Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 507]
| |
Kerk en staat in Boeroendi
| |
Toenemende spanning tussen kerk en staatOp 1 november 1976 bracht een onbloedige staatsgreep president J.B. Bagaza aan de macht. Hij volgde president U. Micombero op, wiens gezag steeds meer was afgetakeld. Het land had weer een sterke hand nodig. De kerk verwelkomde de Tweede Republiek. De bisschoppen schreven: ‘Wij verheugen ons over de inspanningen die de Tweede Republiek wil doen om ons volk de structuren te geven die het nodig heeft voor een waardige ontwikkeling. Wij zeggen haar onze oprechte medewerking toe om onder ons volk een echte broederschap te creëren. Wij zullen altijd aan de zijde staan van hen die strijden voor waarheid en rechtvaardigheid. Wij zijn er echter ook van overtuigd dat zelfs de beste wetgeving onbruikbaar is of handig omzeild wordt wanneer niet het hart van de mens geraakt wordt. Op dat niveau stellen wij ons op, wij doen een beroep op het geweten van de christenen’. Aanvankelijk leefden kerk en staat in de beste verstandhouding. Op zijn rondreizen door het land bezocht de president ook de parochies, sprak hun moed in, gaf hun raad, feliciteerde hen met bereikte resultaten. Maar al spoedig verslechteren de relaties. De feiten volgen elkaar vlug op. -1977: De radiomis mag niet meer worden uitgezonden. Uitwijzing van de paters Combonianen en van Mgr. Martin, die al 50 jaar in Boeroendi werkt. | |
[pagina 508]
| |
-1978: De religieuzen wordt de leiding van de basisscholen ontnomen, ze moeten wel voor het onderhoud van de gebouwen blijven zorgen. -1979: De ‘Sahwanya’-basisgemeenschappen, worden opgeheven. De bisschoppen protesteren. De reactie is brutaal: een honderdtal missionarissen, katholieken zowel als protestanten, wordt uitgewezen. Het enige katholieke weekblad Ndongozi wordt opgeheven, zendverbod voor de protestantse ‘Radio Cordac’. De bankrekeningen van de kerk worden geblokkeerd. - 1980: Verdere uitwijzingen. Geleidelijke vermindering van het aantal legeraalmoezeniers. - 1981: Elf paters Xaverianen worden uitgewezen. Het aantal uren catechisatie in het onderwijs wordt verminderd. - 1982: Een decreet garandeert de buitenlanders een fair statuut, maar het wordt nooit van kracht. Een nieuwe Grondwet wordt gepromulgeerd: Boeroendi is een wereldlijke staat, die de vrijheid van geweten en godsdienst eerbiedigt. President Bagaza ontmoet Aartsbisschop Ruhuna en belooft hem de geschonden rechten te herstellen. Die belofte wordt nooit ingelost. - 1983: Bij een bezoek aan de Bondsrepubliek Duitsland zegt Bagaza in een interview in Evangelische Kommentare: ‘Wij hebben de invloed van de katholieke kerk teruggedrongen en zullen die nog meer terugdringen. De maatregelen die wij daartoe hebben genomen zijn echter verkeerd begrepen, vooral in Europa’. Op het einde van het jaar worden de permanente verblijfsvergunningen voor alle buitenlanders ingetrokken. Er worden nog slechts visa uitgereikt voor één jaar. In het diocees van Boeroeri wordt geen enkel verblijfsvisum voor missionarissen hernieuwd. - 1984: Twee omzendbrieven van het ministerie van binnenlandse zaken leggen de godsdienstoefening strikte beperkingen op. Geen weekdiensten meer, behalve huwelijks- en begrafenismissen. Geen pastorale en caritatieve bijeenkomsten meer, tenzij op zaterdagnamiddag en zondag, en alleen in parochielokalen. Religieuze symbolen zoals kruisen en beelden moeten overal worden verwijderd. Tijdens de werkuren moeten de kerken gesloten blijven. Om catechumenen bijeen te brengen om ze voor te bereiden op het doopsel, is verlof van de gemeentelijke autoriteiten nodig. Enkele catechisten en twee Boeroendese priesters worden gearresteerd. - 1985: Nieuwe uitwijzingen van meer dan 115 missionarissen. Geen bisschop mag het land nog verlaten. In een bepaalde streek wordt de verkoop van koffie, voor de bevolking de belangrijkste bron van inkomsten, nog alleen op zondagmorgen toegestaan; toevallig is dat ook het enige moment van de week waarop eredienst toegestaan is. Later worden de maat- | |
