Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1021]
| |
Tien jaar Belgische Pers
| |
De ene crisis is de andere nietDe pers verkeert in een crisis, hoort men aan alle kanten. Een vluchtige blik op de statistiek kan deze bewering slechts bevestigen. Toch dient men | |
[pagina 1022]
| |
voorzichtig met cijfers om te springen. Het is inderdaad crisis, maar ze komt niet voor iedereen even hard aan. Zo zijn er nog steeds florissante persbedrijven die aan uitbreiding en nieuwe initiatieven denken. De VUM b.v. behoort momenteel tot een van de meest rendabele persondernemingen in België. Zij heeft deze positie verworven, enerzijds door een dynamisch beleid, maar anderzijds ook door uit het faillissement voortspruitende omstandigheden. Andere bladen en ondernemingen zijn eerder de dupe van de crisis geworden. De VUM heeft alle ballast overboord kunnen gooien en is met een schone lei opnieuw begonnen. Slechts 653 werknemers werden opnieuw in dienst genomen, 1.075 anderen bleven werkloos. Verlieslatende en minder interessante activiteiten werden afgestoten. Evenmin toonde de VUM zich bereid om de door De Smaele gemaakte schulden aan te zuiveren. Maar tevens dient beklemtoond dat de VUM, in tegenstelling tot vele andere persbedrijven, blijk heeft gegeven van een moderne en vooruitziende aanpak. Dat blijkt b.v. uit haar commercieel beleid en het inspelen op nieuwe media-ontwikkelingen. Daar waar de voornaamste oorzaak van het faillissement van De Standaard-groep een vermetel en onorthodox gefinancierd investeringsbeleid was, waren de problemen bij Volksgazet vooral te wijten aan een ongunstige evolutie van de oplage, het gebrekkig beheer en het getouwtrek binnen de socialistische familie. Op al deze nuances en particularismen dient gewezen als men tenminste een realistische inschatting wil maken van de zogenaamde perscrisis. Naast een aantal gelijklopende basiskenmerken dienen daarom ook enkele nauw met elkaar samenhangende krachtlijnen in overweging te worden genomen die voor sommige bladen tot positieve, voor andere tot negatieve resultaten hebben geleid. | |
Open deurenVooraleer met die verschuivingen in het medialandschap uit te pakken, wil ik eerst kort de noodzakelijke cijfers en grondtrekken van de Belgische pers in herinnering brengen. Sinds 1970 is het aantal Belgische dagbladtitels ingekrompen van 43 tot 35 titels. Daar waar men in 1970 nog 19 dagbladondernemingen telde, zijn er dat op het ogenblik nog 14. Veel familiebedrijven zijn in handen gekomen van de zakenwereld, vooral van banken als de Generale, de BBL en de KB. Franse magnaten hebben hun oog laten vallen op de Franstalige persmarkt. Hersant heeft reeds een stevige voet in huis in de dagbladsector; | |
[pagina 1023]
| |
Hachette en Editions Mondiales bleken geïnteresseerd in de weekbladen van Dupuis. Ook het aantal exemplaren dat dagelijks op de markt verschijnt, slonk met meer dan 10% tot zo'n 2 miljoen in 1984. Tengevolge van de economische crisis en de daling van de koopkracht vinden vele lezers kranten te duur. De prijs van een dagblad is immers gestegen van 3,5 fr. in 1970, over 10 fr. in 1975, tot 19 fr. nu. De toestand is het meest zorgwekkend in de Franstalige pers. Terwijl de oplage van de Vlaamse kranten zich de laatste jaren enigszins schijnt te stabiliseren, blijft die van de Franstalige pers verder dalen. Slechts twee - niet toevallig ‘regionale’ - bladen varen tegen de stroom in en zagen hun oplage stijgen: het Belang van Limburg en Vers l'Avenir. Maar recente cijfers geven aan dat ook hier een saturatiepunt bereikt is. Het systeem