Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |||||||
Het stereotiepe beeld van Vlaanderen in het werk van Felix Timmermans
|
1. | Past Timmermans' visie op Vlaanderen en de Vlaming in een literaire traditie? |
2. | Heeft het image ‘vroomheid - zinnelijkheid’ de receptie van zijn werk in binnen- en buitenland beïnvloed? |
3. | Is die stereotypering ook nog in de recente Timmermans-literatuur te vinden? |
Het Vlaamse image vóór Timmermans
In het begin van de 19e eeuw reeds is het beeld dat de Franse literaire kritiek van Vlaanderen en de Vlamingen heeft, er een van ruwe manieren, driftige hartstocht en een fenomenale werkkracht, die gepaard gaan met naïeve devotie, verheven godsverlangen en geloof. Mysticisme en sensualiteit, zoals de Vlaamse schilderkunst laat zien: de ‘mystieke’ innigheid van de Vlaamse Primitieven en de ‘sensuele’ barok van Rubens.
In 1832 verschijnt Jésus-Christ en Flandre van BalzacGa naar voetnoot2, een verhaal dat, zoals de inleiding op de Livre de Poche-editie (1968) schrijft, ‘in een mystieke sfeer baadt’. Balzac geeft het verhaal de volgende ‘dédicace’ mee: ‘A Marceline Desbordes-Valmore. A vous, fille de la Flandre... cette naïve tradition’. In deze ‘Vlaamse legende’ is er sprake van ‘un homme à tête nue, dont l'habit et le haut-de-chausses en camelot brun, dont le rabat en toile de lin empesé n'avait aucun ornement, qui ne tenait à la main ni toque ni chapeau, sans bourse ni épée à la ceinture, tous le prirent pour un bourgmestre sûr de son autorité, bourgmestre bon homme et doux comme quelques-uns de ces vieux Flamands dont la nature et le caractère ingénus nous ont été si bien conservés par les peintres du pays’. Op 14 november 1850 schrijft Gustave Flaubert aan zijn vriend Louis Bouilhet dat hij aan ‘un roman flamand’ denkt: ‘Mon roman flamand de la jeune fille qui meurt vierge et mystique, entre son père et sa mère, dans une petite ville de province, au fond d'un jardin planté de choux et de grenouilles, au bord d'une rivière grande comme l'Eau de Robec (...). (L'amour terrestre et l'amour mystique) sont réunis dans la même personne, et l'un mène à l'autre, seulement, mon héroïne crève d'exaltation religieuse après avoir connu l'exaltation des sens’Ga naar voetnoot3. Die ‘Vlaamse roman’ blijkt niets anders te zijn dan een eerste ontwerp van... Madame Bovary. In een brief aan Mlle Leroyer de Chantepie van 30 maart 1857 komt hij op dat ondertussen gerealiseerde plan terug: ‘Et puis ne vous comparez pas à la Bovary. Vous n'y ressemblez guère! Elle valait moins que vous comme tête et comme coeur; car c'est une nature quelque peu perverse, une femme de fausse poésie et de faux sentiments. Mais l'idée première que j'avais eue était d'en faire une vierge, vivant au milieu de la province, vieillissant dans le chagrin et arrivant ainsi aux derniers états du mysticisme et de la passion
rêvée...’Ga naar voetnoot4. Termen als ‘vierge et mystique’, ‘l'amour terrestre et l'amour mystique’, ‘exaltation religieuse’, ‘exaltation des sens’, ‘mysticisme’, ‘passion rêvée’... typeren de heldin in haar Vlaamse karakter en drukken de Vlaamse ‘volksaard’ het beeld op dat schrijvers en critici uit binnen- en buitenland steeds weer hernemen.
