Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |||||||||||||
De nieuwe Amerikaanse utopie is links en feministisch
| |||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||
iets van dat nieuwe toekomstbeeld laten zienGa naar voetnoot1. Woman on the Edge of Time van Marge Piercy is een ‘utopische roman’ in de traditionele betekenis van het woord. The Dispossessed van Ursula K. Le Guin, nu al een SF-klassieker, beschrijft een toekomstmaatschappij die zo merkwaardig dicht bij onze tijd staat dat we hier evenzeer van een utopisch model kunnen spreken. The Color Purple van Alice Walker is een realistisch verhaal met een impliciet utopische ondertoon, die nieuwe elementen toevoegt aan het beeld dat de twee vorige auteurs ontwerpen. Eerst stel ik elke roman afzonderlijk voor. Daarna probeer ik een min of meer coherent beeld te schetsen van een alternatieve non-seksistische maatschappij zoals dat uit het werk van deze drie auteurs kan worden gedistilleerd. | |||||||||||||
Le Guin: De stralende toekomst is een ascetisch landVoor wie ook maar een beetje met science fiction vertrouwd is, is het verhaal van The Dispossessed niet erg origineel. Na de totale verloedering van de aarde zijn de overlevenden naar de planeet Urras getrokken, waar ze aan de bouw van een ideale wereld begonnen. De belangrijkste staten op Urras zijn I-0 en Thu, de eerste een variant van het Amerikaanse model, de tweede een geslaagde realisatie van het Sovjetsysteem. Daarnaast is er nog een andere planeet, Anarres, die de anarchisten, de ontevreden onruststokers uit beide Urras-staten als verblijfplaats is toegewezen en die zo dor is dat men er met moeite overleeft. De tegenstellingen tussen deze drie modellen vormen de achtergrond van het verhaal van de anarchistische fysicus Dr. Shevek. Hij bezwijkt voor een vleiende uitnodiging van de nationale universiteit van I-0 en kan zo met eigen ogen constateren wat een prachtige groene planeet Urras is, bevolkt met cultured hoogstaande en vriendelijke mensen. Maar al spoedig blijkt I-0 niet alleen een wereld van ‘beautiful people’ en technologisch comfort te zijn, maar evengoed van compleet militarisme en imperialisme, intriges en zinloze cocktailparties en, vooral, een starre ongelijkheid die volkomen tegen Sheveks anarchistische overtuiging indruist. De prijs voor het comfort is de totale aliënatie van de individuen en specifiek van de vrouwen, hun blijvende ondergeschiktheid als decoratieve | |||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||
componenten van de samenleving. De totale verstaatsing van Thu, het land van het doorgedreven Sovjetsysteem, wordt door Shevek al even categorisch verworpen. Hij vlucht uit zijn steriele academische wereld en duikt onder in de achterbuurten van de stad, vanwaar hij artikelen schrijft voor illegale oppositieblaadjes. De roman eindigt met een massabetoging die bloedig uit elkaar wordt geschoten en Shevek keert terug naar het harde bestaan op Anarres. In flashbacks wordt de ontwikkeling van Sheveks carrière en ideeën geschetst en een beeld opgehangen van de utopie op de anarchistische planeet. De bodem is er zo arm dat er maar één soort boom kan groeien. Er zijn geen dieren behalve vissen, die voor proteïne moeten zorgen. Onophoudelijk moet tegen de oprukkende woestijnen worden gevochten. Niets is overtollig, laat staan dat er luxe zou zijn. Maar er heerst wel volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Naar goede anarchistische gewoonte is het gezin afgeschaft en heeft men de keuze tussen vrije beleving van de seksualiteit (wat de meesten na een tijdje toch onbevredigd laat) of partnerships van kortere of langere duur op basis van wederzijdse behoeften en verlangens. Zowel kinderen als volwassenen leven, los van elkaar, in een soort kibboetz-dorpen of wijken. Ze slapen in