Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 975]
| |
Tsjernobyl
| |
[pagina 976]
| |
Informatie mondjesmaatPas op maandag 28 april erkende de ministerraad van de Sovjetunie dat er inderdaad een ongeval had plaatsgevonden in de kerncentrale van Tsjernobyl. En dinsdagavond 29 april gaf de raad een eerste officiële versie van de gebeurtenissen, waarin de ‘bijdrage’ van de kernreactor zelf aan de omvang van de ‘ramp’ - al dan niet opzettelijk - geminimaliseerd werd als een bijkomende complicatie van de ontstane situatie. ‘Het ongeval’, zo heette het, ‘heeft zich voorgedaan in een van de lokalen van de energie(omzettings)afdeling, blok 4. Het heeft ten dele de structuren vernield van het gebouw waarin de kernreactor zich bevindt: ook de reactor werd beschadigd en daardoor is enige radioactiviteit vrijgekomen. De andere drie afdelingen zijn ongedeerd gebleven, buiten werking gesteld, maar worden voor later gebruik bewaard. Op dit moment is het stralingsniveau in de elektrische centrale en de omgeving ervan gestabiliseerd... De bewoners van het elektro-nucleaire complex en drie nabij gelegen woonkernen werden geëvacueerd’Ga naar voetnoot2. De grootste nadruk legden de sovjetcommentaren op het (overigens blijkbaar juiste) feit dat er slechts twee doden gevallen waren. Dat gold als een eclatante logenstraffing van het fantaisistische bericht dat de Amerikaanse ‘deskundige’, M. Kenneth Aldeman, op grond van zijn interpretatie van satellietfoto's, via de NBC de wereld had ingestuurd: ‘Gezien de omvang van de catastrofe moesten er op zijn minst een paar duizend dodelijke slachtoffers zijn’. Tegenover dit overstatement, dadelijk gretig door de westerse media overgenomen, stelde de Sovjetunie het op zijn manier bedrieglijke understatement van slechts twee doden. Alle serieuze deskundigen in de hele wereld zijn het erover eens dat de onmiddellijke uitwerking van (zelfs) een ernstig ongeval in een kerncentrale niet zo maar gelijk gesteld mag worden met de ontploffing van een kernbom, welke laatste juist geconcipieerd is om grote, vnl. materiële verwoestingen aan te richten, waarbij dadelijk veel doden en gewonden kunnen vallen. Hét punt waar het bij een ernstig ongeval in een kerncentrale om gaat is: de allang en ruimschoots bekende gevolgen, zowel op korte (dagen en weken) als op lange (ettelijke jaren of het hele leven) termijn van de stralingsdosis die het ter plekke aanwezige personeel, de bevolking in de onmiddellijke buurt en | |
[pagina 977]
| |
de verder afgelegen gebieden, allicht uren of dagen lang te ‘verwerken’ hebben gekregen. De schadelijke gevolgen voor leven en gezondheid van de ‘bestraalde’ personen zijn zeer verschillend volgens de aard, de intensiteit en de duur van de radioactieve bestraling. Al op zijn minst sinds Hiroshima en Nagasaki weet men dat een veel te sterke stralingsdosis (van 500 rem en meer) zich pas na een latentie-periode van een paar weken manifesteert in braakneigingen, inwendige bloedingen..., die wijzen op (vrijwel) onomkeerbare verstoringen van de bloed- en hormoonsystemen, het spijsverterings- en zenuwstelsel. Die aandoeningen worden - in de helft van de bekende gevallen vruchteloos - bestreden met ruggemergtransplantaties en/of massieve bloedtransfusies. Midden juni zou bekend worden dat intussen 26 personen overleden waren, van wie een aantal (tevergeefs) een ruggemergtransplantatie ondergaan hadden. In het geheel blijken een vijftigtal personen (personeel van de centrale en brandweerlieden) de zogeheten semi-lethale hematologische stralingsdosis (van meer dan 500 rem) ontvangen te hebben. Personen die aan veel geringere, maar nog te hoge stralingsdosissen blootgesteld worden, blijken vooral de eerste jaren na de ‘gebeurtenissen’ - en soms hun hele leven - een nauwgezette medische controle en/of nazorgen nodig te hebben. Hun aantal loopt gemakkelijk in de honderden en duizenden (of nog meer). De ware omvang van de Tsjernobylramp kon derhalve onmogelijk een paar dagen na het ongeval nauwkeurig omschreven noch geëvalueerd worden. Daar