncentrale, en niet ten gevolge van een onverwacht materiaaldefect (in tegenstelling dan met het Harrisburg-ongeval, waar het begin - niet de voornaamste oorzaak! - van het ongeval het plotselinge stilvallen van de pompen van het secundaire koelwatercircuit was geweest). De rampzalige ontploffing kwam letterlijk aan het eind van langdurige en op vele punten onbevredigende inspanningen van het personeel om, naar aanleiding van het stilleggen van de kernreactor voor een gebruikelijke onderhoudsbeurt, een experiment door te voeren. Dat experiment liep volledig uit de hand. Het was nota bene bedoeld om de veiligheid van de kerncentrale te vergroten. Dat klinkt natuurlijk nogal paradoxaal, maar op grond van de intussen door de SU verstrekte inlichtingen zijn aard en bedoeling van het experiment heel goed te begrijpen. De RMBK-centrale van Tsjernobyl werkte volgens het principe van de BWR(Boiling Water Reactor)-centrales: de grafiet-uranium-reactor staat zijn thermische energie af aan koelwater onder lage druk, dat derhalve ‘kookt’ en, tot stoom omgevormd, in één enkel circuit de turbines en generatoren aandrijft die de beoogde elektrische energie voortbrengen. Stel nu dat de stoomtoevoer naar de turbines op een bepaald moment geheel wordt afgesloten. Dan draaien deze zware en massieve ‘raderen’, alleen al door hun inertie, nog een tijdje door en | |||||||
[pagina 142]
| |||||||
‘lopen uit’, ze leveren nog behoorlijk wat elektrische stroom. Het experiment wilde nu juist nagaan hoe lang de uitlopende turbines nog voldoende energie konden leveren om de pompen van het hoofdkoelsysteem gaande te houden. Was het experiment geslaagd, dan had men inderdaad een bijkomende veiligheidsvoorziening ontdekt: immers, hoe meer van elkaar onafhankelijke koelsystemen met eigen energiebevoorrading er in een kerncentrale zijn, des te veiliger wordt het manipuleren van de kernreactor. Dat is trouwens de reden waarom in alle kerncentrales hulpkoelsystemen zijn voorzien die over een eigen energiebron (b.v. dieselbrandstof) en aandrijving van de pompen (b.v. dieselmotoren) beschikken. De Westerse deskundigen vroegen zich echter verwonderd af waarom hun Sovjet-collega's zo veel belang hechtten aan die slechts enkele seconden durende, bijkomende energieverzorging door middel van de uitlopende turbines. Op hun vragen daaromtrent is geen antwoord gekomen. Enkelen spraken het vermoeden uit dat de doorslaggevende reden eigenlijk heel simpel was: de dieselmotoren van Sovjetrussische makelij, verbonden met het hulpkoelsysteem van de reactor, zouden te langzaam aanslaan en ettelijke seconden nodig hebben om op dreef te komen. De daardoor ontstane ‘dode’ periode in de afkoeling van de reactor zouden de Sovjets hebben willen overbruggen door gebruik te maken van de nog beschikbare elektrische energie die de uitlopende turbines konden leveren. Wat er ook van zij, het was een op zichzelf niet onredelijk experiment. Dat het deerlijk mislukte was, volgens Westerse deskundigen, niet uitsluitend aan het personeel van de centrale te wijten. Op 21 augustus werd hun door Andrei Petrossyants, president van de staatscommissie voor nucleaire energie, nog maar eens verweten dat zij ten onrechte het (zich automatisch inschakelende) hulpkoelsysteem van de reactor uitgeschakeld hadden, maar volgens het rapport van Wenen was die loskoppeling uitdrukkelijk voorzien. Vermoedelijk wilden de ontwerpers van het experiment voorkomen dat dit systeem voortijdig tussenbeide zou komen en zo het experiment zelf verhinderen. Het heeft er alle schijn van dat de ontwerpers van het experiment zelf een loopje met de veiligheid hebben genomenGa naar voetnoot4. Maar zij blijven in het rapport buiten schot. Een tweede verwijt - dat het personeel ten onrechte alle pompen van het koelsysteem zou hebben ingeschakeld, zodat geen enkele pomp nog voldoende elektrische energie ontving | |||||||
[pagina 143]
| |||||||
om naar behoren te functioneren - blijkt evenmin gegrond te zijn. Ook deze volledige ‘inzet’ was in het ontwerp van het experiment voorzien. | |||||||
Uiteenleggen om uit te leggenMet deze twee ‘verontschuldigingen’ van het personeel voor ogen kunnen we overgaan tot de ‘wedersamenstelling’ van het ongeval. Bij iedere fase ervan vermelden we de verklaringen die de Sovjetdeskundigen eraan vastknoopten.