een gemeenschappelijke zaal, maar er zijn privé-kamers voor seks en, op langere termijn, voor paren. De kinderen worden opgevoed door de gemeenschap. In de scholen gaat studie samen met handarbeid. Van jongsaf verrichten alle inwoners brigadedienst voor de zware karweien, zoals b.v. wegenbouw en onderhoud. Collectief wordt beslist over de beroepskeuze, maar dan wel volgens aanleg en talent én de vrijheid van het individu. Wie alle werk weigert, wordt geduld, maar verliest alle inspraakrecht en morele invloed. Elke statusvorming wordt vermeden. De gemeenschappelijk gebruikte goederen (huizen, meubels, instrumenten, boeken) zijn de eigendom van iedereen, diefstal is zinloos. Gevangenissen zijn als schadelijke instellingen afgeschaft, wie in een zware misdaad (moord, verkrachting) hervalt, wordt terechtgesteld. Uiteraard heeft Anarres geen regering, wel een federatief bestuur, waarin de leden om de beurt zetelen. Het alledaagse administratieve werk (wat Friedrich Engels ooit ‘de administratie van goederen’ noemde als de enige aanvaardbare functie van de staat) wordt verricht met behulp van computers. Anarres is echter verre van een primitieve maatschappij. Cultuur is hier helemaal geen overbodigheid, maar de centrale opgave van individu en gemeenschap. De gelijkheid van kansen leidt tot een diversificatie van talent die niet klassegebonden is en geen privileges met zich brengt. Hier is een wereld tot stand gebracht waar mannen en vrouwen verouderde | |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
begrippen als rollenpatroon en seksuele discriminatie niet eens meer begrijpen. Dit leidt uiteraard tot nieuwe problemen: conflicten tussen vaste relaties en geografisch uit elkaar gelegen carrières, periodes van alleen zijn, vervreemding. Maar de inwoners van Anarres groeien met deze realiteit op en beschouwen deze pijnlijke momenten als voorlopig onvermijdelijke gevolgen van hun fundamenteel ethische keuze voor vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Ursula Le Guin schildert geen vleiend beeld van het utopische paradijs, maar schijnt te geloven dat ook in de technologisch ver geëvolueerde toekomst ecologisch-materiële zelfbeperking en een doorgevoerde zelfdiscipline de voorwaarden zullen blijven voor een gelijkwaardiger, vredevol, zinvol en rechtvaardiger bestaan. Ondanks de onvermijdelijke technologische gadgets en het obligate science fiction-jargon staat de beschrijving van de drie werelden van deze roman zo dicht bij ons, dat we er makkelijk onze eigen keuzen in kunnen herkennen. | |||||||||||||
Marge Piercy: Wij maken de toekomstMarge Piercy, die vooral bekend geworden is als dichteres, schrijft in Woman on the Edge of Time een verhaal dat zich hier en nu afspeelt en dat meer op een socio-psychologische ‘case study’ lijkt dan op een traditionele of zelfs modernistische roman. Het is het levensverhaal van de Mexicaans-Amerikaanse Connie (Consuelo) Ramos, dat weinig verschilt van de trieste biografieën van andere arme Chicana's uit de grote steden van de VSA. Het gezin emigreerde uit de armoede van Texas naar de krottenwijken van het Noorden, waar Spaanssprekenden cultured en economisch gediscrimineerd worden. Armoede en zwangerschap hebben haar ondanks haar intelligentie en levenswil al heel vlug gedegradeerd tot een ‘welfare subject’, aangewezen op een minimaal en streng gecontroleerd inkomen, en bezorgden haar een sociaal stigma. Haar man werd door de politie neergeschoten en zij begon uit wanhoop te drinken. In een dronken bui mishandelde ze haar kind, dat van haar werd weggenomen; zij werd opgesloten in een instelling. De roman begint op het moment dat ze, uit de instelling ontslagen, opnieuw een bestaan probeert op te bouwen. Maar al spoedig raakt ze opnieuw in moeilijkheden. Als ze in een vechtpartij haar nichtje Dolly tegen een pooier wil verdedigen, wordt ze opnieuw opgepakt en nu voorgoed geïnterneerd. De hele roman (p. 16 tot het einde) speelt zich af in deze tweede psychiatrische inrichting, waar mensen nog efficiënter worden gemanipuleerd en | |||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||