van de indirecte en (sinds 1974) directe overheidssteun ‘tot het behoud van de verscheidenheid in de opiniedagbladpers’ verandert weinig aan deze situatie. Veeleer omgekeerd. Door het uitsluiten van de weekbladpers van rechtstreekse hulp kan men eerder van een vernauwing dan van uitbreiding van de pluralistische opiniewaaier spreken. Ook bij de indirecte steunverlening kunnen vragen worden gesteld. Het tarief voor het postabonnement steeg sinds 1974 met meer dan 700%, en de weekbladpers blijft uitgesloten van de postbedeling op zaterdag. Als we rekening houden met de regionale verspreiding mag de concentratietendens in de Belgische pers ronduit alarmerend genoemd worden. Van de 24 Franstalige kranten hebben er 16 een duidelijk regionale kleur. Misschien is het zelfs correcter om van provinciale bladen te spreken. Alleen La Libre Belgique en Le Soir kunnen nationale kranten genoemd worden, de Libre omwille van de verspreidingsgraad, Le Soir omwille van de inhoud, zeker niet omwille van de verspreiding, want die vindt vooral in de Brusselse agglomeratie en Waals-Brabant plaats, waar ze gedeeltelijk ook door naar huis pendelende bedienden en ambtenaren gekocht wordt. Ook in Vlaanderen opereren de meeste bladen vanuit een sterke thuisbasis. De regionale of provinciale profilering is hier evenwel minder doorgedreven dan in Wallonië. Het Belang van Limburg kan in dit verband de spreekwoordelijke uitzondering genoemd worden. Ook opvallend is de afwezigheid van een typisch Westvlaams dagblad. Volgens Patrick Op de Beeck, zaakvoerder van het Brugsch Handelsblad, is dit te wijten aan het goed uitgebouwde spoorwegnet dat een snelle distributie mogelijk maakt, de concurrentie van een aantal gevestigde regionale informatieweekbladen zoals zijn eigen krant, het Wekelijks Nieuws of De Weekbode, en de al met al lage leesintensiteit bij West-Vlamingen. In 1980-1981 is er enige tijd | |
[pagina 1024]
| |
onderhandeld tussen het Brugsch Handelsblad en Roelarta om met een Stem van West-Vlaanderen van start te gaan. Het project is evenwel opnieuw in de diepvries opgeborgen toen bleek dat slechts 44% van de eigen weekbladlezers regelmatig een dagblad in handen neemt. Regionale bladen hechten veel belang aan lokale informatie en dienstverlening. In de jaren zeventig hebben ze het een tijdlang lastig gehad met de opkomst van de huis-aan-huisbladen. Deze snoepten vooral de advertenties uit de KMO- en kleine zelfstandigenwereld van de regionale bladen af. Dat werd verholpen door zelf met een gratis pers van wal te steken. Ook is het opmerkelijk dat het precies Vers l'Avenir en Het Belang van Limburg waren die zich als een der eersten voluit op het vrije radiofenomeen hebben gestort, en zich toeleggen op alternatieve vormen van lokale marketing en (sport)sponsoring. Men kan dus in bepaalde gewesten gewagen van een vergevorderde tendens naar horizontale monopolisering; een concentratievorm die in andere landen bij wet verboden is, maar in België juist politiek wordt aangemoedigd. Ook de balansen van de uitgevers bieden een troosteloze aanblik. Een door de Nationale Federatie van Informatieweekbladen (NFIW) gemaakte balansanalyse van 36 persbedrijven geeft aan dat er in 1983 nog een globale nettowinst van 570 miljoen fr. te noteren viel, maar dat men het jaar nadien reeds tegen een nettoverlies van 194 miljoen fr. moest aankijken. Up and down, dus. Dit terwijl de globale omzet steeg van 24,1 naar 26,2 miljard. Al met al een weinig rooskleurig perspectief. Zeker als specifieke marktsegmenten onder de loep genomen worden. Dan blijkt dat vooral de dagbladsector zwaar door de crisis getroffen wordt (17 van de 24 ondernemingen staan in het rood). De weekbladpers doet het iets beter, maar ook hier valt een daling in het winstcijfer te noteren. Op de communautaire as ziet men dat het vooral in Wallonië bergaf gaat. Bedrijven waar nog enige schwung in zit zijn De Vlijt, Perexma, Roularta en de VUM (hoewel deze laatste haar winst in 1984 zag dalen van 167 naar 73 miljoen fr., een verlies dat voornamelijk te wijten is aan de 24 uur-farce). | |