is men zelfs op dit moment nog niet aan toe. Op 5 mei, tien dagen na het ongeval, legde de sovjetregering de ‘geruststellende’ verklaring af ‘dat het niveau van de radioactiviteit gestabiliseerd was en zelfs de neiging tot verbetering (vermindering) vertoonde’. Waaruit de westerse deskundigen - naar blijken zou, volkomen terecht - als enige zekere en zorgwekkende conclusie afleidden: dat de radioactieve stralingsbron al tien dagen aan de open lucht blootgesteld en nog steeds niet (volledig) bedwongen was. Op 6 mei publiceerde de Pravda een eerste ‘omstandig’ relaas van de feiten: ‘Er heeft zich (om nog onbekende redenen) een ontploffing voorgedaan die de structuren vernielde van het gebouw waarin de kernreactor zich bevindt. Er is brand uitgebroken. Het was nacht’ (Daarmee wordt waarschijnlijk bedoeld dat er weinig personeel ter plaatse was). ‘Na de ontploffing heeft de bekleding van de machinezaal vuur gevat. De brandweer heeft de 30 m hoge vlammen dapper bestreden. Het vuur heeft tenslotte ook de kernreactor bereikt, en daarbij zijn radioactieve stoffen vrijgekomen... De toestand is dan snel uiterst moeilijk en ingewikkeld geworden door de onbruikbaarheid (of het gebrek aan?) water en | |
[pagina 978]
| |
chemische blusmiddelen om de vuurhaard te doven... Om die reden werd het bevel tot evacuatie gegeven aan de duizenden personen die in de centrale werken en in de buurt ervan wonen. Die evacuatie heeft zich, in de beste orde en in vier uur tijd voltrokken’. Merken we dadelijk op dat het aantal geëvacueerden nog een tijdje in het ongewisse zou blijven. Waar volgens de Pravda het intussen geëvacueerde stadje Pripiat zo'n 30.000 inwoners telde, verklaarde M. Eltsing (secretaris-generaal van de partij) dat 49.000 mensen geëvacueerd waren. Op 29 mei zou men van de Russische arts Evqueny Chazov (op het wereldcongres van de Artsen tegen atoomwapens te Keulen) vernemen dat om en bij de 100.000 personen geëvacueerd zijn. Wat de evacuatie in vier uur tijd betreft, achteraf bleek dat ze inderdaad, nadat ertoe besloten was, efficiënt en snel verlopen was, maar dat men buiten de onmiddellijke buurt van de centrale wel enkele dagen gewacht of geaarzeld had om ertoe over te gaan. Die in westerse kringen gehekelde, te lange wachttijd, werd nadien door de Sovjets gerechtvaardigd als geheel in overeenstemming met de richtlijnen en adviezen die door de ICRP (International Commission on Radiological Protection) zijn vastgelegd. In de loop van ons leven staan wij allemaal sowieso al aan ongeveer 5 rem per 30 jaar radioactieve bestraling uit natuurlijke bronnen bloot - kosmische straling, radioactiviteit van de gesteenten, het K40 in ons bloed, C14 in onze weefsels; we moeten er alleen op toezien dat we daar bovenop niet nog eens meer dan 5 rem per jaar bijkomende straling krijgen, met dien verstande dat een totaal van een paar honderd rem tijdens het hele leven zeker niet overschreden mag worden. Uit Russische bron werd gemeld dat de omwonenden van de reactor van Tsjernobyl de eerste dagen blootgesteld waren aan een straling van gemiddeld 15 millirem per uur (zegge 360 millirem per dag, of meer dan 1 rem per drie dagen). Aangezien men er niet in geslaagd was de brand te bedwingen, en de radioactieve straling nagenoeg onverminderd doorging, voorzag men terecht dat de bevolking na een paar weken meer dan de limietdosis van 5 rem zou hebben gekregen. In dat vooruitzicht werd dan tot de evacuatie beslotenGa naar voetnoot3. Dergelijke kwantitatieve preciseringen waren - en zijn nog steeds - uitzonderlijk in de berichtgeving uit de Sovjetunie. Want een opvallende en voor alle westerse instanties ergerlijke bijzonderheid daarvan was: het volslagen | |
[pagina 979]
| |
gebrek aan enige kwantitatieve precisering van de (ongetwijfeld eveneens in de SU voortdurend gemeten) waarden van de radioactieve besmetting van personen, lucht, water, bodem en voedingsmiddelen. Kwantitatieve gegevens daaromtrent zijn in de SU blijkbaar een staatsgeheim, in tegenstelling dan met landen van West-Europa, waar de bevolkingen dag na dag, en welhaast uur na uur, overstelpt werden met een weinig doorzichtige en verwarrende overvloed van exacte cijfers, in verband met meer en minder vertrouwde namen als rad, rem en becquerelGa naar voetnoot4. | |
