Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Günter Grass en het einde van de mensheid
| |
Schrijven in de eindtijd en dromen van het eindeDoor middel van een enigszins ongewone romanstructuur slaagt Grass erin het einde van de mensheid vrij gedetailleerd te beschrijven en toch hoop te laten bestaan. Een duidelijk als de auteur herkenbare ik-figuur mijmert | |
[pagina 62]
| |
aan de schrijftafel (met daarop de kerstrat) over de vaak onheilspellende actualiteit die via het derde programma van de Norddeutsche Rundfunk de werkkamer binnenstroomt. Op de radio wordt ook de zevenhonderdste verjaardag van de bekende gebeurtenissen rond de Rattenvanger van Hameln nogal wat luister bijgezet. Dat brengt Grass ertoe een nieuwe versie van deze legende te bedenken: de ratten, die eigenlijk in geen enkel historisch document voorkomen en in de romantiek zijn toegevoegd, worden een symbool van de jeugdige angst en ontevredenheid. Grass noemt de kinderen van Hameln ‘gotische punkers’: ze droegen een rat met zich mee om, zoals hun hedendaagse collega's, de omgeving te provoceren. Toen dit uit de hand begon te lopen, huurde het Hamelse stadsbestuur een fluitspeler om de kinderen met hun troeteldieren naar een nabijgelegen grot buiten de stad te lokken en daar een feestje te bouwen. Zodra de festiviteiten volop aan de gang waren, verliet de fluitspeler ongezien de grot en werd deze hermetisch afgesloten, zodat de kinderen en de ratten tenslotte omkwamen. Terwijl in deze component van de roman de aantasting van gebouwen en bossen door de zure regen, het vrijkomen van radioactiviteit in slecht beveiligde kerncentrales en de bewapeningswedloop ter afschrikking van de tegenstander slechts, weliswaar ernstige, bedreigingen vormen, wordt in een tweede onderdeel de algehele vernietiging van de mensheid een feit. Vanuit de ‘posthumane’ tijd beschrijft de rat in de door haar beheerste dromen van de ik-figuur niet enkel de ‘grote knal’ van de atoomoorlog en wat daarna op aarde gebeurt, een big bang die deze keer niet het begin, maar het einde aangeeft, maar ze vertelt tevens de geschiedenis van haar soort. Steeds heeft zij, te beginnen met de grote zondvloed, toen ze geen plaats kreeg in de ark van Noach, catastrofes voorvoeld en juist daarom heeft ze weten te overleven. Dat is ook het geval in de nieuwe versie van de rattenvangerlegende: volgens Grass is er één rat die uit de grot weet te ontsnappen. Een derde component van Die Rättin bestaat uit vier verhalen die de auteur aan zijn werktafel schrijft en waarvoor in twee gevallen elementen uit zijn vroegere romans worden opgehaald. De drie componenten worden simultaan aangeboden: in elk van de twaalf hoofdstukken van de roman krijgt de lezer, naast bespiegelingen aan de schrijftafel en droomsequenties, in de vorm van een feuilleton één of meerdere (in de juiste volgorde gerangschikte) afleveringen van de vier verhalen te verwerken. Tussen de ongelijksoortige delen van de hoofdstukken voegt Grass soms nog een gedicht, dat meestal een thema van de prozatekst uitdiept. | |
[pagina 63]
| |
Verzet van vrouwen en sprookjesfigurenEen bootreis van zijn vrouw is voor Grass de aanleiding om een plot te verzinnen over een door vijf vrouwen bemand (?) schip, de ‘Neue Ilsebill’, dat in opdracht van het oceanologisch instituut in Kiel de Deense, Zweedse, West- en Oostduitse kustwateren bevaart om het onrustwekkend stijgende oorkwallenbestand op te nemen. De naam van het schip refereert aan het door Grass reeds in Der Butt verwerkte Nederduitse sprookje Von dem Fischer un syner Fru, waarin de vissersvrouw Ilsebill naar steeds groter aanzien verlangt en een bot haar wensen vervult. Van de bot zelf wordt in Die Rättin gezegd dat hij met de vrouwelijke