Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1008]
| |
Wat weten we van Afrika voor de 19e eeuw?
| |
[pagina 1009]
| |
‘missionaris Livingstone’ brandhout maakte. Dat soort geschiedenis hoefde ik dus niet over te doen. Zo kwam ik ten slotte tot mijn definitief concept: een geschiedenis van Afrika aan de hand van vroegere ontdekkingen: histoire et découvertes d'un continent, ontdekkingen in het meervoud. Hoofdzakelijk dus een geschiedenis van wat men vroeger, in de loop der tijden, over Afrika aan de weet was gekomen. Dus minder een geschiedenis van Afrika dan een geschiedenis van onze kennis van het continent, zoals die, beetje bij beetje, de laatste drie tot vier millennia, tot stand gekomen is, met de onvermijdelijk daarbij horende gissingen, vergissingen, legendarische voorstellingen en foute informatie. In de 19de eeuw wist men in Europa al veel meer over Afrika dan gewoonlijk wordt aangenomen. Maar die informatie bleef ongebruikt, men had er geen behoefte aan. Europa was ingesteld op India, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika was niet veel meer dan een continent waar men omheen moest varen op weg naar de schatten van het Nabije en Verre Oosten. Uit de encyclopedieën van de 18e eeuw blijkt dat de contouren, de kusten van het continent toen al goed bekend waren. Men gewaagde ook al van de, later vaak illusorisch gebleken, rijkdommen van Afrika. De voornaamste, sinds de 15e eeuw al te bekende ‘rijkdom’ van het continent waren... de slaven. Die hoefde men niet eens zelf uit het binnenland weg te halen, de inheemse of Arabische handlangers knapten dat werkje voor de Europeanen op en brachten de slaven naar de kusthavens.
Zit er geen breuk in je methode? Doorgaans ga je uit van wat de tijdgenoten van de behandelde periode toen over Afrika wisten of meenden te weten, je steunt op documenten van de ‘ontdekkers’ van toen, maar voor het prehistorische en vroegste historische verleden doe je een beroep op wetenschappelijke bevindingen van de laatste jaren.
Natuurlijk; waar ik b.v. over de eerste sporen van een menselijke samenleving schrijf, de rotstekeningen die in de Sahara gevonden zijn en die uit het monolithicum (ca. 7.000 jaar voor onze tijdrekening) stammen, moest ik wel bij onze hedendaagse wetenschap te rade gaan, daar wisten de vroegere ontdekkers niets van. Maar ook veel van wat ik verzameld heb over de informatie die men vroeger wel bezat, steunt op hedendaags onderzoek. Neem b.v. de geschiedenis van Ethiopië, wat met name de jezuïeten daar, eeuwen geleden, aan exploratie hebben gedaan. Dat is bewaard gebleven in documenten. Maar wie wist daar nog iets van? In geen enkel geschiedenisboek vind je er iets van terug. Ik heb er zelf lang naar moeten zoeken, tot ik er iets van op het spoor kwam, waar denk je? In de | |
[pagina 1010]
| |
SJ-bibliotheek van Heverlee. Ik bedoel maar, met mijn ‘geschiedenis’ wilde ik een balans opmaken van wat men nú weet van Afrika én van wat men er vroeger over wist. In die zin is ze ‘nieuw’, vult ze een leemte aan. Dat hebben velen me al gezegd. Voor de doorsnee gecultiveerde mens, ook in Afrika, blank én zwart, begon de geschiedenis van Afrika met de Conferentie van Berlijn (1884-1885), de blanke overheersing en de kolonisatie. Over oudere perioden of aspecten bestonden er wel monografieën, maar ik heb alles samengebracht in een synthese. Ik hoop dat ik daarin duidelijk heb kunnen maken dat het continent al lang en volop leefde. Opvallend is dan wel dat Afrika uitermate verbrokkeld was: het bestond uit talloze verspreide bevolkingsgroepen die zich ophielden in een vallei of een riviergebied, verspreid en geïsoleerd, ze hadden nauwelijks contact met elkaar, afgezien van nu en dan een oorlogje of een plundertocht. Veel hadden die niet om het lijf, wat tromgeroffel en drukdoenerij, weinig doden. Dat isolement verklaart o.m. waarom er in Afrika zo veel verschillende, soms heel kleine taalgebieden zijn. In Nigeria zijn er 80, in Zaïre 360 talen. Onderling contact hadden ze niet nodig: ze leefden in ‘autosubsistentie’, konden in hun eigen behoeften voorzien. De ontdekkingsreizigers verbaasden er zich vaak over dat zij niet eens de naam van een heuvel of een rivier kenden die in de buurt lagen. Dat vooral was te weinig geweten: Afrika was heel erg gefragmenteerd en geïsoleerd en het was heel dun bevolkt. Dat is het nog steeds. De dorpen waren meestal erg klein, de mensen hoefden niet voortdurend verder te trekken of veel te ‘presteren’. Wij blanken verwijten de Afrikanen dat ze ‘lui’ en ‘passief’ zijn, maar dat is het gevolg van hun particuliere situatie: kleine groepjes mensen vermochten vrij ‘passief’ te leven en te overleven te midden van een, althans aanvankelijk, overvloedige natuur. De afstanden die hen van elkaar scheidden waren trouwens enorm. Ik sta dan ook nogal sceptisch ten opzichte van de theorieën van Van Sina, een overigens goede historicus in Wisconsin, die het heeft over ‘transafrican traderoutes’. Handelswegen hebben pleisterplaatsen en bevoorradingsposten nodig, en daarvan is nergens een spoor terug te vinden.