Dat beeld wordt door Hippolyte Taine ‘wetenschappelijk’ onderbouwd in zijn Philosophie de l'Art (1882). Taine's determinisme schreef de Vlaming als Germaan een aantal biologisch getinte ‘ras’-eigenschappen toe, die ook weer neerkwamen op de dualiteit mysticisme - sensualiteit. Met dat beeld in hun hoofd ging de generatie van Fransschrijvende Vlamingen - G. Rodenbach, E. Verhaeren, M. Maeterlinck, G. Van Lerberghe enz. - haar ambitieuze literaire plannen opzetten. Zij wilden België een literatuur van internationaal niveau bezorgen. In het Frans, ‘de taal van de hele natie’. Het Nederlands, of wat daarvoor doorging, kon in hun ogen bezwaarlijk als een eenheids- en cultuurtaal voor heel België gelden. Zij wilden een literatuur die de Franse zou evenaren, maar Vlaams van aard en onderwerpen zou zijn en - dat vooral - zou aansluiten bij de wereldberoemde Vlaamse schildertraditie, de ‘mystieke’ Vlaamse Primitieven en de ‘sensuele’ school van Rubens. Die oriëntering verklaart in hoge mate de internationale belangstelling voor Verhaeren es. België had nu een Franse nevenliteratuur die het de voorlopig enige Nobelprijs voor literatuur uit zijn geschiedenis zou leveren, Maurice Maeterlinck.
Het kan paradoxaal lijken dat schrijvers als E. Verhaeren, G. Rodenbach, M. Maeterlinck en geestgenoten een ‘Vlaamse’ kunst wilden scheppen die op grond van haar taal de Vlamingen zelf vreemd bleef. Maar juist dat ‘Vlaamse’ karakter van hun werk bleek een raadselachtige aantrekkingskracht te bezitten. Overal zocht en vond de buitenlandse kritiek in hun werk dat samengaan van sensualiteit en mystiek dat nu eenmaal het kenmerk van de Vlaamse schildersscholen én van de Vlaamse aard was. De titels alleen al van Verhaerens eerste bundels gaven daar aanleiding toe: Les Flamandes verried zijn ‘sensualiteit’, Les Moines zijn zin voor het ‘mystieke’. Beide staan mooi samen in twee strofen uit La grande chambre, een gedicht uit de eerste bundel:
Weinig moeite werd gedaan om eens proefondervindelijk na te gaan of dat fameuze ‘image’ ook echt met de Vlaamse werkelijkheid strookte en of die realiteit dan van de Franse, de Russische, de Duitse, de Poolse... verschilde. Iemand als Stefan Zweig gebruikte zelfs de alcoholplaag, die de Vlaamse proletariërs bedreigde maar niet eronder kreeg, als argument om de... levenskracht van de Vlaming in Verhaerens werk te bewijzen. Een echo daarvan vinden we bij Bernanos, in Journal d'un curé de campagne: ‘... nous autres, nous sommes des Flandres, un pays de gros buveurs, de gros mangeurs... mais nous en alignons tout de même pas mal de mystiques...’.
Ook de Vlaamse kritiek gaat die weg op. In Stijn Streuvels. Zijn leven en zijn werk (1907) klasseert André De Ridder (de auteur van Le génie du nord) Gezelle en diens neef Streuvels naar het tweedelige grondpatroon: ‘Gezelle is de fijne, diepe, innige droomer... Streuvels de ruwe, wellustige, levenszotte jongen. Een gedicht van Gezelle geeft me den zelfden indruk weer als het doek van een onzer Primitieven, een Van Eyck, een Memlinck, een Roger Van der Weyden, wier slanke, lenige Madonenbeelden de kerken van het doode Brugge (Georges Rodenbach: Bruges la morte, JVM) sieren... een bladzij van Streuvels gelijkt het paneel een onzer XVII-de eeuwse Renaissance schilders, Rubens, Jordaens, Teniers. In de eersten ligt, ô oneindig meer ziel, meer ideaal, meer aandoening, ze zijn droomenen gedachten wekkend... maar in de anderen deint meer echte menselijkheid, woelt gezonder leven, een breedere kracht die oog en zinnen streelt’.