[pagina 980]
| |
Westerse hypotheseOndanks de erg schaarse informatie uit de SU hadden westerse deskundigen al vanaf het begin als waarschijnlijkste hypothese geuit dat in Tsjernobyl zou gebeurd zijn wat men destijds in Harrisburg enkele dagen lang had gevreesd, maar wat zich daar tenslotte toch niet heeft voorgedaanGa naar voetnoot5. Om een aantal redenen (fouten) van uiteenlopende aard (waarop wij nog terugkomen) was de kernreactor in Harrisburg zo oververhit geraakt en dat zo lang gebleven, dat de zirconiumlegering, die de uraanbrandstof omhult, het begeven had, en door reactie met water geoxydeerd was, waarbij zich waterstof had gevormd die zich als een gasbel boven in het reactorvat verzameld had. Die gasbel had er toen enkele dagen lang de spanning in gehouden. Men vreesde namelijk dat de waterstof zich (op explosieve wijze) met zuurstof zou verbinden en de kernreactor zou doen ontploffen. De onderzoekscommissie kwam later tot de conclusie dat dit ontploffingsgevaar in Harrisburg nooit bestaan heeft, omdat er onvoldoende vrije zuurstof voorhanden was. Wat nu Tsjernobyl betreft, de westerse deskundigen veronderstelden dat een (om welke redenen ook ontstane) oververhitting van de kernreactor de hoeveelheid waterstofgas zou hebben vrijgemaakt, die de eerste verwoestende explosie zou hebben veroorzaakt. Omdat men de daardoor ontstane brand niet had kunnen bedwingen, zou het grafiet van de kernreactor zelf aan het branden zijn gegaan. Tussen haakjes: grafiet, een kristallijne vorm van zuivere koolstof, kan evengoed als diamant (een geheel andere kristallijne vorm) branden en verbranden. Die brandende grafietreactor zou aan de oorsprong liggen van de continu opstijgende radioactieve wolk, die door de wisselende winden her en der over het Europese continent werd verspreid. Dit hypothetisch scenario, aanvankelijk door de officiële berichtgeving in de Sovjetunie geïgnoreerd, zou op 14 mei, twintig dagen na het ongeval, punt voor punt bevestigd en beaamd worden door niemand minder dan Gorbatsjov zelf. In zijn televisietoespraak sprak hij onomwonden ‘van het ongeluk dat ons getroffen heeft’ en ‘waarvan wij (pas) vandaag kunnen zeggen dat het ergste voorbij is’. Met dit laatste werd klaarblijkelijk bedoeld dat men er eindelijk in geslaagd was de radioactieve stralingsbron (de beschadigde kernreactor) voorgoed en volledig van de buitenwereld af te zonderen. ‘Volgens het rapport van de deskundigen’, aldus Gorbatsjov, ‘is de energieproduktie van de reactor plotseling toegenomen, op het mo- | |
[pagina 981]
| |
ment dat de machines van blok 4 volgens plan stilgelegd werden. Daarop volgde een geweldige stoomontwikkeling, en de daarop volgende reactie leidde tot de vorming van waterstof, tot de explosie daarvan, tot de vernieling van de kernreactor en tot de radioactieve straling’. Gorbatsjov erkende voorts dat de problemen nog lang niet van de baan waren ‘aangezien de radioactiviteit in de buurt van de centrale en in de aangrenzende gebieden nog gevaarlijk is voor de gezondheid’ en ‘het nog veel tijd en moeite zal kosten om het besmette gebied volkomen onschadelijk te maken voor de gezondheid en het normale leven van de mensen’. Hoegenaamd niet verwonderlijk en geenszins een blijk van geheimdoenerij was het feit dat ook Gorbatsjov geen uitsluitsel kon geven over de ‘eerste’ oorzaak of aanleiding van de oververhitting van de kernreactor. Op dat punt namen de westerse deskundigen hun kritiek op het uitblijven van volledige informatie, zo zij die al geuit hadden, terug. M.F. Cogne, directeur van het Franse IPSN (Institut de Protection et de Sûreté Nucléaire) verklaarde op 27 mei dat het onredelijk was van de Sovjets te eisen ‘dat zij de hele waarheid over Tsjernobyl zouden meedelen, aangezien zij heel zeker zelf nog niet wisten wat er precies misgelopen was’. De ervaring met vele kleinere en een paar ernstiger ongevallen in westerse kerncentrales heeft aangetoond hoe moeilijk het is de juiste ‘volgorde’ van - en wisselwerking tussen - de verschillende oorzaken of fouten op het spoor te komen. Het tot in het laatste detail bestudeerde ongeval in de kerncentrale van Three Mile Island (Harrisburg) illustreert op treffende wijze hoe verwikkeld en onverwacht de ‘keten’ van oorzaak en gevolg kan zijn, ondanks alle voorgaande, indringende evaluaties van de risico's en de middelen die voorzien zijn om die tegen te gaan. | |