Van redactionele naar commerciële concurrentieGrosso modo kan men stellen dat de Belgische dag- en weekbladpers moeilijke jaren doormaakt. Zoals reeds aangestipt dient deze uitspraak echter onmiddellijk in specifieke gevallen genuanceerd te worden. Er zijn name- | |
[pagina 1025]
| |
lijk een aantal verschuivingen aan de gang die zowel door intra-mediale als extra-mediale factoren kunnen worden verklaard. Eén zo'n verschuiving is de evolutie in het concurrentiegedrag van persondernemingen. Eerst en vooral dient gesteld dat de onderlinge concurrentiestrijd ten gevolge van de crisis flink is toegenomen. Er dient immers geknokt te worden voor de gunst van lezers en adverteerders. Maar, ten tweede, ligt de klemtoon niet langer op de redactionele maar meer op de commerciële competitie. Terwijl men in de jaren zeventig vooral op het inhoudelijk-redactionele vlak elkaar de loef poogde af te steken, wordt nu veel meer aandacht besteed aan promotie en marketing. Met ‘Le monde a changé, nous aussi’ luidde La Libre Belgique in 1980 het nieuwe tijdperk in. Typisch is ook dat de jarenlange godsvrede op het gebied van de advertentiewerving in de loop van 1979 werd verbroken. Per 1 januari 1980 werd de in 1968 opgerichte Groep I-reclamepool, waarvan Het Belang van Limburg, Gazet van Antwerpen en De Standaard lid waren, ontbonden en ging elke uitgeverij weer op eigen houtje reclame werven. Om reeds genoemde redenen heeft de VUM deze ontwikkeling enigszins zien aankomen en gedeeltelijk ook mee bepaald. Van de ongeveer 845 VUM-werknemers zijn 125 verantwoordelijk voor de verkoop van de bladen en activiteiten van de VUM-groep. Bij Het Volk zijn er dat een honderdtal op een totaal van 670 werknemers, bij Le Soir 70 van de 870 medewerkers. Triestiger is het gesteld bij b.v. La Libre Belgique-La Dernière Heure, waar nauwelijks 8 personen instaan voor de verkoop van het produkt, of bij regionale bladen als Vers l'Avenir, dat slechts 1% van zijn budget voor promotionele activiteiten reserveert. Geen toeval ook dat Le Soir de enige Franstalige krant is die af en toe met een reclamebureau samenwerkt, terwijl Het Volk er regelmatig één, Het Laatste Nieuws twee, en de VUM drie onder de arm nemen. Waarmee niet gezegd wil zijn dat grote nationale campagnes altijd het meeste effect sorteren. Voor relatief weinig geld is Concentra b.v. overal in Limburg aanwezig. Dank zij een eigen supermoderne drukkerij en haar (quasi-)monopolie-positie als dagblad en in de gratis pers (Hier en Jet) en de vrije radio-sector (Cobra), controleert het bedrijf de hele Limburgse advertentiemarkt. Door middel van het sponsoren en organiseren van allerhande competities en trofees zorgt het voor de noodzakelijke produktbekendheid. Ook wordt meer zorg besteed aan vormtechnische aspecten. Haast alle kranten zijn de laatste tijd van uitzicht veranderd. Het Volk stapte op 2 maart 1985 over op een groter formaat, kleurendruk, een andere lay out en 4 katernen. De Morgen volgde enige dagen later. Veel lezers van Het | |
[pagina 1026]
| |
