Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 902]
| |
Het Midden-Oosten anno 1986
| |
Het ‘prisoners' dilemma’Twee gevangenen worden ervan verdacht samen een overval te hebben gepleegd. De gevangenisdirecteur praat met ieder van hen afzonderlijk en belooft hun dat ze vrijkomen als ze hun handlanger verklikken (in het onderstaande schema: +2). Praten ze beiden, dan komen zij er met een | |
[pagina 903]
| |
lichte straf af (-2). Wie zwijgt, terwijl de andere bekent, wordt terechtgesteld (- 10). Houden de twee gevangenen hun mond, dan moet de directeur hen vrijlaten (+ 5), maar dat zegt hij er niet bij: dat vormt juist de onzekerheidsfactor. Beiden kunnen alleen maar naar elkaars intentie raden en beiden proberen het verlies zo klein mogelijk te houden. In het schema moet men de resultaten van de eerste gevangene horizontaal, die van de tweede verticaal aflezen (de absolute cijfers zijn irrelevant, alleen de onderlinge verhouding telt). Het schema laat zien dat als de twee gevangenen elkaar verraden, zij een minder optimaal resultaat (-2) boeken. Als ze beiden zwijgen, boeken ze beiden een grotere winst (+ 5). Natuurlijk treden op het reële politieke toneel meer dan twee spelers op en zijn er meer dan twee alternatieve strategieën mogelijk. Toch kunnen uit dit eenvoudige voorbeeld een drietal conclusies worden afgeleid: 1. Conflictpartijen kennen de intenties van hun tegenstander niet en verkeren dus in onzekerheid. 2. De reactie van de ene partij hangt mede af van de actie van de tegenpartij. 3. Partijen zijn geneigd de mogelijke acties van de tegenstander negatief te evalueren. Dus kiezen zij de zekerste weg, het alternatief dat hen tot de kleinste concessie dwingt. Gelden deze theoretische conclusies ook voor het politiek besluitvormingsproces van bewindslieden van Egypte, de PLO, Jordanië, de overige Arabische staten, Israël en de supermachten? | |
[pagina 904]
| |
Het Egyptische dilemmaGa naar voetnoot2In het Israëlisch-Arabisch conflict is Egypte de enige partij die ooit gepoogd heeft de patstelling te doorbreken. In maart 1979 sloot het een vredesverdrag met Israël. Een schuldenlast van 30 miljard dollar, een levensmiddelenproduktie die slechts 85% van het niveau van 1970 bedraagt, een jaarlijkse bevolkingsaanwas van 2,8% met daarbij de massale terugkeer van arbeiders uit de staten rond de Perzische Golf, een schreeuwende onrechtvaardigheid in de inkomens- en vermogensverdeling... al deze factoren hebben sedertdien in het land van Mubarak een uiterst explosieve situatie gecreëerd. Onlusten als die van begin 1986 tonen aan dat in Egypte het islamitisch fundamentalisme stevig wortel heeft geschoten, een fenomeen dat ook door een aantal externe elementen in de hand wordt gewerkt: het kortzichtige beleid van het Westen zoals dat b.v. wordt voorgestaan door het IMF, dat dringende economische saneringsmaatregelen afdwingt als voorwaarde voor nieuwe leningen; het isolement waarin Egypte in de Arabische wereld is terechtgekomen na de eenzijdige ondertekening van het vredesverdrag, waardoor Israël de handen vrij kreeg in Libanon en op de westelijke Jordaanoever; de opruiende politiek van het buurland Libië, dat sinds de staatsgreep van april 1985 ook in Soedan een stevige machtspositie heeft verworven. Als militaire macht die eertijds door Israël gevreesd werd, heeft Egypte blijkbaar afgedaan, het moet zich nu tevreden stellen met een diplomatieke bemiddelingsrol. In essentie hoopt Kaïro via uitoefening van druk op Washington de joodse staat tot een minder halsstarrig beleid te bewegen. | |
Het PLO-dilemmaGa naar voetnoot3Het dilemma waarvoor PLO-leider Arafat zich geplaatst ziet, is heel complex. De Arabische landen zijn op het ogenblik militair te zwak en diplomatiek te weinig eensgezind om een nieuwe oorlog tegen Israël te ondernemen. Sedert de PLO in 1982 en 1983 haar basissen in Libanon heeft verloren, kan zij nog moeilijk eigenhandig een militaire operatie tegen Israël opzetten. In de bezette gebieden smoort het Israëlische leger met harde | |