[pagina 509]
| |
regelen van 1984 versoepeld: ook in de week mag eucharistie gevierd worden, maar alleen 's avonds, na het werk. Gelovigen blijven ook 's ochtends, vóór het werk, naar de kerk komen, ze zien in de regeringsmaatregelen een aantasting van hun mensenrechten. De ochtendmis wordt het symbool van hun verzet. Een twintigtal Boeroendese priesters en een aantal leken, onder wie vrouwen, worden in hechtenis genomen. Alom heersen nu onzekerheid en angst. Vanzelf denkt iedereen terug aan de bloedige gebeurtenissen van 1972 die nog door ieders herinnering spoken, de bloedige onlusten waarin de Hoetoe-elites door de Toetsi uitgemoord werden. De mensen mogen en durven niet meer vrijuit spreken en dat vergiftigt de sociale relaties, die zeker in Afrika het sleutelelement vormen van het sociale leven. Een situatie waarin vrijuit spreken zogoed als verboden is, is de dood van de traditionele cultuur. Je hoort de mensen alleen nog over oppervlakkige dingen praten. De zwaarste klap voor de kerk is het verbod op de basisgemeenschappen, de zgn. Sahwanya's. Traditioneel heeft het volk nooit enige zeggenschap gehad, noch onder het feodale regime, noch in de koloniale periode, en al evenmin ten tijde van de eerste evangelisatie. Nu kwamen ze, ook in de dorpen op de heuvels, daar waar ze leven, in groepjes bijeen om zich samen te bezinnen over hun geloof in relatie met hun dagelijks leven. Ze werden bewuster, vanzelf dus ook kritischer, en dat is iets wat een eenheidspartij natuurlijk niet kan verdragen. In de gevestigde parochies mogen de mensen van zaterdagmiddag tot zondagavond nog wel samen komen, maar het principe zelf van de basisgemeenschap en dat van de vrijheid van meningsuiting zijn aangetast. Voor catechistenbijeenkomsten moet vooruit verlof worden aangevraagd aan de burgerlijke overheid; dagorde en verslag van de vergaderingen van de pastorale werkers moeten aan de bevoegde administratie overgemaakt worden. Al wat met kerk en godsdienst verband houdt, wordt in de media doodgezwegen. Geen woord over het laatste bezoek van de paus aan Afrika. Wordt er over kerk of godsdienst gesproken, dan bijna altijd om ze te denigreren. De zondag, in het Rundi vanouds ‘umusi w'Imana’, ‘dag des Heren’, is nu ‘de zevende dag’. | |
Wat betekent de kerk voor de staat?Hoe denkt de staat over de kerk? Wat verwacht hij van haar? De feiten zitten vol contradicties. Op 1 juli kreeg een Italiaans priester die een groot | |
[pagina 510]
| |
landbouw- en veestapelproject realiseerde, een officiële onderscheiding, maar de missionarissen die in Gisuru het mooiste woningproject van het land hebben opgezet, werden zonder opgave van redenen het land uitgewezenGa naar voetnoot1. Waarom worden religieuzen die dokter of verpleegster zijn, of die een tehuis voor gehandicapten leiden, het land uitgezet? Waarom gebeurt hetzelfde met mensen die zorgen voor sanitaire opvoeding, consciëntisatie en promotie van de minst bedeelde bevolkingsgroepen? Is het wellicht het verschil in stijl van de projecten die de regering tot zulke contradictorische beslissingen brengt? De staat geeft de indruk de bisschoppen niet te willen kennen in hun sociale verantwoordelijkheid. In crisismomenten wordt het hun praktisch onmogelijk