Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 784]
| |
De Filippijnen: kerk en politiek
| |
[pagina 785]
| |
ik mag zeggen en met mij zeggen vele Filipinos: hier was iets te bespeuren van Gods werk in de geschiedenis. Was de rol die de kerk in deze kritieke dagen speelde, een zuiver politieke zaak waaraan ze haar handen beter niet vuil had gemaakt? Of hield zij zich, hoe politiek haar opstelling ook was, aan haar wezenlijke opdracht, ‘te pas en te onpas’ het evangelie te verkondigen? Toen kardinaal Sin kort na de gebeurtenissen in Rome was, zou de paus de vrees uitgedrukt hebben dat de kerk op de Filippijnen te politiek werd. Het is een vraag die de Filippijnse bisschoppen zelf zich voortdurend hebben gesteld. Maar konden of mochten zij iets anders doen dan wat zij hebben gedaan? Laat ik me in dit artikel beperken tot 1) een zo objectief mogelijke analyse van het optreden van de bisschoppen, 2) het effect van dat optreden op de gebeurtenissen en 3) enkele lessen die ik eruit zou willen trekken met betrekking tot de verhouding tussen kerk en politiek. | |
Het optreden van de bisschoppenHet is niet zo dat de Filippijnse bisschoppen pas de laatste jaren of maanden ineens politiek actief zijn geworden. Vanaf het ogenblik dat Marcos in september 1972 alle macht naar zich toehaalde, hebben zij, aanvankelijk erg aarzelend en versluierd (in wat zij een ‘kritische collaboratie’ noemden), lange tijd verdeeld, gaandeweg duidelijker en radicaler hun stem verheven tegen het machtsmisbruik en de verschrikkelijke gevolgen ervan voor de bevolkingGa naar voetnoot1. Hier blijf ik alleen stilstaan bij hun optreden in de februaridagen en vlak daarvoor: 1. hun herderlijke brief voor de verkiezingen; 2. hun verklaring na de verkiezingen; 3. hun reactie op de bemoeienissen van het Vaticaan. | |
Herderlijke brief voor de verkiezingenAan het eind van haar halfjaarlijkse bijeenkomst begin dit jaar (21-26 januari) publiceerde de Katholieke Bisschoppenconferentie van de Filippijnen (CBCP) een brief over de verkiezingen die op 7 februari zouden plaatshebben. De titel daarvan alleen al was veelzeggend: Wij moeten | |
[pagina 786]
| |
God meer gehoorzamen dan de mensen. In ondubbelzinnige bewoordingen kloegen zij de fraude aan die allang voor de verkiezingen aan de gang was: kieslijsten werden vervalst, stemmen werden gekocht en verkocht, er werd fysieke dwang, ja terreur uitgeoefend, er werden mensen vermoord. De brief werd op zondag 2 februari in alle kerken voorgelezen en had een enorme invloed op wat er de dag van de verkiezingen zelf en onmiddellijk daarna gebeurde. Enkele punten eruit verdienen enige commentaar. 1. Bij vroegere verkiezingen (ook nog bij de parlementsverkiezingen van mei 1984) maanden de bisschoppen de gelovigen wel met aandrang aan te gaan stemmen, maar ze lieten ook de mogelijkheid open zich te onthouden. Deze keer echter lieten zij duidelijk verstaan dat zij niets voelden voor de boycot die door links werd gepropageerd. In het licht van de februarigebeurtenissen blijkt hoe belangrijk deze optie was. Waren de verkiezingen massaal geboycot, dan was het duidelijk geweest dat de meerderheid tegen Marcos was, maar niet voor wie ze was. De boycot zou een indirecte stem voor de communistische gewapende strijd zijn geweest. 2. De bisschoppen riepen de burgers op te waken over de onschendbaarheid van hun stem en zich te organiseren tegen de ‘samenzwering van het kwaad’. Zij gaven hun volle steun aan NAMFREL (National Movement for Free Elections), een burgerbeweging die de enorme en gevaarlijke taak op zich had genomen toezicht te houden op de kiesverrichtingen en zelf een ‘snelle telling’ te organiseren (de officiële trage telling zou manipulaties vergemakkelijken). De COMELEC (de officiële Commission on Elections) was op dat ogenblik volop bezig de erkenning van NAMFREL te verhinderen. 