Het Vlaamse image bij Timmermans
Wanneer Timmermans aan de Vlaamse literaire horizon verschijnt, is hij met dat stereotiepe beeld van het Vlaanderen van de Fransschrijvende Vlamingen vertrouwd: ‘De schrijvers van La Jeune Belgique, zoals Georges Rodenbach, Verhaeren, Maeterlinck, Van Lerberghe en Lemonnier hebben eigenlijk Vlaanderen ontdekt. Hun belangstelling ging naar “les villes mortes”: Damme, Veurne, Brugge. Zij ontdekten ook de begijnhoven’. Aldus Timmermans aan José De CeulaerGa naar voetnoot5. Hij deelt niet alleen hun belangstelling voor begijnhoven en verstilde stadjes, maar ook hun inte-
resse voor de Vlaamse schilderkunst. Hij schrijft twee ‘biografieën’ van Vlaamse schilders: Pieter Bruegel zo heb ik u uit uw werken geroken en Adriaan Brouwer, waarin het typisch ‘koleurige’ Vlaamse leven bruist. Zijn Kindeken Jezus in Vlaanderen vertelt mystieke dingen zoals de Vlaamse Primitieven die zo mooi op doek hebben gezet. Dezelfde mystiek ‘asemt’ uit Begijnhofsproken en De Zeer Schone Uren van Juffrouw Symforosa, Begijntje. In Pallieter en Boerenpsalm kiest hij voor het volle leven, zodat de sensualiteit overheerst. Maar de processies en bedevaarten in Pallieter en de merkwaardige geloofservaringen van Wortel in Boerenpsalm representeren tegelijk de ‘mystieke’ kant van de Vlaming. In De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt is de hoofdfiguur een ‘rondbuikige paap die de lof zingt van de wijnkelder maar die ook (...) de mystieke symboliek van de druivelaar en de wijnpers kent, en de moeizame weg van de mens naar God’Ga naar voetnoot6.
Steeds weer herkent men hetzelfde dubbele beeld. August Vermeylen b.v. in 1949, in De Vlaamse Letteren van Gezelle tot heden, p. 155: ‘... waar Timmermans door-en-door echt is (verenigt) hij de twee hoedanigheden (...), die zo dikwijls de Vlaamse kunst kenmerken: den klankrijken kleurenglans der zinnelijkheid, met de innigheid van het gemoed, - die liefde voor den uiterlijken luister van het levensfeest, mét dien intuïtieven zin van een hart, dat zich door zijn eenvoud zelf gelijk voelt met het mysterie’. José De Ceulaer spreekt in 1957, in De mens in het werk van Felix Timmermans, pp. 10-11, van ‘de projectie van de Brabantse uitbundigheid, de barokke overdadigheid, de sterke zintuiglijke levensvreugde die de Pallieterfiguur inhoud en vorm gaf. Ze is het stuk spek dat de Vlaming in de mond heeft terwijl hij God looft’. Zinnelijke levensdrift verinnerlijkt door diepe religiositeit. Een bladzijde verder wordt het werk van Timmermans getypeerd als het ‘gieten van een gotische inhoud in een barokke vorm’. Hubert Lampo heeft het in 1972, in J. Van de Remoortere, Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, p. 137, over ‘Pallieters levensvreugde, die tevens van Dionysus en van Apollo’ is.
Ook in de receptie die Timmermans in Nederland te beurt valt, overheerst hetzelfde beeld. Terwijl de Nederlandse kritiek in Elsschot, Timmermans' tijdgenoot, allicht gemakkelijker een ‘typisch Hollandse’ handelsgeest en huiselijkheid herkent, beschouwt zij Timmermans met zijn ‘sappige’ taal als de incarnatie van het Vlamingentype. Pallieter is de uitbundige ‘dagenmelker’, maar tevens representant van het Rijke Roomse Leven dat Neder-
land de Vlamingen toen nog benijdde. De Nieuwe Rotterdamse Courant schrijft in 1917: ‘Zijn figuur Pallieter is de vrome Vlaming op zijn best’. En in 1967 schetst Knuvelder, in de 4e druk van zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, Timmermans' belang voor de Nederlandse literatuur nog als volgt: ‘Zijn betekenis bestaat o.a. hierin dat hij - in Boerenpsalm - het reëel, en - in tal van andere werken - het intiem beeld van Vlaanderen gegeven heeft: aan wat Gezelle en Streuvels van Vlaanderen hadden doen zien, voegde Timmermans de intimiteit toe, “waarin de mensen en het uitzicht der dingen tegelijk reëel en archaïsch verschenen, zodat wij weer plots bewust werden van onze oude adel en de verbondenheid aanvoelden met het beste dat hier tot stond kwam van Jan Van Eyck tot Rubens” (Jozef Muls)’.