ontmenselijkt dan in de samenleving buiten. Voor de overheid en de wetenschappers die hier werken zijn deze patiënten nauwelijks nog mensen. Ze worden als proefkonijnen gebruikt voor een nieuw experiment. Zoals in Burgess' en Kubricks A Clockwork Orange zal men door middel van in de hersens ingebouwde radio-ontvangers alle emoties kunnen beheersen en de patiënten voorgoed onschadelijk en sociaal aanvaardbaar maken. Connie realiseert zich dat het experiment neerkomt op een wetenschappelijke moord. Haar enig mogelijke verzet is dat zij een aantal leden van het team vergiftigt. Zij krijgt levenslang in een andere, strengere kliniek-gevangenis. Dit sombere naturalistische verhaal wordt vanaf het begin doorbroken door gesprekken met een figuur uit de toekomst en telkens langere ‘tochten’ naar die toekomst (ong. 400 jaar later). Connie is overtuigd dat het om hallucinaties gaat en ‘dat ze nu echt gek aan het worden was’, maar ze heeft deze vluchtmomenten steeds meer nodig om het in de kliniek uit te houden. Die contacten versterken ook haar wil tot verzet. Maar als zij het moorddadige psychiatersteam heeft omgebracht, wordt alle communicatie vanuit de toekomst verbroken en eindigt de roman met de kille tekst van het officiële verslag over haar geval: ‘Er waren nog honderddertien bladzijden meer. Die gingen allemaal met Connie mee terug naar Rockover (de gevangenis)’. Hoe revelerend dit realistische verhaal van Connie Ramos ook is - de Amerikaanse kritiek sprak van ‘een briljante en schokkende aanklacht’ - toch gaat het hier om de beschrijving van die toekomstmaatschappij waar haar geest in de momenten van haar diepste depressie tot rust kan komen. Ook deze toekomst is, net als bij Le Guin, niet eenzijdig positief. Er zijn verschillende ‘toekomsten’ mogelijk, en op een bepaald ogenblik komt Connie zelfs in een ander alternatief terecht, een dystopie, die doet denken aan de nachtmerrie van Orwell en Huxley: een volledig georganiseerde hi-tech wereld, waar niets meer echt is en het bewustzijn zo totaal is afgezwakt, dat geen ander leven meer denkbaar en alle verzet dus uitgesloten is. De mensen worden met steeds nieuwe gadgets koest gehouden en de macht van een grotendeels gezichtloze minderheid, een soort superraad van bestuur, wordt zonodig door de alomtegenwoordige politie beschermd. Wie van de aangeboden luxe wil genieten - en wie wil dat niet? - moet ervoor betalen met het verlies van zijn sowieso nutteloze zelfstandigheid. In tegenstelling tot Le Guins toekomst wereld kan deze negatieve utopie niet naast de positieve bestaan, maar is ze slechts één van de alternatieve mogelijke toekomstmodellen. De echte utopie van Piercy ziet er ongeveer als volgt uit:
| |||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
Alice Walker: De toekomst is reeds begonnen.Vanuit Le Guins verafgelegen planetenwereld en Piercy's mogelijke toekomst keren we terug naar het Amerikaanse Zuiden in de 20e eeuw. Ook The Color Purple begint met de diepste miserie, de uitbuiting en de resignatie van een niet-blanke vrouw. Maar de langzame bevrijding daaruit is niet meer het resultaat van ‘hallucinaties’ of een utopisch visioen, maar van taai verzet. Formeel bestaat de roman uit een honderdtal brieven die het meisje Celie maar aan ‘God’ adresseert, omdat er niemand anders is aan wie ze haar verhaal kan vertellen. Later schrijft ze naar haar verloren gewaande zus Nettie, die als meid van een zwarte missionarisfamilie naar Afrika vertrokken is. Als kind uit een arm gezin werd Celie uitgehuwelijkt