Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 640]
| |
Claus laat Hamlet uit
| |
[pagina 641]
| |
een relatie heeft met een grijsaard (een ‘grootvader’ wiens broer aan koudvuur is gestorven. De allusies op Hamlet zijn opvallend. Net als Hamlets moeder, Gertrude, is Ronalds moeder wellustig. Zij heeft een relatie met een ‘grijsaard’ (Claudius) wiens broer aan koudvuur gestorven is (Hamlet sr. werd door Claudius gedood met in zijn oor gegoten bilzenkruid). Deze broer had een gebroken enkel (hij mankte dus, wat oedipale connotaties heeft)Ga naar voetnoot1. Ronald beschrijft verder hoe zijn moeder hem lokt, een allusie op de slaapkamerscène in Hamlet: ‘Zij had mij in de gaten, dat zweer ik voor God en de mensen, zij keek minstens drie keer naar mij. Zij seinde: «Kom je naar mijn kamer, straks, schat?» - «Nee, schat», zei ik. - «Hou je niet van een pretje, schat!», morse-tekende zij. - «Ik heb geen geld, schat,» seinde ik onverbiddelijk terug’. Als men het hele oeuvre van Claus doorneemt vindt men sporadisch nog meer referenties aan Shakespeare en Hamlet. Het was dus te verwachten dat ooit eens Shakespeare, en meer bepaald diens Hamlet op Claus' vertaaltafel terecht zou komen. Toen het NTG in 1983 voor haar Hamlet-produktie in regie van de Italiaanse gastregisseur Arturo Corso, een ‘speelbare’ vertaling nodig had, was dit voor Claus een gedroomde gelegenheid. Maar Claus vertaalde niet zomaar. Het ging om Claus' Hamlet, die slechts ‘naar’ Shakespeare gemaakt is. Claus' produkt kan dus niet zonder meer vergeleken worden met de klassieke Shakespeare-vertalingen, zoals we die kennen van Burgersdijk, Willy Courteaux of Bert Voeten. Maar het is ook niet zo dat Shakespeares Hamlet in Claus' bewerking nog nauwelijks te herkennen zou zijn. Het is onmogelijk in enkele bladzijden een volledig overzicht te geven van wat Claus allemaal transformeerde. Maar enkele belangrijke ‘transformaties’ kunnen al laten zien in welke richting Claus zijn Hamlet stuurtGa naar voetnoot2. | |
Tekstuele transformatiesTekstuele transformaties zijn wijzigingen in de betekenisvorm. Claus heeft tal van zulke veranderingen aangebracht. De belangrijkste daarvan, die | |
[pagina 642]
| |
tevens zo vanzelfsprekend is dat we ze makkelijk over het hoofd zien, is de omzetting van het 16e eeuws Engels in hedendaags Nederlands. Verder zijn Shakespeares ‘blank verses’ (onberijmde vijfvoetige verzen) in proza omgezet. Hierdoor dreigt wel het ritme en de kracht van Shakespeares verzen verloren te gaan, maar dit compenseert Claus door dialogen meer vaart te geven, monologen te versnijden tot flitsende dialogen en de totale omvang van de tekst te beperken. Verder moderniseert hij allerlei contextgebonden elementen. Het toneelstuk dat in het derde bedrijf wordt opgevoerd en dat Shakespeare o.m. bedoelde als een satire op het drama dat nog in hoogdravende berijmde verzen geschreven werd, vervangt Claus door een enigszins gewijzigd toneelstuk dat hij laat spelen à la Pinter. Op het repertoire van het rondreizend gezelschap staat ook nog ‘agitprop of théâtre de la cruauté’. Wanneer Hamlet ‘onfatsoenlijk’ in Ophelia's kamer binnendringt, wil dit bij Shakespeare zeggen met afgezakte kousen, open wambuis en zonder hoed; Claus laat hem naakt bij Ophelia binnenstormen. Verder laat Claus tal van details met morele of godsdienstige inslag weg en heeft Hamlet het over ‘inleveren’ en ‘cumuleren’, en Polonius, de ‘Eerste Minister’, over het parlement en de politiek die stinkt. | |
Scenische transformatiesOnder scenische transformaties verstaan we veranderingen aan Hamlet als toneelstuk. De belangrijkste daarvan is de toevoeging van toneelaanwijzingen. De enkele van de hand van Shakespeare worden door Claus aangevuld met aanwijzingen betreffende belichting (in Shakespeares tijd uiteraard onmogelijk), kostuum, maar vooral i.v.m. gedragingen en bewegingen van de acteurs. De vermeerdering van het aantal toneelaanwijzingen heeft te maken met een verandering in theatercode. Waar Shakespeare bepaalde zaken vertelt of er alleen maar naar verwijst, daar wil Claus die demonstreren op de scène. Andere aanvullende toneelaanwijzingen duiden op zaken die bij Shakespeare impliciet zijn of gewoon tot de mogelijke elementen van opvoering en betekenisaanvulling behoren. Claus wil sommige van die mogelijkheden expliciet op de scène hebben. Maar zo beperkt hij ook enigszins de overvloed aan opvoeringsmogelijkheden. Een tweede scenische transformatie is het toevoegen van flash-backs, een procédé waarmee Claus lange verhalende passages of gebeurtenissen uit het verleden kan omzetten in toneelspel. Weerom dus een voorkeur voor spel boven tekst. Ten slotte de beperking van de dramatis personae. Hamlet vereist een | |
