| |
| |
| |
Mexico: van aardschok tot maatschappijschok
Gustavo Esteva
Onderstaand artikel is bij ons terechtgekomen via Ivan Illich. Het is geschreven kort na de aardbeving die Mexico vorig jaar in september teisterde. Is die ramp ondertussen alweer vergeten? Een ander evenement richt op dit ogenblik veler ogen op Mexico. Een gelegenheid om even terug te blikken, én vooruit te zien.
In een begeleidend briefje noemt Illich de auteur van het artikel ‘een van Mexico's voornaamste economen en de meest uitgesproken woordvoerder van de mensen van Tepito, een armenwijk in Mexico-stad die door de aardbeving ernstig is getroffen’. Die appreciatie zal wel te danken zijn aan het feit dat Esteva over ontwikkeling en ontwikkelingshulp in dezelfde lijn denkt als Illich. Ter oriëntatie enkele zinnen uit een artikel van deze econoom, geschreven net vóór de aardbeving:
‘Mijn zicht op de situatie in Mexico is natuurlijk gekleurd door de mensen met wie ik leef. Ik werk nu al tien jaar in een netwerk van vierhonderd basisorganisaties, in slums, dorpen en achtergebleven gebieden. Zoals ik hebben honderden andere intellectuelen hun professionele carrière opgegeven om onder de mensen te gaan werken. Voor de mensen met wie wij werken, is ontwikkeling altijd een bedreiging geweest. Wie vandaag in Mexico-stad leeft, moet óf rijk zijn óf maf, om niet te merken dat ontwikkeling stinkt. De boeren weten dat ontwikkeling hun eeuwenoude gediversifieerde landbouwstelsel en daarmee hun zelfvoorzienings- of subsistentie-huishouding vernietigd heeft. Slumbewoners weten dat hun traditionele handvaardigheden van nul en gener waarde zijn voor de banen die voor hen gecreëerd worden en dat de opleiding die ze kunnen krijgen dat niet verhelpt. Als zij erin slagen in zelfgebouwde barakken of kraakpanden een actief gemeenschapsleven op te bouwen, komen bulldozers en politie uit naam van de ontwikkeling ze wegjagen. Alle randgroepen weten wat het betekent, beetje bij beetje, maar onverbiddelijk in de “cash economy”, de geldeconomie, te worden gestoten. Geen enkele statistiek, geen enkele in-
| |
| |
dicator kan meten wat mensen lijden als zij hun zelfredzaamheid, hun waardigheid en conviviale solidariteit verliezen. Dat is de niet te meten prijs die mensen moeten betalen voor een kwantificeerbare vooruitgang. Laat en langzaam beginnen wij dit te beseffen. Zelfs academici, die toch geleerd hebben de opinie van hun collega-experts meer te vertrouwen dan hun eigen neus, beginnen te ruiken dat ontwikkeling stinkt’.
Wie dezer dagen wel eens naar het Wereldkampioenschap Voetbal kijkt, ruikt dat waarschijnlijk nog niet zo gauw. En wordt ook niets gewaar van de vitaliteit waarmee een volkswijk in Mexico City zich teweer stelt tegen een ontwikkeling die haar autonomie en convivialiteit bedreigt.
Bij de aardbeving op 19 september verleden jaar werden in Mexico-Stad een duizendtal torengebouwen vernield, die daar indertijd, in de roes van ‘vooruitgang’ en ‘ontwikkeling’, opgetrokken waren om het politieke, administratieve, financiële, commerciële centrum van deze tweede dichtstbevolkte stad van de wereld een ‘modern’ uitzicht te geven. In Tepito, een marginale volkswijk (120.000 inwoners), die de stad nog altijd ‘ontsierde’, stortte 40% van de huizen in. De ramp deed een oude droom weer oplaaien. Op de tekentafels van architecten overal ter wereld werden de plannen daarvoor al geschetst. Eindelijk zou de rommel van het stadscentrum opgeruimd worden en meteen dat rommel volk je van Tepito. Het historisch centrum van Mexico City zou tot één groot park worden omgetoverd. Daarin verspreid zouden lage, op hacienda's lijkende, aardbevingbestendige gebouwencomplexen verrijzen: kantoren en computercentra voor de directeuren en ambtenaren, en genoeg luxueuze hotels voor toeristen. Mexico City zou een polyglot wereldcentrum worden. Eén van die complexen zou voor de attractie een snuifje lokale cultuur bewaren: Tepito. De dag zelf van de ramp deden de internationale media het voorkomen alsof praktisch heel de stad van de aardbodem was weggevaagd. De Mexicanen en hun regering waren in ieder geval tegen de situatie niet opgewassen. Maar al spoedig moesten ze tot hun verbazing constateren dat alles onder controle was: waar de officiële instanties in gebreke bleven, maakten het initiatief en de solidariteit van de bevolking dat ruimschoots goed. Als er nu maar meer moderne hulpmiddelen toestroomden, zou alles perfect in orde komen. Hier lag een kans om Mexico eindelijk te stabiliseren. Amerikaanse firma's, gespecialiseerd in het opruimen van wolkenkrabbers, zouden alvast beginnen. De Academie van Zweedse Ingenieurs wilde direct honderd van haar meest
bekwame mensen sturen. De Wereldbank en andere financiële instellingen maakten onmiddellijk kredieten vrij voor de wederopbouw en beloofden faciliteiten voor de terugbetaling van de
| |
| |
Mexicaanse staatsschuld. Japan stuurde al 1 miljoen dollar. Andere landen en privé organisaties zouden ervoor zorgen dat de massale hulp goed gekanaliseerd werd.