| |||||||
[pagina 144]
| |||||||
| |||||||
[pagina 145]
| |||||||
In tegenstelling met wat tot nog toe steevast door alle deskundigen werd beweerd - dat een kernreactor nooit ofte nimmer ‘als een kernbom’ kan ontploffen - zou er zich in de top van de reactor toch een soort ‘nucleaire explosie’ van mini-formaat hebben voorgedaan: volgens de schaarse gegevens waarover men aangaande de laatste fatale seconden beschikt (de intussen ‘vergrendelde’ reactor kan vanzelfsprekend niet nader onderzocht worden) zou de reactiviteit, lokaal en in enkele seconden tijds, op exponentiële wijze toegenomen zijn tot het duizendvoudige van zijn aanvankelijk (en het honderdvoudige van zijn nominaal) vermogen. De daarmee gepaard gaande enorme verhitting zou mét het aanwezige water en/of de stoom tot een stoomexplosie hebben geleid, die de uraanbrandstof verpulverde en vernielde. Pas na deze eerste (stoom)explosie binnen de reactor zou de eigenlijke ‘chemische’ ontploffing hebben plaatsgevonden waarvan de eerste hypothetische verklaringen gewag hadden gemaaktGa naar voetnoot5: een massale verbinding nl. van de waterstof die vrijgekomen was door de oxydatie van de zirconiumomhulsels van de brandstofstaven (en allicht nog andere uit de reactor ontsnapte vluchtige stoffen) met de overvloedig overal in het gebouw aanwezige zuurstof. Toch bleven ook de Westerse deskundigen in Wenen erbij dat de gedeeltelijke ontploffing van de Tsjernobylreactor overwegend een stoomexplosie geweest is en dat de reactor dus niet ‘als een kernbom’ is ontploft. Een ‘echte’ kernbom is juist heel en al afgesteld op een exponentieel groeiende kettingreactie, die leidt tot de algehele verpulvering en het volledige ‘verbruik’ van de ‘brandstof’ van de bom en tot een enorme hitte- en drukgolf. Daarbij vergeleken was de ontploffing in Tsjernobyl slechts matig sterk. Volgens M.F. Cogne, directeur van het Franse IPSN, had ze door een ‘containment building’ naar Westers model gemakkelijk opgevangen kunnen worden. Volgens de berekeningen van de Sovjetdeskundigen heerste er in de atmosfeer boven en om het reactorgebouw aanvankelijk een radioactiviteit van 50 miljoen curie (20 maal minder dan boven Nagasaki na de ontploffing van de kernbom)Ga naar voetnoot6. Die 50 miljoen curie zouden zowat 3,5% vertegenwoordigen van de brandstof die op het moment van de ontploffing in de reactor aanwezig was: het grootste deel daarvan zou in | |||||||
[pagina 146]
| |||||||
het gebouw teruggevallen zijn, een half procent zou over het plaatsje Tsjernobyl, nog eens anderhalf procent in een omtrek van 20 km, en een niet nader bepaald procent over de rest van West-Rusland en Europa neergestreken zijn. | |||||||
GevolgenRuim vijf jaar geleden al vergeleken twee Amerikaanse auteurs de te verwachten gevolgen van de explosie van een megaton-kernbom en van een catastrofaal ongeval in een kerncentraleGa naar voetnoot7. De kernbom produceert aanvankelijk een veel sterkere radioactiviteit, die echter daarna veel vlugger afneemt doordat de meeste van haar splijtingsprodukten een korte tot zeer korte halveringstijd hebben; tegelijk doet de enorme hitte de vertrouwde ‘paddestoel’ oprijzen, waardoor de radioactieve fall out veel hoger in de atmosfeer (tot 18 km) doordringt, van waar hij dan veel langzamer, in almaar verdunde concentraties, over een veel ruimer gebied (zelfs om en over de hele aarde) verspreid raakt. De radioactiviteit die na een catastrofe in een kerncentrale vrijkomt, is aanvankelijk veel geringer, maar