Volk uitten hun ongenoegen over deze ingrijpende opfrisbeurt, de eerste sinds 30 jaar! Maar bij het publiek van De Morgen bleek de nieuwe Libération-look aan te slaan. De reclame wereld toonde zich evenwel minder enthousiast. Door de formaatwijziging moet er nu immers een aparte maquette gemaakt worden. En dit terwijl De Morgen voor de gemiddelde adverteerder al niet erg interessant kan worden genoemd. Op inhoudelijk vlak vindt er een synergie plaats. Hoewel Anne De Maeseneer in haar onlangs met de Frans Theelen-prijs bekroonde eindverhandeling beweert dat het marktgerichte denken bij de kranten weinig of geen invloed heeft gehad op de inhoud, wel op de vormgeving van de krant, wordt m.i. ook op redactioneel vlak meer dan vroeger naar adverteerders gelonkt. Editorial marketing heet dit met een duur woord. Vandaar al die speciale bijvoegsels en themanummers over mode, toerisme, het autosalon en dergelijke. Zich vernieuwen en aanpassen blijft een noodzaak. Anders is het gevaar niet denkbeeldig dat men zonder meer uit de boot valt. Dat hebben Le Soir, Het Laatste Nieuws, La Libre Belgique en Gazet van Antwerpen b.v. aan den lijve ervaren. De enen pogen opnieuw aan te pikken door dure investeringen en produktdiversificatie, de anderen door een vernieuwd en meer dynamisch beheer en beleid. Bij De Vlijt diende daarvoor eerst de oude top te verdwijnen. Maar zelfs dan blijven verrassingen niet uitgesloten. Denken we slechts aan het kortstondige 24 uur-experiment. Ondanks een trukendoos aan marqueting-technieken bleek zelfs de VUM niet in staat om de doelgroep der niet-lezers tot lezen te bewegen. In dit verband kan de vinger gelegd op twee andere zere plekken in het Belgische persgebeuren. Door het nagenoeg volledig ontbreken van serieus kwalitatief onderzoek blijft planning veelal natte vinger-werk. En ook het distributieen verkoopsysteem kan moeilijk anders dan gebrekkig genoemd worden. Een door de NFIW gemaakte vergelijking van de oplage en verspreiding in 1980 en 1983 gaf aan dat het aantal onverkochte exemplaren globaal gezien gestegen is. Alleen de Nederlandstalige weekbladuitgevers blijken het aantal onverkochte met 10,9% teruggedrongen te hebben. In de andere sectoren was de trend negatief: voor de Franstalige dagbladen met 16%, voor de Nederlandstalige kranten met 9%, en in de Franstalige weekbladpers met 9,5%. Afgezien van de reeds vaak geconstateerde globale koopkrachtdaling en daarmee samenhangende verkoopsdaling van kranten, zoekt Lucas Tessens, secretaris-generaal van de NFIW, de verklaring in het gebrekkige oplagebeheer van de meeste uitgevers en het grote aantal verkooppunten. De dagbladverkopers blijken een goed georganiseerde belangengroep te zijn. Dat heeft de VUM kunnen vaststellen tijdens het 24 | |
[pagina 1027]
| |
uur-experiment. Maar in feite wist men dat al van vroeger. Op 18 december 1978 b.v. staakten zij om een verhoging van hun winstmarges af te dwingen (die, dat moet ook gezegd, sinds 1975 niet meer gestegen waren). Vele uitgevers pogen de losse verkopers dan ook te vriend te houden. Knack houdt zijn abonneebestand b.v. constant op 50.000 exemplaren, Pourquoi Pas? moedigt het abonneren via de kranteboer aan. | |
