| |
| |
| |
Oorlog in Nederland
De wondere wegen van de geschiedenis
Jaak De Maere
Begin mei 1985 was voor Nederland een reusachtige oefening in collectieve geschiedenisbeleving. In boeken, manifestaties, radio- en tv-programma's, films, tentoonstellingen en artikelen werd de veertigste verjaardag van de bevrijding herdacht. Vooral de door het nazisme veroorzaakte ellende werd breed uitgemeten. Dergelijke collectieve herdenkingen hebben ongetwijfeld hun nut; ze verhinderen dat de mens zijn bestaan al te beperkt beleeft en waarschuwen tegen fascisme en racisme nu. Anderzijds stemmen ze de kritische toeschouwer wat ongemakkelijk. Al dat menselijke leed doet de kassa verdacht hard rinkelen en de belangstelling is wat modieus: ook de periode 1945-1985 biedt krasse staaltjes van gebrek aan interesse, behoefte aan vergeten en pijnlijk gebrek aan respect voor de slachtoffers. Als voorbeelden kunnen gelden de meestal mislukte pogingen om 5 mei als nationale herdenkingsdag te bewaren, en het opruimen van plaatsen met symbolische betekenis (zoals Westerbork, het kamp van waaruit de meeste Nederlandse joden de dood tegemoet reden).
De tweede wereldoorlog is voor Nederland een diepgaande, traumatische ervaring geweest. Het land was, op een kort intermezzo onder Napoleon na, bijna 400 jaar lang vrij; de bezetting was dan ook een schokkender gebeurtenis dan voor België met zijn bezettingstraditie. Nederland is ook harder geregeerd en door de peripetieën van het oorlogsverloop harder getroffen: terwijl ons land al in september 1944 bevrijd was, moest in West-Nederland de zwaarste terreur en de ergste ellende (de hongerwinter) nog komen. Op de Amsterdamse Dam hebben in mei 1945 Duitsers nog Nederlanders doodgeschoten, en lang daarna zijn er nog Nederlanders van uitputting gestorven.
In Nederland is de oorlog de toetssteen van het morele oordeel geworden. Nederlanders konden niet meer opgaan in de veilige verbanden van vroeger: die waren verdwenen (de monarchie) of gemuilband (kerken, partijen) en vervangen door een terreurregime. Zij moesten kiezen: zij konden collaboreren, verzet plegen of doen of hun neus bloedde (wat zij meestal
| |
| |
probeerden, maar wat hun naar het einde toe onmogelijk werd gemaakt: toen werd de hele mannelijke bevolking opgeëist). Die keuze van toen plaatst hen nu in de categorieën ‘goed’ of ‘fout’, en blijft nog altijd een beslissend waardeoordeel: ‘Wat heeft deze man in de oorlog gedaan?’ - ‘Had ik bij deze vrouw kunnen onderduiken?’. ‘Goed’ en ‘fout’, het woordgebruik wijst op manicheïsme. Terwijl er in Nederland over zowat alles vrij gediscussieerd wordt, ligt de mening over de oorlog vast: collaboratie was onvoorwaardelijk verkeerd, verzet onvoorwaardelijk goed - een markante tegenstelling met Vlaanderen dus. Binnen die zekerheid is er weer plaats voor nuance; in de literatuur bijvoorbeeld (Vestdijk, Hermans, Mulisch) wordt de problematiek gedifferentieerd uitgewerkt. Groepen die in de marginaliteit dreigen te verdwijnen (Nederlandse communistische partij, sommige streng-protestantse kerken) blijven belang en morele superioriteit ontlenen aan hun verzetshouding in de oorlog. Kortom: de periode 1940-1945 is duidelijk chronologisch en moreel afgebakend, gesacraliseerd en dus verstard. Bevestigt de herdenking de verstarring, of worden de gesacraliseerde waarden toch kritisch bekeken?
In twee belangrijke boeken uit de eindeloos lijkende reeks over het onderwerp - Strepen aan de hemel. Oorlogsherinneringen van G.L. Durlacher (Meulenhoff) en Vrouw in verzet - toen en nu door Mies Bouhuys en anderen (Feministische Uitgeverij Sara) - wordt de verstarring inderdaad overstegen en de hagiografie doorgeprikt. Deze boeken hebben dan ook meer dan andere in de belangstelling van de media gestaan.