[pagina 905]
| |
hand elk verzet in de kiemGa naar voetnoot4 en op militaire samenwerking met Jordanië hoeft ook al niet te worden gerekend. Anderzijds zijn Arafats diplomatieke pogingen om het Israëlisch-Palestijnse conflict een begin van oplossing te geven mislukt. Het bombardement op het PLO-hoofdkwartier van Tunis (wraakactie voor de moord op drie Israëlische toeristen), de onderschepping door de Amerikaanse luchtmacht van het Egyptisch vliegtuig dat de PLO-kapers van de Achille Lauro naar Tunis vervoerde, de Britse weigering twee PLO-leden te ontvangen (omdat ze weigerden een tekst te ondertekenen waarin ze Israël zouden erkennen), het zijn slechts drie uit de vele gebeurtenissen die in het najaar van 1985 Arafats geloofwaardigheid fataal hebben ondermijnd. Op 11 februari 1986 annuleerde zijn aartsrivaal, de Jordaanse koning Hoessein, zelfs het akkoord dat een jaar voordien heel moeizaam tot stand was gekomen. Toch blijft, zoals de moord op een pro-Jordaanse notabele enkele dagen later nog eens illustreerde, de meerderheid van de Palestijnse bevolking op de westelijke Jordaanoever Arafat trouw. En dat maakt het voor Hoessein meteen onmogelijk een Palestijnse delegatie samen te stellen die niet de steun van de PLO-leider geniet. Arafats grootste probleem blijft echter de onenigheid in zijn eigen versplinterde organisatie. Enkele van zijn naaste medewerkers zouden graag een verzoening bewerkstelligen met o.a. de linkse dissidenten van Fatah (Aboe Moessa) en de pro-Syrische volksfronten van Habash en Hawatmeh, hetgeen de mogelijkheid zou bieden het drie jaar oude conflict met Syrië te begraven. Pas wanneer tussen de verschillende guerrillabewegingen opnieuw eenheid wordt gesmeed en de contacten met Jordanië worden verbroken, zo redeneren zij, kan de PLO weer een militair en diplomatiek betekenisvolle partij in het conflict worden. Pas dan kan zij ook krachtiger optreden tegen acties als die van Abu Nidal, die door Israël alleen maar worden aangegrepen om de PLO in diskrediet te brengen. Of zoals D. Rubinstein het in Davar treffend onder woorden brengt: ‘Als een vreedzaam politiek lichaam boezemt de PLO de Israëlische regering oneindig veel meer angst in dan als machtige terroristische organisatie’Ga naar voetnoot5. | |
[pagina 906]
| |
Het Jordaanse dilemmaGa naar voetnoot6In de economische constellatie van het Nabije Oosten bekleedt Jordanië een zeer kwetsbare positie: het is omringd door vijandige buurlanden en bezit zelf nagenoeg geen economische hulpbronnen. Diplomatiek speelt het evenwel sinds 1982 weer een eersteplansrol. Verklaarde de Amerikaanse president niet dat het zelfbestuur van de Palestijnen alleen in nauwe samenwerking met Jordanië kan worden verwezenlijkt? Alhoewel Israël onmiddellijk het plan van de hand wees en ook binnen de PLO nogal wat bezwaren werden geformuleerd, zodat een eerste Jordaans-Palestijnse toenadering mislukte (1983), sedertdien heeft koning Hoessein onafgebroken pogingen ondernomen om een gemeenschappelijke uitgangspositie met de PLO te vinden. Dat scheen te lukken in februari 1985. De PLO bleef wel vasthouden aan het idee van een onafhankelijke staat, maar verklaarde zich toch ook bereid tot de oprichting van een Jordaans- Palestijnse conferentie. Washington stuurde een gezant naar het gebied die moest onderzoeken of rechtstreekse vredesonderhandelingen tussen Israël en een gemengde Jordaans-Palestijnse delegatie op gang konden worden gebracht. Maar onder Israëlische druk moest R. Murphy afzien van besprekingen met Palestijnen. Het zoveelste vredesinitiatief voor het Midden-Oosten