Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Joannes XXIII. Een biografie
| |
Gewoon en naïefHet treft hoe ‘gewoon’ Angelo Roncalli was. Hij leek helemaal niet voorbestemd om paus te worden en had ook nooit enige ambitie in die zin | |
[pagina 58]
| |
(501). Hij doorliep de niet zo ongewone carrière van een Italiaans clericus. Aangemoedigd door de dorpspastoor ging hij naar het seminarie, van kleins af had hij er aan gedacht priester te worden. Toen hij zelf leraar was geworden aan het seminarie, legde hij zich toe op geschiedenis, sloot vriendschap met enkele niet erg ‘romeins’ gezinde leden van de leidende Milanese clerus. Hij wordt secretaris van zijn bisschop en treedt binnen bij de Priesters van het H. Hart. Zijn lessen worden bespioneerd door leden van het anti-modernistische netwerk van Pius XGa naar voetnoot2. Van kardinaal De Lai, prefect van de Romeinse Congregatie van het Consistorie, krijgt hij een fikse waarschuwing omdat hij de veroordeelde Histoire Ancienne de l'Eglise van Duchesne durft te lezen. De brief waarin hij zich verdedigt, is niet erg moedig; Hebblethwaite noemt hem ‘kruiperig’ (74). Kardinaal van Rossum laat hem in 1921 benoemen aan de Propaganda Fide, hij verhuist met twee van zijn zussen naar Rome. Hij maakt er van dichtbij de spanning mee tussen de democratisch gezinde ‘Popolari’ (met de Gasperi), die de politiek van de Italiaanse christenen willen losmaken uit de Vaticaanse controle, en de Katholieke Actie van Kardinaal Gasparri en Pius XI, die Mussolini steunen. Hij kiest partij voor de eersten en wordt als nuntius ‘verbannen’ naar Bulgarije. Hij blijft de steun genieten van goede vrienden als don Montini (de latere Paulus VI) en dom Beauduin, de stichter van Chevetogne, die hem helpt toenadering te zoeken tot de Orthodoxen. Hij wordt verplaatst naar de nuntiatuur van Istanbul, later naar Parijs. Fin de carrière? Nee, hij wordt teruggeroepen als patriarch van Venetië, wat hem ineens ‘papabile’ maakt. Op bijna 77-jarige leeftijd wordt hij de opvolger van Pius XII en, zoals hij het zelf aanvoelde, overgeleverd aan de Curie en degenen die de Curiestijl dicteren, met name de eerlijke maar aartsconservatieve kardinaal Ottaviani en de machtige substituut van het Staatssecretariaat, Mgr. Domenico Tardini. Tot aan zijn dood zouden de grotere geesten in de Vaticaanse wereld hem als naïef beschouwen. En tot op zekere hoogte was hij dat ook (hij had b.v. een veel te gunstig oordeel over Franz von Papen, de sluwe katholieke Duitse ambassadeur in Turkije). | |
[pagina 59]
| |
De Geest in de geschiedenisDe naïviteit van Joannes verborg en openbaarde tegelijkertijd een oerkracht. De boerenzoon met zijn evenwichtig gezond verstand en zijn helder geloof had zijn leven lang een onverwoestbaar vertrouwen in de Geest die de geschiedenis leidt en een heel diep heimwee naar licht. Beide eigenschappen maakten hem vrij, onomkoopbaar en altijd gevoelig voor het wezenlijke. Vanuit zijn interesse voor de geschiedenis (vooral Carolus Borromaeus, de kerkhervormende aartsbisschop van Milaan na Trente, interesseerde hem) ‘voelde’ hij hoe God ondoorgrondelijk bezig is met de mensen. Toen hij, vermoedelijk in de nacht van 8 januari 1959, het besluit nam een Concilie samen te roepen, zei hij de volgende ochtend tegen de oude don Giovanni Rossi: ‘Ik moet je iets wonderbaars vertellen, maar je moet beloven dat je het geheim houdt. Vannacht kwam ik op het idee een Concilie te houden’. Rossi murmelde enkele woorden van goedkeuring. Maar Joannes' volgende opmerking deed hem opkijken: ‘Weet je, het is niet waar dat de H. Geest de paus bijstaat... Ik ben gewoon zijn helper. Hij doet alles. Het