Durlacher rekent af met twee mythen: de geallieerden waren niet goed, want ze lieten de joden in de kampen bewust aan hun lot over; de Nederlanders waren niet goed, want ze hielpen de Duitsers de joden vermoorden, en na de oorlog hielpen ze de slachtoffers helemaal niet. Vrouw in verzet - toen en nu doorbreekt de chronologische afbakening, ziet verzet als een permanente houding, maar beperkt het anderzijds tot het opstandig gedrag van één sekse.
| |
Durlacher
Gerard Durlacher had zijn kampervaringen ingemetseld. ‘Waarom na bijna veertig jaar de specie niet meer houdt, die vraag laat ik aan anderen over ter beantwoording. De schokkende herinneringen die ik, dank zij begrijpende therapeuten, weer in mijn denken en voelen kon toelaten, vroegen om toetsing’ (88). Zijn boek beantwoordt dus aan een innerlijke behoefte en een therapeutische noodzaak. Het werk bestaat uit vier per- | |
| |
soonlijke oorlogsbeschouwingen, die niet chronologisch geordend zijn. Niet alleen staat Strepen aan de hemel, waarin het niet-bombarderen van het KZ Birkenau behandeld wordt, voor Het begin van de reis (over eerste oorlogsdagen en arrestatie), maar in elk stuk wordt het verhaalverloop onderbroken door beschouwingen vanuit een nu-standpunt. In De illusionisten gaat het over de nazifilm Hitler schenkt den Juden eine Stadt, waarmee bewezen moest worden hoe goed de joden het in Theresienstadt hadden, en de bizarre manier waarop de grote morele moed van de Denen de dood van velen (en bijna die van de auteur) veroorzaakte. In Bevrijdingen tenslotte wordt de bevrijding uit het KZ en de thuiskomst in verschillende fasen beschreven, waaruit blijkt dat Durlacher na 40 jaar nog altijd niet echt bevrijd is.
Het boek is aangrijpend in de tragiek van de feiten en uiterst boeiend in de probleemstelling; het overtuigt vaak door zijn soberheid; stilistisch is het soms de goede bladzijden van Marnix Gij sen waard. Maar Durlacher heeft het soms te mooi willen doen; dan gebruikt hij onnatuurlijke beelden, die pijnlijk contrasteren met de keiharde realiteit. ‘Een kralensnoer van mannen in gestreepte kampkleding slingert over de glooiing van het grijsgroene heuvellandschap en verliest zich aan het ene uiteinde in wazige bossen’ (62). Moest dat echt?
| |
Vrouw in verzet
Vrouw in verzet - toen en nu is het produkt van een omvangrijk opzet. Na een inleiding van Mies Bouhuys bevat het interviews, gedichten, brieven, geschreven portretten, foto's van medewerkers en van plastische kunst over het thema verzet, dat als een chronologisch en mentaal continuum wordt gepresenteerd. ‘Na de moord op Kerwin Duinmeijer liep ik mee in een demonstratie tegen het fascisme en ik dacht: “Zo liep ik vijftig jaar geleden ook”. Dan krijg je wel eens een heel moedeloos gevoel’ (49). Ada Groeneveld toont zo wel heel overtuigend aan dat het verzet van toen en dat van nu niet op zichzelf staan.