Die vele bevolkingsgroepen zijn toch niet zo maar, op verspreide punten uit de lucht gevallen?
Natuurlijk niet, er zijn migraties geweest. Vooral in de steeds verder terugwijkende, groene gordel rond het vroegere woudgebied. Tot in het neolithicum was wat nu de Sahara is een waterrijk, weelderig begroeid gebied | |
[pagina 1011]
| |
met een rijke flora en fauna. Vanaf ongeveer 4.000 v.C. neemt de woestijnvorming een aanvang. De Sahara ging tenslotte één groot hiaat vormen tussen Noord- en Midden-Afrika én Oost-Afrika waar de Nijl de levensader bleef. Maar dat proces heeft enorm veel tijd in beslag genomen. In dat gebied kun je enigermate de migraties van de overbevolkingen volgen. Maar het ging daarbij om heel weinig mensen, niet om karavanen van duizenden tegelijk. En die hebben er honderden tot duizenden jar en over gedaan om te komen waar ze nu zijn. Waar zij tenslotte arriveerden, was de bevolking ook zo dun gezaaid, dat zij er rustig tussen konden gaan wonen, zoals de Masai nog steeds tussen andere stammen leven. Waarom zouden ze verder trekken als zij ergens voldoende water en weidegrond vonden? Tussen haakjes: in Zaïre maakt men op het ogenblik een soortgelijk proces mee, de mensen trekken opnieuw de broesse in, ver weg van de wegen waar de militairen ze uitplunderen. Die groepjes leven zo geïsoleerd dat geboorten en overlijdens niet eens meer geregistreerd worden.
Je behandelt in chronologische volgorde bepaalde gebieden van Afrika zoals die door de Egyptenaren, de Grieken, de Romeinen, de Arabieren, de Portugezen verkend en beschreven werden. Is er ook een geschiedenis van Afrika als geheel te reconstrueren aan de hand van etnologische of linguïstische gegevens of orale tradities? Kan men b.v. iets achterhalen over de herkomst van de huidige bevolking van Zuid-Afrika, of van de pygmeeën, tijdens die vele eeuwen waaruit geen historische documenten zijn overgebleven?