gemaakt het staatshoofd te ontmoeten. Als ze om een onderhoud vragen, worden ze gekleineerd. Ook schijnt men het aan te leggen op verdeeldheid onder de bisschoppen. Terwijl de laatste missionarissen van het bisdom Boeroeri in 1984 geen verlenging van hun verblijfsvergunning kregen, heeft tot op vandaag nog geen enkele missionaris het diocees van Muyinga moeten verlaten. Toen christenen van Boejoemboera een anonieme brief publiceerden om hun bisschop tot grotere vastberadenheid tegenover de overheid aan te sporen, reageerde deze bisschop maar heel slapjes. Hij speelde het spel van de overheid en werd in de pers meteen een voorbeeld van wijsheid genoemd. De christenen die ervan verdacht worden dit ‘pamflet’ te hebben opgesteld en twee priesters die hen zouden geholpen hebben, zitten nog altijd in de gevangenisGa naar voetnoot2. Nu het weekblad Ndongozi opgeheven is, heeft de bevolking geen middel meer om openlijk te protesteren tegen het gedrag van bepaalde ambtenaren. Wie durft nog de echte vragen stellen over de zware corruptie, die alom heerst? Het smeergeld van de grote handelsmaatschappijen, belastingontduiking, ambtenaren en handelaars die onder één hoedje spelen? Rijbewijs, een plaatsje op school, controle op de weg, douane, werkgelegenheid, beroep op de overheid, medische verzorging, vaak wordt het | |
[pagina 511]
| |
allemaal gekocht en verkocht, soms open en bloot. Ik weet wel, dat komt niet alleen in Boeroendi voor en er zijn misstanden die door de officiële krant Le Renouveau worden aangeklaagd, maar dat zijn dan alleen de misstanden die de staat wil bestrijden. Maar wie zal de andere uitbrengen, als er geen persvrijheid meer is? | |
Waarom?Zoekt men naar een verklaring voor deze spanning tussen kerk en staat, dan grijpt men meestal terug op de bloedige onlusten tussen Toetsi en Hoetoe in 1972: de kerk zou een bedreiging vormen voor de Toetsi-minderheid in een land waar 85% van de bevolking Hoetoe is. Maar gaat het in Boeroendi inderdaad om een etnisch probleem, het conflict tussen Toetsi en Hoetoe, of om een klassentegenstelling? Alle macht is niet in handen van dé Toetsi, maar van één van de Toetsi-clans, de hoofdzakelijk in het zuiden wonende Hima. Niet alle Toetsi genieten dezelfde privileges als die éne leidende klasse. Waren de Hima blanken, dan zou je ook in Boeroendi van een apartheidsregime kunnen spreken. Etnologen en historici leren dat een kleine minderheid al eeuwenlang de macht uitoefent en autocratisch regeert over een slaafse massa. De partij zegt nu dat dit een versie van de geschiedenis is die door de kolonisten is uitgevonden om hún dominantie te rechtvaardigen. Voor de partij is er in Boeroendi maar één volk: de Boeroendezen. Maar zo gerust zijn ze daar toch ook niet in. Iedereen weet wat er vijfentwintig jaar geleden in het buurland Rwanda is gebeurd. In een parallelle situatie is daar een heuse etnische revolutie doorgevoerd en heeft de Hoetoe-meerderheid (ook 85% van de bevolking) de macht overgenomen. En iedereen weet welke rol de kerk daarin heeft gespeeld. Dat is het waarschijnlijk wat de Hima-elite vreest: dat hetzelfde ook wel eens in Boeroendi zou kunnen gebeuren. En dat de kerk ook hier partij kiest voor de Hoetoe. Maar niets in de houding en de uitspraken van de Boeroendese kerkleiders wijst erop dat zij het probleem in die termen stellen. De grond van het probleem is eerder van economische en culturele aard. Zoals in zoveel andere plaatsen in de wereld profiteert ook in Boeroendi een hele kleine minderheid van de vooruitgang, die betaald wordt door de arbeid van mensen die er nauwelijks iets aan hebben, de verbouwers van koffie en thee, de voornaamste bronnen van inkomsten. De grote buitenlandse projecten komen de werkende massa nauwelijks ten goede. De brutale werkelijkheid is dat meer dan 80% van de bevolking de (relatieve) | |