3. Het beroep van de bisschoppen op de bevolking om er zelf voor te zorgen dat de verkiezingen vrij en eerlijk zouden verlopen en zich te verzetten tegen het gebruik van geweld om ze te beïnvloeden, versterkte het algemeen gevoel dat déze verkiezing de laatste kans was op vreedzame verandering. In feite gaven zij daarmee hun volle steun aan de campagne van Mrs. Aquino voor burgerlijk, geweldloos verzet, die door links als donquichotterie werd afgedaan. De niet mis te verstane oproep van de bisschoppen tot geweldloosheid was van cruciaal belang in de februarigebeurtenissen. 4. Hun beroep op het geweten van de burgers en het effect daarvan op het gedrag van het electoraat zijn dingen die politieke experts gemakkelijk zullen begrijpen. Wat zich niet zo gemakkelijk voor een politieke analyse leent, was hun oproep tot vasten en gebed. De rol die het geloof van de Filipinos in de februarirevolutie heeft gespeeld (bijna 90% van de Filipinos zijn katholiek), is een fenomeen dat moeilijk te verklaren is vanuit een louter menselijk oogpunt. In verschillende bisdommen werden novenen, eucharistietridua, vastendagen gehouden. De mensen beseften maar al te goed in welke | |
[pagina 787]
| |
onmogelijke situatie het land door het Marcosregime was geraakt. Wat ze ook deden om de verkiezingen te doen slagen, menselijkerwijze gesproken bleef het onwaarschijnlijk dat dit zou lukken. ‘Dit ras is er door niemand uit te krijgen, alleen door vasten en gebed’ (Mc. 9:28). | |
Verklaring na de verkiezingenDe bisschoppen besloten direct na de verkiezingen opnieuw samen te komen om de situatie die dan ontstaan zou zijn te evalueren. Zij legden de 13e februari vast, tegen die tijd zouden de resultaten wel bekend zijn. 1. Inderdaad, zes dagen na de verkiezingen was het allemaal al duidelijk. Volgens de COMELEC (en twee andere regeringsgezinde organen) hadden Marcos en Tolentino het gehaald op Aquino en Laurel. De NAMFREL beweerde het tegendeel en daarmee wisten de mensen al genoeg. Toen in de tweede nacht van de telling zelfs de computertechnici van de COMELEC uit protest tegen het geknoei opstapten, werd het morele bankroet van het regime niet alleen voor de Filipinos maar voor heel de wereld te kijk gezet. In dat klimaat kwamen de bisschoppen die 13e februari samen. 2. Van de 104 kiesgerechtigde bisschoppen waren er slechts 66 aanwezig. Dat werd achteraf, toen hun vernietigende verklaring bekend werd, door Marcos gretig aangegrepen om de geldigheid daarvan aan te vechten. Ook twee dissidente bisschoppen verklaarden openlijk dat het document niet representatief was en door een kleine minderheid was gemanipuleerd. Die kwestie van het quorum werd op de vergadering zelf heel even gesteld, met de duidelijke bedoeling het hele opzet te ondermijnen. Maar die poging werd in de kiem gesmoord, toen de secretaris van de conferentie aan de notulen van de januaribijeenkomst herinnerde. Daar was gestipuleerd dat kardinaal Vidal, de voorzitter van de conferentie, na de verkiezingen een vergadering zou beleggen met de bisschoppen die fysiek aanwezig konden zijn en dat de verklaring die zij zouden opstellen een officiële verklaring van de bisschoppenconferentie zou zijn. Hoe dan ook, de 66 aanwezige bisschoppen vertegenwoordigden 55 van de 72 bisdommen, genoeg om een omvattend inzicht te krijgen in de vraag hoe de verkiezingen in de verschillende delen van het land verlopen waren. 3. In vier regionale groepen informeerden de bisschoppen elkaar over het verloop van de verkiezingen in ieders diocees. Zij hoorden vertegenwoordigers van de religieuzen. Zij hoorden leken van de NAMFREL: die spraken van hun vrees voor geweld en repressie als de bisschoppen zich voor burgerlijke ongehoorzaamheid zouden uitspreken. Zij raadpleegden theologen over de morele aspecten van de verkiezingen en hun nasleep. Zij trokken tijd uit voor gebed. Ge- | |