Dat zijn vele vragen tegelijk! Om met de laatste te beginnen: wat zijn historische documenten? Die rotstekeningen in de Sahara, ja, maar wat wij Westerlingen onder documenten verstaan, boeken of perkamenten, die zijn in Afrika niet te vinden. Met één grote uitzondering: wat de Arabieren over Noord-Afrika en West-Soedan ten zuiden van de Sahara hebben geschreven. Naast de geografische beschrijvingen van Ibn Hawkal (988), de reisverhalen van El-Bekri (1068) en de Rihla (Reizen) van Ibn-Batoetak (1304-1368) was er vooral de wereldgeschiedenis van Ibn-Khaldoen (1332-1406), een zo belangrijk historicus-filosoof dat zijn werk onlangs opnieuw in vijf delen door Anthropos in Parijs werd uitgegeven, vertaald door Maspero. Ibn-Khaldoen beschrijft o.m. heel scherpzinnig de tegenstelling tussen de ‘actieve’ en beweeglijke nomadenvolkeren en de ‘passieve’ sedentaire stedelingen, geregeerd door een oppermachtige chef. Daarnaast kun je terugvallen op culturele archetypes, die chef bijvoorbeeld of de mwami of koning, die je in Boeroendi en Rwanda aantreft. De | |
[pagina 1012]
| |
mwami had een goddelijke status, hij had recht over leven en dood, zoals de farao's van Egypte. Betekent dit dat zij uit Egypte naar Rwanda en Boeroendi zijn gekomen? Ik meen van niet. Het zijn identieke archetypes, die aan gelijke sociale behoeften beantwoorden. Wat hadden die kleine, verstrooide bevolkingsgroepen nodig? Voor alles: één chef. Soortgelijke archetypes vind je b.v. ook in Nigeria. Een Amerikaan, Williams, besluit daaruit dat al wat er in Noord-Nigeria op dat vlak tot stand gekomen is, vanuit Egypte is meegebracht. Mij goed, maar waar vind ik ergens een pleisterplaats of een oase op die lange route? Mozes was 40 jaar onderweg in een stukje woestijn, hoe zouden die migranten uit Egypte overleefd hebben tijdens hun eeuwen durende tocht door een veel uitgestrekter woestijn? Andere belangrijke sporen van een onafhankelijke culturele ontwikkeling en continuïteit vinden we o.m. in de zogeheten Nok-cultuur op het Bauchiplateau in het huidige Nigeria (tussen 500 voor en 200 n.C.) en de daarmee verwante Benin-cultuur (vanaf de 14e eeuw n.C.) in het huidige Benin. M.i. gaat het in beide gevallen om een volkomen eigenstandige cultuur: de Nok-cultuur gekenmerkt door ijzeren gebruiksvoorwerpen en terracottabeelden, de Benin-cultuur door de wereldberoemde bronzen beelden, die alleen tot stand konden komen buiten de invloedssfeer van de islam; in de islam zijn afbeeldingen van de mens verboden. In beide gevallen hebben ‘negers’ ter plaatse de geschikte ertsen en klei gevonden en er op originele wijze gebruik van gemaakt. Een ander spoor zouden de linguistische filiaties kunnen zijn. Maar die gelden alleen voor de ‘moderne’ talen als b.v. het Swahili: dat bestaat uit een veertigtal Arabische en een vijftiental Portugese woorden, plus een aantal Bantoe-stammen verwerkt in een synthetische taal die dank zij de kolonisatie verspreiding vond. Maar tussen de oude talen zie ik geen filiaties. Elke bevolkingsgroep sprak zijn eigen taal en had niet méér nodig.
Maar er zijn toch opvallende verschuivingen geweest in de grenzen van de woongebieden van b.v. de Bantoes ten opzichte van de pygmeeën. Hoe komt men erachter wat daar gebeurd is?
Door de mondelinge traditie. Die zegt dat de pygmeeën de oerbewoners zijn van het oerwoud. Bantoes zullen pygmeeën nooit vermoorden. Zij zullen wel hun gebied inpalmen en ze terugdringen, maar zij erkennen dat zij als eersten het land bezaten. Over de pygmeeën hebben we alleen orale tradities. Maar met orale tradities moet je voorzichtig zijn, de historische waarde ervan wordt steeds meer in twijfel getrokken (tegen de theorieën | |
[pagina 1013]
| |
van Van Sina). Zeker in Afrika hebben ze altijd een welbepaalde functie, ze dienen voor iets. Neem b.v de orale traditie van de Toetsi. Zij zeggen: ‘Wij zijn hier sinds 10 eeuwen’. Dat heeft een uitgesproken politieke inslag en is bedoeld om de Hoetoes hun rechten te betwisten. M.i. zijn de Toetsi's daar pas sinds ongeveer 1700, niet eerder.
Heeft niet iedere stam zo'n verhaal over zijn eigen oorsprong en afstamming?