de radioactieve wolk stijgt veel minder hoog: de fall out slaat sneller neer over een veel beperkter gebied, maar werkt daar veel langer na doordat een aanzienlijk procent van de splijtingsprodukten een langere halveringstijd hebben. ‘Kortom, het door een reactorongeval besmette gebied is (veel) kleiner, maar blijft langer besmet’. Tsjernobyl heeft deze prognose grotendeels bevestigd. Met een niet onbelangrijke correctie evenwel: de Amerikaanse auteurs voorzagen in hun scenario geen langdurige, hevige brand van reactor en centrale en namen aan dat de fall out tot hoogstens 60 meter in de lucht zou opstijgen. In Tsjernobyl is de radioactieve wolk blijkbaar veel hoger opgestegen, om, na door de wind over een horizontale afstand van meer dan 1.000 km te zijn meegevoerd, met een nog relatief hoog gehalte aan radioactiviteit tenslotte over Zweden neer te strijken. Over de gevolgen daarvan kunnen de Lappen thans een woordje meepraten. In Wenen hebben de Sovjets een aantal nieuwe, ook kwantitatieve gegevens meegedeeld over de gevolgen van de ramp. Die blijken nog zwaarder te zijn dan men zelfs in het Westen had vermoed. Daags na de ontploffing bedroeg de stralingsdosis in een straal van 10 km om de centrale 1 rem per | |||||||
[pagina 147]
| |||||||
uurGa naar voetnoot8. De internationaal erkende veiligheidsnormen achten 2 rem per jaar toelaatbaar voor het geheel van de bevolking en 5 rem per jaar voor al wie beroepshalve met radioactiviteit te maken heeft. Nog op 21 augustus gaf de Russische academicus Valeri Legassov toe dat er op dat moment ‘jammer genoeg nog radioactief besmette stofdeeltjes van de centrale naar de omgeving overwaaiden’ en er ‘vlak bij de centrale nog een radioactiviteit van 10 curie per dag gemeten werd’. Het aantal geëvacueerden is beduidend groter dan aanvankelijk gemeld was: meer dan 135.000. Bovendien wordt gevreesd dat het twee tot vier jaar kan duren voor het gebied opnieuw zonder gevaar voor de mensen toegankelijk wordt. De ontsmetting van de woonkernen en woningen zou nog de minste problemen met zich brengen: daarmee zou men eerstdaags al klaar zijn. Grotere problemen stellen de radioactief besmette landbouwgronden, bossen, en het oppervlakte- en grondwater. Wat de landbouwgronden betreft: het wisselen van de seizoenen en de daarmee verbonden neerslag zullen ongetwijfeld een ‘herschikking’ van de radioactiviteit in de bodem teweegbrengen, die via de gewassen in de voedingsmiddelen van plantaardige en dierlijke oorsprong kan doordringen. De Sovjetdeskundigen menen dat het op zijn minst een jaar zal duren voor men over de effecten daarvan voldoende zekerheid zal hebben. Ook in de bossen zal met het wisselen der seizoenen en met de bladerval een dergelijke herschikking van de radioactiviteit doorgang vinden. Vooral wat de effecten daarvan op de ‘altijd groene’ naaldbomen, met hun langzame vegetatieve cyclus, betreft, daarover zou men 3 tot 4 jaar in het ongewisse blijven. En tenslotte het oppervlakte- en grondwater: ‘De zwaarste tol aan de ramp, aldus het rapport, zal de levende materie betalen in het 20 km lange koelwaterreservoir van Tsjernobyl, waar stralingsdosissen van 5 rad per uur gemeten zijn’. Tussen het reservoir en de Pripet-rivier is intussen een nieuwe dam opgetrokken om radioactieve besmetting van het rivierwater te voorkomen. Maar er moeten nog tal van werken uitgevoerd worden om de overige zoetwaterreserves van het gebied voor verdere besmetting te behoeden. Met het oog op de drinkwatervoorziening zal men eveneens nog enkele jaren lang alle oppervlakte- en grondwateren van het gebied nauw- | |||||||