kreeg een eerste klas-begrafenis. Deze mislukking maakt de situatie voor Jordanië alles behalve rooskleurig. Een nieuwe toevloed van door Israëlische represailles verdreven Palestijnen ondermijnt de laatste jaren langzaam maar zeker de stabiliteit van het regime. Sommige Israëlische bewindslieden maken er bovendien geen geheim van dat ze Jordanië, waar 60% van de bewoners toch al van Palestijnse herkomst is, het liefst in een Palestijnse staat getransformeerd zouden zien. Om economische, politieke en strategische motieven ziet koning Hoessein zich daarom gedwongen tot een voorzichtige toenaderingspolitiek tot Syrië. En dat is diplomatiek een netelig vraagstuk. Niet alleen omdat de VS er radicaal tegen gekant zijn, maar ook omdat Damascus als voorwaarde stelt dat Jordanië alle banden met de PLO zou breken. In dat perspectief is het logisch dat Amman het Amerikaanse voorstel om bilaterale onderhandelingen met Israël te voeren, verwerpt: worden Syrië en de PLO daarbuiten gehouden, dan zullen zij alles doen om de stabiliteit van het gebied te bedreigen. De mislukking van het door Egypte op gang gebracht vredesproces spreekt in dit verband boekdelen. Voor Hoessein zou | |
[pagina 907]
| |
het bovendien hoogst ongelegen komen mochten meer radicale pro-Syrische Palestijnen in de PLO de macht grijpen: dat zou de onrust in zijn wankelend koninkrijk alleen maar aanwakkeren. | |
Andere Arabische dilemma'sGa naar voetnoot7Ook de meeste andere Arabische landen bevinden zich in een diplomatiek weinig benijdenswaardige positie. Syrië heeft zich in het verleden steeds voorgedaan als leidende Arabische natie en voorvechter van de Palestijnse zaak. Daarom moest het de PLO zowel diplomatiek als militair controleren. Dat Syrië in 1982 brak met de PLO, was grotendeels te wijten aan het feit dat Arafat zelfstandig begon te opteren voor de zgn. Jordaanse oplossing. In Libanon is de sluwe Syrische dictator Assad er voorlopig in geslaagd de PLO-invloed te neutraliseren, maar hij heeft daarvoor een hoge prijs moeten betalen. Niet alleen is het Syrische leger zwaar gehavend uit de strijd gekomen en werden in Libanon aanzienlijke economische hulpbronnen verspild, maar bovendien verspeelde het Ba'athregime de vriendschap van de meeste andere Arabische landen, zodat het noodgedwongen betrekkingen moest aanknopen met het revolutionaire Iran van Khomeiny, waarmee zijn belangen nauwelijks parallel lopen. De Syrische opperkaste van alawieten is weliswaar verwant met de Iraanse sji'ieten maar zij noemt zich anti-fundamentalistisch. In Syrië bestrijden zelfs soennitische fundamentalisten de alawitische machtspositie, terwijl de Iraanse leiders in Libanon zowel sji'itische als soennitische extremisten militaire hand- en spandiensten verlenen. Het Syrische dilemma zou ik daarom als volgt willen omschrijven: hoe kan Syrië voorkomen dat het verder van de rest van de Arabische wereld vervreemt en toch tegelijk de baas blijven in Libanon? Hoe kan het de regionale hoofdrol spelen in een eventueel vredesproces met Israël (dat misschien een deel van de Golan-hoogvlakte wil afstaan) en toch ook de (vooral economische) samenwerking met Iran voort laten gaan? Dit dilemma probeert Assad een schijn van oplossing te geven door zich voor te doen als een soort neutraal bemiddelaar, maar elke toenaderingspoging tot Jordanië, geallieerde van Irak, wordt door Teheran vanzelfsprekend met veel wantrouwen gadegeslagen. Toen, nu ongeveer zes jaar geleden, de Golf-oorlog uitbrak, bereikten de | |
[pagina 908]
| |