De verbazing van de Amerikaanse journalisten was groot toen zij gewaarwerden dat de mensen in de straat deze buitenlandse hulp helemaal niet wilden. Dat kon alleen te wijten zijn aan de anti-Amerikaanse hetze die al jarenlang door linkse groepen en de Mexicaanse regering zelf gevoerd was. Toen de regering verklaarde dat Mexico zijn eigen problemen wel zou oplossen en dat hulp slechts welkom was als er specifiek om gevraagd werd, begrepen zij er helemaal niets meer van. Ook sommige Mexicanen zelf vonden deze verklaring al te gek: ze zou de komst van de buitenlandse hulp vertragen. Mexicanen en buitenlanders protesteerden toen de regering weigerde de staat van beleg af te kondigen: het leger zou veel efficiënter kunnen optreden dan de politie of de ambtenarij, er was geen enkele reden om het leger niet meteen in te zetten. Ook in regeringskringen heerste paniek. Wat begin je in een uitzonderlijke situatie als deze met een ambtenarij wier discipline alleen maar op repetitieve routine steunt en op regels en procedures die zo vastliggen dat geen enkele flexibiliteit of tactische improvisatie nog mogelijk is? Ook sommige hoge ambtenaren hadden liever gezien dat hun verantwoordelijkheid, die hun kennelijk over het hoofd was gewassen, aan het leger werd overgedragen: militairen zijn nu eenmaal beter op zulke onvoorziene omstandigheden getraind. Trouwens, waar waren de kantoren en papieren gebleven? Die lagen onder het puin. De hele paperasserij, het voornaamste produkt van de activiteit of inactiviteit van de bureaucratie, lag onder tonnen puin. Wat voor instructies konden zij de lagere bedienden nog geven, waarop konden die zich nog verlaten? Die waren immers allang gewend alleen maar volgens de gebruikelijke routine bevelen op te volgen en hadden allang alle verbeeldingskracht verloren.
Alom paniek, en in het buitenland won steeds meer de overtuiging veld dat de Mexicanen zelf de situatie absoluut niet aankonden, ja, niet eens in staat waren ze juist te taxeren. Er werd al gezegd dat andere regeringen serieus de mogelijkheid moesten overwegen de hele zaak over te nemen. In die context was het bewonderenswaardig dat de President van Mexico vast bleef houden aan zijn overtuiging, dat een aardbeving nog geen oorlog was, en dat het de burgerlijke overheid was die hier verantwoordelijk bleef. Hij heeft er een hoge politieke prijs voor moeten betalen. Zijn imago heeft eronder geleden, en het werk verliep inderdaad niet zo efficiënt als wanneer het aan het leger of de buitenlandse ‘experts’ was overgelaten. Maar het verdere verloop van de gebeurtenissen bewees zijn gelijk.
| |
| |
Waar buitenlandse hulp wordt aangeboden of opgedrongen, is er meer dan één reden om op je hoede te zijn. Hulporganisaties beslissen quasi automatisch en unilateraal wat ze zullen leveren. Dat leidt niet alleen tot verspilling, maar veroorzaakt ook veel stoornis. Volgens sommige schattingen stroomden er per slachtoffer een halve ton voedsel en 100 flessen geneesmiddelen toe. Aan geen van beide was, op geen enkel ogenblik, gebrek en de verdeling van deze ‘hulp’ nam tijd en inspanningen in beslag die voor andere dingen nodig waren. Ik weet heel goed dat sommige buitenlandse teams heroïsche inspanningen leverden en vakbekwame arbeid verrichtten, maar de wedijver die tussen hen losbrak, heeft de reddingsoperaties meer dan eens belemmerd en scheepte ons op met bijkomende problemen.