Maar wat is verzet precies, en dekt het begrip adequaat beide periodes? De definitie door Mies Bouhuys (7) is onbevredigend, en de personages die ten tonele worden gevoerd, vergroten soms de onduidelijkheid. Is het oprichten van een praatgroep over kampherinneringen door Marjoke Schepel-Verschoor een verzetsdaad? ‘Ik denk dat mijn verzet altijd is geweest: er niet te zijn’ (68), zegt ze. Andere vrouwen hebben het kamp weggelachen en zo overleefd (Hetty Voûte). Mien Sneevliet-Draaijer, ont- | |
| |
roerend in haar eenvoudig familie-altruïsme, overleeft door haar zorg voor de familie op het thuisfront. Door het begrip ‘verzet’ zo ruim te maken, verliest het zijn substantiële inhoud. Neval Gülay vertelt indringend over de huidige problematiek van de tweede generatie migranten in Nederland en over de bedreiging die ze hier voelt. Maar verzet komt er niet echt uit (53-62). De leden van het Scholieren Komité Amsterdam tegen het fascisme verzetten zich met spuitbus en verfkwast tegen fascistische leuzen op de muren en geven informatie op scholen. Hun acties worden getolereerd en zelfs gewaardeerd, wat de verzetsdimensie relativeert; ook de woordvoerders van de groep weten dat het contrast met de oorlogssituatie groot is (31). Die indruk wordt bevestigd als blijkt dat persoonlijke animositeit en emotionele relaties een grote rol spelen. Is dat comité dan niet ernstig genoeg? Maar ook Ada Groeneveld is vijftig jaar geleden militante geworden via haar liefde voor een politiek actieve jongen (41)...
Het feit dat hier alleen vrouwen aan het woord komen, levert een biologische afbakening en is ook anderszins significatief: er waren eigen vrouwenkampen (Vught, Ravensbrück) met hun eigen ellende. Terecht wordt opgemerkt dat verzet voor de vrouw soms dubbel zwaar was: als een gezin in de jaren dertig een emigrant opnam, draaide de vrouw op voor de bijkomende karweien en moest ze met hetzelfde karige budget een mond meer voeden (42). Toch is de opmerking van Mies Bouhuys, dat in het verzet man en vrouw gelijk waren, maar dat onmiddellijk na de bevrijding ‘de wereld met een reuze-zwaai door mannen op haar pootjes werd teruggezet’ fel overtrokken; de vrouwen die hun ervaringen nu vertellen, maken van discriminatie op grond van haar vrouw-zijn beslist geen hoofdpunt.
Vrouw in verzet - toen en nu is een boeiend boek, vol menselijke tragiek en menselijke grootheid, gerealiseerd aan de hand van eenvoudige mensen die in verschillende vormen overtuigend tot leven worden gebracht. Door de dubbelzinnigheid of vaagheid van de basisbegrippen is er echter een mooie kans gemist: het boek blijft erdoor aan de oppervlakte en haalt slechts een impressionistisch niveau.
| |
Machteloos?
Beide boeken zijn, in hun eigen vormgeving, een indrukwekkend getuigenis van de weerloosheid van het individu in de crisismomenten van de geschiedenis. Nochtans lijkt juist de oorlog een ogenblik waarop de mensheid haar lot in handen neemt, en met de extreme aanwending van alle
| |
| |
mogelijke middelen, de loop van de geschiedenis probeert om te buigen. Die menselijke machteloosheid is dus niet evident, zeker niet als één van de besproken werken verzet centraal plaatst en mensen beschrijft die zich tegen het lot verzetten (in één geval zelfs via een staking tegen de Duitsers). Ook Durlacher strooit, in zijn pessimisme, bloemen op de mestvaalt van de oorlog: treffende voorbeelden van individuele grootheid of doordachte collectieve solidariteit. Wanneer de jonge auteur in een cel in Apeldoorn wacht op de deportatie naar het Oosten, krijgt hij bezoek van dr. Logemann, de rector van zijn school. ‘Ouder, zachter, met moeite de tranen in bedwang houdend. In zijn hand een wiskundeboek: “Neem dit mee, misschien kan je nog iets doen daarginds. Ik mocht je even goede reis wensen”’ (36). Adembenemend menselijk is het gebaar, maar bijna grotesk in zijn eenzame machteloosheid.