Het grootste succes kende Timmermans in het Duitse taalgebied. Daar was het Vlaamse image o.m. door Stefan Zweig, de biograaf van Verhaeren, verspreid. De kennismaking met het werk van Timmermans was voor het Duitse publiek dan ook een Aha-Erlebnis. In de De mens en het werk van Felix Timmermans geeft José De Ceulaer een paar voorbeelden van de weerklank in Duitsland: ‘De Pallietergestalte groeit boven zichzelf uit tot een beeld van het Vlaamse volk’ (de Rijnlandse dichter Otto Brûes). ‘Eerst wie Pallieter gelezen heeft kent Vlaanderen gans’ (de Duitse criticus Wolff). Het succes ging crescendo en de uitgever Kippenberg zorgde er wel voor dat alleen de echte ‘Vlaamse’ Timmermans op de Duitse markt kwam: wel Het Kindeken Jezus in Vlaanderen bijvoorbeeld maar niet Naar waar de appelsienen groeien of Minneke PoesGa naar voetnoot7. Tot in de recente Duitse Timmermansliteratuur keert als een leidmotief hetzelfde Vlaamse image terug en telkens wordt daarbij verwezen naar het beeld van Vlaanderen waarmee de Vlaamse schilderkunst de wereld vertrouwd heeft gemaakt. Kindlers Literatur Lexikon (1974) over Het Kindeken Jezus in Vlaanderen: ‘Dabei hält er sich, in Übereinstimmung mit der Darstellungsweise der Malerschule der flämischen Primitiven, an die Tradition des Mittelalters, wo man sich die Geburt Christi in der eigenen, gewohnten Umgebung vorstellte’ (5.235). Over Boerenpsalm: ‘Wortel, der Bauer, lebt, wie eine Figur des Bauern-Bruegel auf der Leinwand, gleichsam zweidimensional zwischen Natur und zeitlos-landlichem Kirchenglauben’ (1.567). Weltliteratur im 20. Jahrhundert. Autorenlexikon (1981) noemt
Pallieter ‘ein Bild des gesunden, die Welt und ihre Freuden sinnenhaft froh genieszenden Flamen’ (1.259)Ga naar voetnoot8.
Kortom, Timmermans' succes in binnen- en buitenland werd voor een groot deel toegeschreven aan het feit dat het beeld dat hij van Vlaanderen en de Vlamingen gaf, zo herkenbaar was. Het sloot aan bij een lange traditie, die als het ware het klankbord vormde waarin Timmermans' geluid werd opgevangen of weerkaatst.