Ja, en die komen allemaal op hetzelfde neer. In den beginne zijn ze geschapen door een god, die overal een andere naam draagt. Livingstone beweerde wel dat er stammen bestaan zonder enig godsbegrip, maar die zijn er bij mijn weten niet. Neem b.v. de kosmogonie van de Masai. Masai betekent ‘kind van God’. Zij woonden in de grote koepel van de wereld, de hemel, en God maakte daar een gat in en wierp mensen naar beneden: dat zijn de Masai. De overige aardbewoners zijn geëvolueerde dieren. Orale tradities over een land of gebied van herkomst, zo in de aard van: wij wonen nu wel hier in Tanzania, maar we zijn uit Soedan gekomen, die zijn er niet. Er is wel een aanzienlijke migratie van de Zoeloes geweest, die nieuwe gebieden ‘veroverden’, maar dat is pas in de 19e eeuw gebeurd. Zij kwamen uit het noorden, waar vandaan precies weet niemand. De Niakusa's en Ngoeni waren daar ook bij. Zij verhuisden allen met hun vee, zoals de Toetsi dat gedaan hebben, en zijn naar het zuiden getrokken, tot zij een rivier vonden. Daar stootten zij op de Boeren die naar het noorden oprukten. Dat moet een soort kettingreactie geweest zijn. De Toetsi, die Bantoes zijn en geen Hamieten zoals men vroeger dacht, kwamen eveneens uit het noorden. Zij waren niet talrijk en zijn dat nog steeds niet: zij vormen ongeveer 12% van de Rwandese bevolking. Enkele duizenden van hen trokken op met hun vee. Voor zover ik weet gingen de Ngoeni vanuit het zuiden van Tanzania over Mozambique naar Natal. Allen op zoek naar water. Bij al die volkeren van Oost-Afrika vind je een cultured archetype terug met een cultus van het rundvee. Denk maar aan de Zoeloes met hun kralen.
De Masai zijn ook Bantoes? Die hebben toch een andere fysiek?
Het fysieke voor komen is blijkbaar geconditioneerd door de voedingswijze. De Toetsi hebben eeuwen lang geen vlees gegeten, alleen melk gedronken; en zij waren voortdurend op stap. Het zijn opgeschoten, magere figuren. Masai, Toetsi, Noeërs behoren allen tot de hyperslanke ‘Niloti- | |
[pagina 1014]
| |
sche’ volkeren: ze drinken het bloed van hun vee, maar eten geen vlees noch meelspijzen. In het bergland blijven de Toetsi slanke, graatmagere mensen; maar trekken zij naar de stad, waar zij bier drinken en meelspijzen eten, dan worden zij dik en papperig. In de loop van eeuwen moet de voeding wel heel sterk het fysieke voorkomen bepalen. Denk maar aan de merkbare invloed daarvan, binnen één generatie, in de VS en bij ons. Wat mij in die prekoloniale geschiedenis vooral geboeid heeft is de vraag: hoe deze mensen zich aan de wisselende, vaak moeilijke omstandigheden hebben kunnen aanpassen; waarmee zij zich, zo vele eeuwen lang, hebben weten te behelpen.
Je gaat nogal uitvoerig in op de fameuze kwestie van de legendarische ‘Priester Johannes’, van wie in Europa al sprake was in de 12e eeuw...
En die geen priester was, noch Johannes heette, maar koning was van een Middenafrikaans rijk. En die door de dominicaan Jourduin Catalan reeds in 1324 geïdentificeerd werd als de Negus van Ethiopië. Daar was vroeger natuurlijk al over geschreven (o.m. door Cornevin), maar het bleef een puzzel. Met wat ik gevonden heb over de exploraties en de activiteiten van de jezuïeten in Ethiopië die tot in het begin van de 17e eeuw geduurd hebben, heb ik er wat klaarheid in kunnen brengen.
Waarschijnlijk heb je je vaak moeten beheersen om niet te veel te schrijven over zo'n uitgebreid en weinig bekend onderwerp?
Op sommige dingen had ik uitvoeriger moeten ingaan. Neem b.v. zwart Nubië, van ouds een slavenreservoir. Nubië is een ware scharnier in de geschiedenis en de geografie van Afrika, onderscheiden en ten dele gescheiden van het mediterrane en Egyptische Afrika. Vanaf de 6e eeuw zijn daar bloeiende inheemse christelijke gemeenschappen gevestigd, waar van de laatste pas tegen het einde van de 15e eeuw door de islam voorgoed weggeveegd zijn. Honderden kerkjes uit dat verleden liggen deels onder het woestijnzand begraven, zijn deels voorgoed ‘opgelost’ in het stuwmeer van Assoean. De Akademie van Warschau heeft nog net op tijd fotografische opnamen gemaakt van de talrijke mooie fresco's (met Byzantijnse inslag) in die lemen kerkjes; enkele ervan zijn van de wanden weggehaald en bewaard.