[pagina 788]
| |
duldig luisterden zij een laatste maal naar enkele van hun collega's die zich tegen een verklaring bleven verzetten. Tegen de avond kwamen ze zo goed als unaniem tot het besluit om door een commissie van vier een verklaring te laten ontwerpen. Deze werd 's anderendaags geamendeerd en herschreven. Om 3 uur 's middags werd de definitieve tekst goedgekeurd. 4. ‘Na rijp beraad verklaren wij: nog nooit zijn er verkiezingen geweest zo frauduleus als deze’. Systematisch werden burgers uit hun kiesrecht ontzet, in heel het land werden stemmen van arme mensen gekocht en verkocht, er werd geknoeid met de stembiljetten, stemmen die al geteld waren werden doorgeschoven naar andere bureaus; intimidatie, pesterijen en moord woedden in de weken voor de verkiezingen. ‘Een regering die haar macht aan zulke verkiezingen ontleent, mist elke morele basis’. Dat kwaad moet door de regering zelf ongedaan worden gemaakt. Doet zij dat niet, dan is het de morele plicht van de bevolking haar daartoe te dwingen. ‘Wij pleiten niet voor gebruik van geweld. De weg die nu aangewezen lijkt, is de weg van de geweldloze strijd voor rechtvaardigheid. Naar het voorbeeld van Jezus moeten wij met vreedzame middelen actieve weerstand bieden tegen het kwaad’. 5. Dat was een verklaring zonder voorgaande. Nooit eerder verklaarden bisschoppen van een natie in een officiële act haar regering moreel illegitiemGa naar voetnoot2 en de bevolking ontslagen van haar burgertrouw. Nooit eerder riep de kerk, bij monde van haar leiders, tot een revolutie op vóór en niet na de feiten. De term ‘revolutie’ namen de bisschoppen niet in de mond, maar aan hun bedoeling kon niet worden getwijfeld. De bevolking moest haar wil doen respecteren en die wil had zij duidelijk gemanifesteerd: deze regering moest weg. Dat moest afgedwongen worden zonder geweld. | |
Interventies van het VaticaanAls de bisschoppen, niettegenstaande de interne logica van hun verklaring, al niet uitdrukkelijk aan een verandering in termen van een revolutie dachten, dan zeker niet het Vaticaan. Van meet af aan werd het duidelijk dat Rome, bij monde van kardinaal Casaroli en de Apostolische nuntius, de bisschoppen tot matiging wilde manen. De twee dagen van hun overleg was het eerste punt van de agenda telkens de lectuur van een mededeling | |
[pagina 789]
| |
van kardinaal CasaroliGa naar voetnoot3. De eerste van die brieven, waarvan elke bisschop een kopie kreeg, drukte alleen maar de bezorgdheid van de paus uit voor de ‘uiterst precaire situatie’ waarin het land verkeerde en herinnerde eraan dat, welke stap de bisschoppen ook zouden zetten, die beslissing collegiaal moest worden genomen. De paus drong aan op een zorgvuldige afweging van ‘reële, betrouwbare gegevens van de situatie’ en van ‘de gevaren waaraan het land zou kunnen worden blootgesteld’. Die evaluatie moest steunen op ‘de leerstellige en pastorale principes die de kerk altijd moeten leiden in politieke aangelegenheden’. Oppervlakkig gezien werden de bisschoppen hiermee alleen maar tot voorzichtigheid gemaand. Maar als men weet welke opvattingen de nuntius in Manila erop nahoudt, is het niet zo vreemd dat sommige bisschoppen in de brief een sommatie zagen om de