[pagina 512]
| |
welstand van de elite financiert. Alleen die elite heeft toegang tot het secundair en universitair onderwijs. Zij levert alle kaderleden voor de openbare diensten en de privé- sector. Zij stelt voor haar kinderen dezelfde voordelen veilig als zijzelf genoten heeft. Dat zie je natuurlijk ook elders gebeuren. Specifiek voor Boeroendi is echter dat de grote meerderheid van de leerlingen in het secundair onderwijs Toetsi zijn. Hoe komt dat? Uit 36.000 kinderen die de basisschool beëindigen selecteert een nationaal examen jaarlijks ongeveer 4.000 kinderen die naar het secundair onderwijs mogen. Veruit de meesten daarvan zijn Toetsi. Corruptie of vervalsing? Nee, ze zijn gewoon beter. Het zuiden heeft namelijk een traditie van wedijver op school, de ouders doen al wat ze kunnen om hun kinderen te helpen slagen. Dat is voor hen een kwestie van overleven. In de rest van het land zijn de mensen bang dat hun kinderen zouden slagen: zij herinneren zich maar al te goed hoe in 1972 alle Hoetoe's die een leidende functie bekleedden systematisch werden uitgemoord. Ook veel leraren in het noorden zijn niet gemotiveerd om hun leerlingen te doen slagen. Ook in de secundaire scholen van het noorden, het dichtst bevolkte gebied, zit een groot aantal jongeren uit het zuiden. Theoretisch heeft iedereen gelijke kansen. Maar in het angstklimaat dat al jaren in het land heerst en met de onderwijsstructuur zoals die gegroeid is, komt daar weinig van terecht. Het lerarenbestand zou oordeelkundiger over het land gespreid moeten worden. Men zou kunnen denken aan een proportionele selectie van leerlingen per provincie. De regering wil iets doen voor de landbouwbevolking en heeft inderdaad al een en ander gerealiseerd. Maar tegelijk voerde zij in bepaalde gebieden maatregelen in die neerkomen op een regelrechte uitpersing van de kleine man: er worden taksen geheven op de fruitbomen die de mensen op hun percelen planten, op de kippen die ze kweken, op de tros bananen of de kruik bier die ze op de markt verkopen, kleine dingen die hun inkomen een beetje kunnen aanvullen. De gemeenten strijken dat geld op, zodat de staat zijn subsidies kan verlagen. Wie heeft er uiteindelijk voordeel bij? Zoals het nu loopt staat de lotsverbetering van de landbouwbevolking helemaal niet in verhouding tot de voordelen die een uiterst kleine minderheid ten deel vallen. Dat die bevoorrechten allemaal tot de Hima-clan behoren, is van secundair belang. Al lijkt het zo op het eerste gezicht, het gaat hier niet om een etnisch fenomeen, om een raciale tegenstelling, maar om een economisch en cultureel probleem. Alles wordt geconcentreerd op de economie, tot elke prijs moet de produktie worden opgevoerd, ook ten koste van de fundamentele vrijheden - vrijheid van meningsuiting, van informatie, van vereniging enz. Maar | |
[pagina 513]
| |
hiermee wordt een andere belangrijke factor van de ontwikkeling miskend: de bewustwording van de mensen. Het lijkt wel of het regime daar bang voor is, of het er alleen om bezorgd is het systeem veilig te stellen. Het volk mag er zich niet te veel van bewust worden dat de privileges altijd dezelfde clan ten deel vallen. Iedereen is bang voor iedereen: de profiteurs zijn bang dat ze hun voordelen verliezen; de armen zijn bang dat ze hogerop geraken, want dan worden ze toch weer neergeslagen; schrik ook voor een strikte rechtspraak, want iedereen heeft wel iets te verbergen; schrik