Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 542]
| |
Star Wars:
| |
[pagina 543]
| |
Alternatieve scenario'sEr staan een aantal nog veel ambitieuzer en futiristischer aandoende star wars-programma's op stapel, waarvan de technische haalbaarheid nog zeer onzeker is, om van de economische kosten nog te zwijgen. Die berusten alle op de aanwezigheid in de ruimte zelf van stralingswapens: ‘klassieke’ lasers, X-stralen-lasers, of zelfs smalle bundels van uitermate versnelde elementaire deeltjes (waterstofkernen b.v.). Al deze wapensystemen moeten in de ruimte (d.w.z. boven de atmosfeer) aanwezig zijn om hun dodende straal überhaupt op het doelwit te kunnen richten: zowel (laser)licht van ultrakorte golflengten (evenals X-stralen) als een bundel versnelde materiedeeltjes (zoals b.v. protonen) worden door de in de atmosfeer aanwezige moleculen zo sterk geabsorbeerd en verstrooid dat zij alleen in vacuo, in het praktisch luchtledige, bruikbaar zijn om tegen ver verwijderde doelwitten ingezet te worden. Het voordeel van dit soort wapens is wel dat zij alle een energie-rijkere straling vertegenwoordigen die derhalve in minder tijd meer schade aan de geviseerde doelwitten kan berokkenen. Om die laatste en nog één bijkomende reden wordt thans in de VS heel veel onderzoek verricht naar de technische haalbaarheid van de X-stralen-laser. Niet alleen hebben X-stralen een grotere vernietigingskracht dan gewone lasers, maar ook de verhouding tussen het gewicht van de energiebron en de door die bron geproduceerde X-stralen (laser)energie is zo veel gunstiger d.w.z. kleiner, dat de X-stralen-laser samen met zijn energiebron als een raket in de ruimte gelanceerd zou kunnen worden. Het nog grotendeels theoretische concept van de X-stralen-laser berust inderdaad op niets minder dan... een kernbomexplosie als energiebron voor het lasermechanisme: om de kernlading wordt een cilinder aangebracht van metalen vezels, waarin de enorme thermische energie die zich ontwikkelt net voor het tot de eigenlijke kernexplosie komt, de emissie van X-stralen stimuleert, die als een (weliswaar tamelijk divergerende) laserstraal op het doelwit gericht kunnen worden. Ofschoon het onderzoek daaromtrent in de VS top secret is, zou het volgens Russische deskundigen al mogelijk zijn vrij ‘zachte’ X-stralen (met een energie van 1.000 elektronenvolt) langs deze weg te bekomen: de ‘druk’ van zo'n straling op een raket zou volstaan om die te doen terugwijken en haar baan te verstoren, nog afgezien van de rechtstreekse fysieke schade die de oppervlakte van de raket zou oplopen. Uiteraard is zo'n X-stralen-laser, eenmaal in werking gesteld, slechts een kort leven beschoren: door de kernbomexplosie schakelt hij zichzelf uit. Ofschoon Amerikaanse deskundigen lieten doorschemeren dat de X-stralen-laser binnen vijf jaar realiteit zou kunnen zijn, blijft er daaromtrent in | |
[pagina 544]
| |
de wetenschappelijke wereld nog heel veel skepsis en twijfel bestaanGa naar voetnoot1. Wat er ook van zij, gesteld dat X-stralen-lasers met een voldoende ‘harde’ straling (zeer korte golflengte) inderdaad in groten getale geconstrueerd kunnen worden, dan ziet het zogeheten ‘pop up’-scenario er, in grote lijnen, uit als volgt: 1. Een observatiesatelliet detecteert een gelanceerde, vijandelijke raket en signaleert haar positie aan een zo dicht mogelijk in de buurt navigerende onderzeeër (in de Indische Oceaan, de Noorse wateren) die een voorraad X-stralen-lasers aan boord heeft. 