Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 336]
| |
AIDS: syndroom en psychose
| |
Korte historiekHet begon allemaal in de VS. In mei-juni 1981 ontdekte men bij vijf jong mannen, homoseksuelen, een vrij zeldzame vorm van pneumonie. De voor dat soort pneumonie verantwoordelijke parasiet kan zich slechts ontwik- | |
[pagina 337]
| |
kelen in individuen wier afweersystemen verzwakt zijn. Normalerwijze immers beschikt ons menselijk organisme, dank zij de witte bloedlichaampjes, over middelen om zich tegen een vreemde indringer te verweren. In de twee daaropvolgende maanden ontdekte men steeds meer gevallen van wat men ‘opportunistische’ infecties ging noemen: infecties die zich doorzetten alsof de pathogene verwekkers ervan (virussen, bacteriën, schimmels...) juist de afwezigheid van immunologische afweermechanismen uitbuiten om het organisme aan te tasten. De meeste patiënten waren homoseksuelen uit grote steden: New York, San Francisco, Los Angeles. In augustus 1981 ontdekte men in New York 26 gevallen van een zeer zeldzame huidkanker, het Kaposi-sarcoom. De ziekte manifesteert zich eerst in de vorm van rode puisten; in een later stadium overwoekeren de tumors alle organen met inbegrip van de hersenen. De ziekte komt veel voor in Afrika, in Zaïre, maar is zeldzaam in Europa en de VS. Wel kan zij zich b.v. ontwikkelen in personen bij wie men de immunologische afweermechanismen onderdrukt heeft om de afstoting van een overgeplant orgaan te verhinderen. De nieuwe ziekte manifesteerde zich eerst in symptomen als koorts, zwelling van de lymfeknopen (ganglionen), nachtelijke transpiratie, diarree met gewichtsverlies. ‘Die verschillende symptomen bleken niet alleen signalen te kunnen zijn die het AIDS aankondigden, maar ook een apart syndroom, een goedaardige vorm van de infectie (...) die we para-AIDS zouden kunnen noemen. Men kan het ook zo stellen: AIDS, gedefinieerd door de opportunistische infecties en het Kaposi-sarcoom, is (slechts) de meest opvallende manifestatie - de top van de ijsberg - van een waaier van ziekten, uitgelokt door hetzelfde virus’Ga naar voetnoot2. Hierbij weze opgemerkt dat de A in AIDS staat voor ‘acquired’, om te wijzen op het onderscheid tussen AIDS en een andere vorm van falende immuniteit die, erfelijk en aangeboren, kinderen treft die om die reden van meet af aan geïsoleerd dienen te worden in een plastieken ‘bel’ (bubble) of klok. In de loop van de jaren 1982 en 1983 nam het aantal para-AIDS- en AIDS-gevallen almaar toe. Maar dit keer betrof het niet langer uitsluitend homoseksuelen maar eveneens personen die via intraveneuse injecties ofwel bloed (bij gewone bloedtransfusies) ofwel bloedstollende - aan bloed ontleende - stoffen (ten behoeve van hemofielen) ontvangen hadden of hard drugs (heroïne, morfine, cocaïne) hadden gebruikt. Stilaan werd duidelijk dat de oorzaak van de ziekte een in het bloed van de donors aanwe- | |
[pagina 338]
| |