toch al vijandige betrekkingen tussen Syrië en Irak een ongekend dieptepunt. Militair niet erg sterk, verklaarde Irak overmoedig de oorlog aan Iran. Nu moet het zijn toevlucht zoeken tot allerlei weinig eervolle taktieken, wil het geen beslissende nederlaag lijden: gebruik van chemische wapens, aanvallen op schepen van neutrale landen, bombardementen van bevolkte centra. Sedert twee jaar doet Bagdad verwoede pogingen om het conflict op eervolle manier te beëindigen, maar de Iraanse eisen - betaling van een zware oorlogsschatting en afzetting van Sadam Hoessein - maken een verzoening nogal onwaarschijnlijk. Toen het duidelijk werd dat de Golf-staten geen rechtstreekse militaire interventie overwogen en dat ook van de Sovjetunie niet veel hulp te verwachten viel (ofschoon er tussen de SU en Irak een vredes- en vriendschapsverdrag bestaat) koos Sadam Hoessein ten langen laatste voor een pro-Amerikaans beleid. Men hoort hem tegenwoordig zelfs pleiten voor wederopname van Egypte in de Arabische liga en voor verzoening met Israël. De Iraanse revolutie bracht een machtsverschuiving in de Arabische wereld teweeg. Toen Iran tegen Irak ten strijde trok, dwong het de Arabische leiders kleur te bekennen. Libië, Zuid-Jemen en Syrië schaarden zich aan de zijde van Iran. De Golf-staten kozen voor Irak, dat ze sedertdien rijkelijk van wapens voorzien. Hún voornaamste dilemma kan als volgt worden omschreven: hoe kunnen ze beletten dat Iran zijn revolutie naar hun gebied exporteert, zonder hun onderdanen de indruk te geven dat ze kapituleren voor westerse invloed? De zes leden van de in 1981 opgerichte ‘Samenwerkingsraad voor de Golf’ realiseren zich immers maar al te goed dat militaire samenwerking alleen niet zal volstaan om de fundamentalistische ideologie te bestrijden. Wat hen nog het meest van al verontrust, is de sympathie die in eigen rangen heerst voor de fundamentalistische renaissance, die komaf wil maken met de westerse culturele beïnvloeding die door de Arabische wereld steeds meer als vreemd en vijandig wordt ervaren. | |
Het Israëlische dilemmaGa naar voetnoot8Ook het dilemma waarvoor de Israëlische Arbeiderspartij zich geplaatst ziet, is complex. Omdat de VS dat schijnen te verwachten, lijkt premier | |
[pagina 909]
| |
Peres onder zekere voorwaarden bereid te onderhandelen over het lot van de bezette westelijke Jordaan-oever, maar tegelijkertijd staat hij onder toenemende druk van het Likoed-blok, dat openlijk pleit voor de annexatie van het gebied. Op de westelijke Jordaan-oever wonen reeds 80.000 Israëliërs die, in weerwil van alle VN-resoluties, al 60% van het gebied hebben gekoloniseerd. Israël kent een democratisch staatsbestel. Een zo gewichtige beslissing als de eventuele afstand van wat als een deel van het nationaal territorium wordt beschouwd, moet dus kunnen rekenen op de steun van de publieke opinie. Maar recente opiniepeilingen wijzen op een verrechtsing van de Israëlische samenleving. In mei 1985 sprak 42% van de middelbare scholieren zich uit voor het racistisch programma van rabbijn Meïr Kahane, dat o.a. een deportatie van alle Israëlische Arabieren voorstaat. Nieuw-Rechts in Israël beschouwt de Palestijnen als ‘tweepotige dieren’ (Begin) of als ‘gedrogeerde kakkerlakken’ (Eitan, leider van de Tehiya); Israëliërs die pleiten voor joods-Arabische coëxistentie schakelt men gelijk met ‘collaborateurs van Arafat die de natie een dolk in de rug willen planten’Ga naar voetnoot9. In zulke omstandigheden heeft Israël belang bij een verdere radicalisering én een blijvende verdeeldheid van de Arabische wereld. Steeds meer meet de joodse staat zich dan ook de allures van een regionale grootmacht aan die zich helemaal niet bekommert om wat de wereldopinie, in de eerste plaats de VS, over zijn acties denkt. | |
