Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||
Monika Van Paemel: traditie en ambitie
| |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
‘Bloed, zweet en tranen? Explosie van ijdelheid? Schimmel die al schrijvend tot bloemen transformeert, al lezend tot cactussen?’ (5). Zo geeft ze aan dat het voor haar dat alles tegelijk is, maar de lezer is meteen gewaarschuwd voor de stekels in haar geschriften. De functie van het schrijven heeft ze in haar door de kritiek gunstig besproken derde boek, Marguerite (1976), als volgt geformuleerd: ‘Dit neerschrijven is zich verwonderen. De afstand bepalen en het allemaal weer verrassend nabij weten’ (62). Op grond daarvan zou men aan de titel van dit stuk best nog een substantief toevoegen: distantie. Traditie is immers iets doorgeven van generatie op generatie en ambitie vooronderstelt een te bereiken doel, waarnaar de afstand gaandeweg overbrugd wordt. Met de sleutelbegrippen traditie, ambitie en distantie moet het mogelijk zijn een complex boek als De vermadedijde vaders te ontsluiten. | |||||||||
FragmentarischEen zelf-analyse is een tekstgenre dat experimenteel genoemd kan worden omdat een rechtlijnige ontwikkeling van het verhaal vermeden wordt en in de plaats daarvan gekozen wordt voor een associatieve montagetechniek die sinds de jaren zestig een beproefd procédé is in de Vlaamse literatuur. De vorm zelf wordt mede uitdrukking van de twijfel tussen schrijven of leven, van de moeilijke keuze voor de tekst of voor de wereld zelf. Ivo Michiels en Paul de Wispelaere hebben - naast anderen - die dichotomie in hun proza gebruikt als hefboom voor de verbeelding. Ook Van Paemel ontsnapt niet aan het dilemma dat ze in De confrontatie als volgt formuleert: ‘De literatuur is een slepende ziekte, je kiest niet voor het leven, je verkiest erover te schrijven’ (84). In De vermaledijde vaders zal ze in het vijfde en laatste deel de twijfel opnieuw gestalte geven in de dan 76-jarige schrijfster Pam, een projectie hoe Van Paemel zelf zal zijn, wat ze zal doen en waarover ze nog zal schrijven in het jaar 2000 en zoveel. ‘Ze had haar hele leven geschreven. Maar ze herinnerde zich vooral de periodes dat ze niet had kunnen schrijven. De onzekerheid die verlammend werkte. (...) Discipline. Jaja. Maar in de eerste plaats die knagende worm. Ze kon het niet en ze kon het niet laten. Ze was de eerste om verwonderd te zijn over haar onderneming. Vijftig of zestig jaar geleden werd er al geschreven dat het métier uit de tijd was. God en de roman waren bijna gelijktijdig gestorven en samen verrezen’ (334). Zoals in haar vorige romans heeft ze gekozen voor het fragmentarische. | |||||||||
[pagina 27]
| |||||||||
Nog altijd geldt volgende uitspraak van haar in een interview destijds met Ben Bos in De Nieuwe Linie (20.12.72): ‘lk geloof niet in het samenstellen van een verhaal: een verhaal legt vast wat niet vast te leggen is: het leven is steeds anders. (...) Een boek dat geen grenzen heeft in het verhaal, daar worstel ik nu mee’. Hoe fragmentarisch ook, De vermaledijde vaders is geen chaotisch boek. De eerste 4 delen zijn hecht op elkaar betrokken doordat de conflictstof die verhaalstof geworden is uit 4 kernen bestaat:
Het vijfde deel, dat dus een projectie inhoudt van het leven van de schrijfster in een nog verre toekomst, staat grotendeels los van de overige vier delen en vormt eigenlijk een novelle apart. Er worden nieuwe personages ingevoerd zoals Camilla, die bijna 20 jaar jonger is en voor Pam zorgt, maar ook voor haar vader, hoewel die haar als kind tot incest verplicht had; verder nog Jes, een beroepsverstekeling wiens familie op de grootmoeder na in de kampen verdwenen is, en Alexandra, een kleindochter van Pam met aan haar polsen de littekens van twee zelfmoordpogingen. Pam voelt zich voor deze mensen verantwoordelijk. Zelf wordt ze bijna het slachtoffer van een niet geïdentificeerde aanrander. In zijn bespreking in De Nieuwe (21.3.85) vindt G. Adé dat De vermaledijde vaders een uniek boek geworden is door de nieuwe werkelijkheid die in het vijfde deel gemaakt wordt. Die conclusie kan ik niet beamen. De breuk tussen de delen 1-4 en het 5e deel vind ik veeleer een structurele zwakte, wat nog niet betekent dat het vijfde deel op zichzelf oninteressant zou zijn. | |||||||||