zige, werkzame stof moest zijn, die werd overgedragen via seksuele omgang, bloedtransfusie of de injectiespuit van druggebruikers. In de daarop volgende jaren ontstond en verbreidde zich dan een ware epidemie. Niet overal in dezelfde mate. In de VS werden tussen 1981 en eind 1983 4.000 AIDS-gevallen genoteerd, in 1984 kwamen er daar nog eens 4.000 bij. In Zwitserland waren in 1982 slechts twee gevallen bekend; die liepen op tot 11 in 1983 en 27 in 1984. In België dook de ziekte op in 1982, bij Zaïrezen en homoseksuelen: 93 bekende gevallen waarvan 63 met dodelijke afloopGa naar voetnoot3. Op 1 januari 1985 waren er in Europa 767 gevallen bekend, waarvan 260 in Frankrijk. Al deze cijfers vergen enig voorbehoud omdat de statistieken vóór 1985 niet altijd een duidelijk onderscheid maken tussen de ‘gezonde dragers’ van het virus en de ernstig aangetaste zieken. Toch mag men volgens Dr. Rozenbaum verwachten dat tegen het einde van 1985 de globale cijfers van door het virus geïnfecteerde personen bij de 12.000 zullen liggen in de VS, 2.000 in West-Europa en enkele duizenden in Afrika (France Inter, 29/8/85). Waar komt deze epidemie vandaan en hoe is zij te verklaren? Voor een vrij summier en zo simpel mogelijk gehouden antwoord op die vragen doen wij een beroep op enkele feiten en begrippen uit de biologie. | |
Een stukje immunologieIn het merg van de zogeheten lange beenderen bevinden zich de cellen die het ontstaan geven aan twee soorten witte bloedlichaampjes of lymfocyten. De cellen van de eerste soort bereiken het rijpheidsstadium in het beenmerg zelf en migreren van daar naar de lymfeknopen: dat zijn de B-lymfocyten (van Bone marrow). De cellen van de tweede soort komen pas tot rijping in de thymus (de zwezerik, een klier in het onderste gedeelte van de hals) en migreren van daar naar de lymfeknopen: dat zijn de T-lymfocyten. Naast beide soorten cellen cirkuieren in het bloed nog veel grotere witte bloedcellen, macrofagen geheten, die de in het organisme binnengedrongen en als ‘vreemd’ herkende lichamen ‘verslinden’ (Gr. fagein = eten). Daarbij wordt de vreemde indringer ten dele verteerd en geëvacueerd, ten dele migreren resten ervan, bepaalde structuren die men ‘antigenen’ noemt, naar de oppervlakte van de macrofaag en nestelen zich | |
[pagina 339]
| |
in de buitenwand ervan. B- en T-lymfocyten van hun kant bezitten het vermogen om antigenen te ‘herkennen’ en gaan zich dientengevolge vasthechten aan de buitenwand van de macrofaag. Er komen nu onder de lymfocyten zogeheten T4-lymfocyten voor die, ‘geactiveerd’ door hun contact met de macrofaag, een doorslaggevende rol gaan spelen in heel het verdere verloop van het immuniseringsproces. De geactiveerde T4-cellen synthetiseren moleculen die op hun beurt de T8- en B-lymfocyten stimuleren. De drie klassen lymfocyten beginnen zich overvloedig te vermenigvuldigen en gaan tot actie overGa naar voetnoot4. Waarin bestaat die? De macrofagen, geactiveerd door de T4-lymfocyten, vernietigen de cellen die vreemde lichamen zoals bacteriën bevatten. De T8-cellen, eveneens geactiveerd door de T4-lymfocyten, vernietigen de cellen die door een virus geïnfecteerd zijn. De B-lymfocyten tenslotte hebben de taak de eventueel binnengedrongen vreemde antigenen met antilichamen te bestrijden. Dit complexe geheel van afweerreacties vormt ons menselijk immunodefensie-systeem. Wat gaat er nu mis in het geval van AIDS? Het daarvoor verantwoordelijke virus, LAV geheten (Lymphadenopathy Associated Virus), vermenigvuldigt zich uitsluitend in de T4-lymfocyten, verstoort de functie ervan en vernietigt ze tenslotte. De T4-lymfocyten verdwijnen uit het bloed en het organisme van de patiënt. Van de weeromstuit worden de T8- en B-lymfocyten niet langer geactiveerd en houden op zich te vermenigvuldigen. Beetje bij beetje verliest het organisme zijn macrofagen, zijn T8-cellen, zijn immuniserende afweermechanismen, en is tenslotte uitgeleverd aan allerlei infecties. Men heeft wel degelijk te maken met een verworven (en niet een aangeboren of erfelijk) syndroom van immuno-deficiëntie ten gevolge van een specifieke virusinfectie. | |