2. Vanop die duikboot wordt een X-stralen-laser in de ruimte afgevuurd, die zowat 940 km moet afleggen om vanop 200 km hoogte de gesignaleerde raket (3.000 tot 4.000 km daarvandaan) te kunnen viseren. De laser bereikt zijn gevechtspositie pas na twee minuten, op het moment dat de vijandelijke raket haar brandstof bijna geheel heeft verbruikt. 3. Vanuit die positie en op grond van de ontvangen informatie, wordt het lasermechanisme ontstoken en de X-stralen-bundel gericht op de raket die na enkele seconden vernietigd wordt. Naast de reeds vermelde onzekerheid omtrent de technische haalbaarheid van de X-stralen-laser, blijft het meest kritische punt van het ‘pop up’-scenario de nijpende tijdsnood waarin het hele systeem verkeert. Volgens de Amerikaanse deskundige Fletcher is het nu reeds best mogelijk (ook voor de Sovjetunie) om MIRV's te bouwen met een lanceertijd van slechts één minuut: in dat geval zou de X-stralen-laser veel te laat zijn gevechtspositie innemen, op het moment nl. dat de afzonderlijke kernkoppen met hun verwarrende zwerm schijnraketten zich reeds op hun ballistische baan bevinden: welke van de honderd(en) mogelijke doelwitten gaat de X-stralen-laser dan viseren? Om met dit hachelijke tijdsprobleem in het reine te komen worden nog veel ambitieuzer en grootser plannen overwogen die, voorlopig althans en beslist nog voor langere tijd, in de sfeer van de science fiction thuishoren. Waarom niet, vroeg men zich af, de lasers zelf mét hun energiebevoorrading, in voldoende aantal, als permanent aanwezige satellieten in de ruimte installeren? Projecten in die zin liggen reeds op de tekentafels. Eén model berust op het gebruik van een chemische laser (van waterstoffluoride) die een infrarode laserstraling produceert: het Amerikaanse departement van defensie plant de constructie van zo'n 2 megawatt-laser voor het | |
[pagina 545]
| |
jaar 1987. Het - in de ruimte te installeren - laserwapen zou bestaan uit de assemblage van 50 dergelijke lasers (elk met een omvang van 8 m3), die alle samen een laserstraal van 25 megawatt zouden produceren, welke via een collectorspiegel van 10 m diameter, en over een afstand van 3.000 km, in 7 seconden tijd een vernietigende stralingsdosis aan een raket zou moeten meedelen. Elk van deze laserstraal-‘fabrieken’ moet zijn eigen, nog veel omvangrijker energiecentrale bij zich hebben. Er werd reeds becijferd dat, mochten dergelijke lasers in optimale condities functioneren, 300 daarvan zouden volstaan om de 1.400 Russische ICBM's uit te schakelen. Nog niet becijferd werd hoeveel ruimtependelvluchten nodig zullen zijn om al deze gevaarten in de ruimte op te bouwen en wat daarvan de globale economische kosten zouden zijn. Ondertussen wordt in de VS het onderzoek naar lasers van allerlei slag onverdroten voortgezet en ten sterkste aangemoedigd. Van een stralingswapen dat een bundel heel snelle materiedeeltjes op een raket richt, verwacht men dat die deeltjes zo diep in de raket doordringen dat zij haar besturingsapparatuur ontregelen. Het vooralsnog onopgeloste hoofdprobleem van dit soort wapen is de noodzaak om een bundel elektrisch neutrale deeltjes te produceren, aangezien geladen deeltjes afgebogen worden door het magnetisch veld van de aarde. De bestaande en veelvuldig gebezigde deeltjesversnellers berusten juist alle op de inwerking van elektrische en/of magnetische velden op geladen deeltjes (protonen, elektronen...), die men, met behulp van deze velden, inderdaad kan versnellen tot snelheden die heel dicht de lichtsnelheid benaderen en tegelijk tot smalle bundels