Durlacher besteedt ook veel aandacht aan de moedige, humane én efficiënte manier waarop de Denen hun jodenprobleem in de oorlog hebben aangepakt. Géén jodenster, want koning Christiaan X ging ze als eerste dragen. Als de Duitsers de joden willen deporteren, lekken de plannen vooraf uit; de politie waarschuwt de bevolking (via de radio!), en vrijwel alle joden duiken onder of verdwijnen naar Zweden. De paar honderd die toch gearresteerd worden, genieten in Theresienstadt een voorkeurbehandeling, en worden bezocht door vertegenwoordigers van het Rode Kruis. Maar... Het diabolische nazi-mechanisme wordt slechts heel even en heel licht ontregeld: Denemarken wordt toch ‘Judenfrei’, de produktie gaat na de staking toch door. Daarentegen wordt het leven van hen die iets tegen de terreur proberen te doen (verzetsmensen) of door de terreur gezocht worden (joden), volledig ontregeld: ze worden vernietigd, of voor heel hun leven getekend (Durlacher is daarvan een voorbeeld). Wie probeert geschiedenis te maken, wordt door die geschiedenis veel meer platgedrukt dan wie zich met de stroom mee laat drijven. Het uitzonderlijke van het systeem was echter, dat geen domein voor het nazisme veilig was, dat elke mens tot een historische plaatsbepaling gedwongen werd: alles werd inzet van de geschiedenis, en dat was de fundamentele betekenis van de ‘totale’ Krieg.
| |
De schuld
Wie de naziwetten niet aanvaardde, had niet alleen weinig middelen om zich materieel te verzetten, maar had ook geen moreel referentiekader. De nazi's hadden alles wat als goed en moreel gold zo grondig vernietigd, dat
| |
| |
een normaal mens het met zijn voorstellingsvermogen niet aan kon. Durlacher, zeer hard in zijn oordeel over de geallieerden, vindt hierin voor hen een vergoelijking. ‘Een sterkere verklaringsgrond is, dat mensen met een gevoelsleven dat niet morsdood is, berichten als deze niet tot zich kunnen toelaten zonder schade aan lichaam en geest. Een wereld waarin bejaarden, zieken, kinderen en zwangere vrouwen als onbruikbaar afval vernietigd worden, waarin elke waardigheid van een mens weggehoond wordt, waarin een mens niet meer is dan een met ongedierte overdekt stuk vee dat alleen bruikbaar is tot het spierweefsel zichzelf opgeteerd heeft, is voor weinigen voorstelbaar’ (22).
Mulisch heeft in De aanslag het schuldprobleem grondig behandeld. Over de algemene schuldbepaling (‘goed’ versus ‘fout’) bestond Weinig discussie; maar hoe concrete verzetsdaden beoordelen? De nazi's hadden het terrein afgebakend, de spelregels bepaald en iedereen verplicht mee te spelen. Wie hen wilde bestrijden, moest dat met geweld doen; burgerlijke ongehoorzaamheid bijvoorbeeld had weinig zin (de in Vrouw in verzet beschreven staking bewijst niet het tegendeel; daarvoor waren de omstandigheden te uitzonderlijk). Kwaad werd objectief goed; kwaad moest met kwaad worden vergolden. Beide boeken aanvaarden die stelling; maar is ze juist? Moreel gesproken wordt nu vrij algemeen aangenomen, dat een terreurregime met tegenterreur bestreden mag worden. Maar was tegenterreur ook tactisch goed? Een Duitse folteraar doodschieten lokte zware represailles uit, die vele onschuldigen het leven kostten. Anderzijds leidden ze tot een polarisatie waarin het Duitse optreden als terreur werd ontmaskerd en de bezetters zich definitief van de Nederlanders vervreemdden. Maar heeft dat de nazimacht sterk verzwakt of de oorlog verkort? Dat is niet zo zeker. De tegenterreur staat ter discussie.
| |
Tragische ironie
De strijdende partijen hebben meestal precieze doelstellingen en zetten zich daar consequent voor in, maar desondanks gebeurt vaak het tegendeel of iets heel onverwachts. Het voorbeeld van Denemarken is onthutsend. Na de efficiënte reddingsactie worden er slechts (?) 477, meestal oudere, joden naar Theresienstadt gedeporteerd. De Deense instanties blijven zich voor hen verantwoordelijk voelen, en de Duitsers geven hun in Theresienstadt een voorkeurbehandeling; aan het eind van de oorlog zijn er slechts vier van hen overleden. In 1944 komt er onder Deense druk een delegatie van het Internationale Rode Kruis op bezoek. In de weken daar- | |
| |
voor voeren de Duitsers een weerzinwekkende maskerade op: het kamp wordt grondig verfraaid en tot ‘Musterlager’ omgebouwd. Met succes: dr. Rossel van het Rode Kruis schrijft een gunstig rapport. De Duitsers boeken dus een morele overwinning, en buiten die nog praktisch uit ook: ze maken de film Hitler schenkt den Juden eine Stadt die liet zien hoe goed de nazi's de joden behandelden. Theresienstadt werd heel de oorlog lang gebruikt als façade voor de buitenwereld. Maar het ergste was een maand vóór het bezoek gebeurd. In allerijl werden 7.500 kampbewoners naar Auschwitz overgebracht. De redding van 477 mensen leidde tot de dood van duizenden anderen. Onder de weggevoerden bevond zich Gerard Durlacher. Hij is de dodendans net ontsprongen....