Het Vlaamse image in de recente Timmermansliteratuur
Ook in de literatuur die in en rond zijn honderdste geboortejaar verscheen, wordt Timmermans' succes hoofdzakelijk aan zijn ‘Vlaams’ imago toegeschreven. In 100 Jaar Felix Timmermans stelt José De Ceulaer ‘de vraag hoe het werk van een bescheiden man als Felix Timmermans, die nauwelijks school had gelopen en zo moeizaam schreef, de zo moeilijk te overschrijden grenzen van ons beperkt taalgebied zo moeiteloos heeft kunnen doorbreken’. Zijn antwoord: ‘Hoewel (maar ik geloof eerder: omdat) het zo Vlaams was, zo volksverbonden en ook zo diep religieus’. G. Durnez koppelt in De goede Fee Timmermans' populariteit aan zijn ‘Vlaams genie’. Ingrid Van de Wijer (Al mijn dagen) schrijft, mede steunend op een vroegere publikatie van J. MertensGa naar voetnoot9, met name over de Timmermansreceptie in Duitsland: ‘Er is (immers) de sentimentele weemoed waarmee Duitsland na de oorlog aan Vlaanderen denkt, de vlakten waarin het heeft gevochten en waarin duizenden sneuvelden. Vlaanderen met zijn taal zo dicht bij het Duits, waar zovele soldaten toch ook “Heimatgefühl” hebben gekend. Wanneer uit dit “Land unserer Sehnsucht” Das Jesuskind in Flandern en, wat later, Pallieter overkomen, worden ze door een totaal ontredderd volk met ontroering ontvangen. “Menschlichkeit” is meer dan welkom, de romantische innigheid ook, de kinderlijke naïviteit en de goedheid van de auteur die door het werk zindert’. Vlaanderen is voor de Duitsers dus het ‘land van verlangen’, waar ze een ‘Lierse Vlaamsheid’ vermoeden en waar ze naartoe reizen ‘met de hoop breugeliaanse pallietertypen te ontmoeten, en te wandelen door woeste Begijnbossen en weidse
landschappen, bezaaid met kerktorens en windmolens...’ (J. Mertens)Ga naar voetnoot10. Uit het Jaarboek dat het Felix Timmermans-Genootschap dit jaar publiceerde, Leven in Zijnen Asem, citeerde ik aan het begin van dit artikel reeds G. Logie over het beeld dat Timmermans ophangt van het ‘Vlaamse volk’ waarin vroomheid en zinnelijkheid samengaan. Ook in verschillende andere bijdragen aan dit Jaarboek doet het stereotiepe beeld het altijd goed. En eigenlijk kan dat ook moeilijk anders. Timmermans heeft zich immers bewust bij die vertrouwde literaire beeldvorming aangesloten. (Niet alleen als schrijver, ook als schilder en graficus. In de Lierse tentoonstelling Met pen en papier (en de gelijknamige catalogus) hebben we weer eens hetzelfde ‘vrome en zinnelijke’ Vlaanderen kunnen zien: nu eens hangt een stille Kempense, witte, ‘mystieke’ sfeer over 't Land van Leontientje, dan weer stappen stoere boeren door het koleurige Brabants gulle, ‘sensuele’ BeloftelandGa naar voetnoot11).
Maar het Jaarboek legt wel enigszins andere accenten en laat een complexere en meer innerlijke Timmermans zien. G. Durnez had het in De goede Fee al uitvoerig over ‘het verwijt dat Timmermans het buitenland een verwrongen, foutief beeld van dé Vlaming heeft gegeven. Pallieter zou er de oorzaak van zijn, dat wij doorgingen voor een zorgeloos, boertig, ouderwets kermisvolk, tussen twee bedevaarten naar Scherpenheuvel in alleen denkend aan eten en drinken’ (p. 35). Dat beeld is aan een verkeerde lectuur te wijten. Joris Eeckhout vond het destijds al ‘flauwekul’: dat ingetogenheid met uitbundigheid en hartstocht samengaat, hoort nu eenmaal tot het universele mensentype. Hetzelfde bracht Reimond Herreman in tegen A. Vermeylen, die Timmermans verweet dat hij in Pallieter een eenzijdig slampamperschap geschilderd had: Pallieter was niet alleen een Vlaamse dagenmelker, maar de dagenmelker van alle tijden en talen. Daarnaast legt het Jaarboek in het duale beeld sensualiteit - mystiek sterk de nadruk op het tweede luik van de dyptiek. L. Vercammen b.v. over het mensbeeld in Boerenpsalm: ‘Klein, zwak, zinnelijk, zondig, maar tegelijkertijd diepgelovig en vroom’ (p. 83). Of Van der Veken, die een door zijn meester geprezen opstelletje uit zijn leerlingentijd citeert: ‘De zoeterige romantiek en de “pastoorse goedleefsheid” (Marnix Gysen) van andere Timmermansiaanse figuren totaal ontgroeid, is Boer Wortel volksrealis-
tisch en bijwijlen zelfs rins en triviaal, maar ook - en dat wordt al te vaak over het hoofd gezien (ik onderstreep, JvM) - diep godsdienstig en vroom’ (p. 86). Ik onderstreep, want het is de vraag of dat inderdaad over het hoofd werd gezien. Hoeveel Vlamingen hebben het ‘gebed van boer Wortel’ niet uit het hoofd geleerd en voorgedragen? Klachten over een eenzijdige, al te ‘sensuele’ receptie, zoals ook anderen die laten horen, snijden m.i. geen hout. Van meet af aan heeft het publiek beide componenten van het stereotiepe Vlaanderenbeeld in Timmermans' werk samen gezien en herkend. Het kan waar zijn dat het meer aangetrokken werd door het sensuele facet van het beeld, maar dat is gewoon het gevolg van de normaalfunctionele leessituatie: mensen lezen nu eenmaal vaak om zich te ontspannen.