aan een weduwnaar, om voor diens kinderen te zorgen. Ze wordt fysiek en moreel uitgebuit, maar weet te overleven, ook zonder de illusie dat het ooit zal veranderen. Ze vindt steun bij de anderen, vooral bij de blues zangeres Shug Avery, die de droom van succes en onafhankelijkheid vertegenwoordigt. Langzaam ontwaakt haar zelfbewustzijn: ik ben een mens, een vrouw, een vrouw met recht op geluk en tederheid. De lesbische verhouding die tussen haar en Shug ontstaat, leert haar de dominerende maar in feite zelf onderdrukte en zielige mannen in haar leven anders te bekijken en haar eigen artistieke talent te ontdekken. Parallel hiermee vernemen we via brieven van Nettie, Celie's zus, de geschiedenis van de missiepost in Afrika en de uitroeiing van een stam door de bezitters van een rubberplantage. We ontdekken van onderuit de samenhang tussen goedbedoelde missionering en het kolonialisme. Terwijl Celie haar eigen persoonlijke waarde ontdekt, komt Nettie via de zwarte radicale leider Dr. W.E. Dubois (overigens een historische figuur) tot het besef dat het racisme veel harder moet worden aangepakt. Celie en Nettie vormen samen het dubbele aspect van de bevrijding die zowel persoonlijk als politiek moet zijn. Alice Walker, die als zwarte auteur en militante in de traditie staat van de grote zwarte vrouwen, van Harriet Tubman tot Angela Davis, laat impliciet zien dat je zal moeten vechten om vrij te | |||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||
worden, om mens te worden, en dat niemand je die vrijheid en menselijkheid zal schenken. De toekomst, die aan het begin van het boek volledig gesloten leek, staat op het einde open. Er wordt een wereld gesuggereerd zonder racisme of kolonialisme en zonder onderdrukking van de vrouw. Je bereikt die wereld o.m. door kennis (Celie's studies), door inzicht in de reële verhoudingen én door een stukje droom (Shug Avery's succes als zangeres). De droom mag echter geen droom blijven. In de loop van het verhaal treedt er in Shugs artistiek succes bijna ongemerkt een verschuiving op: eerst is het een Hollywood-achtige vlucht in de voor Celie onbereikbare glamour, later wordt het een ‘Vorschein’ van een mogelijk ander leven. Vanuit de persoonlijke ervaring van één vrouw evolueert deze roman naar een verhaal over de collectieve bevrijding van alle onderdrukten, al wordt dit nooit zo expliciet verwoord. | |||||||||||||
Vrouwelijke nuchterheid als noodzakelijke component‘The heart is the toughest part of the body, Tenderness is in the hands’. Het feit dat hier vrouwelijke auteurs utopische modellen ontwerpen, is op zichzelf weinig relevant. De vraag is, of zij een mogelijke alternatieve wereld anders zien dan hun mannelijke voorgangers sinds Plato en Jambulos. En daarmee raken we een delicaat discussiepunt tussen feministen en anti-feministen en feministen onderling. Geen zinnig mens zal vandaag nog beweren dat er objectieve argumenten bestaan om vrouwen uit om het even welk beroep of sociaal milieu te weren. Maar betekent dat ook, dat vrouwen zich gewoon moeten aanpassen aan een arbeidswereld en een maatschappij die tot nog toe door en voor mannen werden geschapen? Sommige vrouwen die in die mannenwereld hun weg gemaakt hebben, zeggen daarop ja, tenminste in de praktijk. Dat blijkt b.v. uit de provocerende slogan: ‘Een vrouw moet twee maal zo hard werken als een man. Dat is helemaal niet zo moeilijk.’ Maar krijgen we zo niet een wereld bevolkt door ‘mannen’ van het mannelijke en het vrouwelijke geslacht, een wereld van produktivisme, efficiëntie, status en macht, een wereld die ons maar al te bekend voorkomt? Het problematische aan deze kritiek op een bepaald soort feminisme is echter dat ze in het verleden vaak misbruikt werd om de mannelijke privileges te beschermen en de vrouwen uit de arbeids- en carrièremarkt te houden: in de concurrentiestrijd zouden zij | |||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||