crisis niet nodeloos te verscherpen. Toen 's anderendaags 's ochtends de tweede brief van Casaroli werd voorgelezen (deze keer kregen de bisschoppen geen kopie) bleek deze interpretatie de juiste te zijn. Eén punt vooral uit deze brief schoot de bisschoppen in het verkeerde keelgat. Er werd gesuggereerd (of was het een bevel?) dat de bisschoppen geen verklaring zouden afleggen vóór het parlement zich over het resultaat van de verkiezingen had uitgesproken. Aangezien het voor iedereen duidelijk was wie volgens dit schijnparlement als overwinnaar uit de bus zou komen, betekende dit dat de bisschoppen moesten wachten tot Marcos officieel tot staatshoofd was uitgeroepen. Nauwelijks was de brief voorgelezen of een van de bisschoppen stond op en verklaarde zonder omwegen dat dit voorstel van het Vaticaan indruiste tegen Octogesimo Adveniens, een brief van Paulus VI, waarin het principe werd vastgelegd dat de lokale kerk de volledige bevoegdheid heeft om een oordeel uit te spreken over lokale aangelegenheden. Langer werd er bij de interventie van het Staatssecretariaat niet stilgestaan. De vergadering ging over tot de orde van de dag: de bespreking en redactie van de verklaring, waarin dan wel zorgvuldig rekening zou worden gehouden met andere aanbevelingen van het Vaticaan. Om 4 uur 's middags werd de tekst publiek gemaakt. Dat was echter niet het einde van Rome's bezorgdheid. Er volgden nog andere communiqués met vragen om uitleg. Hoe was de verklaring tot stand gekomen? Waarom woonden sommige bisschoppen de volgende zondag de ‘overwinnings- | |
[pagina 790]
| |
mis’ van Mrs. Aquino bij?Ga naar voetnoot4 Het strekt de raad van bestuur en de voorzitter van de bisschoppenconferentie, kardinaal Vidal, tot eer dat zij geen stap terugzetten. Integendeel, zij lieten Rome weten dat de terughoudendheid van het Vaticaan hen ontgoochelde; van een aantal bisschoppenconferenties uit de hele wereld (o.m. de Verenigde Staten, de Bondsrepubliek, Jamaica en Canada) hadden zij volop steun gekregen. | |
De februarirevolutieDe bisschoppen hadden zorgvuldig vermeden van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ te spreken. Als verkiezingsleus en programma door mevrouw Aquino gebruikt, had deze term tegen die tijd een uitgesproken politieke klank gekregen. In de plaats daarvan riepen de bisschoppen op tot ‘actief geweldloos verzet tegen het kwaad in de geest van het evangelie’. Maar er was niet veel vernuft voor nodig om te beseffen dat burgerlijke ongehoorzaamheid gewoon een van de vormen was van wat de bisschoppen voor ogen stond. Vanaf 16 februari, na de ‘onverwinningsmis’ die door meer dan 1 miljoen mensen werd bijgewoond, tot 22 februari, toen de militairen in opstand kwamen, verspreidde Aquino's leuze zich als een steppebrand en stak de daarop volgende vierdaagse revolutie aan. 1. Het begon toen Juan Ponce Enrile, Minister van Defensie, en Fidel Ramos, waarnemend stafchef van het leger, de totaal onverwachte stap zetten, zich van Marcos te distantiëren. Hun rebellie had in de kiem gesmoord kunnen worden indien de strijdkrachten van Marcos zonder verwijl waren opgetreden: op het ogenblik dat zij, in de vooravond van de 22e februari, hun desertie bekendmaakten, waren zij totaal weerloos, alleen een handvol officieren van de RAM (Reform of Armed-Forces Movement) had zich aan hun kant geschaard. Het nieuws werd echter verspreid door de kerkelijke zender Radio Veritas en spontaan begonnen honderden en duizenden mensen zich te verzamelen rond de twee legerkampen waar de rebellen zich schuilhielden. Laat in de nacht, terwijl de spanning in Manila steeg, riep kardinaal Sin via Radio Veritas de mensen op de twee belegerde mannen in kamp Aquinaldo te hulp te snellen. Tienduizenden gaven daaraan gevolg en | |