[pagina 148]
| |||||||
lettend op hun radioactiviteit moeten controleren en waarschijnlijk de consumptie van vis die te veel radioactiviteit heeft opgeslagen, moeten beperken of verbieden. In deze context past nog enige commentaar bij de gevolgen van de ramp voor de rendierenteelt van de Lappen in Zweden. Einde juli vernam men dat het vlees van de rendieren, die zich deze zomer in het Västernorrland ophielden, een radioactiviteit vertoonde van 1.000 tot 1.500 becquerel per kg (de strenge Zweedse norm staat slechts 300 becquerel toe). De in het najaar slachtrijpe dieren zouden dus niet voor consumptie in aanmerking komen. Dat hoge becquerelgehalte, zo ver van Tsjernobyl vandaan en zo lang na de feiten, lijkt op het eerste gezicht extravagant. Het is nochtans vrij gemakkelijk te verklaren. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is kort na haar aankomst in Zweden de nog relatief weinig verdunde radioactieve wolk door hevige regenbuien op de toendravegetatie neergeslagen, die overwegend uit lage kruiden en grassen, met name zeer langzaam groeiende mossen en korstmossen bestaat (in het korstmos werden waarden gemeten van 40.000 becquerel per kg!) die het hoofdvoedsel van de rendieren uitmaken. Het aantal dodelijke en zieke slachtoffers op korte termijn is uiteindelijk nog meegevallen: 31 dodenGa naar voetnoot9 en 203 personen die voor ernstige stralingsziekten behandeld worden. In vrijwel alle gevallen waren dood en/of ziekte te wijten aan uitwendige bestraling. Wat mogelijke slachtoffers op lange termijn betreft, d.w.z. door de extra-straling verwekte kankers met dodelijke afloop tijdens de volgende 50 tot 70 jaar: daarvan hebben de medische Sovjetdeskundigen een keurige rekensom gemaakt. Zij gingen daarbij uit van de in West en Oost gebruikelijke, zij het betwistbare hypothese, dat er een lineair verband zou bestaan tussen de gemiddelde radioactieve bestraling waaraan de bevolking blootstaat en latente (decennia durende) kankers met dodelijke afloop. Hun rekensom bestond uit 4 termen. Onder de 114.000 personen die in de naaste buurt van de centrale woonden, zouden de statistisch sowieso al voorspelbare 14.000 letale kankers met minder dan 2% toenemen, zegge 250 bijkomende gevallen. In de wijdere omtrek van de Oekraïene en Wit-Rusland zouden de normaal te verwachten 9,5 miljoen letale kankers met 0,05% kunnen toenemen, goed voor 4.750 bijkomende gevallen. In hetzelfde gebied zouden, ten gevolge van de | |||||||
[pagina 149]
| |||||||
besmetting van de voedingsmiddelen door het radioactieve jodium 131 direct na de ramp, de 150.000 te verwachten letale schildklierkankers met 1% kunnen toenemen: goed dus voor nog eens 1.500 bijkomende gevallen. Heel wat onzekerder tenslotte was de evaluatie van de langdurige nawerking van het radioactieve cesium 137, met zijn halveringstijd van 28 jaar, in alle voedselketens: die zou nog eens 20.000 gevallen kunnen opleveren. Kortom: een maximaal geacht totaal van 26.500 letale kankers, gespreid over een periode van 50 tot 70 jaar. Verschillende Westerse deskundigen vonden deze cijfers overdreven en betwistten vooral de hypothetische consequenties van het cesium 137. Zij hielden het bij hoogstens een paar duizend dodelijke slachtoffers op de lange termijn. Vertegenwoordigers van twee internationale instanties, dr. Dan Beninson uit Argentinië, voorzitter van de internationale