hun ‘typisch vrouwelijke eigenschappen’ verliezen. We weten ondertussen dat er geen eigenschappen zijn die van nature en vanzelfsprekend aan een van de twee biologische geslachten kunnen worden toegeschreven, met alle discriminerende en betuttelende gevolgen vandien. Terecht pleiten de denkers van de Frankfurter Schule (Adorno en Horkheimer in Dialektik der Aufklärung, Marcuse in een merkwaardige passage van Counterrevolution and Revolt) voor de ‘feminisering’ van de maatschappij als alternatief voor de afschaffing van de zo vaak politiek en sociaal misbruikte verdediging van de ‘vrouwelijke eigenschappen’. Het ontwerpen van een utopisch model heeft alles te maken met de strijd tegen een bestaande en als onbevredigend beschouwde orde. Zowel Thomas Morus als de Engelse religieuze utopisten van de 17e eeuw zetten zich in hun utopieën af tegen de machtssymbolen van hun tijd en men kan dit uitbreiden tot de meeste utopische auteurs uit de geschiedenis. Wanneer we dan op zoek gaan naar de eigen inbreng van vrouwelijke, feministische auteurs aan deze traditie, moeten we vooral trachten te begrijpen hoe zij in hun model de discriminatie en ongelijkwaardigheid van het rollenpatroon trachten uit te schakelen. Vijf jaar vóór The Dispossessed publiceerde Ursula K. Le Guin The Left Hand of DarknessGa naar voetnoot2, een science fiction-roman over een interstellair bezoek aan de planeet Gethen. Daar is men er door genetische manipulatie in geslaagd het verschil tussen de geslachten radicaal op te heffen en alleen ambiseksuele mensen te produceren. Daarmee is de antieke droom van de androgynie gerealiseerd. Mensen die eenzijdig man of vrouw zijn, worden door de bewoners van Gethen als primitief en pervers afgedaan, als een soort tussenschakel tussen dier en mens. Le Guin's oplossing is hier extremer dan in haar latere roman, die veel dichter bij onze realiteit staat en daarom ook toegankelijker is, maar de problematiek is dezelfde: kunnen we ooit een maatschappij creëren waar mannen en vrouwen echt gelijkwaardig zijn en veronderstelt gelijkwaardigheid ook gelijkheid? De (utopische) oplossing die zowel Le Guin als Piercy voorstellen gaat inderdaad in de richting van de androgynie, maar niet meer mythologisch zoals bij de Grieken en de Romantici, of technologisch zoals in Le Guin's vroegere roman. Geen van beide geslachten hoeft zijn eigenheid op te geven. Er is geen sprake van een verenging of een verarming, maar van een uitbreiding van alle menselijke eigenschappen over alle mensen. In The Dispossessed werkt Le Guin vooral met het contrast tussen de | |||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||
traditionele discriminerende situatie op Urras, waar de vrouwen een ondergeschikte rol blijven spelen, en de vrije maatschappij op Anarres, waar mannen en vrouwen als gelijken alles willen delen. Maar ook op Anarres lukt dat niet helemaal. De anarchistische samenleving kan het zich niet permitteren voor alle paren een arbeidsmilieu te vinden waar ze samen kunnen wonen en zinvol werken, en dus blijven de ons bekende reële conflicten tussen loopbaan en gezin bestaan. Le Guin schijnt zich geen toekomst te kunnen indenken waar dit probleem wordt opgelost. Marge Piercy, die zelf actief aan de nieuwe feministische beweging heeft deelgenomen, schijnt daar wel in te slagen. Gelijkwaardigheid en (bijna volledige) gelijkheid kúnnen bereikt worden, als een aantal voorwaarden vervuld is:
| |||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||