Toen een van de internationale hulporganisaties een miljoen dollar hulp presenteerde, werd er door een technische commissie haastig een project daarvoor in elkaar geflanst. In Tepito zouden er industriële keukens en restaurantjes geïnstalleerd worden. Dat zou de mensen voor een tijdje uit hun voedselproblemen helpen en meteen konden hun betere eetgewoonten worden bijgebracht. Maar daar wilden de mensen van Tepito absoluut niets van weten. Hun reactie was heel typisch. Er is een tijd geweest dat zij alleen maar escamocha aten: de resten van hotels en restaurants die ze in een ketel gooiden waaruit ze samen aten. Maar die tijd was lang voorbij. Op hun eigen, autonome manier hadden ze het voedselprobleem in de wijk opgelost, ze leefden nu van een gevarieerd en smakelijk menu. Voor de plannen van de ‘helpers’ en ‘ontwikkelaars’ hadden ze maar één woord: ‘Die industriële escamocha hebben we niet nodig’. Ze hadden het meteen door dat deze ‘hulp’ hun hele subsistentie-huishouding kon vernietigen. Voor een groot deel leven ze van de produktie en verkoop van voedsel. In plaats van hun economie een steuntje te geven, zou deze hulp van buiten ze helemaal ontredderen.
De ervaring met dergelijke internationale ‘liefdadigheid’ heeft velen van ons geleerd het gegeven paard goed in de bek te zien. Soms gaat het om Trojaanse paarden, soms om paarden die van de ene bureaucratische instantie naar de andere weten te trappelen maar nooit aankomen waar ze nodig zijn. Als de Mexicaanse regering zich nogal terughoudend opstelde en over de zo genereus aangeboden hulp eerst zorgvuldig wilde onderhandelen, is dat te verklaren vanuit die ervaring. Dezelfde ervaring leert hulporganisaties en hulpverlenende regeringen echter ook dat ze de nodige omzichtigheid aan de dag moeten leggen wanneer ze hun financiële hulp willen kanaliseren via de Mexicaanse regering. Dat wordt wel eens uitgesproken wantrouwen, maar steunt doorgaans op de proefondervindelijk
| |
| |
bewezen contraproduktiviteit van officiële hulpmechanismen en dienstverlenende instanties. De mensen kunnen hun problemen vaak beter zelf oplossen. En dat is iets wat zij in Mexico in de dagen na de aardbeving op ronduit spectaculaire wijze hebben laten zien.
Wat die ochtend van de ramp en de dagen daarna op straat kwam, was geen massa of horde in paniek, maar een geordende samenleving. De instinctieve solidariteit die bij elke catastrofe telkens weer naar boven komt, ging hier gepaard met een wonderlijk vermogen tot autonoom, geordend en coherent optreden onder de leiding van mannen en vrouwen die spontaan het voortouw namen. Mannen en vrouwen die de drie ‘ontwikkelingsdecades’ en de brutale stadsmodernisering hadden weten te overleven, bleken niets van de organische kracht van hun convivialiteit te hebben verloren. Het enorme gemeenschapsgevoel dat zich hier manifesteerde, verbaasde henzelf al evenzeer als de buitenstaanders. Er waren er die ervan schrokken.
De mensen her-kenden zichzelf en elkaar weer, beseften dat de gevoelens en de bekwaamheden waarvan zij vermoedden dat ze bij hen nog wel bestonden, geen uitzonderingen of anomalieën waren, maar door de hele bevolking werden gedeeld. Toen de allereerste nood en het spontane solidariteitsvertoon voorbij waren, gingen zij dan ook op de ingeslagen weg verder. Zij verlangden niet meer terug naar de zogenaamd ‘normale’ situatie van een stad die chemisch en sociaal vergiftigd is, die gebouwd is voor auto's en buildings, niet voor mannen en vrouwen. Zij eigenden zich hun stad weer toe, namen haar opnieuw in bezit en besloten haar terug binnen het bereik van hun dromen en concrete mogelijkheden te brengen.
Tepito b.v. liet zich door de tragedie niet van zijn stuk brengen. Dezelfde dag nog was er voor iedereen een onderdak geïmproviseerd. De reddingsoperaties verliepen hier gemakkelijk en doeltreffend, de huizen zijn er maar een of twee hoog, heel veel slachtoffers waren er niet. Eenmaal de verslagenheid voorbij, gingen de bewoners onmiddellijk opnieuw aan de slag en sloten zich aaneen om een nieuwe, nog veel gevaarlijker bedreiging het hoofd te bieden: er werd weer gedacht aan een ‘sanering’ van de wijk, ze zouden eruit gezet worden.