Het Amerikaanse dilemmaOmdat niemand in de huidige Amerikaanse administratie over veel inzicht in het Israëlisch-Arabisch conflict schijnt te beschikken en met de rampzalige gevolgen van hun interventie in Libanon nog vers in het geheugen, willen de VS op het ogenblik het liefst van al elke nieuwe betrokkenheid in het gebied ontlopen. Maar dat is niet goed mogelijk. De gematigde Arabische landen geloven dat alleen Washington voldoende druk op Israël kan uitoefenen en de VS kunnen het zich niet veroorloven deze staten diplomatiek te isoleren. De VS willen vooral stabiliteit in het gebied. Daarom staat Israël nog steeds in het centrum van hun strategisch denken. | |
[pagina 910]
| |
Israël is de enige echt betrouwbare democratische bondgenoot, die alle mogelijke steun geniet. Wat de Arabische wereld betreft, juicht Washington de meningsverschillen toe die b.v. bestaan tussen Syrië, Jordanië en de PLO enerzijds, tussen de olieproducerende landen anderzijds, al realiseert men zich ook dat daarmee het kernprobleem, de Palestijnse kwestie, geen stap dichter bij een oplossing is geraakt. De Reagan-administratie toont verder veel begrip voor het Israëlische standpunt volgens welk de PLO aan de basis ligt van het wereldterrorisme, maar vreest anderzijds toch ook dat de Israëlische ‘bulldozer’-diplomatie haar belangen in het gebied kan schaden. Alleen met betrekking tot een mogelijke erkenning van de PLO bestaat tussen Washington en Tel Aviv een belangrijk meningsverschil. Israël wil onder geen beding met de PLO onderhandelen; Washington is daar wel toe bereid, op voorwaarde dat Arafat de resoluties 242 en 338 aanvaardt en de joodse staat erkent. Zolang de PLO deze voorwaarden verwerpt, blijft het Israëlisch-Amerikaans bondgenootschap intact. | |
Het Sovjetrussische dilemmaGa naar voetnoot10De Sovjetunie heeft in het verleden steeds een demilitarisering van het Midden-Oosten voorgestaan. De bewapening van zowel Israël als de Arabische landen wordt door Moskou als een rechtstreekse bedreiging voor de veiligheid van het eigen territorium beschouwd. Anderzijds leveren de Sovjets zelf wapens aan bevriende Arabische regimes. Het ongeluk wil echter dat dit meestal radicale regimes zijn die weinig rekening houden met de raadgevingen van het Kremlin en die bovendien onderling nog in onmin leven. In geschillen die b.v. Syrië en de PLO of Irak en Iran verdelen, kiest Moskou geen partij (de vriendschapsverdragen met Syrië en Irak b.v. blijven bestaan, uit Syrië werden de Sam-5-raketten teruggetrokken en de toenaderingspolitiek tot Iran werd voortgezet). Het Kremlin wacht blijkbaar geduldig het moment af waarop een aantal Arabische landen, geërgerd door het Israëlisch-Amerikaanse bondgenootschap, zelf verzoekt betere betrekkingen aan te knopen. Succes heeft de Sovjetunie alleszins geboekt in haar diplomatieke toenaderingspogingen tot de Golf-staten. Naast Koeweit hebben sedert einde 1985 ook Oman en de Verenigde Arabische Emiraten een Russische ambassadeur verwelkomd, terwijl Bahrein, Qatar en zelfs Saoedi-Arabië deze stap nog overwegen. De eenzijdig op | |
[pagina 911]
| |
Israël gerichte politiek van de VS, die b.v. leidt tot blokkering van elke omvangrijke wapenlevering aan Arabische bondgenoten, biedt voor Moskou de gedroomde gelegenheid om in het Midden-Oosten weer een diplomatieke eersterangsrol te spelen, zeker nu zijn politiek in Afghanistan door de Arabische wereld als minder dreigend wordt ervaren. In deze context moeten we ook de besprekingen plaatsen die in juli 1985 met Israël werden gevoerd. Hier leed Moskou echter een diplomatieke nederlaag. Israël toonde zich namelijk niet bereid in ruil voor hernieuwde diplomatieke betrekkingen een verbintenis te onderschrijven dat het zich mettertijd uit alle bezette Arabische gebieden zou terugtrekken. Voorlopig ziet het er dus niet naar uit dat de Sovjetunie spoedig zal kunnen deelnemen aan een eventuele vredesconferentie over het Midden-Oosten. | |