Identificatie van het virus: concurrentiestrijd Frankrijk-VSKeren wij even terug naar het jaar 1982. Wat men toen reeds wist was: dat AIDS, een besmettelijke ziekte overgedragen via seksuele betrekkingen, eveneens overgedragen kon worden via de transfusie van bloedextracten waaruit men nochtans door filtrering de pathogene cellen verwijderd had. De voor AIDS verantwoordelijke werkzame stof kon derhalve niets anders | |
[pagina 340]
| |
zijn dan een veel kleinere virus die niet door de filter weerhouden werd. Dat bracht dokter Robert Gallo in de VS ertoe de hypothese te opperen dat de verantwoordelijke stof een reeds bekende virus zou kunnen zijn, het HTLV (Human T Lukaemia Virus). In hetzelfde jaar 1982 had zich in Frankrijk een team van een twintigtal onderzoekers gevormd onder de leiding van de viroloog Luc Montagnier, professor aan het Pasteur-instituut te Parijs. Uitgaande van de lymfocyten van een AIDS-patiënt wisten zij een virus af te zonderen dat, onderzocht met de elektronenmicroscoop, geen gelijkenis vertoonde met het HTLV. Het nieuwe virus, dat ook in de lymfocyten van andere AIDS-patiënten aangetroffen werd, bleek een selectieve activiteit te vertonen voor de T4-lymfocyten. Op het HTLV-congres van Coldspring Harbour in september 1983 stelden de Franse onderzoekers voor, het nieuwe virus LAV te noemen om duidelijk het oorspronkelijk karakter ervan te markeren ten opzichte van het bekende HTLV. De Franse onderzoeksresultaten spraken de Amerikaanse hypothese tegen, en dit werd de Fransen, zoals te verwachten was, niet in dank afgenomen. Enkele maanden later slaagden ook enkele Amerikaanse laboratoria erin het nieuwe LAV-virus af te zonderen (mei 1984), maar verre van hun eerdere vergissing te erkennen noemden zij het virus HTLV-type III... Vandaag de dag zijn de specialisten van verschillende landen het erover eens dat het LAV-virus helemaal niet tot de HTLV-groep behoort, maar een aparte virusgroep vertegenwoordigt, die door de onderzoekers van het Pasteur-instituut inderdaad een jaar voor de anderen is ontdekt. De detailstructuur van het virus is thans wel bekend: men kent de 9.193 nucleotiden die samen de nucleïnezuurkern van het virus vormen. Bekend zijn eveneens aard en structuur van de proteïnen die als een huls de kern omgeven. Die kennis is belangrijk, aangezien het in theorie mogelijk is om, uitgaande van die proteïnen, een vaccin of entstof te ontwikkelen die tegen AIDS zou beschermen en immuniseren. De incubatieperiode van de ziekte is lang, vijf jaar of nog langer. Er komen dus ook ‘gezonde dragers’ van de ziekte voor. Maar hun organisme brengt, door de reactie op het LAV-virus, antistoffen voort die als dusdanig in het bloed aangewezen kunnen worden. Het Pasteur-instituut heeft een immuno-chemische test ontwikkeld die de aanwezigheid van die antistoffen vermag aan te tonen. Die test zal zowel in als buiten Frankrijk op grote schaal toegepast worden. Intussen waren evenwel Amerikaanse laboratoria, gebruikmakend van de Franse onderzoeksresultaten, erin geslaagd die fameuze detectiemiddelen te ontwikkelen één maand eerder dan het Pasteur-instituut. En daarmee is een commerciële competitiestrijd ont- | |