Drie dingen kunnen tegen deze pogingen tot lectuurcorrectie worden ingebracht. 1. Toen Timmermans zich aan het schrijven zette, kon het Vlaamse image zoals ik het hier heb beschreven, reeds op een lange traditie bogen. Zowel de kritiek als het publiek waren ermee vertrouwd. De lezers konden Timmermans niet anders meer dan op die Vlaamse manier lezen: hun perceptievermogen was erop ingesteld. 2. Als we het accent té sterk op de innerlijke, vergeestelijkte, ‘mystieke’ Timmermans gaan leggen om zijn werk uit het eenzijdige beeld van de Boerenbruegelse Vlaming los te maken en de ‘sensuele’ pool neutraliseren, doen we niets anders dan een eenzijdig beeld vervangen door het allang bekende en steeds weer herhaalde tweezijdige beeld: sensueel én mystiek. 3. Je kunt er niet omheen: Timmermans heeft zelf voor dat soort ‘Vlaamsheid’ van zijn kunst gekozen. Hij was in de ban van een ‘mystieke’ Gezelle, van een ‘sensuele’ (én ‘mystieke’) Streuvels en van de Fransschrijvende Vlamingen. Hij had ervaringen uit zijn theosofische periode te verwerken en via Verhaeren cs. groeide zijn belangstelling voor de Vlaamse schildersscholen en... begijnhoven. Een pareltje daarvan had hij in Lier dicht bij huis. Het lag als het ware voor de hand dat hij in een mystiek-sensuele richting zou schrijven. Meer nog, hij stond erop dat zijn ‘Vlaams image’ in Duitsland duidelijk geprofileerd zou blijven. Hij drong erop aan ‘dat zijn donkere Schemeringen van de dood nooit in Duitsland (zouden) verschijnen’ (I. Van de Wijer, p. 17). En van zijn kant liet zijn Duitse uitgever Kippenberg (‘een gewiekste zakenman, die alleen een werk van Timmermans goed genoeg achtte als het rendabel scheen’) werken als Ins Land der Apfelsinen en Minneken Pus, die niet in Timmermans' ‘Vlaamsheid’ pasten, aan andere uitgeverijen over (J. Mertens, 1959, p. 87).
Tenslotte een woordje over de Adagio-meditaties van H.-E. MertensGa naar voetnoot12. De inleidende meditatie op het hele Adagio zegt o.m.: ‘De dichter is een natuurmysticus. Maar het eeuwigheidsverlangen en de godsrelatie zijn centraal’. Er volgt dan een citaat van Vercammen: ‘Wie had ooit kunnen vermoeden dat de jubelende levensvreugde van Pallieter eens zou uitdeinen in verzen, waarover reeds de adem van de eeuwigheid waart? Timmermans hele leven was één verlangen geweest naar schoonheid. Eerst was het de aardse schoonheid die hem betoverde, langzamerhand zal zijn onvoldaan hart gaan hunkeren naar de eeuwige schoonheid. Deze twee polen zijn bij hem niet wezensvreemd. Zowel in Pallieter als in Adagio is er én natuurverheerlijking én verkondiging van Gods lof’. Dat is vroomheid en zinnelijkheid in één Vlaming!