Tsjernobyl en HarrisburgHet onderzoek naar de ‘sequentie’ van de gebeurtenissen bij een ongeval in een kerncentrale hanteert een al lang klassieke driedeling van ‘gebreken’ of ‘fouten’. Er zijn vooreerst de fouten in de conceptie (vooraf dus) van de bouw en de werking van de centrale, met name van de signalisatiesystemen en automatische controle- en interventiemechanismen. Er zijn vervolgens de defecten van het materiaal of de machines tijdens de werking van de centrale. Er zijn tenslotte de menselijke fouten, verkeerde diagnoses en/of ingrepen van de mens, vóór of tijdens de werking van de centrale, of zelfs nadat de kernreactor is ‘stilgelegd’. In Harrisburg kwamen er niet minder dan 7 fouten uit de bus: 2 conceptiefouten, 2 materiaaldefecten en | |
[pagina 982]
| |
3 menselijke fouten. Alvorens die hier nog eens op een (chronologisch) rijtje te zetten, moeten wij heel kort herinneren aan een paar karakteristieken van de Harrisburg-centrale (die op heel wezenlijke punten verschilde van de Tsjernobyl-centrale). De Harrisburg-centrale behoorde tot de zogeheten PWR-centrales (Pressurized Water Reactor), het al langere tijd in de meeste landen - de Sovjet-unie uitgezonderd - meest gebruikelijke typeGa naar voetnoot6: de (door de nucleaire kettingreacties in het reactorhart geproduceerde) thermische energie wordt aan koelwater onder hoge druk (vandaar de naam PWR) afgestaan; en dat verhitte water circuleert in een apart, primair circuit waarmee een warmtewisselaar verbonden is. De (in een stalen vat opgesloten) kernreactor, het buizenstelsel van het primaire circuit en de warmtewisselaar zijn ondergebracht in een bijzonder massief, betonnen gebouw, de ‘containment building’ dat al deze elementen geheel van de buitenwereld afsluit (of dient af te sluiten). Door middel van de warmtewisselaar staat het primaire circuit zijn thermische energie af aan het secundaire circuit, waarin koelwater onder lage druk circuleert, zodat stoom gevormd wordt die, afgevoerd naar een (minder massief) nevengebouw, de turbines en generatoren aandrijft, die de elektrische energie produceren waar het uiteindelijk om te doen is. Uit veiligheidsoverwegingen heeft men (en had men in Harrisburg) twee onafhankelijke hulpkoelsystemen voor beide circuits voorzien. Een andere en essentiële veiligheidsvoorziening was het SCRAM-mechanisme: wanneer oververhitting en overdruk in het hart van de reactor ontstaan, gaat een druk-ontlastende veiligheidsklep open, die een mechanisme in werking stelt dat alle ‘regelstaven’ in de reactor doet neervallen, waardoor de nucleaire kettingreactie volledig stilvalt. Regelstaven (gemaakt van neutronen-absorberende stoffen als b.v. cadmium, boor...) kunnen meer of minder diep tussen de brandstofstaven ingeschoven worden, waardoor men in staat is de nucleaire kettingreactie te controleren en desgevallend volledig stil te leggen. Het (plotse) stilleggen van een kernreactor betekent echter niet - en dit is voor de Tsjernobyl-ramp van groot belang - dat de warmteproduktie zelf meteen ophoudt. In de brandstofstaven gaat het radioactief verval nog een tijdje door, wat een aanzienlijke nawarmte produceert. Valt op dat moment alle koeling van de reactor uit, dan kan hij na een paar minuten temperaturen van 1.200o C en méér bereiken, waardoor de brandstof gaat | |
[pagina 983]
| |