[pagina 341]
| |
brand op een markt waar met miljoenen dollars per jaar gerekend wordt... Dat verklaart, zonder ze te rechtvaardigen, de pogingen van de Amerikanen om zich de prioriteit van de ontdekking toe te eigenen. De Pasteur-stichting vroeg in december 1983 de uitbreiding tot de VS van het octrooi op haar ontdekking, in september 1983 te Londen neergelegd. Maar daarop kwam nog steeds geen antwoord. | |
Besmettingsgevaar en psychoseIs de ziekte besmettelijk? Heel weinig, antwoorden de specialisten. De ziekte wordt vooral overgedragen via seksuele betrekkingen, omdat het virus zich in het sperma bevindt. Maar ook dan geldt als bijkomende voorwaarde dat de vaginale of anale slijmvliezen enig letsel vertonen, waardoor het virus in het bloed kan doordringen en langs deze weg de T4-lymfocyten bereiken. Het virus kan eveneens overgedragen worden via het bloed van bloedgevers en via injectienaalden (van druggebruikers). Maar niet via gewoon lichamelijk contact. De uitzonderlijke voorzorgsmaatregelen die een tijdlang in Amerikaanse ziekenhuisdiensten getroffen waren, werden intussen weer verlaten zonder dat het personeel besmet werd. Onderzoeken in de familiekring van AIDS-patiënten hebben hetzelfde negatieve resultaat opgeleverd. Waar komt dan, zal men zich terecht afvragen, die hele paniek vandaan? In de VS werd een dertienjarige jongen, AIDS-patiënt en op (bloed)transfusies aangewezen hemofiel, de toegang tot zijn school ontzegd. In Italië hebben de inwoners van een kleine stad een homofielencongres verboden binnen hun muren. In Frankrijk heeft een moeder drie weken lang haar zoon, een waarschijnlijke AIDS-drager, niet willen omhelzen. ‘Naast de zowat 12.000 Amerikanen bij wie AIDS-infectie geconstateerd werd, zijn er niet minder dan 1 tot 2 miljoen Amerikaanse burgers die zich erdoor besmet wanen’ (Le Matin, 9/9/85). ‘Is de ziekte eenmaal openbaar, dan slaat de angst om in hysterie. De gevallen van met AIDS geïnfecteerden die uit hun woning werden gezet, ontslagen op hun werk, uit de gevangenis of de school gestoten, lopen al in de tientallen’ (ibid.). Men kan het niet vaak genoeg zeggen en blijven zeggen: die psychose is niet gewettigd. In een land als Frankrijk verwacht men voor het jaar 1985 ongeveer 150 nieuwe AIDS-gevallen: dan zullen het er ongeveer 400 in totaal zijn. Datzelfde Frankrijk telt ongeveer 12.000 gevallen van tuberculose, waarvan jaarlijks zowat 1.500 een dodelijke afloop kennen. Maar daarover spreekt niemand. Misschien ligt dit aan het feit dat wij over | |
[pagina 342]
| |
geneesmiddelen voor deze ziekte beschikken terwijl dat voor AIDS niet het geval is. Een deel van de psychose stamt waarschijnlijk uit de wereld van het imaginaire. Aangezien deze ziekte, vanaf haar ontdekking, nauw met homoseksualiteit verbonden leek, is de doorsneeburger ze allicht gaan beschouwen als een soort straf: ‘de natuur’ zou zich wreken op hen die er ‘tegennatuurlijke’ zeden op na houden. De dokters Rozenbaum en Montagnier verwerpen met klem deze gedachtengang. Zij stellen dat de langs seksuele weg overdraagbare ziekten ‘gedeculpabiliseerd’ moeten worden. Er bestaan geen schandelijke ziekten. Als je ziek wordt heb je pech, het is geen straf, zoals genezing evenmin een beloning is (France Inter, 29/8/85). Overigens, als de ziekte onder homoseksuelen inderdaad gemakkelijk en efficiënt overgedragen wordt (vooral vanwege de veelheid van de seksuele