commissie ter bescherming tegen straling, en dr. Morris Rosen uit de VS, werkzaam op het IAAE te Wenen, kwamen op grond van hun berekeningen tot een totaal van 24.000, waarvan 21.000 door de langdurige nawerking van cesium 137. Maar eerder reeds in juli, nog vóór de bekendmaking dus van het Sovjetrapport, had de Zweedse commissie voor nucleaire veiligheid de in Rusland en de rest van Europa te verwachten dodelijke kankergevallen op 75.000 geraamdGa naar voetnoot10. Wat te denken van deze nogal uiteenlopende prognoses? Men heeft wel vaker de indruk dat de medische deskundigen, al dan niet voorstanders van kernenergie, deze relatief bescheiden aantallen potentiële slachtoffers op de lange termijn des te geredelijker toegeven, dat het steeds moeilijker wordt om de eerste oorzaak van een sterfgeval ten gevolge van kanker ondubbelzinnig aan te wijzen. Zij wijzen er bovendien op dat het publiek blijkbaar veel minder acht slaat op tal van andere milieuvervuilingen en op eet- en leefgewoonten waarvan de schadelijke werking vaak al met veel grotere zekerheid bekend is; om nog te zwijgen van de verkeersdoden (alleen al in West-Europa 55.000 per jaar). Aan de andere kant is het toch weer niet zo verwonderlijk dat het publiek ten aanzien van deze erg theoretisch overkomende prognoses nogal paniekerig reageert, zodra stralingsgevaar letterlijk in de lucht heet te hangen. Na het reeds in juni tussen de SU en de VS ondertekende samenwerkingsakkoord omtrent een systematische en over een periode van 10 tot 20 jaar | |||||||
[pagina 150]
| |||||||
voortgezette medisch onderzoek naar de gevolgen van de straling onder de betroffen bevolkingsgroepen, is in Wenen de noodzaak van een internationale samenwerking op dat punt nog eens met kracht bevestigd. Het is nu eenmaal zo, merkte de Britse milieudeskundige M.J. Dunster op, dat wij nu in Tsjernobyl over een immens openluchtlaboratorium beschikken! We kunnen alleen maar hopen dat dit laboratoriumonderzoek zal meevallen voor de onvrijwillige proefpersonen, en dat het de medische wetenschap zekerder en empirisch verifieerbare gegevens aan de hand kan doen. | |||||||
GevolgtrekkingenEen in Wenen vinnig bediscussieerde vraag was, of er met de Tsjernobylramp ook conceptiefouten gemoeid waren. Alle kritieken en suggesties in die zin werden door de Sovjetafgevaardigden met klem afgewezenGa naar voetnoot11. Maar de Westerse deskundigen hielden een viertal bezwaren tegen de RMBK-centrales van de SU staande. Het ontbreken van een massieve ‘containment building’ die een eventuele ‘ontploffing’ van de reactor kan opvangen, is iets wat geen enkele kerncentrale zich mag permitteren. Het ontbreken van een warmtewisselaar en een apart, secundair circuit voor de turbogeneratorenGa naar voetnoot12 maakt het veel moeilijker om een crisissituatie te beheersen en de uitstoting van radioactiviteit in de centrale en de omgeving te verhinderen. De in het Westen gebruikelijke hogedrukreactor of PWR (Pressurized Water Reactor) beschikt bovendien over een ingebouwd veiligheidsmechanisme dat de lagedrukreactor van de RMBK-centrales mist. In de PWR speelt nl. het water onder hoge druk ook de rol van moderator of remstof, die de snelle neutronen vertraagt en zo de nucleaire kettingreactie bevordert en in stand houdt; raakt dit water om welke reden ook oververhit, dan wordt het minder ‘dicht’ en neemt zijn modererende werking ipso facto af, waardoor de nucleaire kettingreactie eveneens vanzelf gaat afnemen. In de grafietreactor, waar het grafiet als moderator optreedt, heeft de eventuele oververhitting van de stoom niet deze corrigerende invloed op | |||||||