smelten en de boven vermelde oxydatie van de zirconiumlegering doorgang vindt. Als het voor alles te bezweren gevaar of ongeval geldt dan ook in alle kerncentrales ter wereld het zogeheten LOCA (Loss of Cooling Accident) waarbij de koeling van het reactorhart uitvalt en de reactor (ook door nawarmte) oververhit raakt, met alle nare gevolgen vandien, tot en met een ontploffing van het reactorvat en/of de verwoesting van het gebouw waarin het zich bevindt. Zetten wij nu even de fouten van Harrisburg op een rijtje. 1. Eerste menselijke fout: na onderhoudswerken waren de manueel bediende kleppen van het hulpkoelsysteem van het secundaire circuit gesloten gebleven. Het systeem kon geen water leveren. 2. Tweede menselijke fout: men wist dat de veiligheidsklep die het SCRAM-mechanisme in werking moest stellen niet behoorlijk functioneerde: ze had nl. de neiging open te blijven, waar ze na 15 seconden weer dicht moest gaan; maar men had de herstelling of vervanging ervan uitgesteld tot de volgende onderhoudsbeurt. 3. Eerste conceptiefout: dat de kleppen van het hulpkoelsysteem van het secundaire circuit dichtgebleven waren, werd niet gesignaleerd op het controlebord bij de in werking stelling, noch tijdens de werking van de reactor. 4. Tweede conceptiefout: het controlebord gaf wel aan of de veiligheidsklep van het SCRAM-mechanisme gewerkt had of was open gegaan, maar niet of ze al dan niet was dichtgegaan. In totaal dus vier fouten vóór de centrale in werking werd gesteld. 5. Eerste materieel defect en begin van het ongeval: de pompen van het secundaire circuit vielen uit. Het hulpkoelsysteem schakelde zichzelf automatisch in, maar aangezien het geen water kon leveren raakten de warmtewisselaar en het primaire circuit oververhit. De niet-gesignaleerde onmacht van het hulpsysteem werd na 8 minuten door een menselijke ingreep verholpen. Intussen was al zo veel oververhitting in het eerste circuit ontstaan dat het SCRAM-mechanisme de reactor had stilgelegd. 6. Tweede materieel defect: de bedenkelijke veiligheidsklep van dit mechanisme (tweede menselijke fout) was inderdaad open gebleven en dat werd niet gesignaleerd (tweede conceptiefout). Het defect werd pas na twee en een half uur ontdekt en rechtgezet. Volgens sommige deskundigen zou de slechte werking van de veiligheidsklep óók op een conceptiefout ervan berust hebben. Door de open veiligheidsklep was er ondertussen zo veel (lichtjes radioactief besmette) stoom binnen het gebouw vrijgekomen, dat de verantwoordelijken, volkomen ten onrechte, oordeelden dat er al veel te veel water in het primaire circuit aanwezig was. | |
[pagina 984]
| |
7. Derde menselijke fout: misleid door hun verkeerde diagnose, schakelden de verantwoordelijken eigenhandig het hulpkoelsysteem van dat primaire circuit uit, dat eveneens, volgens het boekje, na 2 minuten automatisch in werking getreden was. Dat was de ergste vergissing: uren lang bleef de reactor ‘droog’ liggen, wat grote schade aan de brandstofstaven veroorzaakte en waarbij het zirconium oxydeerde en de fameuze waterstofgasbel ontstond. Merken wij nog op dat het bekende Rasmussen-rapport, ondanks zijn breed uitgewerkte ongevallenschema's en risico-evaluaties, die vorming van waterstof niet had voorzienGa naar voetnoot7. Sindsdien is het voorkomen daarvan en/of de evacuatie van de eventueel gevormde waterstof een van de voornaamste oogmerken van de veiligheidsvoorzieningen in de kerncentrales geworden. Volledigheidshalve weze nog gezegd dat er in Harrisburg, ook op iets langere termijn, geen dodelijke slachtoffers zijn geweest. In het reactorgebouw ontvingen 3 leden van het personeel een stralingsdosis van 3 tot 4 rem, 12 anderen een dosis van 2 tot 3 rem; voor de omwonenden bleef de dosis beneden een gemiddelde van 2 milliremGa naar voetnoot8. Tot de (kortstondige) evacuatie van zowat 100.000 mensen werd besloten, niet op grond van de gemeten radioactiviteit (die op geen enkel moment kritische waarden bereikte) maar vanuit de reeds vermelde vrees dat de waterstofgasbel de kernreactor zou doen ontploffen en de containment building dermate zou beschadigen dat de radioactieve stralingsbron aan de buitenwereld zou worden blootgesteld. Dit laatste is nu juist wat in Tsjernobyl van meet af aan gebeurd is en daar 2 tot 3 weken lang heeft geduurd. In dat opzicht stelt Tsjernobyl dus wel een veel ernstiger ongeval voor dan Harrisburg. Na het ongeval (maart 1979) bleef het reactorgebouw in Harrisburg 16 maand hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Vanaf midden 1982 kon men met de ontsmetting van het inwendige van het gebouw beginnen en sinds oktober 1985 ruimde men de nucleaire brandstof op. De kerncentrale zal waarschijnlijk nooit meer in gebruik worden genomen. | |