kan samenknijpen. Dergelijke bundels zouden dus eerst, op een of andere manier, opnieuw in neutrale bundels omgezet moeten worden om als ruimtewapens bruikbaar te zijn. Wat tenslotte de in een vorig artikel vermelde doelzoekende raketten (homing vehicles) betreft, welke door een rechtstreekse fysische impact een raket zeker vernietigen, die komen (hoogstwaarschijnlijk) nimmer in aanmerking om tijdens de lanceerfase van een ver verwijderde raket ingezet te worden, aangezien hun voortbewegingssnelheid minder dan 1% van de lichtsnelheid bedraagt. | |
Gaten in het ruimteschildIn de televisietoespraak van maart 1983, die de SDI-wagen voorgoed aan het rollen bracht, riep president Reagan zijn landgenoten-wetenschapslui op ‘ons de middelen te bezorgen die kernwapens krachteloos en onbruik- | |
[pagina 546]
| |
baar verouderd (impotent and obsolete) kunnen maken’. Hij sprak de hoop en zijn overtuiging uit dat ‘een technologische revolutie de VS in staat zal stellen strategische ballistische kernwapens te onderscheppen en te vernietigen nog voor ze ons grondgebied bereiken’. Dank zij het SDI zou de huidige periode van ‘wederzijdse verzekerde vernietiging’ afgelost worden door het tijdperk van ‘wederzijdse verzekerde veiligheid’. De massieve en gespecifieerde kritiek van deskundigen (van het hoogste niveau) op deze optimistische verwachtingen heeft intussen zelfs militaire topadviseurs, verdedigers en promotoren van het project ertoe gebracht dergelijke perspectieven als irrealistisch en (te) naïef af te wijzen. Vrijwel niemand durft nog stellen of voorspellen dat het geplande systeem een volkomen dicht schild is of zal zijn. Begin 1984 verklaarde A.B. Carter van het MIT (voormalig lid van het departement van defensie): ‘Het vooruitzicht dat de sterrenkrijg-technologieën, in hun verdere ontwikkeling, een volmaakt of nagenoeg volmaakt (sluitend) verdedigingssysteem zullen zijn... is zo schimmig dat het niet als grondslag mag dienen van de publieke verwachtingen of de nationale politiek’Ga naar voetnoot2. Niet schimmig daarentegen is de imponerende waslijst van tegenmaatregelen die reeds op dit moment of op korte termijn tegen het SDI-verdedigingsstelsel genomen kunnen worden. En al die maatregelen vertonen een, voor het SDI hoogst bedenkelijk, dubbel kenmerk: ze zijn technisch minder ingewikkeld en tegelijk beduidend goedkoper dan het SDI-systeem. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Gorbatsjov daarop gezinspeeld in zijn redevoering voor de Opperste Sovjet van 27 november 1985: ‘Mochten de VS doorgaan met hun SDI, dan zal de Sovjetunie een adequaat, efficiënt en voldoende krachtig antwoord weten te vinden dat ongetwijfeld goedkoper zal zijn dan het Amerikaanse project’ (Le Monde, 29.11.85, p. 3). Een eerste gat in het verdedigingsschild is een onvermogen dat, merkwaardig genoeg, van meet af aan door de ontwerpers en promotoren ervan is erkend: het SDI is niet bedoeld noch geschikt om (laag vliegende) kruisraketten, door bommenwerpers gelanceerde raketten en vooral vanop duikboten gelanceerde SLBM's te ontdekken en te neutraliseren. De op aarde gevestigde lasercentrales staan derhalve bloot aan een aanval van SLBM's, die niet eens de centrales zelf hoeven te vernietigen: de atmosferische verstoringen in de buurt van zo'n centrale door nucleaire explosies veroorzaakt, volstaan ruimschoots om voor onbepaalde tijd de energie-over-dracht van de centrales naar de ruimtespiegels te verhinderen, waardoor | |
[pagina 547]
| |