Wie niet zelf de spelregels kan bepalen, kan wel doelstellingen vastleggen, maar beslist niet over het bereiken ervan en heeft geen controle over bijkomende effecten. Die machteloosheid leidt tot frustratie en tot ‘la tentation totalitaire’: leiders hebben de neiging de factoren die tussen doelstellingen en realisatie staan te elimineren, de spelregels van de democratie te negeren, die rekening houden met de rechten van hen die andere doelstellingen nastreven. Zij kunnen brede lagen van het volk zo manipuleren dat deze zich met hún doelstellingen identificeren. De bevolking gaat zelf meewerken aan de afschaffing van de instellingen die haar medezeggenschap geven, zoals vrije verkiezingen. Het collectieve enthousiasme waarop het nazisme in zijn beginperiode door de Duitsers onthaald werd, contrasteert heel scherp met de lauwheid of zelfs afkeer waarmee de parlementaire democratie bejegend werd. In de moderne geschiedenis is het nazisme het beste voorbeeld van een beweging die genadeloos alle hinderpalen uit de weg ruimde die haar doelstellingen in de weg konden staan. Zij zou eens en voorgoed de loop van de geschiedenis bepalen. En toch gebeurde juist het tegendeel van wat zij wilde bereiken. Het nazisme streefde een groter, verenigd Duitsland na, en het veroorzaakte zowel de splitsing als de verkleining van Duitsland. Het wilde een totalitaire staatsvorm, en wat eruit volgde was de sterkste parlementaire democratie die ooit op Duitse bodem heeft bestaan. Het wilde het communisme vernietigen, maar maakte de Sovjetunie tot een wereldmacht en leidde tot het ontstaan van de DDR. Het wilde Duitsland ‘raszuiver’ maken, maar het Duitse volk is nu, zoals Günter Grass zegt, een ‘herrliches Mischvolk’. De tegenkrachten die de ideologie door haar agressiviteit opriep, waren zo sterk, dat alles in zijn tegendeel verkeerde en de historische ironie sterker dan ooit haar rechten deed gelden. Gelukkig maar. Maar hoe
verloopt het de volgende keer?
| |
| |
| |
Redding?
Is de geschiedenis dan een demonisch gebeuren waarop de mens ondanks alle verwoede pogingen nooit vat krijgt? ‘Bewijst’ de geschiedenis iets, geeft ze lessen? Renate Rubinstein wijst erop dat de statenloze familie Durlacher dubbel kwetsbaar was, niemand bekommerde zich om haar. Mag ik daaruit echter het bestaansrecht en de noodzaak van de staat Israël afleiden (Vrij Nederland, 4 en 11 mei 1985)? Is ingrijpen in de geschiedenis vanuit een bepaalde afbakening (Deense joden, alleen joden...) goed, of leidt het tot ongewenste effecten (gaan bijvoorbeeld in Israël geen nieuwe nationalistische excessen domineren)?
Het is alvast de verdienste van beide boeken, dat ze vanuit de heel concrete ervaringswereld van enkele getroffenen al deze paradoxen van de geschiedenis impliciet of expliciet aan de orde stellen. Zullen wij ooit in staat zijn humane beginselen via humane middelen in realiteit om te zetten, zonder dat de ironie van de geschiedenis tot het tegendeel leidt? Voorlopig moeten we het stellen met de bestudering van het negatief, de Nacht und Nebel, een absoluut dieptepunt in de menselijke historie. Maar ook die studie is zeer leerrijk.
|
|