Concilie is zijn idee’ (312). De Romeinse Synode daarentegen, die hij in 1960 als vingeroefening voor het Concilie organiseerde, was een mislukking: die was hem door anderen gesuggereerd en bleek achteraf op vele punten in tegenspraak met het Concilie. Als jaren later de grote Franse theoloog M.D. Chenu o.p. zal schrijven dat de aandacht voor de ‘tekenen van de tijd’ een van de belangrijkste rode draden vormt van Vaticanum II, moet de aanzet daarvoor bij Joannes gezocht worden, hij was overigens zelf door Chenu beïnvloed (398). In wat er in de wereld gebeurde zag hij meer signalen van hoop dan redenen tot doemdenken. Zijn encycliek Pacem in Terris begon met het signalement van drie ‘tekenen van de tijd’ die de bevrijdingswil van de moderne mens illustreren: de emancipatie van de arbeiders, van de vrouwen, van de kolonies, en dit optimisme beïnvloedde de positieve teneur van de pastorale constitutie Gaudium et Spes. Tot het eind van zijn leven blijft die positieve interpretatie van de grote en van de persoonlijke geschiedenis een leitmotiv. Ziek in bed, laat hij op 25 mei 1963 Capovilla een passage uit de Navolging van Christus voorlezen en die ontlokt hem de commentaar: ‘De Heer weet dat ik ziek ben. Het schip ploegt onverstoord voort door de golven. Dat bewijst dat Christus de roerganger is. Al die blijken van genegenheid voor een stervende oude man, zijn dat wellicht tekenen van de tijd? In het begin van deze eeuw ignoreerde het officiële Rome toch de doodstrijd van Leo XIII...’ (499). Hij geloofde in de fundamentele goedheid van de zwakke mens. Hij was | |
[pagina 60]
| |
ervan overtuigd dat er altijd wegen open blijven om uit de moeilijkste impasses te komen. Typerend hiervoor was zijn ‘Ostpolitik’. Eigenlijk was het helemaal geen ‘politiek’, maar hij nam gewoon het eventueel verborgen geweten van de ‘andere’ au sérieux. In die geest ontving hij op 7 maart 1963 als ‘broeder van alle mensenbroeders’ - met de steun van Montini, maar tegen de Curie in - Alexis Adzhubei, Chroesjtsjovs schoonzoon en diens vrouw Rada. Aandoenlijk was de manier waarop hij met hen over hun kinderen sprak. Om alle valse uitleg achteraf te voorkomen, vroeg hij dat zijn tolk, P.A. Koulic s.j., het memo van het gesprek onmiddellijk zou publiceren. Maar het Staatssecretariaat verzette zich daartegen en noch de Osservatore Romano noch Radio Vaticana mochten er iets over meedelen. Op 20 maart - drie dagen voor de publikatie van Pacem in Terris - schreef Joannes dan zelf maar een nota ‘voor de geschiedenis’, waarin hij bitter klaagt over de tegenwerking van de Curie (483). ‘Daaraan zie je hoeveel vrijheid en souvereiniteit de paus heeft’ (481), zei hij later aan de Italiaanse journalist Giancarlo Zizola (481). Joannes geloofde inderdaad dat een duidelijk evangelische vrijheid van de H. Stoel, boven en buiten alle partijen, ook het geïsoleerde communistische Rusland een uitweg kon verschaffen. Tegen het einde van zijn leven droeg hij daartoe de pijn van zijn maagkanker en sterven op. In zijn dagboek lezen we op 26 december 1962: ‘(In de nacht) verliet ik mijn bed en, knielend voor de gekruisigde Heer, gaf ik mijn leven en het definitieve offer van heel mijn wezen als mijn bijdrage aan de bekering van Rusland’ (471). In de Cuba-crisis, oktober 1962, was hij bemiddelend opgetreden. Door persoonlijke contacten met Chroesjtsjov wist hij een aantal bisschoppen uit het Oostblok naar Rome te krijgen voor het Concilie, op het laatste ogenblik zelfs waarnemers van de Russische Orthodoxe Kerk. Chroesjtsjov geloofde inderdaad dat Joannes betrouwbaar was en vrij, geen lakei van Amerikaanse of andere politici. In Pacem in Terris kwam de