[pagina 151]
| |||||||
het verloop van de nucleaire kettingreactie. Tenslotte drukten de Westerse deskundigen er hun verwondering over uit dat het ultieme veiligheidsmechanisme - het stilleggen van de reactor door er alle regelstaven in neer te laten - in de RMBK-centrales nog steeds niet geautomatiseerd was, maar door menselijke tussenkomst diende te gebeuren. Wat de praktische gevolgtrekkingen betreft, bleken de Sovjetdeskundigen toch wel gevoelig te zijn voor de veelvuldig geuite kritiek. In Wenen deelden zij mee dat zij intussen de helft van hun RMBK-centrales hebben stilgelegd om er verbeteringen in aan te brengen. Het aantal regelstaven zou van 30 tot 80 worden opgevoerd. En deze zouden permanent een eindje ingeschoven blijven, ook al mocht het nominaal vermogen van de reactor daardoor met 10% verminderen. Op het punt van het niet geautomatiseerde stilleggen van de reactor gaven zij zelfs toe ‘dat zij in het verleden meer fiducie hadden gehad in de betrouwbaarheid van het personeel dan in automatische systemen’ en dat dit nu zou worden herzien. Op de slotconferentie in Wenen waren alle deskundigen het alvast over twee punten eens. 1. De kennis van de zeer complexe, fysische processen die tijdens de werking van een kernreactor doorgang vinden, moet nog terdege worden uitgebreid. 2. Men mag beslist niet alle aandacht toespitsen op het, nog zo geautomatiseerde, voorkomen van het ‘ergste ongeval’, maar inderdaad het samenvallen van zogenaamde kleine gebreken of defecten en menselijke fouten verdient een verscherpte en nooit aflatende aandacht. Het verwijt dat officiële richtlijnen te weinig nadruk plegen te leggen op het potentiële gevaar van menselijke fouten werd al in 1975 gericht tot de bevoegde instanties in de VSGa naar voetnoot13.
Eveneens al meer dan tien jaar geleden noteerde een medewerker van Streven in zijn theoretische evaluatie van een ‘ergste ongeval’ in een kerncentrale: ‘De atmosferische conditie en de bevolkingsdichtheid zijn determinerend in het bepalen van de ernst van het ongeval’Ga naar voetnoot14. Op 19 september bevestigde de Sovjetminister van financiën de officiële raming van de opgelopen schade (de kosten van de evacuatie en de bouw van nieuwe woningen inbegrepen): 2 miljard roebel (3 miljard volgens de officiële koers). En uit Kiev kwam de mededeling dat meer dan 1.500 km2 voorlopig ongeschikt zijn voor de landbouw. Toch zijn deze gevolgen nog bescheiden, | |||||||
[pagina 152]
| |||||||
vergeleken met de meest heilloze combinatie van toegepaste kernwetenschap waartoe wij nu reeds in staat zijn en waarmee de boven geciteerde Amerikaanse auteurs hun studie beslotenGa naar voetnoot15. Een kernbom op een kerncentrale, dat zou pas het ultieme wapen zijn waarmee men een heel volk op de knieën krijgt. Als de wind maar ‘goed’ zit, rekenden de auteurs ons voor, volstaat één kernbom op één kerncentrale in het Rijn-Neckargebied om een derde van het Westduitse grondgebied voor maanden onbewoonbaar te maken. Na Tsjernobyl kan de juistheid van deze prognose nog nauwelijks betwijfeld worden. En stem ik derhalve in met de conclusie van de auteurs: ‘Dit punt kàn niet overtrokken (overstated) worden: een kernoorlog met kerncentrales als doelwit behelst de altijd aanwezige bedreiging met lijden en dood op een schaal die in de menselijke geschiedenis haar weerga niet heeft’. |
|