Als Mertens zich over het gedicht 't Gebergt ligt in den nacht verborgen bezint (p. 36), citeert hij uit de studie van Albert Westerlinck De innerlijke Timmermans (1957): ‘Een gedicht waarin de gespannen dualiteit tussen het aangezogen worden door het zinnelijke leven en de spiritueel-religieuze louteringsdrang van de ziel, de kernbezieling is’. Dat is vroomheid en zinnelijkheid in één gedicht:
Slotsom van de Adagio-Meditaties: het tweepolige Vlaamse image staat erin verwoord. De uitgesproken en geciteerde visies zijn weliswaar ruimer, dieper, maar de klankkast van de aan Timmermans gewende lezer hoort er ook terstond het Vlaamse karakter van en beaamt Westerlinck als die de hang naar vroomheid en zinnelijkheid tot de kern van Timmermans' poëzie verheft. Zoals nog in dezelfde bundel:
Vroomheid en zinnelijkheid dus tot in de eeuwigheid!
Maar Timmermans... kan dat niet zonder...? Laat ik besluiten met een voorsmaakje uit Minneken Poes: ‘Een distelvink tikt gaatjes in de stilte. En op het glanzend vlies van 't diepe water ligt de hemel genietend op zijn rug met waterleliën tussen de vingeren. Een telefoonpaal, die naar schepen riekt, zoemt binnensmonds gazettennieuws’ (I. Van de Wijer, p. 225).
- voetnoot1
- G. Logie, De hele tuin der heiligen, in Het leven in zijnen asem, Jaarboek 1985 van het Felix Timmermans-Genootschap 1985, p. 106.
- voetnoot2
- Honoré de Balzac, Jésus-Christ en Flandre, in Louis Lambert, suivi de Les Proscripts et de Jésus-Christ en Flandre, Le Livre de Poene, 1968.
- voetnoot3
- G. Flaubert, Correspondance, T. I, in Oeuvres Complètes, IX, Paris, 1922, pp. 363-364.
- voetnoot4
- G. Flaubert, Correspondance, T. II, in Oeuvres Complètes, X, Paris, 1923, p. 275.
- voetnoot5
- J. De Ceulaer, En toch. Spiegelbeeld van Felix Timmermans, Lier, 1967, p. 28.
- voetnoot6
- G. Durnez, De goede Fee. Pasfoto van Felix Timmermans, Aktueel nr. 15, Brussel, 1986, p. 10.
- voetnoot7
- Ingrid Van de Wijer, Al mijn dagen. Dagboeken en archief Timmermans, Wommelgem, 1986, p. 15-16.
- voetnoot8
- Hetzelfde in Frankrijk. De Dictionnaire des oeuvres de tous les temps et de tous les pays (1953) schrijft over Symforosa: ‘C'est une fresque haute en couleur, dans la bonne tradition de la peinture flamande’.
- voetnoot9
- J. Mertens, De oorzaken van het succes in Duitsland van Timmermans' vertaalde werk, in Handelingen van de Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, XIII, 1959 (1960).
- voetnoot10
- Verklaart dit ook waarom Het verdriet van België in het Duits Kummer aus Flandern heet?
- voetnoot11
- Ingrid Van de Wijer, p. 27, citeert L. Vercammen: ‘In hem zullen de Brabantse levenslust van zijn vader en de Kempense ernst van zijn moeder dooreenvloeien’. Of die Tainiaanse etnopsychologie nog wetenschappelijk te verantwoorden is, laat ik in het midden.
- voetnoot12
- H.-E. Mertens, Adagio-Meditaties, Wommelgem, 1986.