partners), lijkt dat via heteroseksuele betrekkingen, met name van de vrouw op de man, niet gemakkelijk te gebeuren. Wat de besmetting via bloedtransfusie betreft, die bedraagt slechts 1% van de geregistreerde AIDS-gevallen. In een aantal stedelijke bloedtransfusiecentra in Frankrijk blijken 3 op 1.000 bloedgevers dragers te zijn van anti-LAV-antistoffen; in de provincie zijn er dat 2 tot 2,5 op 1.000 (Le Monde, 28/9/85). Die dragers kunnen thans opgespoord en herkend worden. In hun eigen belang, het belang van hun familie, hun nakomelingen en de hele bevolking, dienen zij op de hoogte gebracht te worden van hun toestand. Moeten wij herhalen dat drager zijn van anti-LAV-antistoffen alleen betekent dat men in contact is geweest met het virus, dat in het organisme is binnengedrongen? Dat is het geval bij de ‘gezonde dragers’ die dat lange tijd kunnen blijven. Wat para-AIDS betreft, dat kan een goedaardige ziekte blijven die zich niet noodzakelijk tot echte AIDS ontwikkelt. | |
Genezing en preventieMen kan zich reeds beschermen tegen de ziekte en op efficiënte wijze haar uitbreiding verhinderen. Kan men ze ook genezen? Nog niet, al worden verschillende behandelingen beproefd. Men heeft uiteraard overwogen de immuno-defensiesystemen van het organisme bij de patiënt te versterken. Maar dat is een tweesnijdend zwaard: ook het virus kan zich maar vermenigvuldigen als de witte bloedcellen waarin het zich bevindt ertoe gebracht worden zich te vermenigvuldigen. De behandeling zal derhalve gepaard moeten gaan met een anti-virale behandeling. Om de witte bloedlichaampjes te kunnen infecteren blijkt het LAV-virus een bepaald enzyme nodig | |
[pagina 343]
| |
te hebben dat men kan onderdrukken. Men kent een half dozijn van dergelijke stoffen (HPA 23, suramine...) die voor dat doel gebruikt zouden kunnen worden. De vooralsnog bereikte resultaten zijn bemoedigend maar beperkt en voorlopig. Van genezing is nog geen sprake. Wat de preventie - niet de genezing - van de ziekte betreft, de aanmaak van een geschikt vaccin blijkt een moeilijke klus te zijn. Om daarin te slagen zou men een van de proteïnen die de viruskern omgeven, moeten kunnen aanmaken in voldoende hoeveelheden om een dier te immuniseren. Nu schijnt echter de samenstelling van die proteïnen nogal makkelijk te variëren van de ene drager tot de andere. Ook op dat gebied wordt veel onderzoek verricht maar het zal waarschijnlijk nog jaren duren voor men enig succes boekt. Dat is de gewone gang van zaken: de synthese van het vaccin tegen B-hepatitis was in het laboratorium reeds rond, maar men had nog vijf jaar nodig om het in behoorlijke hoeveelheden te kunnen produceren en verdelen over het hele land. Het gaat erom twee uitersten te vermijden. De gevaren die AIDS met zich brengt minimaliseren, of zelfs negeren, zou noodlottig bedrog zijn: het besmettingsgevaar bestaat en er zijn al mensen aan gestorven. Maar AIDS gaan beschouwen als de pest die in de Middeleeuwen duizenden slachtoffers heeft gemaakt, is een niet minder kwalijke overdrijving. De waarheid is dat de ziekte bestaat, dat we de oorzaak ervan kennen en weten hoe ze wordt overgedragen. Ooit zal ze overwonnen worden. Intussen dienen wij ons ertegen te beschermen door te verhoeden dat het bloed van gezonde personen met het bloed of het sperma van geïnfecteerde personen in contact komt. Wat, alles wel beschouwd, toch niet zo'n onmogelijke opgave is. |
|