vooral voor een al te krachtige reactie van het volk die een nieuwe uitbarsting van geweld zou kunnen veroorzaken. In deze situatie van angst en onderdrukking van het bewustzijn kan de kerk, alleen al door haar aanwezigheid - ze hoeft zich daarvoor niet eens in politieke kwesties te mengen - een bedreiging lijken voor het regime. Zij roept mensen op tot bewustzijn en creativiteit, zij houdt hun vrijheidsverlangen wakker. En dat is iets wat de eenheidspartij niet zint. Alleen zij acht zich verantwoordelijk voor de vorming van de mensen. Alleen binnen de partij is ruimte voor kritiek. Voor de rest zal de mythe van de produktiviteit, soms tot in het belachelijke doorgedreven, er wel voor zorgen dat de mensen niet verder kijken dan hun velden, en geen zin of tijd meer hebben om verdere en diepere vragen te stellen die het ontwikkelingsmodel wel eens op de helling zouden kunnen zetten. | |
De grond van het probleemDe grond van het probleem schijnt te zijn dat het politieke regime naar een vorm van staatsdespotisme evolueert en ieders geweten de wet wil opleggen. Bij het begin van de Tweede Republiek heeft de regering de wens uitgedrukt dat bisschoppen, priesters en religieuzen lid zouden worden van de partij. De kerk heeft dat geweigerd. Zij wilde haar onafhankelijkheid bewaren en de integriteit van haar zending veilig stellen. Zij wees daarmee ook de voordelen af die haar voorgespiegeld werden. Als, zoals de bisschoppen schreven, ‘iedereen zijn leven, zijn persoonlijke, familiale, sociale en politieke verantwoordelijkheden moet herzien in het licht van het evangelie’, vereist dit een volledige vrijheid van denken en meningsuiting. De staat kreeg de kerk niet op zijn hand en riep zichzelf uit tot de enige mentor van het sociale, economische en morele leven van het volk. De invloed van de kerk zou dan wel aan banden worden gelegd. Boeroendi was voortaan een lekenstaat. Maar juister is het te spreken van een antiklerikale staat. Ontzegt hij de kerken niet alle vrijheid, zelfs waar zij zich | |
[pagina 514]
| |
op haar eigen terrein bewegen en zich voegen naar de wetten van het land? Worden haar activiteiten niet beschouwd als een poging om het sociale leven te regelen, terwijl dat alleen de partij toekomt? Boeroendi kan best een lekenstaat zijn, met een scheiding van kerk en staat, als de kerken maar de mogelijkheid gelaten wordt om zich naar eigen goeddunken te organiseren en te handelen volgens de opdracht die zij zichzelf stellen, mits zij zich houden aan de regels van het gemeen recht. Dan moeten we echter nog wel weten wat dat recht en wat de openbare orde inhoudt waarvoor de staat borg moet staan. Wordt de staat totalitair, dan komt hij uiteraard in conflict met de kerken die het recht opeisen de mens aan te spreken in zijn diepste geweten en hem op te roepen om getuigenis af te leggen van zijn geloof. Dat geloof kan immers in tegenspraak komen met wat de partij voorschrijft. En dat wordt dan verstoring van de openbare orde genoemd. Wat voor de een orde is, kan voor de andere wanorde zijn. Is Boeroendi dan een totalitaire staat? Is het autoritarisme van één man of één partij tot instituut verheven? Er zijn verkiezingen, maar die verlopen dan wel zoals in alle landen met een eenheidspartij. De enige kandidaat is het staatshoofd, de partijleider. Hij wordt verkozen met 99% van de stemmen. Hij heeft alle macht in handen, deelt ze hooguit met zijn onvoorwaardelijk trouwe volgelingen. Geen minister of hoge ambtenaar zal het ooit wagen van zijn dictaat af te wijken of als het echt tot een meningsverschil komt, zijn ontslag aan te bieden. Wat staat hem dan immers te wachten? De