Tepito is altijd al een belegerde vesting geweest, voortdurend bedreigd door roof-urbanisatie. In de jaren na de oorlog werd een naburige volkswijk, La Candelaria de los Patos, letterlijk van de kaart geveegd om plaats te maken voor een modern wooncomplex, Nonoalco-Tlatelolco, voor heel Mexico City hét symbool van hoe een nieuwe stad eruit moét zien. Dat was ook voor de bewoners van Tepito een dramatische ervaring. Enkele mensen van La Candelaria die uit hun wijk verdreven waren, namen ze bij zich
| |
| |
op, van de anderen wisten ze dat ze, verplaatst, ontheemd, geen leven meer hadden. Voor Tepito was het een teken aan de wand. Zijn 120.000 inwoners stelden zich te weer en haalden alles binnen wat in hun bereik kwam, tot en met de meest moderne technologieën, om hun conviviale woon- en leefcultuur te versterken. Ze ontplooiden hun wonderbaarlijke handvaardigheid in een brede waaier van activiteiten: in kleine ateliers vervaardigden ze schoenen en kleren, met een enorm vernuft recycleerden ze alle industriële of technologische afval die hun in handen viel, en in het zwarte en grijze circuit raakten ze alles kwijt aan de 500.000 mensen die ieder weekend uit de hele stad naar hun straatmarkten stroomden. De ontwikkelingsijver en moderniseringskoorts die de opeenvolgende burgemeesters van Mexico-Stad bezielden, lieten nooit af, maar Tepito ontwikkelde zijn eigen plannen voor stadsvernieuwing. Met één daarvan won het zelfs een eerste prijs in een door de Unesco gesponsord concours.
Nu echter, 19 september 1985, leek God zelf zich aan de kant van de ontwikkelingszeloten te hebben geschaard: hij zond zijn eigen bulldozers. De huur van de meeste huizen was geblokkeerd, wettelijk konden de huiseigenaars de mensen er niet uit zetten, maar ze hadden wel altijd verhinderd dat er iets aan het onderhoud werd gedaan. 40% ervan werd vernield. Eindelijk scheen de oude droom van de moderniseerders te kunnen worden gerealiseerd. De dag zelf van de aardbeving doken de huiseigenaars in Tepito op, vergezeld van hun advocaten en stadsfunctionarissen. De wet zou het werk van Gods bulldozers verder afmaken. De wet kan wel zeggen dat je niet uit je huis kan worden gezet, maar wat voor rechten heb je als huurder nog als je huis is ingestort?
Maar de mensen van Tepito verzetten geen voet. Ze weigerden hun intrek te nemen in de noodwoningen die hun door de overheid werden aangeboden, lieten zich niet verleiden door het sprookje dat ze het daar beter zouden hebben dan onder hun plastic daken die nog over het puin hingen. Het gevaar bestond dat de huizen die nog overeind stonden, bij een van de volgende schokken in elkaar zouden storten. Maar geen duimbreed gaven ze toe. Handig, integer en overtuigend onderhandelden ze met de autoriteiten, duizenden mensen uit naburige wijken schaarden zich aan hun zijde. Hun verzet boekte succes. Om zowel alle wetsovertredingen als het dreigende gebruik van geweld tegen deze koppige ‘marginalen’ te voorkomen, onteigende de regering 7.000 beschadigde of vernielde eigendommen in de stad, waaronder die van Tepito.
Net als in de rest van de stad was een maand later ook in Tepito het ergste leed geleden. Maar daarmee was het grootste probleem nog niet voorbij. Miljoenen stadsbewoners, en niet alleen degenen die zelf door de aardbe- | |
| |
ving geteisterd waren, moesten nu uitvinden hoe ze konden optornen tegen de reconstructieplannen van de moderniseerders en autonoom hun eigen ideeën over een totaal nieuwe stadsvernieuwing konden ontwikkelen. Initiatieven rezen als paddestoelen uit de grond, allemaal wilden ze hetzelfde: het herstel of de uitbouw van een conviviale samenleving, waarvan velen dachten dat ze allang voorgoed verdwenen was. Tal van zulke autonome acties zouden hier kunnen worden aangehaald. Laat ik er maar één noemen: de actie voor behoorlijke toiletgelegenheden.