[pagina 985]
| |
Tsjernobyl in het Sovjetrussisch energiebeleidVanzelfsprekend mag men niet verwachten dat het Harrisburg-scenario dat we hier ontrafeld hebben, zonder meer ook voor Tsjernobyl opgaat. Om twee goede redenen. De eerste is, dat de ervaring die we met dergelijke ongevallen hebben opgedaan, leert dat de sequentie van de (drie categorieën) fouten of gebreken nooit helemaal dezelfde is en bij elk ongeval apart onderzocht dient te worden. De tweede reden is, dat het in Tsjernobyl om een heel ander type kerncentrale ging, een originele variant van een energie-omzettingsprocédé (door middel van een BRW of Boiling Water Reactor) dat aanvankelijk ook veelvuldig in het Westen toegepast werd, maar daar nu al geruime tijd - als verouderd, minder rendabel en minder veilig (wat door de SU betwist wordt) - opgegeven is. In dit soort centrales staat de kernreactor zijn thermische energie af aan koelwater onder lage druk, dat derhalve ‘kookt’ en waarvan de stoom circuleert in één enkel circuit waarop ook de stoomturbines en generatoren voor de elektriciteitsproduktie aangesloten zijn. Er is dus geen warmtewisselaar noch apart secundair circuit. De kernreactor, het (veel omvangrijker) buizenstelsel van het circuit en de turbogeneratoren zijn ondergebracht in eenzelfde gebouw of gebouwencomplex. Die gebouwen zijn in de SU traditioneel heel wat minder massief dan de westerse ‘containment building’, aangezien er volgens de sovjetdeskundigen, dank zij het ontbreken van hogedrukleidingen, een veel geringer (of geen) ontploffingsgevaar voor de reactor bestaat. Grafiet is de ‘moderator’ of remstof van de kernreactor. Het is nl. zo dat de beoogde nucleaire kettingreactie maar tot stand komt en onderhouden wordt op voorwaarde dat de eigenlijke splijtstof (U 235 b.v.) ‘beschoten’ wordt met ‘langzame’ neutronen: de aanvankelijk te snelle neutronen moeten voldoende vertraagd of geremd worden door ‘elastische’ botsingen met vrij lichte atoomkernen. Waar in de klassieke PWR het koelwater onder hoge druk tegelijk de functie van warmte-opslorper en remstof vervult, moet in de BWR een aparte stof als moderator optreden. De grafietreactor bestaat uit een blok grafiet, waar de brandstof- en regelstaven ingeschoven (kunnen) worden en waar doorheen via de ‘krachtbuizen’ het koelwater stroomt. De - voor de SU typische - RMBK-centrales verdelen de energie van de reactor over twee turbogeneratoren van 500 megawatt: blijkbaar is het Tsjernobyl-ongeval gebeurd toen één generator (in blok 4) tijdelijk werd stilgelegd. Momenteel beschikt de SU over 27 kerncentrales van dit type, waarvan 13 een vermogen hebben van 950 megawatt. Een 1.450-megawatt-centrale is in de maak, en er bestaat een project voor een 2.500-megawatt-centrale. | |
[pagina 986]
| |
Het is twijfelachtig of die er, na de Tsjernobylramp, nog komt. De SU heeft er overigens nooit een geheim van gemaakt dat zij - en waarom zij - met dit soort centrales wenst door te gaan. In het zeer officiële, internationale tijdschrift van het IAAE (International Agency of Atomic Energy) kondigde de SU nog in 1980 aan dat zij tegen het jaar 1995 de helft van haar nucleaire elektriciteitsproduktie uit dit soort centrales hoopte te betrekkenGa naar voetnoot9. De overwegend technologische en economische redenen van deze optie werden evenmin verheeld. Dergelijke centrales zouden, met slechts geringe wijzigingen van het concept, hun nuttige electriciteitsproduktie makkelijk met een factor van 1,5 kunnen vergroten. Omdat