staat beschuldigt de kerk van klerikalisme. Via de kerkelijke bediening zou zij de invloed en de macht over de burgerlijke maatschappij handhaven die zij overerfde uit de koloniale tijd. Niemand zal ontkennen dat de kerk een rol gespeeld heeft in het koloniale systeem. Maar dan ook déze rol: waar anderen het niet deden, organiseerde zij onderwijs, gezondsheidzorg, sociale en humane promotie; zij bouwde, legde wegen aan, richtte werkplaatsen op; waar leiding ontbrak, nam zij die over. Natuurlijk waren er missionarissen die zich wel eens meer als chefs of handelaars ontpopten. Maar laten we niet vergeten dat alle ambachtslieden die zich mettertijd zelfstandig gevestigd hebben, hun vak geleerd hebben in de missie en zo de kans kregen op eigen benen te staan. Het is waar dat de kerk in de koloniale tijd meer op volgzaamheid dan op persoonlijk initiatief en creativiteit in wereldlijke taken bedacht was. Zij preekte vooral eerbied voor het gezag van de kerkelijke, gewoonterechtelijke en koloniale hiërarchie. Nu echter leren christen hun verantwoordelijkheid opnemen, hun situatie analyseren, zich persoonlijk engageren. Dat maakt de kerk niet tot een klerikaal instituut, zij werpt zich niet op als | |
[pagina 515]
| |
een concurrent van de staat. Zij wil een loyale partner zijn. Zij vraagt niet beter dan dat het, in plaats van een steeds scherper conflict, tot een reële dialoog tussen kerk en staat komt, waarin beiden elkaars eigen domein en vrijheid respecteren. | |
MensenrechtenVan een jonge natie kun je moeilijk verwachten dat alle mensenrechten zoals die door de Verenigde Naties geproclameerd zijn, meteen voluit en in alle details geürgeerd zouden zijn. Het heeft eeuwen geduurd voor het recht op bestaan en vrijheid voor ieder mens erkend en geformuleerd werd, voor de condities en de structuren geschapen werden om die rechten veilig te stellen. En hoe brachten de kolonisatoren die rechten in praktijk? Zelfs de kerk heeft ze pas in het Tweede Vaticaanse Concilie plechtig afgekondigd. Maar je kunt een land wel herinneren aan de verbintenissen die het vrijwillig heeft aangegaan. Boeroendi heeft het Handvest van de Mensenrechten ondertekend. In de Grondwet staan die rechten ingeschreven. Maar worden ze ook gerespecteerd? Zijn er doeltreffende structuren om ze te beschermen? De aanklacht kan hard klinken, maar wie een ernstig onderzoek ter plaatse wil instellen, kan ze verifiëren: de mensenrechten worden geschonden door de manier waarop het gerechtelijk apparaat functioneert: willekeurige aanhoudingen, eindeloze voorarresten met, in het beste geval, vrijlating zonder enige vorm van proces, in het slechtste slachtoffers die bezwijken onder de slechte behandeling in de gevangenissen. Is er vrijheid van geweten? Daarvoor is het nodig dat ieder burger in staat wordt gesteld zich een eigen oordeel te vormen over de gang van zaken, op grond waarvan hij zijn persoonlijke ethische keuze kan maken. Vooral moet ieder zijn mening vrij kunnen uiten en toetsen aan die van anderen. Alleen zo kan een openbare opinie ontstaan die de burgers beschermt tegen een monopolie van de informatie. Welnu, in Boeroendi wordt geen enkele kritiek op het regime geduld. Ook de schuchterste oppositie wordt direct de kop ingedrukt. Radio en televisie noemen zich ‘De stem van de revolutie’; de stem van de christenen wordt er gesmoord. Het enige waaraan de burgers in Boeroendi zich te houden hebben is de ideologie van de Partij. Zoals in alle dictaturen zijn de mensen er voor de staat, niet de staat voor de mensen. Vrijheid van eredienst slaat niet alleen op prediking en eredienst in de | |
[pagina 516]
| |