Meer dan een generatieconflictIn Amazone met het blauwe voorhoofd had Van Paemel al geschreven: ‘Een geslacht is een cirkel. Men moet de schakels stukslaan om hem te openen. De vrijheid is buiten de voorstellingen en de begrippen. Vele vrouwen gaan door de handen van mannen. En in iedere hand betalen zij met | |||||||||
[pagina 28]
| |||||||||
menselijkheid. (...) Er was laaiende opstand tegen de vaders en de zonen. Een rebellie die nooit zal eindigen’ (45). Beide laatste zinnen worden geciteerd als inleiding op het derde deel van De vermaledijde vaders, getiteld ‘Het naakt verkeren’, waarin Pam de bedden beschrijft waarin ze als kind geslapen heeft. Wat ze in de intimiteit van de verschillende slaapkamers geobserveerd heeft, is blijvend in haar herinnering geprent. Uit de eerste bladzijde van de roman weet de lezer al dat Pam bij de geboorte (4 mei 1945) haar bestaansrecht eigenlijk verbeurd heeft doordat ze niet de verlangde zoon was. Haar vader was afwezig. De reden daarvan wordt duidelijk op pp. 28-29, waar beschreven wordt hoe de twee maanden oude Pam opgetut wordt en naar haar vader gebracht in een verlaten abdij die als gevangenis dienst doet. Daar heerst de grote stilte van het collectieve geheugenverlies: ‘Ze hadden van niets geweten. Geen schuldbekentenis kwam ooit over hun lippen. Wat ze ook gedaan mochten hebben, het was voor God en taal, voor zuiverheid van bloed en bodem, en als dusdanig was het goedgedaan’ (29). De afwezigheid van de vader heeft in het oeuvre van Van Paemel tot nog toe een absoluut karakter, het is een niet invulbare leegte. Zo staat in Marguerite cursief (signaal met de betekenis dat de ik-vertelster hier samenvalt met de ik-schrijfster) het volgende: ‘Ik kwam tot de ontdekking dat ik eigenlijk geen vader had. Hoe je ook zocht, er bestond niets dan een verhaal, natuurlijk was er wel ergens een man die je vader zou kunnen noemen, maar al de rest moest je erbij denken’ (81). Niet alleen de vader, ook de moeder schittert door afwezigheid. Zonder enig schuldgevoel laat ze Pam, die louter als een lastige concurrente gezien wordt, opvoeden door grootmoeder en tantes. Cynisch merkt Pam in De vermaledijde vaders op: ‘De beste moeder is een stiefmoeder’ (11). In het derde deel evolueert Pams gevoelen van misprijzen voor de moeder tot diepe schaamte. Die kan echter niet wedijveren met de haat van de moeder t.o.v. de dochter: ‘Regelmatig voegt ze me toe dat ik er beter niet was geweest. Zo begrijp ik dat ze niets liever wil dan op mijn graf dansen en ik besluit koppig haar dat genoegen niet te gunnen’ (196). Een sleutelpassage voor het begrip van de specifieke vader-dochter-relatie in de roman vormen de bladzijden 200-202, waar de vader Pams angst voor roltrappen poogt weg te nemen in de hem kenmerkende stijl van een sterke hand is een goede hand. Verhelderend is ook nog het in litanie-vorm geschreven portret van de vader: ‘... Elegant ogende vader. Tikje neerbuigende vader. Bijna dreigende vader. Een zoon-zoon-vader. Geen gebenedijde vader. Een oppassen-of-ik-heb-je-vader. Een verzuipen-als-kattejongen-vader. En vooral de ga-uit-mijn-ogen-vader...’ (97). Het eindigt met | |||||||||
[pagina 29]
| |||||||||
volgende overweging: ‘We kunnen geen zoon worden, en geen vrouw om hem te behagen. En we weten dat hij dat niet zal pikken. In het diepst van zijn gedachten heeft hij ons gemaakt, een mislukking die hij zichzelf niet kan vergeven. We lijken op zijn moeder, waar hij niet onderuit komt. Arme vader’ (98). Kan men De vermaledijde vaders een therapeutische functie toeschrijven op grond van het kind-ouder-conflict dat vanaf de eerste bladzijde naarvoren gebracht wordt, dan mag men de roman toch niet reduceren tot de analyse van een psychisch trauma. Monika Van Paemel rebelleert niet louter tegen de zoon-zoon-vader, ze verzet zich ook met alle kracht tegen tradities en rolpatronen die vaders, moeders en kinderen tot slachtoffers van elkaar maken. Ze neemt het niet dat vrouwen uitsluitend fungeren als doorgeefluik voor de wensen en bevelen van hogerhand (13), ze hakt in op a priori's als ‘Een man is vrij, een vrouw is door de natuur gebonden’ (54), ‘vrouwen verkeren per definitie onder de gordel. Kunnen niet denken. Geleerde vrouwen zijn om te huilen’ (201), ‘Als je verkracht werd was het je eigen schuld’ (210), en ze neemt stereotiepe mannelijke verwachtingspatronen duchtig op de korrel: ‘Maar er waren geen conservatiever mensen dan mannen. Nauwelijks hadden ze hun wantrouwen overwonnen of ze verwachtten dat je altijd tot hun beschikking zou staan en na de eerste dolle tijd tot bedaren zou komen om als een broeds wijfje op hun eieren te zitten!’ (364). De lezer zal in de roman legio uitspraken van die aard aantreffen. Op een rijtje gezet en uit hun context gelicht geven deze actualiseringen van bekende feministische thesen misschien de indruk van het instampen van open deuren, maar ingebed in het geheel van de fragmentarische analyse van het eigen milieu van de ik-schrijfster klinken ze nergens vals of overdreven. | |||||||||
KringenAls de ouders de traditionele opvoedingstaak niet willen of kunnen vervullen, dan moeten anderen die rol overnemen. In haar debuutroman had Van Paemel al drie kringen aangegeven waarin zij als kind, puber en adolescente geleefd heeft zonder de ouders die buitengesloten waren. Zij kregen alleen toegang als bezoekers. Het betreft de kleine hoeve te Poesele waar grootmoeder en haar twaalf kinderen wonen, het huis in de dreef te Essen bij de pleegouders waar ze herstelt van ‘een onbekend iets in je kop’ (41) en de school met gotieke galerij waar meisjes het kruis van Lotharin- | |||||||||
[pagina 30]
| |||||||||
gen op hun uniformblouse dragen (Turnhout). In De confrontatie kwam er in de cursieve passages een nieuwe kring bij: het eigen huis met de man en de twee dochters. Een laatste kring werd gevormd door het smalle en hoge huis in de stad A. waar de andere grootmoeder woont, geportretteerd in Marguerite. De vermaledijde vaders exploreert of beschrijft geen nieuwe ruimten meer. Het accent ligt nu op de evolutie in de tijd van de bewoners van de hoeve van de ene grootmoeder op het land en van het huis van de andere grootmoeder in de stad. Zij krijgen een gezicht, individualiteit. Van tante Elisabeth krijgt de lezer in het tweede deel zelfs uitgebreid het langoureuze liefdesverhaal te horen vol opgeklopte gevoelens en onoplosbare tegenstellingen tussen geld en liefde, fatsoen en vrijheid, hogere en lagere stand. De levensgeschiedenis van al deze mensen en ook die van Pam wordt in zeer sterke mate beïnvloed door de oorlog. Voor de grootouders is dat in eerste instantie de grote oorlog (1914-18), voor Pam en haar ouders de tweede wereldoorlog, die aan de eerste vast zat als de wagons aan een locomotief (19). De oorlog is zo'n duidelijke breuk in de tijd dat Pam als kind reeds constateert dat bij haar grootmoeder vele zinnen beginnen met: ‘Voor de oorlog...’ of ‘In de oorlog...’ of ‘Dat is van na de oorlog'’ (41). Voor Pam is de oorlog soms een bron van anekdotes, zelden een aanleiding voor morele beschouwingen over de schuldvraag, maar altijd een onvoorwaardelijk af te keuren absurd mannelijk bedrijf, het georkestreerde bedrog van perfide wapenmaniakken. Zij demonstreert dat door in de roman materiaal en getuigenissen te verwerken die zij verzameld heeft voor het maken van een radiodocumentaire in 1974 over de Oostvlaamse gemeenten Vinkt en Meigem. Op 27 en 28 mei 1940, de dag van de Belgische capitulatie, heeft een Duits Wehrmacht-regiment als gevolg van een sluipschutterspsychose daar in drie, vier keer 86 burgers gefusilleerd, dorpsbewoners en vluchtelingen. De inleiding op dat documentaire gedeelte geeft aan dat veel meer beoogd wordt dan een historische reconstructie: ‘Het dorp kan evengoed in Polen liggen. In de Oekraïne of in Normandië. Eventueel in Gelderland. In Vietnam of Cambodja. Tussen de ceders van de Libanon of aan de rand van de Sinaï. Maar ook in Vlaanderen. Het kan Lidice, My Lai, Oradour, Putten of Vinkt heten. (...) En de soldaten kunnen grijze of zwarte, kaki of bruine uniformen dragen. Ze kunnen als dieven in de nacht komen, of zingend in de vroege morgen. Alle soldaten zijn bang, en alle soldaten zingen. Zij kunnen Kurt of John, Thy of Isi heten. Dat zijn ze zelf vergeten. Alleen de vrouwen weten het nog. Alle soldaten moorden. En elke man kan de verkeerde man zijn’ (251). Dit anti-militarisme, of - positief geformuleerd - pacifisme, treffen we ook | |||||||||