men geen warmtewisselaar noch ‘hogedrukkamer’ nodig heeft, zou ‘om het even welke fabriek voldoende uitgerust zijn om de benodigde materialen aan te maken’. Men zou de verbruikte of defecte brandstofstaven kunnen vervangen zonder de reactor zelf - en zijn energieproduktie - (volledig) te moeten stilleggen. Het grafiet voor de reactoren zou in ‘secties’ of ‘schijven’ gefabriceerd, vervoerd en ter plekke geleverd kunnen worden, zodat het mogelijk is, volgens de lokale behoeften, grotere of kleinere reactoren te assembleren. Tenslotte zou gebleken zijn dat dergelijke centrales, wat de kostprijs van de geproduceerde elektrische energie betreft, heel goed de vergelijking met de klassieke thermische centrales (met fossiele brandstoffen) kunnen doorstaanGa naar voetnoot10. Noteren wij nog dat de RMBK-centrales alleen bestemd zijn voor binnenlands gebruik: ze worden niet geëxporteerd, niet eens naar bevriende Oostbloklanden. Wat kan er misgegaan zijn in Tsjernobyl? Bekend is dat in stoomkanalisaties vrij makkelijk zogeheten stoomstoppen (steam binding) optreden, die de continue doorstroming afremmen of verhinderen; een langdurige stoomstop zou tot oververhitting van de reactor kunnen leiden. Natuurlijk kan ook een louter materiaaldefect aan de oorsprong van het ongeval liggen; een breuk of lek, op om het even welk punt van het éne circuit, zou eveneens de koelwaterstroom onderbroken kunnen hebben. Daarop zou het eerste bericht uit de SU (van 29 april) kunnen slaan, dat de oorsprong van het ongeval situeerde in de machinekamer van blok 4 (en niet in de reactor zelf). Wat ook de eerste aanleiding tot het ongeval geweest mag zijn, nog delicater allicht is de vraag naar de bestaande veiligheidsvoorzieningen in Tsjernobyl, en naar de reden waarom die, zo lange tijd, hebben gefaald. | |
[pagina 987]
| |
Wat de aard en de omvang van het ongeval betreft, vertoont Tsjernobyl nogal wat gelijkenis met het veel oudere en welhaast vergeten ongeval dat plaatsvond in de centrale van Windscale (Schotland) in oktober 1957. Daar ging het nl. ook om een BWR-centrale met een grafiet(thorium)-reactor. Ook daar heeft het grafiet dagenlang in brand gestaan, en kwam er, al was het reactorgebouw ongedeerd gebleven, een aanzienlijke hoeveelheid radioactiviteit in de omgeving vrij. In een straal van 40 mijl werd, een week na het begin van het ongeval, in de melk van het grazend vee een radioactiviteit van 3.000 becquerel per liter gemeten (een hoeveelheid die 5 tot 6 maal groter is dan wat thans vrij algemeen als zeker onschadelijk wordt geachtGa naar voetnoot11. Voor zover die radioactiviteit vooral aan jodium 131 te wijten was, nam zij natuurlijk, met verloop van tijd, snel af. Bij die gelegenheid hebben de Britten heel wat ervaring opgedaan in het blussen van brandend grafiet; direct na de ramp in Tsjernobyl hebben zij de SU dan ook hun goede diensten aangeboden. In principe kan een brandende grafietmassa geblust worden door ze te bedelven onder enkele kubieke meters van het klassieke chemische blusmiddel, koolzuur of CO2. De vraag is dan wel of zo'n blusmiddel in de Tsjernobylcentrale ‘voorzien’ en in voldoende hoeveelheid voorhanden was, en om welke redenen men er allicht niet in geslaagd is tot de reactor door te dringen en het middel efficiënt aan te wenden. De sovjetautoriteiten hebben beloofd in juli een omstandig rapport over het ongeval voor te leggen. Het valt nu nog af te wachten of zij daarmee tijdig klaar komen, en of wij daarin een volledig antwoord zullen krijgen op alle vragen omtrent het juiste verloop van de gebeurtenissen en de (falende) veiligheidsvoorzieningen. | |
Voorlopige epiloogUit al wat voorafgaat moet intussen duidelijk geworden zijn, dat een balans van de gevolgen van de Tsjernobylramp in de eerste plaats een onderscheid dient te maken tussen de (vrijwel) onmiddellijke en ‘zekere’ slachtoffers ervan en de mogelijke slachtoffers op langere termijnGa naar voetnoot12. Reeds op 22 mei erkende Mevr. Dr. Goeskova van het radiologisch ziekenhuis te Moskou dat een duizendtal personen aan een te sterke stralingsdosis heb- | |