Hoe dan ook, het gaat hier niet om een programma van een nieuwe anarcho-feministische partij, maar om een utopisch model dat dicht genoeg bij onze realiteit staat om te verontrusten. Verontrusten, omdat het onze eigen ideologie grondig relativeert. Met een aantal constanten uit de traditie van de sociale utopie, die trouwens ook hier terugkeren, zijn we vertrouwd: de afschaffing van het privé-bezit en de loonarbeid, de fundamentele gelijkwaardigheid van man en vrouw, de materiële soberheid als voorwaarde voor een algemene deelname aan culturele en geestelijke waarden. Le Guin en Piercy delen deze kritiek op de bestaande maatschappij, maar leggen, ten eerste, veel meer nadruk op de uitschakeling van het seksuele rollenpatroon. Zonder de afschaffing van dat rollenpatroon blijven de dagdromen van hun illustere mannelijke voorgangers lege constructies: een nieuwe maatschappij vereist immers de verbeeldingskracht en de inzet van al haar leden. Verder, en dit is wellicht hun belangrijkste bijdrage, worden deze romans over uitbuiting en mogelijke bevrijding gekenmerkt door een nuchterheid die ik heel voorzichtig ‘vrouwelijk’ zou willen noemen. Voorzichtig, omdat ik niet graag opnieuw in de verkeerde discussie over ‘vrouwelijke eigenschappen’ zou belanden, over wat aangeboren is en wat aangeleerd en door de hele culturele context bevestigd. Met nuchterheid bedoel ik niets anders dan de van generatie op generatie overgeleverde argwaan van de onderdrukten ten opzichte van idealistische frasen en theorieën: de argwaan b.v. van de 19e eeuwse arbeiders ten opzichte van de grote christelijke en humanistische waarden die de patroons en hun organische intellectuelen verkondigden of de boerensluwheid van de kleurling tegenover de koloniale heersers (‘yes, massa, sure!’). Maar geen onderdrukte groep heeft ooit zo goed de leidende groep doorzien als de vrouwen de mannenwereld. Wie als onderdrukte moet overleven kan zich niet te veel vergissingen permitteren en moet dus altijd goed op de details letten. Deze zin voor het detail, deze realistische aanpak kenmerkt ook de visie van deze vrouwelijke auteurs op het bevrijde leven in de utopische toekomst. Le Guin waarschuwt dat de echte anarchistische vrijheid niet zonder strenge zelfdiscipline en harde soberheid zal kunnen worden bereikt en dan waarschijnlijk nog alleen door een klein groepje vrijwilligers, die ruimtelijk van de rest van de mensheid afgescheiden leven. Marge Piercy heeft vooral oog voor de dagelijkse gewoonten en materiële zorgen van de toekomstige maatschappij: hoe verwerken deze mensen tegenslagen, ziekte, misverstanden, vriendschappen, de dood van een geliefde? Zij creëert geen buitenaardse wezens of supermensen, geen legendarische zen-wijzen of eendimensionale ideaalfiguren, maar zij haalt haar modellen uit dezelfde | |||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||
Amerikaanse realiteit die haar slachtoffers genadeloos kraakt. En Alice Walker laat alleen maar zien hoe het een paar ‘verworpenen der aarde’ (arm, ongeletterd, kleurling, vrouw) lukt, zich tegen hun lot te verzetten en zo te ontdekken dat ze niet alleen staan in hun strijd voor een beetje menselijkheid. Er bestaan in de moderne Amerikaanse literatuur weinig voorbeelden van nuchterheid-zonder-cynisme die met de ‘naïeve’ brieven van de zusjes Celie en Nettie kunnen worden vergeleken. De ergste vernederingen worden bespreekbaar, de diepste wanhoop wordt uitgedrukt, en toch gaat er van deze brieven een energie uit die de ontwikkeling van het verhaal overtuigend maakt. Want ook dat verzet is nuchter, gaat stap voor stap vooruit, zonder grote woorden en theorieën en volkomen onpathetisch. | |||||||||||||