het hele systeem ineenstort. Veelbetekenend in dit verband is het feit dat de huidige Franse regering, bij monde van haar minister van defensie Quilès, juist dit soort consequenties reeds getrokken heeft uit de bedreigde geloofwaardigheid van haar beperkte ‘force de frappe’, mocht de Sovjetunie ertoe overgaan, in navolging van de VS, een analoog defensiesysteem in de ruimte te installeren. De minister verklaarde nl. dat het Franse defensiebeleid zich voortaan nog veel meer zal toespitsen op de SLBM's en op maatregelen die de raketten tegen detectie en laserstraling beschermen (volgens Reuter, in De Standaard, 29.11.85, p. 4). Met die laatste maatregelen belanden wij bij de lijst van zogeheten passieve tegenmaatregelen die de detectie en/of vernietiging van een (pas) gelanceerde raket veel moeilijker tot nagenoeg onmogelijk moeten maken. Een eerste reeks maatregelen betreft de fase waarin de gelanceerde raket een bron van sterke infrarode straling is doordat - en zo lang als - zij haar brandstof verbruikt. Wij zagen reeds dat een verkorting van die fase tot één minuut de X-stralen-laser van het pop up-systeem letterlijk buiten (het) gevecht zou stellen, maar ook de andere systemen zouden daardoor in hoge tijdnood geraken. Men kan bovendien het verbrandingsproces zelf zo manipuleren dat zowel het detecteren als het viseren van de raket, op grond van haar warmtestraling, ten zeerste bemoeilijkt worden door b.v. van de steekvlam een onregelmatig pulserende, bijwijlen onderbroken vlam te maken, of door de vlam te omgeven met een holle, al dan niet beweeglijke cilinder, die in het ongewisse laat waar precies het raketlichaam zich bevindt waarop de laserstraal, met grote nauwkeurigheid en ettelijke seconden lang, gericht moet worden wil ze enig effect sorteren. Een tweede reeks passieve tegenmaatregelen betreft de bescherming van de raket tegen invallende laserstralen. Een snelle wenteling van de raket om de eigen lengte-as spreidt de laserenergie, die daardoor op zijn minst heel wat meer tijd nodig heeft om enige schade aan te richten. Men kan de raket omhullen met een sterk reflecterende laag, die tijdens het begin van de lanceerfase beschut wordt door een folie die nadien wordt afgestroopt: de raket zou dan de laserstraal terugkaatsen in plaats van ze, tot haar schade, te absorberen. De raket kan uitgerust worden met een hydraulisch afkoelingssysteem, of met een beweeglijke ring, die met de invallende laserstraal mee beweegt en de raket voor verdere schade behoedt. De raket kan uitgerust worden met een ingebouwd besturingsapparaat dat automatisch koerscorrecties uitvoert voor baanafwijkingen die onder de druk van een laserstraal mochten ontstaan... Kortom, er is werk genoeg aan de winkel voor het ontwerp en de produktie van een nieuwe generatie nog meer geperfectioneerde kernwapens! | |
[pagina 548]
| |
De actieve tegenmaatregelen zijn van tweeërlei aard. De eerste, voor de hand liggende, minst ingewikkelde en (vrij) goedkope tegenmaatregel heet: gewoon meer raketten en schijnraketten voorzien van nog meer nepprojectielen de ruimte insturen, teneinde de detectie- en vernietigingscapaciteit van het SDI-systeem te verzadigen en uit te putten. R.D. Delauer, ondersecretaris van het ministerie van defensie, verklaarde uitdrukkelijk voor het House Armed Services Committee: ‘Elk defensiesysteem kan overrompeld worden door proliferatie en neptuigen (decoys, decoys, decoys, decoys!)’Ga naar voetnoot3. Zelfs indien slechts 5 tot 10% van de kernkoppen het schild doorboren richten zij onvoorstelbare - terecht