kapitein van de ‘Neue Ilsebill’ praat over de verzonken matriarchale stad Vineta, de geheime bestemming van de wetenschappelijke expeditie. Aangezien de vrouwen ter hoogte van het door ratten ingenomen Vineta in een atoomoorlog omkomen, werpt het streven naar een matriarchaat, waarvoor de bootreis staat, uiteindelijk geen vruchten af. Aan de hand van dit verhaal thematiseert Grass de rol van de vrouw in de eindtijd. Met de breiende oorkwallentelsters wordt slechts lichtjes de spot gedreven: de auteur ziet hen als pragmatisch ingestelde wezens die veel waardevoller zijn dan mannen en tot op het laatst weerstand zullen bieden aan de krachten die de mensheid aan de rand van de afgrond hebben gebracht. De positieve aspecten van het titeldier kunnen in dit verband wellicht voor een groot deel worden toegeschreven aan het feit dat de kerstrat een wijfje is, hetgeen Grass met de vrouwelijke uitgang van het neologisme Rättin extra in de verf zet. In een tweede en misschien tamelijk puberaal verhaal krijgt de hedendaagse bossterfte een onverwachte bijkomende betekenis. In het eerste hoofdstuk stelt Grass in een programmatisch gedicht, dat met de bossen ook de sprookjes zullen verdwijnen, wat mogelijk het einde van de menselijke verbeeldingskracht betekent. De relatie tussen sprookje en bos wordt geconcretiseerd doordat de gebroeders Grimm tot respectievelijk minister en staatssecretaris voor milieuzaken worden gepromoveerd. De twee moeten het met lede ogen aanzien dat de zoon en de dochter van de bondskanselier bij een officieel bezoek aan een bos de valse schijn van het mooie en speciaal voor hun vader opgetrokken natuurdecor ontmaskeren, zodat de vrij goedkoop geparodieerde Helmut Kohl brutaal met de vervuiling wordt geconfronteerd. Zijn ontevreden kinderen rennen zoals Hansje en Grietje het bos in en komen uit bij het peperkoeken huisje, waar het voltallige sprookjespersoneel blijkt te logeren. Een afvaardiging van de sprookjesfiguren trekt naar Bonn om er betere voorwaarden voor het milieu af te dwingen. Jakob en Wilhelm Grimm beloven dat de kanselier de stervende | |
[pagina 64]
| |
bossen zal gaan inspecteren. Terwijl de broers tijdens dit werkbezoek naar het peperkoeken huisje worden afgeleid, lokken Hansje en Grietje hun vader en zijn gevolg naar de ruïne van Doornroosje, waar de groep uit Bonn eensklaps in een diepe slaap valt. Een militaire actie maakt weldra een einde aan de plotselinge machtspositie van de sprookjesfiguren, die van de situatie gebruik hebben gemaakt om de natuur nieuw leven te schenken. Hansje en Grietje ontsnappen en trekken met de gebroeders Grimm naar vervlogen en betere tijden. Hoewel het verzet van de sprookjesfiguren tegen de dood van de natuur vakkundig wordt geneutraliseerd en Grass zelf aangeeft dat de optimistische epiloog van zijn sprookje over sprookjes bol staat van de nostalgie, bewijst hij alleen al met dit verhaal dat de menselijke fantasie nog helemaal niet is uitgedoofd. | |
De jaren vijftigOfschoon één aflevering van het verhaal over de schilder Malskat met ‘er was eens’ begint, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het ook in de sprookjessfeer thuishoort, voert Grass de lezer hier terug naar een historisch afgebakende periode waarin volgens hem de kiemen van de huidige hachelijke situatie werden gezaaid. Vanaf eind 1949 bracht Lothar Malskat in de fel gebombardeerde Mariakerk van Lübeck pseudo-gothische muurschilderingen aan, die door kenners als echt werden beschouwd en de stad niet enkel de bijnaam ‘de wieg van de gotiek’, maar tevens een belangrijke subsidie van de overheid opleverden. Grass plaatst Malskat op één lijn met twee andere meesterlijke vervalsers uit de jaren vijftig, Konrad Adenauer en Walter