grote eerbied van Johannes voor het menselijke geweten tot uiting: ‘Het is billijk steeds een onderscheid te maken tussen de dwaling en de mens die dwaalt, zelfs indien het gaat over valse ideeën of gebrek aan kennis op religieus en moreel gebied. De mens die dwaalt blijft altijd een menselijk wezen en verliest nooit zijn waardigheid als persoon. Men moet hem dus steeds de gepaste eerbied blijven betonen. ....Zo ook mogen valse wijsgerige stellingen over de natuur, het ontstaan en het doel van de wereld en van de mens niet vereenzelvigd worden met historische bewegingen die gesticht zijn met een economisch, sociaal, cultureel of politiek doel, zelfs indien zij hun oorsprong vinden in of hun inspiratie putten uit die theorieën...’ (nrs. 158-159). Natuurlijk werd ook | |
[pagina 61]
| |
deze openheid voor naïviteit versleten en terwijl kardinaal Suenens in naam van de paus de encycliek voor de voltallige VN-vergadering te New York toelichtte, kwam in Italië een rechtse campagne tegen Joannes op gang. Deze werd sterker toen op 28 maart, enkele weken na het verschijnen van de encycliek, de Italiaanse communistische partij een klinkende overwinning behaalde (700.000 stemmen meer dan bij de voorgaande verkiezingen). De krant Il Tempo schreef een artikel getiteld Falcem in Terris (‘De sikkel op aarde’), het was geïnspireerd door leden van de Curie. Joannes's zin voor het ‘gewijde’ van de geschiedenis lag ook aan de oorsprong van wat wellicht zijn diepste drijfveer voor het samenroepen van het Concilie is geweest: de eenheid van alle christenen, vooral door gesprek met de Orthodoxen. Op dit punt was hij niet naïef. Door zijn verblijf in Bulgarije en Turkije kende hij de Orthodoxen. Hij was op de hoogte van de houding van de Curie. Tegen de adviezen van deze laatste in vertrouwde hij zijn oecumenisch project toe aan A. Bea s.j., de oude professor van het Biblicum, het pauselijk Bijbelinstituut. Toen Ottaviani, gesteund door de Lateraanse Universiteit, begon te dreigen, hield hij Bea stevig de hand boven het hoofd (419-421). Aldus werden de grondslagen gelegd voor het Secretariaat voor de Eenheid na het Concilie. Joannes schreef de God van de geschiedenis niets voor, maar hij luisterde naar wat de Geest in de gebeurtenissen van vandaag te zeggen had. De toespraak waarmee hij het Concilie opende, begon optimistisch met de woorden: ‘Gaudet Mater Ecclesia’Ga naar voetnoot3. Aanvankelijk had hij zich flink wat illusies gemaakt over de kwaliteit van de teksten die door de Centrale Commissie onder toezicht van de verschillende Romeinse dicasteria waren voorbereid, maar reeds in de eerste sessie dreigde het een complete chaos te worden. Er was immers geen echt plan voorzien en hij wist dat hij daarvoor het charisma niet had. Met zijn zesde zintuig voelde hij aan waar ‘de geest van het Concilie’ zat en besefte hij dat vooral Montini, die hij steeds meer als zijn opvolger beschouwde, en Suenens hem begrepen. Hij steunde hun voorstellen om de zaak wat efficiënter te oriënteren. Hij maakte het ‘onofficiële officieel’. Hij wist niet echt waar het Concilie op uit zou lopen, maar dat het Gods wil was stond voor hem vast. | |
[pagina 62]
| |