Als wij je niet met onze vragen overvallen hadden, wat zou je zelf over je boek gezegd hebben? | |
[pagina 1015]
| |
Ik zou een paar hoofdstukken ervan overlopen hebben om de aandacht te trekken op enkele minder bekende punten. Wij weten b.v. allang, maar vergeten gemakkelijk dat op zijn minst de eerste twee millennia van Egypte's bekende geschiedenis ‘Afrikaans’ waren. Pas vanaf ongeveer 1.200 v.C. ging Egypte tot de mediterrane wereld behoren. De bakermat van de Egyptische beschaving lag aan de Opper-Nijl, in de buurt van Thebe en ten noorden van de eerste, grote Nijlcataracten van Assoean. Wie daar vanaf 3.000 v.C. woonden, weten we nog niet met zekerheid, vermoedelijk stammen die uit Libië wegvluchtten toen daar de woestijnvorming oprukte. De hypothese van de Senegalees Cheik Abta Diop als zouden deze Egyptenaren Bantoes geweest zijn, wordt niet meer aanvaard. Vanaf 2.300 v.C. hebben wij al geschreven documenten over handelsbetrekkingen met de Nubische bevolking die verder van de stroom vandaan en in nog zuidelijker gebieden van Soedan woonde. Gedurende die paar duizend jaar waren beneden-Nijl en Nijldelta moerassige en weinig toegankelijke gebieden, die zich door de overstromingen en aanslibbingen van de Nijl trouwens nog volop aan het uitbreiden waren. Eerst later werden die geleidelijk bevolkt en in cultuur gebracht, naarmate de woestijnvorming aan weerszijden van de Nijl toenam. Van dit proces had Herodotos al een vermoeden: ‘Ik meen dat er van in den beginne mensen (in Opper-Egypte) geweest zijn; en dat velen van hen, naarmate het land zich vormde, langs de stroom zijn afgedaald, terwijl anderen achterbleven. Om die reden heette Egypte Thebaïde, het land om Thebe’.
Daarstraks zei je dat die volksverhuizingen in feite uiterst langzaam verlopende migraties van kleine groepjes mensen waren. Dat zou misschien ook onze voorstelling van volksverhuizingen in de Europese geschiedenis enigermate kunnen relativeren?
Dat is best mogelijk. In Afrika zijn er m.i. nooit massale volksverhuizingen geweest. Lees er maar eens James Micheners The Covenant over Zuid-Afrika op na, of zijn The Source over Israël. De kruistochten in de late middeleeuwen, ja, dat waren aanwijsbare massale migraties. Maar die zijn dan ook mislukt. Massale volksverhuizingen zijn ficties en gemeenplaatsen die je als historicus onder de loep moet durven nemen. Zo zijn er nog wel andere ‘prestaties’ die de toets van een serieuze kritiek niet doorstaan. Oude verhalen vertellen dat Fenicische, Punische zeevaarders reeds in de antieke oudheid erin geslaagd zouden zijn het Afrikaanse continent om te varen. Zowel de inwendige kritiek van die oude teksten als het feit dat men aan de Afrikaanse westkust slechts tot in Mogador (Mid- | |
[pagina 1016]
| |
den-Marokko) sporen van Punische handelsnederzettingen heeft gevonden, maken het zo goed als zeker dat vóór Vasco da Gama (1498) nooit iemand om het continent gevaren is. Alleen dank zij de nieuwe, geperfectioneerde en ‘snelle’ karvelen (van Lissabon naar Goa duurde de reis nog tien maanden) werd dit mogelijk. En die technische vooruitgang hadden de Portugezen aan de joden van Mallorca te danken, die het geleerd hadden van de Arabieren en die hadden het concept van de Chinezen overgenomen.
Aan het Afrika van de Arabieren heb je behoorlijk veel aandacht en ruimte besteed. Was dit niet een vrij delicate aangelegenheid?