[pagina 643]
| |
grote bezetting en die is in het hedendaagse theater niet altijd te realiseren. Wat de figuranten betreft, legt Claus geen beperkingen op: de koning heeft nog steeds zijn gevolg en er trekt nog steeds een leger over de scène. In de grotere rollen zijn wel ingrijpende veranderingen aangebracht. De hoofdfiguren blijven natuurlijk gehandhaafd, maar rollen zoals die van Reynaldo (‘servant of Polonius’), Voltemand and Cornelius (boodschappers voor Noorwegen) en Rosencrantz and Guildenstern (handlangers van de koning) zijn geschrapt. | |
Structurele transformatiesDe tekstuele en scenische transformaties hebben vooral tot doel de Hamlet te moderniseren: Claus haalt Hamlet binnen in onze hedendaagse theaterwereld. Een derde groep transformaties, de structurele transformaties - veranderingen aan de inhoud - hebben niet in de eerste plaats die bedoeling. Hier schrijft Claus zijn eigen Hamlet, geeft hij zijn persoonlijke interpretatie van de Hamletstof gestalte. De tandem Rosencrantz en Guildenstern valt weg, zeiden we al. In hun plaats krijgt Horatio de opdracht spion voor de koning te spelen zodat zijn positie lange tijd dubbelzinnig blijft: medeplichtige aan de moordpoging op Hamlet en/of Hamlets trouwe vriend; uiteindelijk blijkt de vriendschap het te halen: anders dan bij Shakespeare leven zij een tijdje samen op het strand om een plan te beramen tegen de koning. Andere kleine structurele transformaties betreffen Polonius, die nog sterker dan bij Shakespeare als een karikatuur wordt getekend, een loze moraalridder en een politieke gluiperd. Fortinbras, de Noorse koning, krijgt weinig aandacht, waardoor hij niet langer functioneert als een soort alter-ego voor Hamlet, die zich meer verwant voelt met Brutus in diens relatie tot Caesar. Hier merken we weer Claus' voorliefde voor antieke elementen. Dat de figuur Fortinbras en de daaraan gekoppelde politieke aspecten van de strijd tussen Denemarken en Noorwegen in de schaduw worden gelaten, verraadt al enigszins de richting die Claus wil uitgaan. Dat merken we ook aan Claus' oplossing voor een van de meest netelige problemen in Hamlet, de verschijning van de geest van Hamlets vader. Het alom verspreide bijgeloof, het geloof in zwarte kunsten, magie, spoken en geesten van doden maakten zo'n verschijning in de 16e eeuw nog aannemelijk, geesten waren om zo te zeggen dagelijkse kost, ook in het theater. De manier waarop Claus probeert dit probleem op te lossen, is een belangrijke toetssteen voor de interpretatie van zijn bewerking. Bij de | |
[pagina 644]
| |
eerste verschijning van de geest (aan Horatio) gaat het om een grapje van Hamlet, die zich vermomd heeft als geest en zo Horatio ertoe aanzet om iets te doen aan ‘de rottigheid in de staat’. De tweede verschijning van de geest, nu aan Hamlet, wordt een hallucinatie van Hamlet, waarbij de geest en Hamlet letterlijk één worden en de ‘vervormde stem’ van de geest ‘uit zijn buik schijnt te komen’. De genegenheid van Hamlet voor zijn vader en zijn identificatie met hem zijn belangrijke elementen in het relationele netwerk dat Claus aan de hand van oedipale kenmerken weeft tussen zijn personages. De relaties tussen Laertes en zijn zus Ophelia en tussen haar en haar vader Polonius zijn incestueus getint. Ook de dominerende positie van de vrouw, in dit geval koningin Gertrude, over Claudius, ‘haar’ nieuwe koning, en over Polonius, ‘haar’ Eerste Minister, valt onder deze psychoanalytisch te verklaren relaties. De belangrijkste oedipale relatie is echter die tussen Hamlet en zijn moeder. Claus zet de spanningen die deze verhouding veroorzaakt, dik in de verf. Zijn