Heimwee naar lichtAan de binnenkant van zijn zin voor de geschiedenis bevond zich een uiterst eenvoudig maar diep verlangen naar liefdevol licht. Zijn lang contact met de Orthodoxie is hieraan niet vreemd; het licht en de ikonen spelen er een grote rol. Voor Joannes zijn het hart van de mens en dat van de geschiedenis gericht op de deelname aan het goddelijk Licht. Alle mensen, christenen en niet-christenen, zijn daartoe geroepen. Dat schijnt het eigenlijk geheim van zijn eenvoud en kracht te zijn geweest. Van nature behoudend, ‘a conservative in all but essentials’ (386,403), wilde hij overal deuren openen. Hij wilde de Italiaanse Bisschoppenconferentie meer autonomie gevenGa naar voetnoot4. Hij ijverde voor meer open relaties tussen christenen van verschillende kerkenGa naar voetnoot5. Hij wilde ook in Italië een doorbraak naar de vele eerlijke katholieke communistenGa naar voetnoot6. Het Concilie moest laten zien dat de kerk openstond naarbuiten - zonder veroordelingen, zonder jacht op ‘modernisten’, zo dicht mogelijk bij het evangelie. Joannes was geen genie, noch als theoloog, noch als diplomaat, noch als predikant of schrijver. Maar hij was een geniale opvolger van de eerste bisschop van Rome, een bruggenbouwer tussen zijn veelsoortige broeders. Daartoe was hij in staat omdat zijn hart geheel naarbuiten gericht was, naar het licht. Toen Mgr. Pietro Pavan, professor in de sociale leer aan de Lateraanse Universiteit, de opdracht had gekregen een ontwerp te maken voor Pacem in Terris, zei hij bij het verlaten van de pauselijke bibliotheek waar het onderhoud had plaatsgehad, tegen Capovilla: ‘Wat is die man wonderlijk helder van geest’ (470). Als commentaar op zijn eigen ‘Ostpolitik’ noteert Joannes na een onderhoud met Casaroli in zijn dagboek, een woord citerend dat Augustinus toeschreef aan Joannes de Doper: ‘Tam infirmi sumus, per lucernam quaerimus diem’ (wij zijn zo zwak dat wij het daglicht zoeken in een lamp). En toen hij op Pasen 1963 's middags naar zijn raam bij het St.-Pietersplein strompelde om nog iets aan zijn Romeinen te zeggen, klonk zijn hele leven mee: ‘De paasboodschap is vol licht | |
[pagina 63]
| |
- geen dood maar leven, geen strijd maar vrede, geen leugens maar waarheid, niets wat terneerdrukt, maar de triomf van licht, zuiverheid, wederzijdse eerbied’ (489). In zijn laatste dagen kwam zijn onbevangen en klare trouw aan het essentiële treffend tot uiting. Hebblethwaite schrijft: ‘Vrijdag 24 mei. Hij voelt zijn kracht wegebben. Toch trekt hij zich recht in bed en, in het bijzijn van kardinaal Amleto Cicognani en van Mgr. Angelo Dell'Aqua, geeft hij een boodschap mee die zijn hele leven samenvat: ‘Vandaag meer dan ooit, zeker meer dan in de voorbije eeuwen, zijn wij geroepen om de mens als zodanig te dienen, niet alleen de katholieken; om vóór alles en overal de rechten van de menselijke persoon te verdedigen, en niet alleen die van de katholieke kerk. De wereld van vandaag, de noden die in de laatste vijftig jaar duidelijk zijn geworden, en een dieper begrip van de leer hebben een nieuwe situatie geschapen, zoals ik zei in mijn openingstoespraak voor het Concilie. Dat wil niet zeggen dat het evangelie veranderd is, maar dat wij het nu beter verstaan. Zij die zo lang geleefd hebben als ik, werden in het begin van deze eeuw geconfronteerd met nieuwe taken op sociaal gebed; zij die, zoals ik, twintig jaar in het Oosten hebben geleefd en acht jaar in Frankrijk, hebben verschillende culturen en tradities kunnen vergelijken en weten dat het ogenblik gekomen is om de tekenen van de tijd te onderscheiden, de kans te grijpen en vooruit te kijken’. Dit zijn niet de woorden van een verslagen en ontgoocheld man. In het eindeloze conflict tussen de “realisten” en de “profeten” schaart Joannes, op zijn sterfbed, zich aan de zijde van de profeten. Hij wedt op de utopie’ (498-499). Laten we hopen dat de bisschoppen die van 25 november tot 8 december a.s. (de 20e verjaardag van de sluiting van het Concilie) in Rome samenzijn voor de Buitengewone Synode die Vaticanum II wil evalueren, van de Geest de kracht krijgen om creatief te geloven in Johannes's utopie. |
|