ontoelaatbaar geachte - verwoestingen aan. Of is men dan al vergeten dat Hiroshima en Nagasaki verwoest werden door telkenmale één kernbom van ‘slechts’ middelgrote sterkte? Maar het meest bedenkelijke aspect van deze (relatief) makkelijke tegenmaatregel is dat de sinds vele jaren als volkomen irrationele waanzin gehekelde overkill-capaciteit van de bestaande kernarsenalen nu voor het eerst, in deze nieuwe context, een ‘rationele’ strategische betekenis en rechtvaardiging krijgt. Indien de tegenpartij voor deze maatregel opteert, dan stimuleert een SDI, dat alle kernwapens uit de wereld moet helpen, paradoxalerwijze een nieuwe bewapeningswedloop: de produktie van nog meer en minder kwetsbare kernwapens. Een tweede en laatste reeks actieve tegenmaatregelen heeft tot doel de ruggegraat zelf van het SDI-systeem - zijn op vaste en allang bekende banen aanwezige satellieten (spiegels, ruimtelasers en hun logistieke apparatuur) - te vernietigen of grondig te verstoren. Over één punt zijn de deskundigen het eens: het is zowel eenvoudiger als goedkoper ruimtewapens te ontwikkelen waarvan de enige taak de vernietiging van een satelliet is, dan de omvangrijke en kwetsbare precisie-apparaten te bouwen (en in de ruimte te installeren) die ruimtespiegels en -lasers nu eenmaal zijnGa naar voetnoot4. De kans op een nieuwe bewapeningswedloop van antisatellietwapens (ASAT) zit er dan ook dik inGa naar voetnoot5. Om nogmaals Gorbatsjov te citeren: ‘Mochten de VS met hun SDI doorgaan, dan zal de Sovjetunie zich gedwongen zien de efficiëntie, precisie en sterkte van zijn bewapening op te voeren, om, zo | |
[pagina 549]
| |
nodig, de elektronische ruimtemachinerie van de sterrenkrijg te neutraliseren’ (Le Monde, o.c., ibid.). In de jaren zestig waren beide supermachten met een vrij beperkt ASAT-programma begonnen dat, ten gevolge van het ABM-verdrag van 1972, enigszins op de achtergrond geraakte. Tot in het midden van de jaren zeventig leek tussen beide partijen de consensus te bestaan: dat (hun) observatie- en communicatiesatellieten goede diensten konden bewijzen aan détente, veiligheid en vrede doordat ze beide partijen in staat stelden elkaar ‘in het oog te houden’ en eventuele inbreuken op afspraken of ontoelaatbaar geachte nieuwe militaire bedreigingen tijdig te signaleren op voorwaarde althans dat beide partijen vasthielden aan een volstrekt verbod van wapens in de ruimte. Maar na 1975 drongen de militairen in de VS aan op een verdere ontwikkeling van het ASAT-programma, terwijl hun diplomaten in 1978 toch opnieuw bilaterale besprekingen aanknoopten met de SU over een verbod van ruimtewapens. Die onderhandelingen werden door de VS al in 1979 afgebroken naar aanleiding van de Russische interventie in Afghanistan. Met de bekendmaking van het SDI-project in 1983 spraken de VS zich intussen onomwonden uit voor de installatie van wapensystemen in de ruimte. Daarmee is de paradoxale situatie ontstaan: terwijl de VS met alle kracht het SDI-systeem proberen uit te werken, maken zij tegelijk even veel werk van de ontwikkeling van geperfectioneerde anti-satellietwapens die juist een dergelijke defensiesysteem moeten ondermijnen en krachteloos makenGa naar voetnoot6. Het Amerikaanse ASAT-programma is in hoofdzaak een intereeptietechniek met behulp van de reeds vermelde doelzoekende raket: de tweetrapsraket wordt eerst tot in de buurt van de geviseerde satelliet gelanceerd om vervolgens, op eigen kracht, zijn doelwit te achtervolgen en er zich op te pletter te storten. Het Russische