[pagina 791]
| |
tegen de volgende dag, zondag, was de menigte tot honderdduizenden aangegroeid. Die zondag vond de dramatische confrontatie plaats - de hele wereld was er getuige van - tussen de gewapende macht van Marcos met haar tanks, geweren en troepen, geleid door professionele militairen, en de ongewapende macht van ‘People Power’, de volksmacht, met haar rozenkransen, religieuze prenten en bloemen, gesteund en beschut door een menigte priesters en religieuzen in kloosterhabijt. 2. De eens zo gehate militairen, die nu verdedigd werden door hun vroegere slachtoffers: het was één van de vele paradoxen die zich tijdens deze vier crisisdagen zouden voordoen. Letterlijk en lijfelijk stelden deze mensen zich op tussen twee militaire groepen om een gevecht op leven en dood tussen broeders onmogelijk te maken. Meteen was deze geweldloze volksdemonstratie een niet mis te verstane boodschap aan het adres van de militairen die uitgestuurd werden om ze neer te slaanGa naar voetnoot5. Tegen het einde van de derde dag was het duidelijk dat de grote meerderheid van het leger zich aan de zijde van het volk had geschaard. Het presidentiële paleis werd belegerd. Eindelijk besefte ook Marcos wat de Filipinos wilden. 3. Geweldloos was de Revolutie van de EDSAGa naar voetnoot6 van het begin tot het eind. Opvallend was de afwezigheid van de gebruikelijke symbolen van het linkse verzet: de gebalde vuisten en de rode vlaggen. Dat waren, tot voor Cory Aquino tot haar campagne besloot, dé symbolen van de ‘volksmacht’ en, zo beweerden de voorvechters daarvan, ze bewezen hoe groot de populariteit van de gewapende strijd van de communisten onder het volk was. Hun afwezigheid nú sprak boekdelen over de ware aard van díe ‘volksmacht’. Politieke analysten zullen zeggen dat de geweldloosheid van deze revolutie het resultaat van een gelukkige samenloop van vele uiteenlopende factoren wasGa naar voetnoot7. Dat | |
[pagina 792]
| |
zal wel juist zijn - voorzover een zuiver menselijke analyse ooit in staat is álles te verklaren. Maar voor de overgrote meerderheid van de Filipinos, en zeker voor hen die die dagen de straat opgingen, blijft elke analyse ontoereikend zolang in het succes van hun revolutie niet een beslissende rol wordt toegekend aan hun geloof. Voor hen is er geen twijfel mogelijk: deze revolutie was geweldloos omdat hun geloof ze geweldloos maakte. Symbolen en gebaren van dat geloof waren heel de tijd onmiskenbaar aanwezig. Deze mensen hebben er dan ook geen enkele moeite mee, hun kleine revolutie gewoon ‘het mirakel van de EDSA’ te noemen. | |
‘Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen’ (1 Kor. 1: 27)Een revolutie een mirakel noemen, dat is wel de onwaarschijnlijkste deus ex machina die je kunt bedenken om een sociaal fenomeen te verklaren. Maar als er iets is dat wij Filipinos in onze jarenlange worsteling met de kwestie van de verhouding tussen geloof en ideologie geleerd hebben, dan is het dit: de hand van God kan ook van de smerigste politiek een moment van genade maken op een manier die alle menselijke voorstellingen en analyses tartGa naar voetnoot8. Hoé God werkt in de politiek en in de dagelijkse dingen van het leven, dat is iets wat onze mensen leren in hun basisgemeenschappen. En dat is een beweging die in de hele kerk van de Filippijnen machtig wordt: overal ontstaan gemeenschappen van het BCC-type: Basis Christian Communities, gemeenschappen van geloofsonderscheid en geloofsactiviteitGa naar voetnoot9. Vanuit dat perspectief wil ik in dit laatste deel van mijn tekst even stilstaan bij enkele aspecten van onze februarirevolutie die zuiver rationeel moeilijk te verklaren zijn, maar die netjes op hun plaats vallen als je ze in die geest van onderscheidend geloof bekijkt. Het kunnen losse, toevallige opmerkingen lijken, maar het zijn evenzovele elementen van wat onze | |