Inderdaad. En dat blijkt al uit het feit dat de uitgever me vroeg in mijn ‘personalia’ niet te vermelden dat ik jezuïet-priester was, ‘pour des raisons d'islamisation croissante du marché africain’. Hij wilde het boek natuurlijk ook in Marokko, Algerije, Tunesië, Mauretanië, Senegal, Niger, Tchad, Kameroen, Gabon kunnen verkopen, allemaal overwegend islamitische landen. Toen ik uiteindelijk toegaf, antwoordde hij me fijntjes: ‘Nous sommes heureux de votre compréhension’. Ik heb getracht zo hoffelijk mogelijk te blijven ten aanzien van de Arabieren en de islam in Afrika. Maar een aantal dingen kun je niet verzwijgen. In Ghana b.v. is een typische, behoorlijk ontwikkelde Bantoebeschaving door de geïslamiseerde kustbevolking van Senegal en Mauretanië in de loop van de 11e eeuw onder de Almoraviden, volkomen ten gronde gericht: ‘De Almoraviden breidden hun heerschappij uit over de negervolkeren van Ghana, verwoestten hun land en roofden hun bezittingen. Zij legden hun schatting op en dwongen velen onder hen muzelman te worden’ (Ibn Khaldoen). De Arabische veroveringen en bezettingen van Noord- en West-Afrika hebben, op iets langere termijn, de agrarische structuren en het ecologisch evenwicht in de Maghreb-(binnen)landen ontwricht of versneld. De verovering van de door de Berbers bewoonde gebieden ging met oorlogen gepaard die eeuwen geduurd hebben, en tot op vandaag bestaat een levendig antagonisme tussen de weliswaar eveneens islamitische Berbers en de Arabieren die vanaf de 7e eeuw hun land zijn binnengedrongenGa naar voetnoot2.
In die context breng je ook de slavenhandel ter sprake, het ergste wat de | |
[pagina 1017]
| |
‘ontdekkers’ van Afrika dit continent ooit hebben aangedaan. En je laat zien dat die handel al vele eeuwen aan de gang was in Oost-Afrika voor de Europeanen ermee begonnen aan de Westkust.
Alle geschiedenisboeken hebben het altijd over de slavenhandel van de Portugezen in Kongo, de Denen en de Zweden in Biafra, de Hollanders in El Mina (Ghana), de Britten in Nigeria en de Fransen in Senegal en de Ivoorkust. Dat zijn inderdaad allemaal slavenhandelaars geweest. In Middelburg b.v. vind je nog archieven over de Hollandse slavenhandel. De eerste keer dat er publiek slaven verkocht werden, was in Lissabon, in 1444. Een goede halve eeuw na de ontdekking van Amerika door Columbus (1492) begon de slavenhandel, ten behoeve van de suikerrietplantages, massale proporties aan te nemen. Men schat het aantal zwarte slaven die in de loop van vier eeuwen naar Amerika getransporteerd zijn op elf miljoen (afgezien van de 17% die onderweg omkwamen). Maar wat men meestal niet zegt, is dat deze mensenhandel al vele eeuwen voordien door de Arabieren bedreven werd... ten behoeve van de suikerrietplantages in de Onoesmoerassen van Irak en Iran. In Irak was er in 871 al een grote opstand van negerslaven; tien jaar lang hielden zij Bassorah bezet, tot ze gruwelijk neergeslagen werden. De hele Oostkust van Afrika was bezaaid met Arabische nederzettingen, waar goud, ivoor en negerslaven verhandeld werden. De slaven werden uitgevoerd tot in China (gedocumenteerd in Kanton, 1413), tot in India (Dekkan en Bengalen, waar in de 15e eeuw eveneens slavenopstanden vermeld zijn), én naar de eigenlijke Arabische landen, Irak, Perzië, Egypte, Turkije en de landen om de Zwarte Zee. Heel de islamitische wereld heeft eeuwen lang zwarte harems en eunuchen gehad (naast handwerkers en soldaten): vooral meisjes (en jongens) van Ethiopië en het Galla-volk waren in trek. Tot in Rwanda is de slavenhandel niet doorgedrongen. Rwanda is een bergland en daar voelen Arabieren zich niet thuis: ‘Les Arabes sont des gens du désert’, zei een Fransman mij ooit, ‘s'ils ne le trouvent pas, ils le créent.’ Bij mijn weten heeft alleen de Unesco over die Arabische slavenhandel, die allicht tien eeuwen heeft geduurd, ooit iets gepubliceerd. Men schat dat per eeuw zowat twee miljoen negers via de karavaanwegen door de Sahara naar Noord-Afrika zijn overgebracht. Vandaag nog worden jaarlijks zo'n 3 tot 4.000 slaven vanuit islamitische landen van West-Afrika (Senegal, Mauretanië, Liberia, Sierra Leone) door de Sahara geloodst. Hun wordt een bedevaart naar Mekka voorgespiegeld, onderweg worden ze als vermoord of verdronken opgegeven en in het Midden-Oosten worden ze verkocht. Verzet van de Afrikaanse bevolkingen tegen de slavenhandelaars is er nau- | |
[pagina 1018]
| |
welijks geweest. Zij waren wel op hun hoede voor de Arabieren, maar wachtten nogal fatalistisch af... verkochten zelf gevangen genomen leden van een vijandige stam aan de slavenhandelaars. Vaak verkochten chefs een aantal van hun eigen stamgenoten als ze in ruil daarvoor hun status, bezit en macht konden handhaven. Engelbert Mveng, de historicus van Kameroen, heeft deze hele tragedie van de slavenhandel op pakkende wijze samengevat: ‘L'Islam a ouvert le marché de l'homme noir, l'Europe l'a suivi, l'Afrique a été victime et complice’. Hoe diep het ressentiment om het geleden onrecht kan zitten, is nog in 1964 gebleken, toen duizenden afstammelingen van vroegere slavenhandelaars in het aloude bolwerk van de slavenhandel Zanzibar en in Dar es-Salaam door een oproerige zwarte bevolking werden vermoord.