[pagina 31]
| |||||||||
in haar andere romans aan. In Amazone met het blauwe voorhoofd heeft de ik-vertelster woorden met Dietrich, een Duitse vakantieliefde, die haar van het nut van een leger probeert te overtuigen (9) en tegen het einde komt er een passage voor waar ze de kinderen baadt en erover mijmert dat ze ze wil beschermen tegen een wereld die niet praat en speelt maar schiet (97). ‘Wanneer zullen wij tegenover dit geweld, tegenover de taal van de doden die van het leven stellen?’ luidt een vraag in De confrontatie (68). En in Marguerite fulmineert de grootmoeder tegen haar man als die de oorlog 14-18 als een opwindend kwajongensspel voorstelt (60-61). Een enkele keer verleidt de extreme afkeer van de oorlog de schrijfster in De vermaledijde vaders tot een contradictorische uitspraak, die de lezer dan maar als een paradox moet interpreteren: ‘Als ik de vrede verdedig, desnoods met de knots in de hand, is het omdat ik de oorlog haat, erger dan de dood’ (302). In haar romans distantieert Van Paemel zich niet alleen van traditionele opvattingen van patriottisme en heldendom, ze schrijft ook in de overtuiging dat literatuur veranderingen in de maatschappij kan bewerken. | |||||||||
LeesplezierAls motto voor het eerste deel van De vermaledijde vaders citeert Monika Van Paemel uit Le plaisir du texte van Roland Barthes. Van deze Franse structuralist is het onderscheid afkomstig tussen ‘leesbare’ teksten, klassieke teksten waarvan de interpretatie zich opdringt, en ‘schrijfbare’ teksten die aan een definitieve interpretatie ontsnappen. Lectuur van de eerste soort teksten geeft cultureel leesgenot (‘plaisir’), lectuur van de tweede soort verplicht tot afstand nemen van de gebruikelijke manier om een verhaal te lezen en dat leidt volgens Barthes tot ‘jouissance’, een genot dat ontstaat uit het zien van de afwijkingen van het systeem, geldende opvattingen, normen, regels, wetten. In De vermaledijde vaders worden beide tekstsoorten vermengd, zodat ‘plaisir’ en ‘jouissance’ alterneren. Over de stijl van Van Paemel nog dit. De staccato-stijl waarmee gebeurtenissen flitsend verhaald worden, zoals nieuwsitems verschijnen in een lichtkrant, is uitstekend geschikt om, via telegramachtige zinnen van maximaal 10 woorden, in een paar bladzijden een totaalindruk te geven b.v. van oorzaak, ontstaan, afwikkeling en gevolgen van de eerste wereldoorlog (46-49) of van de mentaliteit die in de verschillende Europese naties groeide tijdens het interbellum (59-61). In langere tekstfragmenten vind ik echter dat dit procédé de narratieve spankracht soms vermindert. De toe- | |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
passing van het overigens voortreffelijke principe dat schrijven schrappen is mag m.i. niet leiden tot amechtigheid. Van Paemel is de kritiek voor willen zijn door onmiddellijk na de inhoudsopgave volgend bericht tussen haakjes te schrijven: ‘(Dit boek is een meesterwerk. Niets is waar en alles is verzonnen. Om echt te zijn heeft het alleen behoefte aan lezers met een geheugen’). Als kaleidoscopische weergave van de manier waarop de ik-schrijfster zich verhoudt tot de mensen die haar als persoon ‘gevormd’ hebben en tot de geschiedenis van onze eeuw die haar leven mee bepaald heeft, is De vermaledijde vaders ongetwijfeld het werk van een meester, d.i. van een schrijfster die haar métier beheerst. Verder is het een veeleisend boek omdat het inderdaad een sterk beroep doet op het geheugen van de lezer. Eigenlijk zou die ook haar vorige boeken vooraan in zijn geheugen hebben moeten zitten. Tot slot nog twee citaten uit Amazone met het blauwe voorhoofd die, ook al zijn ze gescheiden door 20 bladzijden tekst, op elkaar betrokken moeten worden: 1. ‘Ik ben opnieuw een verhaal dat bestaat bij de gratie van een verhaal’ (63). 2. ‘Maar boven alle verhaaltjes, verdroomde wensen uit moet ik werkelijk ik zijn. Hard en zuiver’ (82). Die ambitie van haar debuut heeft ze in haar recente roman waar gemaakt. |
|