Ulbricht, die, ieder aan één kant van de nieuwe grens, het afzonderlijke bestaan van een kapitalistisch en een communistisch Duitsland hebben bestendigd en zo van de gevaarlijke Oost-West-tegenstelling een onveranderlijk gegeven hebben gemaakt. Het enige verschil tussen Malskat en zijn beroemde en nog steeds gewaardeerde collega's is, dat Malskat later tenminste bekend heeft dat zijn werk een vervalsing was. In het vierde verhaal wordt Oskar Matzerath opnieuw ten tonele gevoerd. De trommelende verteller uit de originele ontwikkelingsroman Die Blechtrommel (1959), waarmee Grass op slag beroemd werd, is nu bijna zestig. Als directeur van de firma ‘Post-Futurum’ produceert hij videofilms. De drie voorgaande verhalen worden trouwens op afzonderlijke momenten in Die Rättin voorgesteld als videoprojecten die Oskar heeft aanvaard en waarvan hij de uitwerking controleert, zodat zijn suggesties voor het sce- | |
[pagina 65]
| |
nario her en der in de verhalen opduiken. Vooral de Malskatmaterie vindt zijn bijval, aangezien hij zelf een verwoed verzamelaar is van voorwerpen uit de jaren vijftig. ‘Post-Futurum’ kan ook de toekomst haarfijn in beeld brengen. Hiervan levert Oskar een uitermate indrukwekkend bewijs met de van tevoren vervaardigde film over de honderdenzevende verjaardag van zijn overgrootmoeder Anna Koljaiczek in Gdansk (voorheen Dantzig), die hij haar als geschenk aanbiedt en op het einde van het verjaardagsfeest aan de verzamelde familie laat zien. Langzaam maar zeker haalt de film de werkelijkheid in, zodat het publiek uiteindelijk zichzelf op het scherm naar een videofilm over het verjaardagsfeest ziet kijken. Tot de grote knal zich voordoet, die in het scenario niet was voorzien. Oskars videokunst weerspiegelt Grass' gegoochel met tijdsniveaus, dat hij enkele jaren geleden in een interview Vergegenkunft heeft genoemdGa naar voetnoot2. Deze vermenging van verleden (Vergangenheit), heden (Gegenwart) en toekomst (Zukunft) ondermijnt de gebondenheid van de lezer aan het hier en nu, van waaruit Grass zelf toch nog altijd vertrekt, en dwingt hem ertoe zijn realiteit vanuit een ruimer perspectief te gaan beschouwen. | |
Hoop doet levenOm zijn lezers te provoceren, volgt Grass de punkmode en laat hij een rat de verschrikkelijke toekomst van de mensheid uiteenzetten. ‘Toekomst’ is hier misschien zelfs een misplaatst woord. Hoewel de dromende auteur, aanvankelijk vanuit een rolstoel en daarna als overlevende vanuit een ruimtecapsule, luidruchtig protesteert en het bestaan van de mensheid volhoudt, is de vertelling van de rat blijkbaar zo overtuigend, dat de schrijvende Grass zijn (en onze) werkelijkheid in ogenblikken van vertwijfeling als een droom van het knaagdier gaat zien. Dat zou betekenen dat het posthumane tijdvak inderdaad reeds is begonnen en alle hoop maar beter opgegeven kan worden. Op de laatste bladzijden van Die Rättin haalt het bijna obligate optimisme van de humanist Grass echter weer de bovenhand en kunnen de overlevingskansen van de mens plotseling weer hoog worden ingeschat. Is dit einde vergelijkbaar met de nostalgische epiloog van het vertelsel over de bossen? In het programmatische gedicht uit het eerste hoofdstuk verklaart Grass dat hij ‘het einde met behulp van woor- | |
[pagina 66]
| |
den wil uitstellen’. Daarmee evoceert hij niet alleen de verhalenbundel van duizend-en-één-nacht, waarin Scheherazade haar executie steeds weer door nieuwe vertellingen voor zich uit weet te schuiven, maar duidt hij tevens op zijn didactische intentie: als geweten van de natie wil hij zijn publiek tot inzicht brengen voor het werkelijk te laat is. Indien zijn lezers de overlevingszin van de rat ontwikkelen, slaagt Grass in zijn opzet en is zijn optimisme gewettigd. |
|