[pagina 793]
| |
mensen ‘het mirakel’ noemen. 1. Vóór de revolutie waren alle politieke commentatoren, intellectuelen en ideologen het over één ding eens: Marcos zou nooit verdwijnen tenzij hij doodging. Als dat niet vanzelf gebeurde, dan met geweld. De enige oplossing was de gewapende strijd. Wie geweldloos verzet preekte, was een politieke naïeveling. Maar toen de verkiezingen niet helemaal volgens het boekje verliepen, toen de economische boycot van ondernemingen van de Marcos-vriendjes effect begon te sorteren, toen uiteindelijk de macht zonder bloedvergieten kon worden overgedragen, toen viel er onder alle ‘experts’ een doodse stilte over hun eens zo onwrikbare zekerheden. 2. Een van de verschrikkelijkste erfenissen van de Marcos-jaren was de militarisering van de natie en het ontstaan van een quasi onaantastbare militaire klasse. Deze had zozeer de smaak van de macht te pakken gekregen, dat ze een terugkeer naar een burgerregering wel onmogelijk zou maken. Maar toen Ramos en Ponce Enrile zich in hun rebellie openlijk aan de kant van C. Aquino schaarden en mensen uit alle lagen van de bevolking samenstroomden om hen te verdedigen, viel het leger in één klap niet alleen symbolisch, maar ook in feite opnieuw onder het burgerlijk gezag. Daarmee wil ik niet zeggen dat alle problemen met het leger voorgoed opgelost zijn. De militaire klasse vormt nog steeds een gevaar. Maar in het nieuwe klimaat dat nu geschapen is, en als er voortvarend werk gemaakt wordt van de verwachte hervormingen, lijkt het niet meer helemaal onwaarschijnlijk dat ook de militairen zich naar de volkswil zullen schikken. 3. De rol die de kerk in onze revolutie speelde, brengt diegenen in verlegenheid die vinden dat de kerk geen enkele bevoegdheid heeft in seculiere zaken, met name in de politiek en de economie, en dat ze zich uitsluitend met het zuiver spirituele moet bezighouden. Maar was de kerk in deze omstandigheden afzijdig gebleven, dan zou ze zich aan een politieke wandaad schuldig hebben gemaakt. Zwijgen betekende het Marcos-regime goedkeuren. Dat zou tot geweld en bloedvergieten hebben geleid en tot een eindeloze crisis die het land nog verder in de afgrond zou hebben gestort. Paradoxaal genoeg, was het juist doordat de kerk zich met politiek inliet, dat zij het geloof en de spirituele waarden daarin een plaats gaf die geen enkele ‘conservatief’ ooit voor mogelijk had gehouden. Wat bracht de kerk tot deze beleidslijn? Een aartsbisschop die zich lang en hevig tegen de tweede bisschoppelijke verklaring had verzet, moest na de publikatie toegeven: ‘Dit was het werk van de Geest. Hier was meer aan het werk dan wat mensen vermogen’. 4. Al even paradoxaal was de reactie van de bisschoppen op de interventies van het Vaticaan. Nooit is de bisschoppen gezegd waarom ze met de publikatie van hun verklaring moesten wachten tot het ogenblik dat Marcos tot overwinnaar zou zijn geprocla- | |
[pagina 794]
| |