[pagina 988]
| |
ben blootgestaan: die blijven de eerstvolgende maanden en jaren onderworpen aan een nauwgezette medische controle en hebben desgevallend voortgezette, medische zorgen nodig. Vervolgens zijn er de honderdduizend mensen die ‘voorzichtigheidshalve’ in een straal van 30 km om de centrale uit hun woongebied geëvacueerd werden. Reeds op 6 juni werd tussen de SU en de VS een samenwerkingsakkoord ondertekend, met de uitdrukkelijke bedoeling, in een systematisch en voortgezet medisch onderzoek, over een termijn van 10 tot 20 jaar, de gevolgen na te gaan van de verschillende stralingsdosissen waaraan een menigte mensen heeft blootgestaan. De vlotte internationale samenwerking op dit gebied is niet zo verwonderlijk, als men bedenkt dat veiligheidsspecialisten over de hele wereld al vaker hebben toegegeven dat zij bij wijze van spreken gelukkig zijn met ongevallen als dat van Harrisburg, omdat zij van een reëel ongeval meer leren dan van vele theoretische risico-evaluatiesGa naar voetnoot13. De louter economische kosten van de evacuatie voor onbepaalde tijd van zo'n 100.000 mensen en de daarmee gepaard gaande materiële en morele schade van de getroffen personen zijn uiteraard moeilijk in exacte cijfers te vatten. Dat geldt voorlopig ook voor de kosten van de ontsmetting van de geëvacueerde gebieden en voor het verlies en/of de schade die de landbouw geleden heeft. In de Literatournaia Gazeta van 11 juni verklaarde M. Semenov wel dat ‘de melk met een te hoog radioactief jodiumgehalte, tot boter verwerkt, pas na een paar maanden voor consumptie zou worden vrijgegeven’ en dat ‘er helemaal geen problemen zouden zijn met de veldvruchten (groente, fruit, graan) die pas tegen het einde van de zomer en in de herfst geoogst zouden worden’. Maar wij zagen reeds dat dit soort redenering slechts opgaat voor zover de radioactiviteit van het voedingsmiddel uitsluitend aan jodium te wijten zou zijn en niet b.v. ook aan cesium, dat een veel langere halveringsperiode heeft. Intussen hebben vrijwel alle regeringen en verantwoordelijken voor het energiebeleid in Oost en West bevestigd dat kernenergie, ook na en ondanks Tsjernobyl, noodzakelijk en onvermijdelijk is. Of dat waar en verantwoord is, laten wij hier in het midden. Veel minder betwistbaar echter lijken mij de weliswaar zeldzame commentaren die onder meer de Roemeense president en de Artsen tegen Atoomwapens aan de Tsjernobyl-ramp hebben gewijd. Dit ongeval onderstreept op indringende en overtui- | |
[pagina 989]
| |
gende wijze hoe ongegrond en pijnlijk illusorisch de verwachting is dat onze medische wetenschap en samenleving best in staat zijn om de nasleep van een nucleaire oorlog te verwerken en te boven te komen. Het schort de meesten onder ons en onze bewindslieden blijkbaar nog aan voorstellingsvermogen om te realiseren wat de overlevenden van een nucleaire veldslag in de dichtbevolkte gebieden van Midden- en West-Europa te wachten staat: de evacuatie van honderdduizenden, ja, miljoenen mensen, voor hoe lange tijd en naar welke veilige gebieden? En dan hebben wij het nog niet over de honderden of duizenden die dringende en uiterst geavanceerde medische zorgen nodig hebben. Over één punt waren dr. J. Lafuma van het boven vermelde IPSN en dr. H. Jammet van het wereldvermaarde Centre International de Radiopathologie het eens: zelfs in een land als Frankrijk zou men thans - en in vredestijd - met de beschikbare middelen, instellingen en artsen, slechts enkele tientallen slachtoffers van een levensgevaarlijke stralingsdosis de nodige zorgen kunnen geven. De grenzen overschrijdende radioactieve wolk van Tsjernobyl heeft allicht ten dele nodeloze paniek en verwarring gezaaid. Maar zij zou op zijn minst een nieuwe aanzet moeten zijn voor politici zowel als voor de publieke opinie om de levensgevaarlijke onzin en waanzin van het niet-vreedzame gebruik van kernenergie in te perken, terug te dringen, en het ten slotte alle bestaansrecht te ontzeggen in deze, onze enige biosfeer. |
|