VrouwenpraatVrouwenpraat is gebabbel dat zich niet met de ernstige dingen des levens bezighoudt. Dat vooroordeel, daar staan wij, intellectuelen, natuurlijk boven. We geven zonder moeite toe dat rationaliteit evengoed bij vrouwen te vinden is en dat er heel wat hysterische mannen rondlopen. Door deze intelligente toegeving vangen we twee vliegen in één klap: we schermen ons af voor het verwijt van primitief seksisme én we suggereren op een elegante manier dat rationeel denkende vrouwen en irrationele mannen de uitzondering vormen op de regel, die onaangetast blijft. Tegelijk verliezen we het belangrijkste uit het oog, de vraag namelijk naar wat ‘men’ onder ‘vrouwenpraat’ verstaat. Het zou wel eens kunnen zijn dat onderwerpen als relaties, kinderen, persoonlijke gevoelens, mode en recepten kwalitatief belangrijker zijn dan geld, prestige en competitie, de kwantitatieve waarden die ons leven grotendeels bepalen. Dit inzicht - of is het een intuïtie? - staat haaks op de heersende ideologie en verwijst naar alternatieve, nog-niet bestaande vormen van persoonlijk en maatschappelijk leven. En wat ‘nog niet’ heeft plaatsgevonden, is eminent utopisch. Het is daarom verwonderlijk dat de nieuwe feministische beweging, die in haar theorie en haar concrete eisen veel verder gaat dan de eerste emancipatiestrijd om en rond het stemrecht, nog zo weinig utopische romans en projecten heeft geproduceerd. Het lijkt wel of deze feministen eerst wilden bewijzen dat ze in staat waren hun plaats in de mannenwereld in te nemen. Maar veranderen zij daarmee het bestaande waardensysteem? Een door vrouwen geleide financiële instelling als de Women's Bank in de VS blijft tenslotte een bank, een door vrouwen gecommandeerd Amerikaans of Sovjetleger blijft | |||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||
een leger. Hoe rechtmatig ook, een dergelijke integratie van vrouwen in de mannenwereld loopt hetzelfde gevaar als elke integratie van een gediscrimeerde groep: het systeem wordt er uiteindelijk door versterkt in plaats van aangetast. (Onder de Amerikaanse mariniers b.v. zijn er geen ijveriger en betrouwbaarder soldaten dan de jongeren uit de minderheidsgroepen.) De sociale utopieën van Le Guin en Piercy en het bevrijdingsverhaal van Walker zetten zich tegen een dergelijke integratie af en benadrukken juist die waarden die niet of tenminste niet volledig door de bestaande maatschappij gerecupereerd kunnen worden. Hun visie verzet zich tegen het produktivisme van een op winst gerichte economie. Le Guin's schampere beschrijving van het leven in I-O evenaart het beeld dat Piercy ophangt van een op volle toeren draaiend Amerika vandaag. Maar ook het autoritaire, bureaucratische Sovjetmodel wordt verworpen: in de geregimenteerde staat Thu is er geen plaats voor vrije geesten en Piercy verwerpt elke vorm van staatssocialisme en centralisatie. Een feminisme dat niet alleen voor gelijkberechtiging (emancipatie) strijdt, maar er ook naar streeft een aantal kwalitatieve waarden centraal te stellen, is onvermijdelijk zowel anti-kapitalistisch als anti-bureaucratisch. Blijft tenslotte een laatste vraag. In hoeverre kunnen deze utopieën iets aan onze maatschappij veranderen? De zwakheid van alle vorige utopische modellen bestond er bijna altijd in dat ze zoveel beter waren in hun kritiek op het bestaande dan in het aanduiden van wegen naar een betere toekomst. De visioenen van Le Guin en Piercy mogen ons dan al helpen onze eigen onvrije toestand beter te begrijpen, ze zeggen weinig of niets over de bevrijding eruit. Alleen bij Walker, wier utopisch model als een soort negatief van de scherp contrasterende zwart-wit beelden uit het verhaal moet worden gelezen, vinden we een beetje concrete hoop en een richtingaanwijzing. In de drie romans praten vrouwen met kennis van zaken, met humor en passie, met een rijke verbeeldingskracht en vooral met grote literaire competentie. Ze hebben niet alleen de Amerikaanse literatuur verrijkt, maar ze hebben de aanzet gegeven tot een vernieuwde discussie over een alternatieve toekomst die wat hen betreft er beslist niet zal uitzien als de VS van de jaren tachtig. |
|