meerd. Hadden ze die instructie gevolgd, juist dan zouden ze in de ogen van het volk een zuiver politieke daad gesteld hebben en zouden zij alle geloofwaardigheid verloren hebben. Nu lieten zij zien dat hun ‘politiek’ optreden helemaal paste in hun pastorale taak. Om nog even bij de verhouding tussen kerk en politiek stil te staan: sommigen, ook bisschoppen, zien in dit optreden van de Filippijnse Bisschoppenconferentie een impliciete onafhankelijkheidsverklaring tegenover Rome. Ook dit kun je een klein mirakel noemen. In het verleden immers stelde de CBCP zich altijd volgzaam, om niet te zeggen slaafs op tegenover het Vaticaan (en de rol die de nuntius daarin speelde, was beschamend). Nu de natie echter haar diepste crisis in jaren doormaakte en de kerk via de bisschoppen met de mensen probeerde mee te gaan en hen pastoraal te begeleiden, was er nog weinig begrip voor de opstelling van het Vaticaan. In die context kan de optie van de bisschoppen inderdaad geïnterpreteerd worden, zoal niet als een onafhankelijkheidsverklaring, dan toch als een teken van hun toenemend pastoraal onderscheidingsvermogen wat betreft de rol van de kerk in de politiek. 5. De geloofservaring die wij met onze revolutie opgedaan hebben en de geloofsonderscheiding die daarin een zo grote rol speelde, houden misschien lessen in voor die interpretatoren van de bevrijdingstheologie die graag aanleunen bij marxistische ideeën over klassenstrijd en gewelddadige strijd voor rechtvaardigheid. Enkele opmerkingen slechts. 1) Wij hebben niet naar moordend geweld gegrepen als naar het allerlaatste middel om recht te doen zegevieren. Wij hebben het juk van de onderdrukking geweldloos afgeworpen. 2) De ‘revolutionaire klasse’ was niet alleen het proletariaat, de sociaal-economisch laagste laag van de bevolking, maar mensen uit alle rangen en standen, bezield door een gemeenschappelijk doel en een gemeenschappelijk geloof. 3) Dat geloof was - zelfs in zijn meest traditionele uitingen: het vertoon en de symbolen van de volksreligie - helemaal geen verlammend opium, maar de motiverende kracht die onze mensen tot een gebundelde actie bracht en die actie binnen de grenzen van een geweldloos rechtvaardigheidsstreven hield. 4) Als actie voor rechtvaardigheid geen zuiver politieke daad kan zijn maar altijd ook geleid en begeleid moet worden door het geloof, dan moet ook elke analyse die wij van een situatie maken, meer zijn dan een zuiver rationele denkoefening. Ook in de analyse moet de geloofsonderscheiding een rol spelen. 5) Tenslotte, het sociale kapitaal van de kerk (haar politieke macht, zo je wil) moet altijd ten dienste staan van de mensen, vooral van de armen. Hoe nauw de kerk in het verleden ook geïdentificeerd mag zijn met de klasse van de machthebbers, in dienstbaarheid moet zij een kerk van de armen worden. 6. Wellicht het meest verreikende inzicht dat deze Filip- | |
[pagina 795]
| |
pijnse revolutie ons kan bijbrengen, is iets dat tot de kern van de actieve geweldloosheid behoort: de overtuiging dat mensen tot ‘bekering’ kunnen worden gebracht. Dat is iets wat door de retoriek van vóór de revolutie totaal werd genegeerd. Het was een retoriek van geweld - dat wil zeggen van vertwijfeling. Er was geen verandering mogelijk zonder gewapende strijd. Marcos en zijn familie, de middenklasse, de rijken, de militairen zouden hun economische en politieke macht en privileges nooit opgeven tenzij zij daartoe met geweld gedwongen werden. Dat was een feit. En evenzeer was het een vaststaand gegeven dat de communisten en hun sympathisanten nooit hun ideologische posities omtrent de sociale verandering zouden wijzigen tenzij ze daartoe met militair geweld zouden worden gedwongen. Die retoriek heeft door de geweldloosheid van de revolutie veel van haar stelligheid verloren, al is het misschien voorbarig te zeggen dat ze tot zwijgen is gebracht. Of de vele ‘bekeringen’ die zich onder de indruk van het geweldloos machtsvertoon in die februaridagen voltrokken, van blijvende aard zullen zijn en tot reële structurele veranderingen zullen leiden, staat nog te bezien. Maar dat ze plaatsgrepen, zij het slechts in een embryonale vorm, staat buiten twijfel. 