Linkse kranten, rechtse kranten, allemaal krantenEen tweede, met het voorgaande samenhangende, ingrijpende verschuiving heeft zich mijns inziens voorgedaan op politiek-ideologisch vlak. Kwantitatief gezien kan men stellen dat de socialistische pers op sterven na dood is. In Vlaanderen lezen van de gemiddeld 23% SP-kiezers nog slechts 4% een socialistische (of progressieve) krant: De Morgen/Vooruit. Aan Franstalige kant ligt de verhouding niet veel beter: 28% PS-kiezers tegenover 6% lezers. Het aandeel van de katholieke en liberale pers is daarentegen veel groter dan het stemmenaandeel van respectievelijk de CVP-PSC en de PVV-PRL. Andere politieke gezindheden als VU, Agalev, Ecolo of FDF hebben geen dagblad waarin hun visie exclusief aan bod komt. Daar komt bij dat meer dan 85% van de Nederlandstalige markt exclusief in handen is van vier dagbladbedrijven. Drie hiervan huldigen een katholieke visie. Ook in de Franstalige pers verdelen slechts vier krantengroepen 90% van het lezerspubliek onder elkaar. Ik zie ten minste twee verklaringen voor deze ontwikkeling. Op uitgeversvlak hebben vroegere ideologisch gegroeide samenwerkingsvormen, onder meer onder invloed van het reeds geschetste marktgerichte denken, plaatsgemaakt voor commerciële joint ventures. Enkele voor beelden kunnen dit duidelijk maken. In de jaren zeventig bestond er een reclameregie die alle socialistische dagbladen groepeerde; nu niet meer. De Morgen drukte vroeger bij de socialistische drukkerij Het Licht, nu bij Nimifi (de oude pers van Pourquoi Pas?) en zal waarschijnlijk vanaf september bij de katholieke De Vlijt (Gazet van Antwerpen) gedrukt worden. Het samengaan in december 1973 van de katholieke La Libre Belgique en het liberale La Dernière Heure deed toentertijd de wenkbrauwen fronsen; vandaag zijn dit soort concentraties aan de orde van de dag. Zie b.v. het samenwerkingsakkoord tussen de socialistische Le Journal, Indépendance en Le Peuple en de liberale La Nouvelle Gazette van de Rossel-groep. Het publiek koopt steeds minder kranten omwille van de erin gepropageerde politieke boodschap. De partijpers heeft afgedaan. De Franse so- | |
[pagina 1028]
| |
cioloog Pierre Bourdieu, die de samenhang tussen politieke overtuiging en leesgedrag onderzocht, komt tot de interessante bevinding dat die relatie enkel bij intellectuelen van belang is. Zij kopen en lezen kranten om er hun politieke overtuiging in bevestigd te zien. Of zijn zo kritisch, dat ze hun lijfblad inruilen voor een hun tegen de haren instrijkend opinieblad. De Morgen kon/kan ervan meespreken. De meerderheid van het lezerspubliek heeft evenwel volstrekt andere interesses. Deze kunnen van sportieve, sensationele, regionale en/of andere aard zijn. Vandaar dat een heleboel SP-kiezers Het Laatste Nieuws of Het Nieuwsblad lezen, en PS-kiezers een regionale krant of La Dernière Heure (voor de sportverslaggeving) verkiezen. De beste combinatie noemt Bourdieu de omnibuspers, een krant met ideologische, algemene en specifieke interesses die verschillende publieksgroepen aantrekt en bevredigt. Ook binnen de weekbladsector vallen een aantal trends te onderkennen. Er blijft een vraag bestaan naar gespecialiseerde magazines voor de veelal mannelijke A-, B- en C1-groepen (Trends/Tendances is een voor de hand liggend voorbeeld)Ga naar voetnoot2. Maar ook vrouwen uit alle leeftijds- en sociale klassen verkiezen een apart medium: Flair, Libelle of Het Rijk der Vrouw. Daarnaast bestaat er een markt voor goedkope bladen met algemene, liefst met een romantisch roddel/sensatiesausje overgoten, informatie die prettig wegleest. Als er op een of andere wijze een link met televisie gelegd kan worden, blijkt dit een niet te versmaden pluspunt te zijn. Voorbeelden: Dag Allemaal, TV Ekspres, Télépro, TeVe Blad, Story of het pas gelanceerde Blik. Ook winstgevend blijkt een combinatie van de voorgaande formules te zijn, zoals verschillende doelgroepen aansprekende bladen als Humo, Knack of Pourquoi Pas? | |