psychoanalytische interpretatie is echter niet nieuw. Freud bracht in zijn Traumdeutung (1900) Hamlet reeds kort ter sprake i.v.m. het oedipus-complex, een opmerking die voor Ernest Jones het uitgangspunt vormde voor een uitgebreid en diepgaand onderzoek naar de ware drijfveren van Hamlets aarzelen om de wraakneming op zijn oom te voltrekkenGa naar voetnoot3. Jones legde talloze oedipale verhoudingen tussen de personages bloot en legde de link tussen Sophocles' Oedipus en de varianten daarvan, waaronder Shakespeares Hamlet, maar bijvoorbeeld ook Orestes, het stuk van Euripides dat, hoe kan het anders, door Claus in 1976 werd bewerkt. Toch kan men niet stellen dat Hamlets oedipuscomplex uitsluitend uit vaderhaat en moederliefde zou bestaan. Integendeel, Shakespeares en zeker Claus' Hamlet wordt eerder gekenmerkt door een zeer sterke band met de overleden vader en een haat jegens zijn moeder omdat deze hertrouwd is met haar zwager en aldus haar zoon, psycho-analytisch gezien, heeft afgewezen. Het is inderdaad Claudius die Hamlets vader vermoordt en de liefde van Hamlets moeder weet te winnen, een verwezenlijking die Hamlet (en met hem elke zoon) zich tot doel had gesteld. Vandaar dat Hamlet zich enigszins vereenzelvigt met zijn lotgenoot, zijn verstoten vader, en haat koestert jegens Claudius, zijn nieuwe rivaal. Tegenover zijn moeder is Hamlets houding dubbelzinnig. In de slaapkamerscène ontstaat een ‘hartstochtelijke omhelzing’ tussen Hamlet en zijn moeder, maar het is wel een moment waarop hij zich andermaal vereenzelvigt met zijn vader. | |
[pagina 645]
| |
Voor de rest kan men moeilijk stellen dat Claus' Hamlet toenadering zoekt tot zijn moeder. Integendeel, het is telkens Gertrude die haar zoon probeert te benaderen. Zij wordt door Claus opgezadeld met een passionele, ziekelijke liefde tot haar zoon en daardoor ook met een afgrondelijke jaloersheid jegens Ophelia. Gertrude neutraliseert de bedreiging die van Ophelia uitgaat door haar te vermoorden. Bij Shakespeare is Ophelia's dood een ongeval. Op die manier werkt Claus door middel van een aantal transformaties de interpersoonlijke relaties in Hamlet uit in een context van psychoanalytisch verklaarbare oedipale verhoudingen. Opmerkelijk is dat hij bepaalde aspecten van deze relaties duidelijker in het licht stelt dan Shakespeare zelf en daarbij in de lijn blijft van wat hij ook in andere werken laat zien. We verwijzen hier opnieuw naar zijn Dagboekje van Ronald Hansen, waar de moeder de zoon tracht te verleiden en naar zijn Oedipus en Blindeman, waar Jokaste toegeeft dat ze wist dat ze met haar zoon het bed deelde. Dat Claus de nadruk legt op de relationele problematiek in Hamlet betekent nog niet dat hij van Shakespeares veelzijdig werk een psychologisch drama maakt. Inderdaad is een lezing van de Nederlandse versie als politiek drama vrij moeilijk. Ook een mogelijke moralistische interpretatie valt moeilijk te verdedigen. De filosofische dimensie van het werk wordt niet verstevigd, maar blijft wel aanwezig. Het mensbeeld dat in Claus' Hamlet verweven zit, vertoont grote overeenkomst met dat van zijn Oedipus. In beide werken gaat het om een hoofdpersonage dat, geconfronteerd met een vloek (een pest, een rottigheid) die zijn land treft, maar waaraan niet hijzelf doch zijn omgeving schuldig is, gedwongen wordt deze vloek te verwijderen, een taak die hem ten gronde richt. Deze thematische samenvatting is slechts een vage, benaderende omschrijving van Claus' algehele mensbeeld. Willen we dat verder onderzoeken, dan zullen we zijn hele oeuvre onder ogen moeten nemen. Maar deze Hamlet past toch al netjes in ander werk van hem. De band tussen Claus en Shakespeare houdt overigens niet op bij Hamlet. Ook elders valt bij Claus heel wat invloed van Shakespeare (of van de Elizabethanen) te bespeuren, geloof ik. Zijn affiniteit met hen geldt niet alleen voor zijn vertalingen, niet alleen voor de thematiek, maar ook voor Claus' vormgeving aan zijn ‘eigen’ stof. Een diepgaande intertekstuele studie naar het spanningsveld tussen Claus en Shakespeare kan ons wellicht nog veel vertellen over Claus, maar evenzeer over een moderne visie op Shakespeare. |
|