ASAT-systeem berust op een heel andere aanpak: het antisatellietwapen wordt, bij wijze van een satelliet, op dezelfde baan gebracht als die van de geviseerde satelliet om vervolgens, als beide elkaar dicht genoeg genaderd zijn, te ontploffen en een hagel stalen kogeltjes op de vijand af te vuren. De relatieve snelheid waarmee beide satellieten elkaar naderen, op dezelfde baan maar uit tegengestelde richtingen, bedraagt zowat 16 km/sec, zegge een snelheid die 8 maal groter is dan die van de krachtigste antitankprojectielen: het is ondenkbaar dat men in | |
[pagina 550]
| |
de ruimte satellieten installeert die tegen dermate snelle projectielen bestand zijn. Van de 20 bekende proefnemingen die de SU tussen de jaren 1968 en 1982 heeft uitgevoerd, werden er 9 met succes bekroond op hoogten die varieerden tussen 150 en 1.575 km. Welke vlucht zullen de ASAT-wapens nemen? Men gewaagt al van een variant van de Russische aanpak: het installeren in de ruimte van ruimtemijnen, die de geviseerde satelliet maanden of jaren lang ‘gezelschap houden’ tot zij van hun thuisbasis het bevel krijgen hun buur door een ontploffing uit te schakelen. Maar ook de (in het SDI-project geplande) laserwapens kunnen zonder meer, zowel vanop aarde als vanin de ruimte, als efficiënte aanvalswapens ingezet worden tegen de observatie- en communicatiesatellieten van de vijand en zelfs tegen (al dan niet) militaire doelwitten op aarde: in al deze gevallen ontsnapt het laserwapen aan de hoger vermelde tijdsnood doordat het zijn straling willekeurig lang op vaste en makkelijk lokaliseerbare doelwitten kan richten. Zo veel is intussen duidelijk geworden: heeft men eenmaal de aanwezigheid in de ruimte ook van zogenaamde defensiewapens aanvaard, dan voert dit regelrecht tot een militarisering van - of tot oorlogvoering in - de ruimte. Of zelfs tot oorlogvoering op aarde vanuit de ruimte. En daarmee belanden wij bij een laatste vraag: kan het SDI zijn pretentie waarmaken een louter defensief en de veiligheid bevorderend systeem te zijn? | |
Louter defensief en veiligheid bevorderend?Herhaalde malen heeft president Reagan het louter defensief karakter van het SDI dik in de verf gezet. Dat karakter berust echter uitsluitend op de intentieverklaringen van de ontwerpers en gebruikers van het systeem. We zagen reeds dat het wapensysteem zelf, zonder enige wijziging in zijn structuren, ook als offensief wapen gebruikt kan worden tegen militaire observatie- en communicatiesatellieten en zelfs op aarde gevestigde installaties. Nog belangrijker evenwel en veel zorgwekkender is: dat het SDI niet kan of niet mag losgekoppeld worden van de globale, militaire context waarin het functioneert, en die o.m. behelst dat de VS, naast of samen met de SU, nog steeds beschikken over het machtigste offensief kernwapenarsenaal ter wereld. Mocht het SDI ooit, met verloop van jaren of decennia, uitgroeien tot een welhaast waterdicht defensiesysteem, of mocht het, wat minder onwaarschijnlijk is, zelfs maar uitgroeien tot een systeem dat een aanzienlijk aantal raketten tegelijk aan kan, dan krijgt dit defensiesysteem een | |
[pagina 551]
| |