BesluitIk geloof dat het ‘prisoners' dilemma’ grotendeels het denk- en gedragspatroon beheerst van alle partijen die bij het Israëlisch-Arabisch conflict betrokken zijn. De acties van de tegenspelers zijn meestal onvoorspelbaar. Daarom kiest iedere partij de veiligste weg. In het beste geval doet een ‘speler’ een of andere uitspraak, vaag maar dubbelzinnig genoeg om later weer te worden ingetrokken. In het slechtste geval speelt hij op tijd of opteert hij voor immobilisme. Zo kan Egypte het vredesverdrag handhaven of opzeggen, maar aangezien zowel de reacties van Israël als die van de VS in dat geval moeilijk voorspelbaar zijn, zal het Mubarak-regime hoogstwaarschijnlijk kiezen voor voortzetting van de huidige pragmatische koers: een voorzichtige toenadering tot bepaalde Arabische landen en bevriezing van de betrekkingen met Israël. Mocht de PLO de joodse staat erkennen, dan kan Arafat moeilijk voorzien hoe b.v. Israël en Syrië daarop zullen reageren, terwijl ook de reacties van de VS en zeker die van de eigen achterban onzeker blijven. Wil Arafat dus als leider van de organisatie overleven, dan lijkt voor hem de meest aangewezen strategie die van handhaving van het huidig statusquo in de relaties met Jordanië. Jordanië zelf staat voor het alternatief: onderhandelingen met Israël of voortzetting van de huidige situatie. Het kan onmogelijk de reacties van Israël, de PLO en Syrië voorzien en kan het zich dus niet veroorloven alléén aan een vredesconferentie deel te nemen. Syrië is daartoe wel in staat, maar omdat Israël nog altijd niet bereid is de Golan-hoogte volledig terug te geven, kan Damascus moeilijk voorspellen welke gevolgen een eventuele toenadering zou hebben op zijn | |
[pagina 912]
| |
positie in Libanon en zijn relatie met de dissidente PLO'ers. Irak zal waarschijnlijk zijn pro-Amerikaans beleid voortzetten, maar vreest dat Washington niet voldoende militaire steun wil verlenen om Iran een beslissende nederlaag toe te brengen. De Golf-staten voelen zich meer bedreigd door de Iraanse revolutie dan door Israël, maar vrezen anderzijds ook dat een eventuele erkenning van Israël de publieke opinie verder kan radicaliseren, juist onder invloed van de Iraanse revolutie. In een analoge situatie bevindt zich de Israëlische regering. Zij wenst misschien wel vredesonderhandelingen, maar weet niet van tevoren hoe haar publieke opinie zal reageren als men haar de vraag voorlegt: vrede óf gebieden? De Amerikaanse administratie weet heel goed dat de Arabische wereld niet bereid is verregaande territoriale annexatie door Israël te aanvaarden, maar zij realiseert zich ook dat haar blijvende druk op Israël haar positie op het binnenlands politiek toneel alleen maar ongunstig kan beïnvloeden. De Sovjetunie weet dan weer niet of ze er goed aan doet haar schaarse Arabische bondgenoten te dwingen deel te nemen aan vredesonderhandelingen met Israël: Israël zal immers voor elke territoriale concessie eisen stellen die o.m. te maken hebben met de opheffing van emigratiebeperkingen ten gunste van Russische joden... Al bij al bestaat er dus in het Midden-Oosten anno 1986 weinig reden tot optimisme. Zoals overal wordt buitenlandse politiek er bedreven in functie van nationale belangen, die op hun beurt verband houden zowel met de binnenlandse publieke opinie als met de positie die het land inneemt t.o.v. de buitenwereld. Zoveel is zeker: buitenlandse politiek wordt er niet gevoerd in functie van idealistische doelstellingen. Aangezien er op het politieke en economische strijdtoneel van het Midden-Oosten zoveel verschillende ‘sacteurs’ optreden, elk met eigen denkbeelden en ideologie, lijkt het mij dat alle betrokken partijen er momenteel belang bij hebben dat het conflict voortduurt. Zoals de gevangenen in ons theoretisch voorbeeld kiezen de Israëliërs en de Arabieren dan ook voor een niet-optimale oplossing, zodat het voor een buitenstaander heel moeilijk wordt een of ander vredesinitiatief te ontplooien. |
|