7. De taak die nu voor ons ligt is duidelijk: de vele kiemen van de verandering die in de revolutie zijn gezaaid, moeten tot volle wasdom worden opgekweekt en voor alle komende veranderingen is de revolutie zelf het paradigma. De vele ‘mirakels’ die de revolutie te zien gaf, mogen geen geïsoleerde wonderen blijven, ze moeten reëel en concreet tot volle bloei worden gebracht. De revolutie van de volksbeweging moet voortgaan en leiden tot een gestage realisering van het volksbelang. Hét model voor alle komende veranderingen, is de februarirevolutie zelf, zeggen we. Een van de zwaarste problemen waar we voor staan, is het herstel van de economie, die door Marcos en de zijnen jarenlang systematisch geplunderd is. Toen in die vier februaridagen de mensen massaal de straat opkwamen om dag en nacht hun macht te demonstreren, hadden ze eten nodig om het vol te houden. Dat eten stroomde toe, van de haves naar de havenots, van de rijken naar de armen. Het leek wel een massale agapè, een liefdemaal waarin eten en goederen werden gedeeld in een waarachtige liturgie van geloof en dankzegging. Wat toen in een noodsituatie gebeurde, moet nu gebeuren voor het oplossen van onze economische problemen. Het broederlijk delen moet verdergaan. Niet, zoals toen, in de vorm van aalmoezen en liefdadigheid, maar in termen van werkverschaffing, billijker inkomensverdeling, structurele sociale veranderingen. De nationale rijkdom moet rechtvaardiger verdeeld worden. Wat dat betreft, is er onder de rijkere klassen van de Filippijnse maatschappij een openheid die er vroeger niet was. Ook dat ‘mirakel’ moet praktische con- | |
[pagina 796]
| |
sequenties krijgen. Dat kan alleen gebeuren door de mensen zelf, in dezelfde geest waarin zij hun ongelooflijke revolutie hebben gerealiseerd. | |
Kerk en machtDe rol die de kerk in de revolutie heeft gespeeld, was van doorslaggevend belang. Dat erkennen nu zelfs haar felste critici. Des te scherper wordt nu toegezien op de macht van de kerk. Wat voor macht heeft ze? Hoe gebruikt ze die? Waartoe? Op dit moment is de vraag: moet die macht van de kerk uitsluitend en oppervlakkig in politieke termen worden verstaan of, belangrijker en fundamenteler, in termen van geloof? Gebeurt dit laatste, dan wordt een rijkere theologie van de kerk en haar zending mogelijk, zoals deze in feite op vele plaatsen in het land al zichtbaar in praktijk wordt gebracht nog voor ze is geformuleerd. Volksmacht is kerkmacht wanneer kerk waarlijk volk is en kerk en volk (voor zover ze nog te onderscheiden zijn) in alle omstandigheden proberen te leven in diepe trouw aan het evangelie. Het probleem van kerk en macht, kerk en politiek kan maar volledig worden opgeklaard wanneer de kerk haar eigen leven identificeert met dat van de mensen, met hun zorgen, hun problemen. Wat de kerk op de Filippijnen op dit ogenblik van onze geschiedenis te doen staat, is voor mij heel duidelijk. Zij was met de mensen in hun revolutie, zij leed met hen, zij was kwetsbaar als zij. Nu moet zij ook met hen zijn in het moeilijker werk van de wederopbouw. Zij moet hen helpen dat wat in de recente theologie ‘de voorkeur voor de armen’ wordt genoemd, in harde politieke en economische programma's te vertalen. Wat voor macht zij ook heeft, zij moet die dáárvoor aanwenden. Alleen als zij zich onvoorwaardelijk aan de dienst van mensen wijdt, kan ze zich kerk blijven noemen. Te rechtvaardigen is haar gebruik van macht alleen als haar macht dienst is, macht en dienst in politieke zin. |
|