offensieve strategische dimensie en functie zonder weerga. In het eerste geval zouden de VS daardoor de enige macht ter wereld worden die straffeloos, zonder de tweede vergeldingsslag te moeten duchten, tegen om het even wie een onbeperkte of beperkte kernoorlog kunnen beginnen, of om het even wie daarmee kunnen bedreigen en chanteren. Maar ook in het tweede, minder irrealistische geval zou de verleiding groot kunnen worden om door een massale eerste slag het kernarsenaal van de vijand zo danig te verzwakken dat diens (tweede) vergeldingsslag met zijn resterende drastisch verminderde middelen door het defensiesysteem opgevangen kan worden. In datzelfde tweede geval zou het voor de VS eveneens verleidelijk zijn om desgevallend slechts tot een beperkte kernoorlog over te gaan in de redelijke verwachting dat een even beperkte vergeldingsslag door het eigen defensiesysteem opgevangen kan worden. Dit fundamentele bezwaar tegen de offensief-strategische functie van het SDI, vatte dr. C. Bertram, politiek redacteur van Die Zeit en voormalig medewerker van het SIPRI in Londen, samen met de woorden: ‘It's a bonus to the first striker’Ga naar voetnoot7, het is een premie of aanmoediging voor wie als eerste kernwapens wenst te gebruiken. Om enigszins geloofwaardig te zijn zou het defensief karakter van het SDI op zijn minst gekoppeld moeten worden aan de uitdrukkelijke intentieverklaring van Amerikaanse zijde nooit als eersten kernwapens te zullen gebruiken. Maar het is precies dat soort verklaringen die de VS tot nog toe steevast geweigerd hebben te onderschrijven. Vanzelfsprekend is het offensieve karakter van het SDI allang door de SU erkend en als de ultieme, heimelijke bedoeling ervan aangeklaagd. De SU zou van haar kant met verloop van tijd eveneens in de verleiding kunnen geraken om daar wat aan te doen en in te grijpen voor het te laat is, om dus zelf het initiatief tot een kernoorlog te nemen vóór het defensiesysteem van de tegenpartij daartegen behoorlijk opgewassen is. Wat blijft er in dit perspectief nog overeind van de totstandkoming van het tijdperk van ‘wederzijdse verzekerde veiligheid’ waartoe het SDI heet bij te dragen? Zou het SDI dan toch ‘misschien de meest grandiose manifestatie zijn van de illusie dat wetenschap de wereld kan herscheppen die een einde nam toen in 1945 de eerste atoombom ontplofte’?Ga naar voetnoot8 Met die vraag raken wij m.i. de diepste wortel van het grote misverstand. C. Bertram noemde het de fascinatie van de louter technologische oplos- | |
[pagina 552]
| |
sing. De bezetenen van het technologisch (bij)geloof gaan ervan uit dat alle Problemen van menselijk leven en samenleven kunnen en dus moeten opgelost worden door (nog meer) wetenschap en techniek. Van die mentaliteit en overtuiging zegt P.-M. Gallois in De honderd seconden oorlog: ‘Meer dan de ethiek is het de honger naar uitvindingen die beslist. Wat men geconcipieerd heeft dient dadelijk gerealiseerd te worden... Voor de wijsheid is daar geen plaats. Wat gedaan kan worden, zal gedaan worden. Zelfs indien de nutteloosheid van die overmilitarisering van de ruimte flagrant is’. In dezelfde zin besloten de Amerikaanse auteurs van een bijdrage over de ASAT-bewapeningswedloop: ‘de hele ervaring na Hiroshima toont aan dat geen van beide supermachten lange tijd een militair voordeel weet te bewaren in om het even welke technologie die een bedreiging vormt voor de tegenpartij, en dat het resultaat van alle competitie op dit vlak een lager niveau van veiligheid is voor beide partijen. Er is geen enkele evidentie dat een ongeremde wedloop in de ruimte een uitzondering op deze regel zou kunnen zijn’Ga naar voetnoot9. Hopelijk dringt dit inzicht tijdig genoeg tot alle verantwoordelijken door om een enorme verkwisting te voorkomen van vernuft, energie, materiële en economische middelen, die ongetwijfeld voor dringender en menslievender doeleinden gebruikt kunnen worden. |
|