Maar intussen beleeft de islam op het ogenblik, ook in Midden-Afrika, een geweldige expansie.
Het bijna weerloos fatalisme waar wij het net over hadden, heeft waarschijnlijk de aanvaarding van de islam in de hand gewerkt. De islam heeft bovendien een minder ‘ingewikkelde’ theologie dan het christendom en een ‘makkelijker’ moraal, die nauwer aansluit bij bestaande maatschappelijke en culturele tradities. Nu is daar de propaganda van de landen die over petrodollars beschikken bijgekomen. In Kigali, de hoofdstad van Rwanda, heeft Kadhafi een enorme moskee gebouwd: gebedsruimte, cultureel centrum, bioscoop, dispensarium, koranschool, sportvelden. Aanvankelijk moesten de bezoekers geen entreegeld betalen, ze kregen er nog geld bovenop als zij kwamen! Dat heeft de Rwandese president nu verboden.
Als leraar geef je ook les in de geschiedenis van Afrika. Hoe reageren je leerlingen daarop?
Ze weten er niets van. Maar ze weten ook dat ze er niets van weten, dat is al een pluspunt. Maar eigenlijk hebben zij er geen belangstelling voor. Ze zijn veel meer geïnteresseerd in de geschiedenis van Europa, Frankrijk, België. Hun nationalisme lijkt mij heel oppervlakkig te zijn. Misschien kan mijn boek hun zelfbewustzijn wat bevorderen. Afrikaanse jezuïeten hebben me kwalijk genomen dat ik geen zwarte historici geraadpleegd heb. Maar die zijn er niet, toch niet in Zaïre. In Rwanda ken ik er een goede, Alexis Kagame, een abbé en rasechte Toetsi. Hij zei me ooit: ‘Heel interessant wat je gedaan hebt. Ik wist daar niets van. Maar wat mij | |
[pagina 1019]
| |
persoonlijk bezighoudt zijn de genealogieën, de geslachtslijsten van Rwanda’. Daarover heeft hij dan ook enorm veel geschreven. Een ander voortreffelijk historicus, Valentin Mudimbe, zit nu definitief in de VS. Je kunt natuurlijk makkelijk zeggen dat het hele boek vanuit een ‘blank’ oogpunt geschreven is. Maar wat wil je? Afrika is alleen door de blanken (en Arabieren) bekend geworden, ook aan zichzelf. Daar kun je niet omheen. Als je een geschiedenis van Afrika wil schrijven, kun je toch alleen maar gebruik maken van bestaande documenten, en die komen overwegend uit die hoek.
Een van de voornaamste verdiensten van je boek is de overvloedige bibliografie die je over de verschillende perioden verzameld hebt. Daarin zijn zelfs werken opgenomen die je in je tekst niet hebt verwerkt.