strikte zin, dat zou een sacristiereligie zijn. Zij houdt ook vrijheid van godsdienstonderricht in en van alle activiteiten, privé of publiek, die uit naam van het geloof ondernomen worden. Ze veronderstelt verder dat ieder zijn of haar religieuze, filosofische en morele overtuigingen vrij kan belijden, in woord en geschrift, in de geschreven en gesproken pers. Rechtstaten waar vrijheid en godsdienstige verdraagzaamheid heersen, waarborgen in hun grondwet de vrijheid van eredienst meer nog dan de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging, juist omdat het daarin gaat om de vrijheid van geweten en geloof. Als een staat die het algemeen welzijn dient, in geestelijke zaken tussenbeide komt, dan alleen om de verschillende religieuze gemeenschappen in staat te stellen in vrede met elkaar te leven en vrij hun opdracht uit te voeren met eerbiediging van ieders rechten. In zijn zorg voor het algemeen welzijn mag de staat niemand voortrekken of achterstellen omwille van zijn religieuze of filosofische overtuigingen. Het mag niet zo zijn dat hij alleen oog heeft voor de belangen van een groep, een klasse, een ideologie. Welnu, wie durft beweren dat in Boeroendi iedere ingezetene zijn geloof publiek kan belijden en kan opkomen voor de rechten van het geweten zonder noodlottige gevolgen te hoeven vrezen voor zichzelf of zijn naaste verwanten? Zeker, er mag nog godsdienstonderricht gegeven worden in de scholen; huwelijksvieringen en uitvaartdiensten mogen zelfs in de week nog plaatshebben. Maar de beperkingen en de pesterijen van de ambtenarij nemen almaar toe. En het meest pijnlijke daarin is het zwijgen van de bisschoppen. Waarom houden zij hun mond? Uit schrik voor erger? Waarom spreken zij zich niet uit over de echte problemen: de corruptie, de systematische propaganda voor contraceptie, ja, de vaak van staatswege opgelegde contraceptie, de verplichting die burgerlijk gehuwden wordt opgelegd om een tijdlang voor het kerkelijk huwelijk samen te wonen, de wanverhouding van de lokale vertegenwoordiging in de scholen, het leger, de hogere kaders en de partij? Waarom zeggen zij niets over de Boeroendese leken en priesters die de laatste tijd gevangen genomen zijn of over de ware redenen waarom missionarissen het land verlaten? Misschien willen zij de rechten beveiligen die de kerk in Boeroendi voorlopig nog heeft. Dat schijnt de optie te zijn van Mgr. Ntuyahaga, bisschop van Boejoemboera. Hij schijnt te denken: als we zwijgen, blijft iedere restrictieve maatregel een geval apart en hopelijk komen er geen nieuwe. Maar is het, na alles wat er de laatste tijd gebeurd is, nog mogelijk blind te blijven voor de globale betekenis van de elkaar opvolgende maatregelen en voor het klimaat dat erdoor geschapen is? Op zich genomen, is een maatregel als het afschaffen van de ochtend- | |
[pagina 517]
| |
mis iets waarover kan worden onderhandeld, maar als niemand meer luidop mag of durft zeggen wat zijn of haar geloof inhoudt voor de ordening van zijn land, is zwijgen niet langer verantwoord. Kerkvervolging neemt tegenwoordig misschien andere vormen aan dan in de tijd van de martelaren. ‘Naast de gevangenis, internering in kampen, verbanning, zijn er tegenwoordig minder opvallende, meer subtiele manieren om mensen monddood te maken. Niet een bloedige dood, maar een soort civiele dood; niet alleen opsluiting in gevangenissen of kampen, maar systematische inperking van de persoonlijke vrijheid of sociale discriminatie’ (Joannes-Paulus II, 14.8.83). Is ons oordeel te hard of te emotioneel? Misschien. Maar neem van ons aan dat onze kritiek constructief wil zijn. Een dialoog moet mogelijk blijven. |
|