Nieuwe media en TV-reclameEen derde opmerkelijke verschuiving is die op het vlak van de informatisering en automatisering enerzijds, en de concurrentie van en met andere media anderzijds. De derde industriële revolutie is ook in perskringen niet onopgemerkt voorbij gegaan. De automatisering die zich op het vlak van de nieuwsgaring, nieuwsverwerking, druk en distributie heeft voorgedaan, heeft heel wat zetters en drukkers naar het stempellokaal verwezen. Dat deze ontwikkelingen vooral in vakbondskringen zwaar aankwamen ligt | |
[pagina 1029]
| |
voor de hand. Opvallend is evenwel dat de journalisten (toch ook werknemers) zich vaak aan de zijde van de uitgevers geschaard hebben. Dat was o.a. het geval tijdens de onderhandelingen over de overname van Le Peuple in september-oktober 1985. Er waren twee gegadigden: Hersant en Rossel. De journalisten (nauwelijks 15 van de 108 personeelsleden) opteerden voor Hersant omdat hij redactionele waarborgen bood. De arbeiders en technici waren een samengaan met Rossel genegen omdat deze groep meer waarborgen gaf op het vlak van de werkgelegenheid. Uiteindelijk trok de groep Rossel aan het langste eind. Ook omwille van andere standpunten, en met een verwijzing naar Murdock en Hersant, wordt de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België (AVBB) zelfs door sommige van de eigen bestuursleden corporatisme en kortzichtigheid verweten. Nieuwe media als teletekst en viewdata leidden tot een in elkaar overvloeien van geschreven pers en beeldjournalistiek. In dit verband kan verwezen worden naar Mediatel, het project voor electronische media van de Belgische Vereniging van Dagbladuitgevers (BVDU), Editel, een gelijkaardig initiatief van de VUM, of Telelloyd dat gespecialiseerde beeldinformatie verspreidt in maritieme kringen. Vrijwel de meeste interesse van de pers gaat evenwel uit naar media die op reclamevlak voor serieuze coneurrentie zouden kunnen zorgen. Uit een in 1982 uitgevoerd onderzoek in opdracht van de BVDU en NFIW bleek dat de gedrukte pers ongeveer één vijfde van haar advertentie-inkomsten zou verliezen bij de invoering van omroepreclame. Op basis van de reclamebestedingen van 1980 zou het reclamebudget voor de pers dalen met 22,2%, nl. van 7,2 miljard fr. tot 5,6 miljard fr. De dagbladen verliezen 12,2%, de regionale weekbladen 15,7%, de gezinsweekbladen 15,7% en de vrouwenweekbladen 39%. Recenter onderzoek geeft weliswaar andere cijfers maar dezelfde trends aan. De uitgevers antwoordden toen met een collectieve reclamecampagne: ‘Ik weet het, ik lees de krant’. Daartoe vanaf 1981 uitgenodigd door de regeerakkoorden van de coalities Martens I en volgende, werden binnen het Vlaamse persmilieu twee vennootschappen opgericht: Onafhankelijke Televisie Vlaanderen (OTV) en Vlaamse Media Maatschappij (VMM). Hun belangstelling voor commerciële televisie houdt voornamelijk verband met hun vrees om een deel van de reclamekoek verloren te zien gaan. Dit is trouwens ook de constante bij het aangaan van andere samenwerkingsvormen of het lanceren van nieuwe initiatieven. Ik verwijs slechts naar het op 26 april 1985 ondertekende akkoord tussen Audiopresse (dat de grote Franstalige kranten groepeert) | |
[pagina 1030]
| |
en RTL, en de door persgroepen gecontroleerde reclameregies voor vrije radio's: Transistor en Cobra.
Ik kan dit overzicht van 10 jaar Belgische pers slechts met een pessimistische noot besluiten. Niets doet immers vermoeden dat oplagedalingen, het verdwijnen van titels en het sluiten of samensmelten van uitgeverijen in de nabije toekomst niet meer zullen plaatsvinden. |
|