Ze is vooral bedoeld als een vademecum voor mensen die dieper wensen in te gaan op bepaalde aspecten of perioden, de prehistorie b.v. of de tijd van de Portugezen. In de marge van mijn opzoekingen heb ik soms verrassende, nooit eerder gereleveerde ‘ontdekkingen’ gedaan. In de missie van de Witte Paters in Muyange (Boeroendi), in volle broesse, vond ik b.v. in de 21 delen van de Histoire générale des voyages van Ch.A. Walckenaer (Paris, 1826-1831) het oudste, in het Engels geschreven document over India. De Portugezen hadden daar reeds handelsplaatsen, maar met hen waren ook scheepslui en missionarissen van andere nationaliteiten meegekomen. Een Engelse jezuïet, Thomas Stephens, rector van het Salsette-college in Bombay, schreef in november 1579 aan zijn broer, handelaar in Londen: ‘Ik ben nu in India... We hebben die en die haven bezocht, en ik heb dingen gezien die men hier kan kopen en verkopen. Zou je niet naar hier komen om handel te drijven?’ Dat is blijkbaar niet in dovemansoren gevallen. Reeds in 1600 kende Elisabeth I een koninklijk charter toe aan de Company of Merchants of London, trading into the East Indies. Een niet minder boeiende aangelegenheid is de gemiste kans van het eerste Europese, Portugese contact met Midden-Afrika. Ik noem het ‘une trop brève rencontre: le Congo’. De Portugezen die onder leiding van Diego Cam in 1482 de monding van de Kongostroom bereikt hadden, vernamen dat niet ver daar vandaan de machtige koning van een groot rijk heerste, in de hoofdstad M'Banza-Kongo, het latere San Salvador. Van meet af aan erkenden zij diens gezag, en stuurden aan op vriendschappelijke relaties tussen beide koninkrijken, Kongo en Portugal. Decennia lang hebben de koningen van Portugal en Kongo als gelijken met elkaar gecorrespondeerd en onderhandeld. Die verstandhouding werd nog bevorderd door | |
[pagina 1020]
| |
het doopsel van koning Nzinza, die de naam Joâo I aannam, en bereikte een hoogtepunt onder de langdurige regering van de christelijke koning Dom Affonso (1506-1543). Diens eigen zoon, Henri Kinu Mbemba (1495- 1531) ging zijn vorming voltooien in Lissabon en Rome. Er werden ambassadeurs uitgewisseld tussen Lissabon, Rome en San Salvador. Toen de door koning Alvaro II (1587-1614) naar Rome gezonden ambassadeur daar in 1608 overleed, werd hij op zijn doodsbed bijgestaan door niemand minder dan paus Paulus V. Om vele uiteenlopende redenen is dit unieke prekoloniale experiment langzaam maar onherroepelijk ontaard en tenslotte volkomen mislukt: door bloedige veten om de troonopvolging in het koninkrijk, door belangenconflicten tussen de Portugese handelaars en de Portugese kroon, door het feit dat de Portugezen (naast hun prioritaire belangstelling voor Amerika en Azië), mettertijd meer aandacht gingen besteden aan het toegankelijker Loeanda en rijker geachte Angola, door opstanden in het Kongolese rijk en invallen van vijandige stammen of volkeren... en ten slotte, op doorslaggevende wijze, door de massale uitbreiding van de slavenhandel, die de maatschappelijke structuren volkomen ontwrichtte. Nadat koning Antonio I gevallen was in de strijd tegen een coalitie van Portugezen en Angolezen (1665) werd San Salvador volkomen verwoest en was het einde van het koninkrijk een voldongen feit. Die tragische afloop neemt niet weg dat vele missionarissen tot aan het einde van de 18e eeuw Zaïre en Angola doorkruist hebben. Hun dagboeken en rapporten vormen een uitermate rijke informatiebron, die trouwens maar zeer onlangs aan de vergetelheid is ontrukt door de publikaties van Willy Bal (vanaf 1966), Frans Bontinck (vanaf 1964), Antonio Brasio (vanaf 1966), Teobaldo Filesi (vanaf 1978) en Louis Jadin (vanaf 1957). Ik heb zo veel kunnen verzamelen, dat ik nu nog maar één zorg heb: wie stopt dit allemaal in een computer en welke universiteit is erin geïnteresseerd?
Eén enkel vraagje nog: waarom die titel Premières Afriques, in het meervoud?
Omdat er zoveel verschillende Afrika's zijn, die heel lang naast elkaar hebben bestaan, van noord tot zuid, van oost tot west. Zo verschillend dat men er goed aan doet dat onderscheid binnen het continent voortdurend voor ogen te houden. En premières doelt natuurlijk op de eerste glimp die men van die vele Afrika's opgevangen heeft, de beelden die men zich daarvan gevormd heeft op grond van vroegere ontdekkingen en contacten. |
|