De alomtegenwoordigheid van faecaliën is het belangrijkste openbare gezondheidsprobleem in Mexico-Stad. Het water voor de 20 miljoen inwoners moet van 300 km ver en 2.300 m lager aangevoerd worden. Dat brengt mee dat lang niet iedereen op een normaal rioolstelsel kan worden aangesloten. Maar niemand kan nog zonder wc, waarin alles met water wordt weggespoeld. Dat is immers een van de obsessies van de modernisering! Het gevolg is dat nu tussen de 3 en de 4 miljoen mensen geen riolering en geen wc hebben maar ook geen andere sanitaire voorzieningen. Amoeben en salmonella tieren welig en dragen flink bij aan de verschrikkelijke stadsvervuiling.
De dag zelf van de aardbeving brachten wij met een van onze groepen, een die al jaren bezig is met alternatieve latrines, vlug een aantal veranderingen aan in onze technologie, en we konden direct op de noodsituatie inspelen. Onze eerste zorg ging uit naar de slachtoffers: tussen de 50.000 en de 80.000 mensen hadden in het onderkomen dat ze gevonden hadden, helemaal niets meer aan sanitaire voorzieningen. Het probleem leek onoverzienbaar, toen bleek dat 2 miljoen mensen die wel een wc hadden, geen water meer konden krijgen en het waarschijnlijk een maand of twee zou duren voor de leidingen gerepareerd waren. De overheid had zich altijd tegen alternatieve oplossingen voor wc's verzet, zeker in Mexico-Stad. Nu veranderde haar houding radicaal. Dat was voor ons een buitenkans. Als we vier, vijf maanden verder zijn, hebben we dit sanitaire probleem, niet alleen voor de 80.000 slachtoffers van de aardbeving, maar ook voor de paar miljoen mensen die nu zonder waterspoeling zitten, tegen een lage prijs opgelost. En dat is nu wél een project, waarvoor hulp van buiten, ook financiële hulp, welkom is.
De ineenstorting van Nonoalco-Tlatelolco, de ‘nieuwe stad’, was een tragedie waarbij duizenden mensen omkwamen, gewond raakten of al hun bezittingen verloren. Maar met dit stadscomplex stortte meteen het symbool van de stadsmodernisering in elkaar. Direct werd al gewezen op technische defecten en sporen van corruptie. Maar de wortels van het probleem zijn niet op dat niveau te zoeken. Ik geloof niet dat je ergens in de
| |
| |
wereld ingenieurs en architecten kunt vinden die beter dan de Mexicaanse op de hoogte zijn van de specifieke technische problemen die een stad als Mexico met zich brengt, een stad die boven een oud meer is gebouwd, op een bodem zo wankel als een plak gelatine die in een kuip water drijft. En zelfs al was er sprake van beroepsfouten en vergrijpen tegen de beroepsethiek, en die zijn er ongetwijfeld geweest, dan geloof ik dat ze alleen maar voortvloeien uit een voorafgaande en veel ingrijpender corruptie: de corruptie van de droom van een stad die meende dat ze een internationale bouwstijl moest overnemen die niets meer van doen had met haar mensen. Tepito is nog altijd een vesting. Maar ze verkeert niet langer in een staat van beleg. Verhalen over de conviviale manier waarop deze mensen hun leven willen inrichten, doen de ronde in de stad en versterken de positie van de wijk van dag tot dag. Niet alle bedreigingen zijn van de baan. Nog altijd worden er plannen gemaakt voor de wederopbouw en de ‘sanering’. Maar het zal niet gemakkelijk zijn de mensen van Tepito van hun keuze af te brengen.
In het historische centrum van Mexico staan de ruïnes van het grote Tenochtitlan nog steeds overeind. Daarbovenop werden de grote gebouwen van de koloniale tijd neergezet, en vele ervan zijn ongedeerd gebleven. Daar zijn ook nog de levende sporen te vinden van een onafhankelijk Mexico. Vanuit Tepito, of vanuit buurten als Morelos en Guerrero, begint een haast onmerkbaar verlangen op te komen om dat te herwinnen: een historisch centrum dat opnieuw een conviviale ruimte wordt, iets wat de architecten nooit hebben kunnen realiseren, niet eens in de kleinste stadsplaza's die zij ontwierpen. Hoeken en kanten zijn er, links en rechts plekjes, referentiepunten die hun vitaliteit nooit helemaal hebben verloren. In die ruimte gaat nu een gefluister om dat vertelt van de droom om dit alles opnieuw tot leven te brengen, de droom van een nieuwe conviviale samenleving. Die droom omvat meer dan alleen Tepito. Als wij hulp nodig hebben, en die hebben we nodig, dan om iets dáárvan waar te maken.
|
|